Boeksamenvatting bij Beslissen over effectieve hulp - Bartelink, van Yperen - 1e druk

Hoe kan een kwalitatief goede indicatiestelling worden bereikt in de jeugdzorg? - Chapter 1

Wat houdt indicatiestelling in?

Drie vragen staan centraal:

  1. Wat is een kwalitatief goede indicatiestelling?

  2. Welke elementen van het proces van indicatiestelling vergroten de kans op effectieve hulp?

  3. Welke algemeen werkzame factoren dragen bij aan een kwalitatief goede indicatiestelling?

Indicatiestelling is het proces waarin een hulpverlener samen met ouders en kinderen (en/of hun omgeving) beoordeelt welke problemen spelen en beslist welke hulp het beste ingezet kan worden. Doelen worden opgesteld en de middelen en methoden worden geselecteerd; de meest effectieve manier om problematiek aan te pakken wordt onderzocht.

Indicatiestelling kan zowel beschouwd worden als een beheersingsinstrument maar ook als proces waarin de hulpverlener samen met de cliënt de problemen beoordeeld. Deze laatste manier is de inhoudelijke manier en staat hier centraal. Daarnaast kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen indicatiestelling in brede en in enge zin. In brede zin houdt in dat de hulpverlener en de cliënt onderzoeken welke problemen er spelen, dat zij samen een doel voor hulp opstellen en geschikte interventies selecteren. Kortom, dit omvat het hele proces van diagnostiek en besluitvorming. Indicatie in enge zin gaat enkel over het moment waarop de besluitvorming plaatsvindt. Dit is de schakel tussen de diagnostiek en behandeling. Om tot een goede beslissing over de hulp te komen, dient de hulpverlener inzicht te hebben in:

  • Aard en ernst van de problematiek (klacht- en probleemanalyse)

  • Factoren die problemen veroorzaken of in stand houden (verklaringsanalyse)

  • Kans dat problematiek aanhoudt wanneer geen hulp geboden wordt

  • Gevolgen van de situatie op het huidige moment en in de toekomst wanneer geen hulp geboden wordt

Wat zijn de kenmerken van een kwalitatief goede indicatiestelling?

Een kwalitatief goede indicatiestelling gaat om effectieve hulp en voldoet aan de volgende specifieke kenmerken:

  • Professioneel
    de indicatie komt methodisch tot stand en moet toetsbaar, onderbouwd en transparant zijn.

  • Evidence based
    indicatie komt tot stand op basis van relevante theorieën over ‘dat wat werkt’

  • In dialoog met cliënten
    hulpverlener en cliënt brengen beide kennis in; de hulpverlener zijn professionele kennis, de cliënt zijn ervaringen en kennis over zijn specifieke situatie.

  • Verantwoord met betrekking tot de veiligheid van betrokken partijen
    veiligheid heeft invloed op de gekozen hulp; zowel de veiligheid van de cliënt als die van de omgeving als die van de hulpverlener dienen niet in het geding te zijn.

Welke algemeen werkzame factoren bepalen het resultaat van een interventie?

Er zijn bepaalde delen van een interventie die tot het resultaat bijdragen ongeacht welke behandeling en doelgroep. Dit zijn de zogenaamde algemeen werkzame factoren:

  • Goede aansluiting tussen probleem-/hulpvraag en invulling van de interventie
    dit gaat in ieder geval om de ernst van de problematiek, veranderbare factoren in de problematiek en de manier waarop de cliënt leert een rol te spelen in het proces.

  • Aansluiten bij de motivatie van de cliënt
    zonder motivatie heeft interventie geen zin. Wel kan motivatie bevorderd worden.

  • Goede relatie tussen hulpverlener (behandelaar) en cliënt.

  • Goede structurering van de interventie
    in brede zin: goede diagnostiek dient vooraf plaats te vinden.
    in enge zin: indicatiebesluit dient logisch en samenhangend opgebouwd te zijn.

  • Professionaliteit van de hulpverlener (behandelaar).

  • Goede werkomstandigheden van de hulpverlener (behandelaar)
    hulpverlener dient voldoende tijd te hebben en rekening te houden met veiligheid.

