Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15763 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Cultuur wordt door verschillende wetenschappen geheel anders omschreven. In de psychologie ziet men cultuur vooral als ruis, die het moeilijker maakt om op een objectieve manier menselijk gedrag te verklaren. In de sociologie ziet men cultuur vaak als gezamenlijke waarden en normen, die het menselijk handelen in zijn geheel structuur geven. In de antropologie ziet men cultuur als het weefsel waaruit de samenleving bestaat.
Cultuur is een integratieve uitdrukking of term; het gaat om gedrag en betekenisgeving van generatie op generatie. Cultuur geeft voor een land of bepaalde groep de gezamenlijke kenmerkende blik op de werkelijkheid. Cultuur is het motief of excuus dat voor menselijk gedrag kan worden aangemerkt, leren bepaalde wetenschappers ons. Anderzijds kan cultuur ook worden gezien als non-entity; namelijk cultuur is niks en kan de mens niks doen, het zijn namelijk de mensen zelf die hun keuzes maken. Vast staat in elk geval dat er vele omschrijvingen en invalshoeken voor het begrip cultuur zijn.
Cultuur beweegt zich naar economische en fysieke omstandigheden. Hoe psychologie en cultuur op elkaar inspelen en veranderen noemen we acculturatie. Het betreft het aanpassen aan de cultuur waarin men zich begeeft. Psychologische acculturatie vindt plaats met langdurig contact of verbinding met andere culturen (bijvoorbeeld migranten die naar Nederland zijn gekomen en hun kinderen ineens anders gaan opvoeden of andere kranten gaan lezen).
Hoe belangrijk omgeving en vooral opgedane kennis is, blijkt uit een experiment door Tse en Cavanagh. Zij lieten zien dat waarneming erg automatisch kan verlopen, maar dat ze toch gebaseerd moet zijn op ervaring. In hun experiment gebruikten ze een Chinees teken. In het experiment werd een van de lijnen opeens en geheel op het scherm gezet. De vraag aan de proefpersoon was of de beweging naar links naar rechts werd waargenomen. Het verrassende resultaat was dat een groot deel van de Chinezen in vergelijking met de Amerikaanse proefpersonen de tegenovergestelde richting aangaven. De richting die de Chinezen waarnamen, was in overeenstemming met de richting waarin het teken wordt getekend. Dat is de sequentie waarmee Chinezen zijn opgegroeid wanneer ze leren schrijven.
Linguïstische relativiteit gaat er vanuit dat personen die verschillende talen spreken ook anders denken; ofwel dat denken en daarmee ook het gedrag van mensen een functie is van de gesproken taal. Dit verschil komt voort uit de ‘snelheid en slimheid van de taal’, ofwel hoe effectief en efficiënt een betreffende taal met woorden en letters is opgebouwd, maar heeft niets te maken met de wereldwijde basismechanismen van mensen zelf (in alle culturen).
Kardiner vormde een theorie over de basispersoonlijkheid. Zijn postulaten waren dat vroege ervaringen van kinderen leiden tot blijvende effecten; een opvoeding conform is aan de samenleving; gelijke ervaringen leiden tot gelijkende persoonlijkheden. Vooral de eerste levensjaren van een mens waren van belang bij de vorming van het karakter. Hij onderscheidde primaire instituties: de sociaal-economische omstandigheden en de opvoeding in het gezin. Deze zijn vaak conform aan de samenleving in zijn geheel, en daarmee vormt cultuur de basispersoonlijkheid van een kind. Die geeft weer aanleiding tot secundaire instituties, zoals kunst, mythologie, godsdienst en ideologie.
Het onderzoek van Whiting en Whiting vond dat de economische en maatschappelijke complexiteit van een samenleving het sociale gedrag van kinderen beïnvloedt. De variabelen waren de complexiteit van de economische en maatschappelijke structuur, de werklast van de moeder, de taken van de kinderen en het zorgdragend/verantwoordelijk versus dominant/afhankelijk gedrag van de kinderen. In de simpele samenlevingen waren kinderen betrokken, omdat ze veel taken moesten verrichten. De westerse kinderen deden dit het minst, en de Afrikaanse kinderen het meest. De plichten leerden de kinderen zorgzaam te zijn. In complexe samenlevingen waren kinderen minder coöperatief, en minder verantwoordelijk.
Individualistische culturen, zoals de westerse, leggen de nadruk op de doelen van het individu. Dit heet idiocentrisme. Onafhankelijkheid van de groep is een waarde. Collectivistische culturen benadrukken de doelen van de groep, wat allocentrisme wordt genoemd. Dit zie je vooral in Oost-Azië. Triandis ondersteunt dit onderscheid met onderzoek. Sociale steun bleek ook sterker te zijn in collectivistische dan in individualistische culturen.
