Dynamics of affective experience and behavior in depressed adolescents - Sheeber (2009) - Artikel

Dynamics of affective experience and behavior in depressed adolescents

Unipolaire depressie stoornissen zijn een goed voorbeeld van emotie regulatie stoornissen. Deze disregulatie komt vanuit twee systemen, namelijk het appetitive systeem en het aversive systeem. Deze bepalen de valentie van affectieve staten. Depressie is geassocieerd met meer activiteit en gevoeligheid van aversieve emotionele systemen. Deze veroorzaken dat het appetitive emotionele systeem minder actief en minder gevoelig wordt. Een persoon zal meer negatief affect ervaren en gereduceerd positief affect. Drie factoren die invloed hebben op deze ervaring zijn intensiteit, duur en frequentie. Duur wordt geassocieerd met depressie, zeker als er gekeken wordt naar het behouden van positieve affect en verstorend negatief affect.

Depressie is ook geassocieerd met minder activiteit in de linker PFC. Doelgericht gedrag wordt gemotiveerd door dit gebied en dit veroorzaakt positief affect. De amygdala is actiever in depressieve volwassenen en kinderen. Beloning gerelateerde neurale structuren zijn dan minder actief.

Depressieve mensen ervaren negatief affect intenser en positief affect minder intens. Depressie wordt ook geassocieerd met minder intense onmiddelijke reacties op positieve en negatieve stimuli.

Adolescenten maken verandering door in affectieve competentie en contextuele uitdagingen. Hierom is het belangrijk om ontwikkeling te bestuderen gedurende deze periode. Literatuur legt de focus op verstoringen in negatief affect, maar niet op de dysregulatie van positief affect. De hypothese in deze studie is dat depressieve adolescenten frequenter, intenser en langduriger dysforie en woede ervaren. Ze zullen ook minder frequent, minder intens en minder langdurig geluk ervaren. Verschillende instrumenten en gedragsobservaties zijn gebruikt om dit te onderzoeken.

Methoden

Participanten en Metingen

Participanten waren 152 adolescenten die geen antidepressiva nemen, met leeftijd tussen 14-18, en hun ouders. Participanten werden gerekruteerd door een school screening (CES-D) en een in home diagnostisch interview (K-SADS). Families die aan de onderzoekscriteria voldeden na het diagnostische interview werden uitgenodigd om te participeren in een lab assessment. Tijdens dit assessment werd gebruik gemaakt van vragenlijsten (AIM, PANAS-X, MEI/Child-MEI) en familie interactie taken (LIFE) die geluk, woede of dysforie oproepen.

Resultaten

Duur

Depressieve participanten ervaren woede langduriger. Depressieve vrouwen ervaren dysforie langer dan gezonde vrouwen. Depressieve mannen ervaren dysforie langer dan gezonde mannen. Gezonde participanten ervaren geluk langer dan depressieve participanten, volgens de MEI, maar niet volgens de waarnemingsdata.

Frequentie

Depressieve participanten ervaren vaker woede dan gezonde participanten. Het verschil tussen depressieve en gezonde adolescenten is groter voor vrouwen. Depressieve participanten ervaren dysforie vaker van gezonde participanten. Depressieve participanten ervaren geluk minder vaak dan gezonde participanten.

Intensiteit

Depressieve participanten ervaren woede intenser dan gezonde participanten. Depressieve participanten ervaren verdriet intenser dan gezonde participanten.

Discussie

Op gebied van duur, frequentie en intensiteit van affect werden verschillende abnormaliteiten gevonden. Depressieve participanten ervaren woede langer. Depressieve vrouwen ervaren dysforie langer dan gezonde vrouwen. Data over geluk varieert bij verschillende methoden. Deze resultaten passen bij eerder werk, omdat er getoond wordt dat depressieve adolescenten moeite hebben met het vasthouden van positieve affect. Data over intensiteit is minder solide, omdat observaties onbetrouwbaar zijn. Depressieve vrouwen ervaren vooral meer woede. Over het algemeen ervaren depressieve adolescenten meer negatieve en verdrietige affect. Het ervaren van minder positieve affect wordt niet ondersteund door de gevonden data. Het ontbreken van waarnemingsdata kan beperkingen van de taak weergeven of self-report data kan verschil in hoe mensen hun ervaringen herinneren en samenvatten weergeven, in plaats van de daadwerkelijke affectieve ervaring. Dit kan zorgen voor het verschil in data van observaties en self-report metingen. Iin de toekomst is ook het bestuderen van de interpersoonlijk context belangrijk omdat familiemilieu van depressieve adolescenten verschilt van het milieu van gezonde adolescenten.

Een beperking binnen deze studie is dat terugval en herstel niet worden meegenomen. Affectieve disregulatie werd bestudeerd, maar dit is een erg brede term. De generaliseerbaarheid van deze studie is twijfelachtig omdat er een gebrek aan diversiteit is op het gebied van ras en etniciteit. Tot slot kan de relatie tussen de reactie van adolescenten en de affectieve ervaring bestudeerd worden.