Wat houdt een evidence based indicatiestelling in de jeugdzorg in? - Chapter 3

Evidence-based indiceren

Evidence-based indiceren: hulpverleners indiceren een effectief hulpaanbod op basis van relevante theorieën over het ontstaan en in stand blijven van problemen en up-to-date kennis over ‘dat wat werkt’. Het wordt ook wel omschreven als handelen op basis van beschikbaar bewijs, eigen expertise en dialoog met de cliënt. Benodigde hulp wordt anders aangeboden afhankelijk van de ernst. Wanneer deze toeneemt, wordt minder vaak gehandeld vanuit kennis over ‘wat werkt’ en meer uit kennis, ervaring, normen en waarden. Meningen van hulpverleners zijn hierin betrokken maar lopen sterk uiteen. Dit heeft vaak te maken met gebrek aan kennis en adequate feedback. Om de indicatiestelling goed uit te kunnen voeren, is bepaalde kennis nodig. Het proces bestaat uit verschillende fasen:

  • Informatie verzamelen

  • Informatie analyseren

  • Informatie interpreteren

  • Hulpverleningsplan formuleren

  • Interventie uitvoeren, onderzoeken en evalueren

Voorafgaand aan een besluit dient informatie verzameld te worden. Dit gebeurt in twee delen, de inhoudelijke aandachtspunten (welke informatie wordt verzameld) en de informanten (waar komt de informatie vandaan).

Inhoudelijke aandachtspunten

De ernst van de problematiek wordt afgewogen aan de hand van theorieën en er wordt gekeken welke behandeling met welke duur en intensiteit hierbij hoort. Daarnaast wordt gekeken naar veranderbare factoren. Dit zijn factoren die specifiek bij een persoon horen, die gedrag kunnen veroorzaken en veranderbaar zijn. Er moet hierbij gekeken worden naar zowel risicofactoren als beschermende factoren. Als laatste is ook de manier waarop een cliënt leert van belang, en wat zijn persoonlijke eigenschappen zijn.

Keuze van informanten

Informatie komt van verschillende informanten en moet verschillend gewogen worden. De relatie van de informanten met de cliënt speelt hierbij een grote rol. Voor specifieke informatie wordt een andere informant benaderd dan voor algemene kenmerken. Dit zorgt voor een zo compleet en objectief mogelijk beeld van de problemen. Onduidelijk is echter hoe de kenmerken van de informant van invloed zijn op de diagnostiek.

Modellen

Wetenschappelijke theorieën over de opvoeding en ontwikkeling van kinderen zijn van belang om richting te geven aan de diagnostiek en de behandeling. Hiervoor zijn drie modellen, hieronder verder toegelicht.

Ontwikkelings- en opvoedingsopgaven

Een kind dient verschillende ontwikkelingsopgaven te leren beheersen. Deze zijn leeftijdsafhankelijk en kunnen gebruikt worden om te bekijken of er sprake is van problemen. De belangrijkste opgaven zijn:

  • Baby/peuter: fysiologische zelfregulatie, veilige gehechtheid, exploratie, autonomie en individuatie

  • Peuter/kleuter: representationele vaardigheden, omgang leeftijdsgenoten, sekserol-identificatie en internaliseren van maatschappelijke eisen

  • Basisschool: decentratie, acceptatie leeftijdsgenoten, lezen, schrijven en rekenen

  • Vroege adolescentie: emotionele zelfstandigheid, omgaan met sekses, ontwikkeling waarden, persoonlijke identiteit, school, beroep en samenleving

Wat betreft de opvoeding dienen hulpverleners in de gaten te houden dat het gaat om opvoeding en bijbehorende capaciteiten en gebreken van ouders. Opvoeding moet gericht zijn op de ontwikkelingsbehoeften van het kind, waarbij de veiligheid van het kind in acht wordt genomen en opvoedingsvaardigheden in relatie tot de individuele behoeften van het kind staan. Dit wordt ook wel weergegeven door het kader van het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families. Hierbij wordt het welzijn van het kind bepaald door interactie tussen de drie domeinen; de ontwikkelingsbehoeften van het kind, de capaciteiten van ouders (opvoeders) en de invloed van gezins- en omgevingsfactoren op zowel ouders als kind.