Mohler ontwikkelde twee modellen waarin hij de culturele achtergrond van jeugdigen relateerde aan psychische problematiek. Het problem-suppression model gaat ervan uit dat het gedrag van jeugdigen direct beïnvloed wordt door culturele normen over geaccepteerd en niet-geaccepteerd gedrag, omdat jeugdigen deze normen internaliseren. Op basis van het adult-distress threshold model kan daarnaast een indirect effect van cultuur op psychische problematiek worden verwacht, omdat ouders en andere volwassenen bepaald gedrag bij kinderen stimuleren terwijl ander gedrag onderdrukt wordt.
Het veerkrachtperspectief benadrukt het potentieel van migranten. Een uitwerking van dit perspectief is het zogenaamde healthy migrant-effect, waarin centraal staat dat het plannen en aangaan van een migratieproces veel vaardigheden vereist van individuen. Er wordt dus van uitgegaan dat er sprake is van selectieve migratie, waarbij slechts de 'veerkrachtigen' het migratieproces aandurven en aangaan.
De social identity theory gaat ervan uit dat het ervaren van etnische discriminatie pijnlijk is voor degene die dit ervaart, omdat dit gepaard gaat met het besef dat een belangrijk deel van een persoon, zijn of haar etnische achtergrond, niet wordt gewaardeerd of zelfs wordt afgewezen door anderen. Deze gevoelens van afwijzing resulteren soms in angst, depressie of agressie.
Onder de term sociale categorisatie verstaan we: het beredeneren en denken in ‘wij en zij’ in plaats van ‘ik en de andere persoon’. Anders gezegd: het plaatsen van vele mensen binnen één afgebakende groep, in plaats van elk mens apart en als uniek te zien. Sociale categorisatie kan gemakkelijk leiden tot discriminatie, vooroordelen en zelfs oorlogsconflicten. Voor sociale categorisatie zijn twee verklaringen te vinden, die elkaar niet uitsluiten.
Bij het interdependente zelf staat bijvoorbeeld de familie voorop, bescheidenheid staat ook centraal en het kennen van je plaats in de sociale hiërarchie. Bij het independente zelf (dat men veel in het westen aantreft) is zelfontplooiing belangrijk en staan de eigen krachten en zwakten centraal (elk vogeltje zingt zoals het gebekt is). Het is belangrijk om zelfstandig te zijn en uniek. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat Amerikanen zichzelf meer in karaktereigenschappen beschrijven, wat wijst op het independente zelf, en mensen uit Azië zichzelf meer vanuit een contextueel perspectief beschrijven (ik ben de dochter van de burgemeester, heb drie broers en twee kinderen) (interdependente zelf).
Hofstede heeft in zijn cultuurmodel de waarden van werknemers in organisaties uit verschillende landen in kaart gebracht en komt in een vergelijking tot vijf dimensies: individualisme, masculiniteit, machtsafstand, onzekerheidsreductie en langetermijnoriëntatie.
Er zijn drie belangrijke manieren om met culturele verschillen om te gaan in organisaties en binnen teams: opleiding, diversiteitsmanagement en teamontwikkeling
Factoren met betrekking tot de leefstijl worden wel samengevat onder de afkorting BRAVO, namelijk: bewegen, roken, alcohol, voedsel en veiligheid en ontspanning. De culturele afkomst speelt hierin een rol, maar veel wetenschappelijk onderzoek hiernaar is nog steeds gaande. Maar van bepaalde etnische minderheden is bijvoorbeeld wel al bekend dat ze gemiddeld minder aan sport doen dan autochtonen, dit geldt voornamelijk voor vrouwen, en gemiddeld negatiever staan tegenover condoomgebruik.
Ziektesymptomen worden verwerkt in vier fasen (naar het common sense model van Leventhal): De eerste is het in kaart brengen van de klacht. De tweede is het omgaan met ziektestress. De derde is het zoeken van de juiste behandeling. De vierde is het evalueren van de uitkomsten en het terugkoppelen naar de oorspronkelijke klacht.
Pinto geeft in zijn driestappenmethode drie fasen weer, die het omgaan met patiënten vanuit verschillende culturen moet verbeteren. De eerste stap is het leren kennen van de eigen cultuur. De tweede is het leren kennen van de cultuur en spelregels van de andere cultuur; waarbij (eigen) meningen niet verward mogen worden met feiten. De derde stap is het vaststellen hoe men met verschillen in cultuur omgaat, en deze te communiceren met de ander.
Minderheidsgroepen hebben volgens het Minority Stress Model (Meyer) überhaupt al een grotere kans op psychische klachten. In bijvoorbeeld de Marokkaanse gemeenschap heerst een groot taboe op homoseksualiteit, vanwege de islamitische opvatting dat homoseksualiteit een zonde is. Daarmee vormt homoseksualiteit een extra minderheids-stressor, gezien de normen van niet-westerse culturen. In combinatie met de religieuze afkeuring zijn homoseksuele gevoelens bij een moslim psychisch belastend. Dit geeft verhoogde kans op angstklachten. Een aantal maatschappelijke instanties in Nederland richt zich op hulpverlening op dit terrein. Met name therapie en het aanleren van copingstrategieën kunnen helpen negatieve gevoelens over het zelf te reduceren.