Transactioneel referentiekader

Deze invalshoek kan vanuit twee modellen bekeken worden. Het eerste is het transactionele model van Sameroff en collega’s. Dit gaat uit van de interactie tussen de ontwikkeling van het kind en opvoedingsgedrag. Hierbij zijn drie factoren betrokken, kind-, gezins- en omgevingsfactoren. Problemen ontstaan nooit vanuit één factor, maar zijn altijd een ongunstige wisselwerking van deze drie factoren. Het tweede model is het ecologische model van Bronfenbrenner. Dit model gaat uit van een hiërarchisch geordend subsysteem, bestaande uit het micro-, meso-, exo- en macrosysteem. Ieder systeem staat iets verder van het kind af. Er is een wederzijdse beïnvloeding tussen het kind in ontwikkeling en de subsystemen. Een normale ontwikkeling bestaat uit een evenwicht tussen draagkracht en draaglast. Wanneer problemen ontstaan en risicofactoren toenemen, wordt deze balans verstoord. Dit kan de ontwikkeling negatief beïnvloeden.

Systeemtheorie

Vanuit deze theorie wordt het gezin beschouwd als een samenhangend maar complex geheel van relaties die interacteren. Relatiepatronen, zo ook conflicten, ontstaan als gevolg van de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Deze patronen worden echter beïnvloed door vaststaande denkpatronen over andere gezinsleden (belief systems). Grenzen in het gezin bepalen hoe er gecommuniceerd wordt. Als deze grenzen te open zijn, is er sprake van een ‘los zand’ gezin. Voor de hulpverlener betekent dit systeem dat wanneer één gezinslid in behandeling wordt genomen, alle gezinsleden hierdoor beïnvloed worden. Evidence-based diagnostiek is te herkennen aan drie criteria:

  1. Richting geven aan het diagnostische proces d.m.v. onderzoeksresultaten en wetenschappelijk verantwoorde theorieën over zowel normale ontwikkeling als psychopathologie

  2. Het gebruik van psychometrisch sterke instrumenten

  3. Empirische evaluatie van het diagnostische proces

Hierbij kunnen echter nog problemen optreden omdat comorbiditeit op kan treden. Ook is weinig bekend over de invloed op meetinstrumenten en het diagnostische proces van factoren als leeftijd, sekse en etniciteit.

Kennis over ‘wat werkt’

Een hulpverlener moet beschikken over algemene kennis en moet deze toe kunnen passen op specifieke situaties van cliënten om een passende behandeling te kunnen bieden. Hoe kennis up to date blijft, is onvoldoende duidelijk. Vaak wordt ook gekozen voor pragmatische argumenten, bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een interventie. De beste beslissing ontstaat uit een wisselwerking tussen waarneming van de hulpverlener, zijn bredere perspectief op de interventie en zijn oordeel over het resultaat van de cliënt tot dan toe.

Beschikbaarheid

Het Nederlandse Jeugdinstituut (NJI) beschikt over een overzicht over de effectiviteit van interventies. Daaruit blijkt dat er veel beschikbaar is over gedragsproblemen en -stoornissen. Ernstige problematiek is minder goed onderzocht.

Toepassing in praktijk

Het Systematic Treatment Selection (STS) model is ontwikkeld om een behandeling goed af te kunnen stemmen. Dit gebeurt op basis van:

  • Specifieke kenmerken van het probleem

  • Niet-diagnostische eigenschappen van de cliënt

  • Context

Daarnaast geven de auteurs van dit model de voorkeur aan specifieke interventies boven globale behandelingstypen. De keuze voor behandeling kan opgedeeld worden in fases;

  • Onderzoeken wat de problemen zijn en welke factoren van invloed zijn

  • Beoordeling in welke context de behandeling plaats dient te vinden. Kennis over ‘wat werkt’ speelt hier een grote rol

  • Onderzoeken hoe de behandelingsrelatie moet worden vormgegeven en welke procedures er zijn

  • Specifieke interventies en technieken vaststellen behorend bij problematiek en cliënt

Therapie zal effectiever zijn wanneer de cliënt geen weerstand heeft tegen de therapie. Daarnaast speelt de mate van stress en de mate waarop een cliënt omgaat met situaties een rol in de keuze.

Manier van gebruik maken van kennis over ‘wat werkt’

Het klinische oordeel van hulpverleners is vaak niet gebaseerd op de ‘wat werkt’ benadering. Hun oordeel kan verbeterd worden door training en ervaring. Dit zal leiden tot betere diagnoses en een nauwkeurigere formulering van aanbevelingen voor behandeling. Verder zijn richtlijnen belangrijk, om op terug te kunnen vallen. Beslissingsondersteunende systemen bevatten kennis over ‘wat werkt’ en kunnen de hulpverlener helpen bij het maken van de juiste keuze voor behandeling. Belangrijkste kenmerken van een dergelijk systeem:

  • Beslissingsondersteuning wordt automatisch aangeboden

  • Systeem is geïntegreerd met cliëntenregistratiesysteem

  • Computer genereert de beslissing

  • Systeem moet een reden krijgen van de hulpverlener voor het eventueel afwijken van de geadviseerde behandeling

  • Systeem biedt ook aanbeveling voor de te volgen behandeling

Uiteindelijk blijkt een combinatie van meerdere strategieën afgestemd op het motivatiestadium van de hulpverlener het beste te werken om te komen tot een passende behandeling. Nu wordt nog veelal besloten vanuit persoonlijke en professionele ervaringen.

Onzekerheid

In sommige gevallen is weinig bekend over ‘wat werkt’. In dat geval is het zaak om met de cliënt in overleg de beslissing te nemen. De ene cliënt wil van alles op de hoogte zijn, terwijl de andere juist alles aan de hulpverlener over wil laten.

Kritiek op evidence-based

Er zijn een aantal kanttekeningen bij het evidence-based werken. Wanneer uitgegaan wordt van de smalle definitie van evidence-based werken, met enkel bewijs uit wetenschappelijk onderzoek, wordt de kritiek geleverd dat dit niet voldoende aansluit bij psychiatrie en psychotherapie. Een ander kritiekpunt is het reductionisme. Hierbij worden complexe klinische situaties van individuele cliënten gereduceerd tot algemene vragen zodat empirisch statistisch bewijs verkregen kan worden. Specifieke situaties kunnen soms, ondanks de lage bewijskracht, meer duidelijkheid opleveren. Dit komt doordat de complexiteit in de jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg zeer hoog is en globale studies niet genoeg informatie verschaffen. Een derde kritiekpunt is dat evidence-based werken enkel bestaand materiaal evalueert. Er worden geen nieuwe therapieën ontwikkeld. Het voordeel is dat hulpverleners en cliënten geholpen worden bij het nemen van een juiste beslissing. Hierdoor vermindert de kans op een foutieve behandeling. Conclusie is ook dat jeugdzorg behoefte heeft aan een duidelijk theoretisch kader en richtlijnen om de aard en ernst van de problematiek te beoordelen.

Hoe gaat indicatiestelling in dialoog met de cliënt in zijn werk? - Chapter 4

Bijpassend bij het evidence-based werken is de toenemende aandacht om ouders en jeugdigen te betrekken in het proces van indicatiestelling. Uitkomsten van behandelingen blijken ook daadwerkelijk beter te zijn wanneer de cliënt inspraak heeft in het proces. Een belangrijk aandachtspunt in de dialoog is de machtsverdeling, met name bij jeugdigen. Hulpverleners hebben meer ervaring en daardoor een voorsprong op de cliënten. Er zijn vier criteria opgesteld om een goede samenwerking tussen hulpverleners en ouders met kinderen te krijgen;