Seksuele voorlichting met als doel de positieve waarde van seksualiteit en seksuele rechten van ieder mens te benadrukken is van primair belang. Anonimiteit, geheimhouding en voorlichting zijn belangrijk om mensen in therapie te houden. Daarnaast is investeren in een vertrouwensrelatie belangrijk.
Onderscheid wordt gemaakt tussen interne en externe vertekening. Bij interne vertekening gaat het erom dat de test niet hetzelfde meet voor verschillende doelgroepen. Een voorbeeld hiervan is dat een kind dat moeite heeft met de Nederlandse taal, de opdracht van een rekenvaardigheidstest niet begrijpt. Hierdoor kan de rekenvaardigheid van het kind niet werkelijk gemeten worden. Bij externe vertekening gaat het om het voorspellen van toekomstig gedrag. Als allochtone en autochtone kinderen bijvoorbeeld hetzelfde scoren op een test, maar niet dezelfde schoolprestatie laten zien, klopt het resultaat van de test niet.
Er zijn verschillende soorten bias: constructbias, methodebias en itembias. Deze worden respectievelijk besproken. Constructbias betekent dat het construct zelf vertekening bevat. Bijvoorbeeld: In een Afrikaans land wordt de term ‘depressiviteit’ anders gedefinieerd dan in Nederland. Methodebias heeft te maken met methodische aspecten. Drie vormen van methodebias zijn: culturele achtergrond, persoonlijke eigenschappen van de respondent, verschillen in communicatiepatronen (conventies, manier om verzoeken af te wijzen, verschillen in het uiten en ervaren van klachten). Itembias betreft de items van een instrument. Woorden kunnen in verschillende culturen een verschillende lading of betekenis hebben. Itembias kan worden gesignaleerd bij vreemde of verwachte antwoorden van een cliënt. Dit kan wijzen op misinterpretatie van de vraag of ongeschiktheid van het item. Altijd als er sprake is van vertekening wordt het aanbevolen om deze te rapporteren, en te spreken van beperkte bruikbaarheid.
Acculturatie speelt een grote rol. Mensen die sterk op de ‘nieuwe’ cultuur gericht zijn maar ook op de eigen, ‘oude’ cultuur, blijken het hoogst psychisch welbevinden te hebben. Het is mogelijk dat een individu twee culturen tegelijk vasthoudt, volgens het alternation model. De relatie tussen mentale gezondheid en culturele aanpassing is echter niet eenduidig. Er is sprake van veel verschillende factoren die op elkaar inspelen, zoals sociaal netwerk, politieke of religieuze inspiratie, werkgelegenheid en mogelijkheid tot beleven van eigen rituelen en ceremonies, copingstijlen en steun. Cultuur kan een bron van steun vormen maar ook een stressor.
Diensten van de GGZ en de vraag van allochtonen sluiten niet goed op elkaar aan, hoewel het de laatste jaren wel beter is geworden. Dienstverleners bij de GGZ zijn niet goed op de hoogte van de culturele achtergronden van hun allochtone cliënten. Anderzijds zijn allochtone cliënten vaak niet goed op de hoogte van wat de GGZ hen voor diensten kan aanbieden.
Onderzoek wijst uit dat migranten in Nederland doorgaans meer behoefte hebben aan praktische concrete oplossingen en minder aan inzichtgevende therapie (voorbeeld is dat migranten een psycholoog vaker met ‘dokter’ aanspreken).
Centrale westerse waarden zijn onafhankelijkheid, individuele vrijheid en autonomie. Dit vertaalt zich in therapie in eigen verantwoordelijkheid voor genezing. Allochtonen stellen zich vaak passiever op. Ook het holisme van oosterse mensen speelt een rol, ze geven meer aandacht aan onderlinge relaties en de context.
De interculturele methoden in Nederland zijn, in tegenstelling tot andere westerse landen, nog niet evidence based. Het interculturalisatieproces wordt steeds meer academisch. Dit past bij de huidige nadruk op evidence-basedbehandelingen in de GGZ.
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie lijkt het meest overtuigend werkzaam bij migranten en vluchtelingen. Interventies moeten cultureel zijn aangepast om werkzaam te zijn.
Centraal staat altijd de contextuele benadering: het zoeken van kaders van betekenisverlening. Explanatory Models(EM’s) omvatten de persoonlijke en sociale betekenis die aan klachten wordt toegekend, en ze vormen een middel om het lijden te communiceren aan anderen. Er kan een kloof bestaan tussen de EM van de cliënt en de psycholoog. Die moet worden overbrugd. Dit verklaart waarom cultuursensitieve behandelingen vaak beter werken dan reguliere therapie.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
687 |
Add new contribution