  1. Alle partijen moeten betrokken zijn

  2. Ontmoeting moet zo vormgegeven worden dat zorgvuldige afwegingen gemaakt kunnen worden

  3. Onbalans in macht moet verminderd worden; informatie moet beschikbaar en begrijpelijk zijn voor iedereen en alle deelnemers moeten hun mening kunnen geven

  4. Er moet een mogelijkheid zijn om te controleren of beslissingen gegrond zijn op relevante argumenten, waarden en normen

Indicatiestelling in dialoog

Cliënt en hulpverlener dienen overeen te komen over de hulpvraag, de probleemanalyse, de doelen en de manier waarop deze doelen bereikt kunnen worden. Een andere naam voor deze indicatiestelling in dialoog is shared decision making, met als kenmerken:

  • Ten minste twee gesprekspartners

  • Beide gesprekspartners nemen stappen in het delen van een behandelbeslissing

  • Gesprekspartners delen informatie over verschillende behandelmogelijkheden

  • Overeenstemming dient bereikt te worden over de gewenste behandelmogelijkheden

Indicatiestelling in dialoog is vraaggericht, motiverend, oplossingsgericht en activerend. Om inzicht te krijgen op welk niveau ouders en kinderen invloed hebben op de besluitvorming, wordt gebruik gemaakt van een participatieladder. De participatieladder bestaat uit verschillende niveaus:

  • Informeren

  • Raadplegen

  • Adviseren

  • Coproduceren

  • Meebeslissen

Participatie van kinderen

Participatie betekent niet dat kinderen mogen beslissen, maar dat ze in ieder geval een stem hebben in het indicatieproces. De mate van inspraak is afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkeling. Communicatiestijl en gedrag van hulpverleners zijn de belangrijkste factoren die de mate van inspraak beperken. Daarnaast kunnen ouders hier ook een bepalende rol in spelen, op basis van hun overtuigingen. Het is echter essentieel dat jeugdigen inspraak hebben, want dit versterkt hun zelfwaardering en zelfvertrouwen, is belangrijk voor hun socialisatie en kinderen lijken stabieler te zijn doordat geboden hulp beter aansluit. Er zijn in de literatuur vijf niveaus van inspraak van kinderen:

  1. Er wordt geluisterd naar kinderen, maar er is geen stimulans tot participatie

  2. Kinderen worden ondersteund in het geven van hun mening

  3. De mening van kinderen wordt meegenomen in de overwegingen

  4. Kinderen hebben nog geen feitelijke macht over de beslissing, maar zijn wel actief betrokken bij het besluitvormingsproces

  5. Kinderen delen in de macht en verantwoordelijkheid voor besluitvorming

Motiveren

Cliënten dienen gemotiveerd te worden om actief te participeren. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. De belangrijkste vier worden besproken.

Vraaggericht werken

De hulpverlener hecht een groot belang aan de verantwoordelijkheid van de cliënt. Hij gaat na wat ouders en/of kinderen als probleem ervaren en probeert de hulp daar zo goed mogelijk op aan te sluiten. Deze manier is afhankelijk van de basishouding van de hulpverlener en van een vraaggerichte hulpverleningsorganisatie. De hulpverlener is de procesbegeleider en adviseur, de cliënt is de besluitnemer. Er is voor zover bekend geen onderzoek gedaan naar effecten van vraaggericht werken. Wel draagt het vermoedelijk bij, doordat het een gezamenlijk proces is, de hulpverlener adviezen dient over te brengen en de relatie tussen hulpverlener en cliënt positief beïnvloed wordt.

Oplossingsgericht werken

Deze manier wordt gekenmerkt door het versterken van positieve krachten in het (sociale netwerk van het) gezin. Hulpverlener en cliënt zoeken samen naar haalbare oplossingen. Bekendste techniek hierbij is het krijgen van hoop en aanknopingspunten voor de toekomst. Een andere techniek is het stellen van schaalvragen, waarbij de cliënt op een schaal van 1 tot 10 zijn gevoel weergeeft. Eri is nog weinig effectiviteitsonderzoek gedaan, maar de eerste resultaten zijn positief. Bij internaliserende en externaliserende problemen worden betere resultaten geboekt dan zonder of met standaardbehandeling.

Motiverende gespreksvoering

Uitgangspunt is dat de dialoog tussen hulpverlener en cliënt de bereidheid tot verandering tot stand brengt. Het proces van indiceren vergroot de motivatie van de cliënt om te veranderen. Drie aspecten zijn hierbij van belang: 1) bereidheid om te veranderen, 2) overtuiging dit ook te kunnen, en 3) de gereedheid om te veranderen. Voor mensen veranderen, doorlopen ze een aantal stadia:

  • Voorbeschouwing
    nog geen intentie om te veranderen en geen probleem zien

  • Overpeinzing
    bewustwording van het probleem en ontstaan van motivatie om te veranderen

  • Besluitvorming
    plan maken om het gedrag te veranderen

  • Actie
    eigenlijke behandeling gaat plaatsvinden

  • Onderhoud
    nieuwe gedrag wordt geïntegreerd in dagelijks leven

  • Terugval
    niet in staat om het resultaat te handhaven maar hoeft niet helemaal opnieuw te beginnen, cliënt leert van eerdere pogingen

Hier is veel effectiviteitsonderzoek naar gedaan. Positieve resultaten worden behaald, welke vaak lang stand houden. Positieve resultaten worden verklaard doordat de methode de therapietrouw versterkt en cliënten overtuigd raken dat ze in staat zijn te veranderen. Daarnaast nemen ze actiever deel aan therapiesessies.

Activerend werken

Wat ouders zelf kunnen doen staat hier voorop.
De Eigen Kracht conferentie laat het gezin met het sociale netwerk een plan opstellen om problemen op te lossen. Dit bestaat uit drie fasen:

  1. Informatie van hulpverleners krijgen over mogelijkheden en hun visie

  2. Familie bespreekt het probleem en stelt een plan op inclusief taakverdeling

  3. Familie presenteert het plan

Kinderen worden hierin actief betrokken. De effectiviteit van de Eigen Kracht conferentie komt ongeveer overeen met een reguliere werkwijze. Problemen in gezinnen nemen wel af, maar aan de veiligheid verandert niets aantoonbaar.

Veiligheid

Het primaire doel van de hulpverlening, gebaseerd op samenwerking, moet de veiligheid van het kind zijn. Hierbij is de houding de eerste belangrijke factor. Hulpverleners moeten een houding aannemen die samenwerking bevordert. Ouders zijn vaak bang voor de macht van de hulpverlener, daarom is het van belang dat de hulpverlener het vertrouwen van het gezin wint. Een tweede belangrijke factor zijn de vaardigheden van hulpverleners. Zij hebben deze nodig om de veiligheid van kinderen te kunnen vergroten. In sommige gevallen zal dit betekenen dat hulpverleners eenzijdig moeten ingrijpen om het kind te beschermen. Voordat dit gebeurt, moet hij echter wel geprobeerd hebben de ouders te betrekken in een samenwerkingsrelatie. De combinatie van samenwerking met gezinnen en het waarborgen van de veiligheid van kinderen is opgenomen in de Deltamethode. Gezinsvoogden gaan bij ondertoezichtstelling (OTS) van kinderen een samenwerkingsrelatie aan met de ouders en kinderen. Ze werken naar een veilige omgeving voor het kind toe middels vier stappen:

  1. Formuleren van zorgpunten, sterke punten en gezinsvisie

  2. Omzetten van zorgpunten in mogelijke verstoringen/bedreigingen voor ontwikkeling

  3. Benoemen van gewenste ontwikkelingsuitkomsten

  4. Opstellen van werkdoelen, actiepunten

Communicatie tussen gezinsvoogd en gezin speelt dus een belangrijke rol. Bijbehorende vaardigheden zijn engageren (= betrokkenen kunnen motiveren tot actieve medewerking) en positioneren (= het specifieke van de kinderbeschermingsmaatregel kunnen verduidelijken). Tussen deze vaardigheden dient een balans te zijn.

Overeenkomsten en verschillen

Tussen de vier verschillende manieren van indicatiestelling met dialoog zijn zowel overeenkomsten als verschillen. De overeenkomsten zijn:

  • Hulpverlener toont respect voor de hulpvrager

  • Hulpvrager heeft zelf een mogelijkheid om naar oplossingen te zoeken

  • Methoden dragen bij aan de self-efficacy van de hulpvrager

De belangrijkste verschillen tussen de methoden zijn:

  • De manier waarop ouders en jeugdigen gemotiveerd worden, waar de nadruk ligt

  • Motiverende gespreksvoering legt de nadruk op ‘waarom’, terwijl oplossingsgericht werken meer bezig is met ‘hoe’

Iedere werkwijze heeft zo zijn eigen manieren om cliënten te motiveren, maar over het algemeen zijn een aantal factoren van invloed op goede resultaten:

  • Therapeutische relatie (betrokkenheid en verbondenheid)

  • Verwachtingen van de cliënt

  • Therapeutische techniek

  • Cliënt factoren (sterke kanten en mogelijke hulpbronnen in kaart brengen)

Iedere werkwijze geeft alle betrokkenen de mogelijkheid om een mening te geven. Hulp heeft meer effect wanneer ouders en jeugdigen meebeslissen. Wanneer de veiligheid van het kind in het gedrang dreigt te komen, speelt de samenwerking een grote rol. Vaardigheden van de hulpverlener worden op de proef gesteld. Tot nu toe staat de training van hulpverleners op deze vaardigheden echter nog in de kinderschoenen.

Wanneer is sprake van een effectieve indicatiestelling in de jeugdzorg? - Chapter 5

De vraagstelling in dit onderzoek was:

“Aan welke kenmerken moet het proces van indicatiestelling voldoen, zodat jeugdigen en hun ouders een effectief hulpaanbod krijgen en de kans groot is dat zij dit ook accepteren, zodat zij effectief geholpen zijn?” De algemene conclusie is dat de wijze waarop de indicatiestelling tot stand komt van belang is." ."

Effectiviteit

Drie factoren dragen bij aan een effectieve indicatiestelling:

  1. Professioneel indiceren (doelgericht, transparant en gestructureerd)

  2. Evidence based indiceren (up-to-date kennis en kennis over ‘wat werkt’)

  3. Indicatiestelling in dialoog met ouders en kinderen (vraaggericht werken, motiverende gespreksvoering, oplossingsgericht werken en activerend werken)

Deze drie werkwijzen moeten met elkaar geïntegreerd worden zodat een samenhangende werkwijze ontstaat om te indiceren.
Evidence-based én in dialoog indiceren is gecompliceerd, omdat de tweede methode geen rekening houdt met de wetenschappelijke en professionele kennis van de hulpverlener en juist ingaat op de ervaring van ouders en kinderen. Oplossing is om de samenwerking te versterken door deze kennis te delen met ouders op een begrijpelijke manier:

  • Transparantie: ouders en kinderen krijgen inzicht als de hulpverlener zijn standpunt duidelijk kan uitleggen

  • Objectief kader: hulpverlener en cliënt kunnen gezamenlijk kijken naar de beste oplossing, relevante informatie kan zo objectief geïnterpreteerd worden

  • Creëren van realistische verwachtingen: inzichten van de hulpverlener over mogelijke effecten kunnen bijdragen aan de verwachtingen van cliënt

Kanttekeningen

Een aantal kanttekeningen bij het rapport:

  • Er lijkt veel informatie te zijn over wat werkt in indicatiestelling, maar dit is niet zo. Er is nog veel onduidelijk over de effectiviteit.

  • Het proces van indicatiestelling zou bijdragen aan de effectiviteit van behandeling. Hier is echter nog nauwelijks bewijs voor.

  • Er is veelal gebruik gemaakt van inzichten uit andere werkvelden, die niet zomaar voor jeugdzorg toe te passen zijn.

Geconcludeerd kan worden dat een indicatiestelling die bijdraagt aan de kans van slagen van een behandeling aan de kenmerken voldoet van het professioneel en evidence-based indiceren en van het indiceren in dialoog.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1005