Hoe werkt het internationaal recht door in de nationale rechtsorde? - Oefententamens 11

Vragen uit het oefententamen 2018 van B3 van de Rijksuniversiteit Groningen

Vraag 1 

39. Urgenda heeft haar stelling dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt gebaseerd op (...) de artikelen 2 en 8 EVRM. Het hof zal hierna eerst het beroep op de artikelen 2 en 8 EVRM onderzoeken.

Volgens overweging 39 baseert Urgenda haar claim niet op de in overweging 51 genoemde normen of op het Klimaatverdrag van 1992 en het Parijs Akkoord van 2015, maar op het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Nederland is bij alle genoemde verdragen partij. Leg uit waarom op grond van Nederlands recht deze keuze van Urgenda gebaseerd is op de aard van de rechtsnorm. Let op, er wordt hier niet gevraagd om de specifieke inhoud van de regels met elkaar te vergelijken. 

Mogelijk aantal punten: 8

Vraag 2 

Indien Urgenda na cassatie (als dat door de Nederlandse staat zou worden ingediend) alsnog in het ongelijk gesteld wordt, kan Urgenda dan met enige kans op succes de claim dat Nederland het EVRM schendt aan het Europese Hof voor de rechten van de Mens voorleggen? Leg in uw antwoord uit wat de belangrijkste voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan?

Mogelijk aantal punten: 8


Vragen uit het oefententamen 2015 van B3 van de Rijksuniversiteit Groningen 

Vraag 3 

“Het voorgaande voert de rechtbank tot de slotsom dat uit […] het no harm-beginsel [en] het VN Klimaatverdrag met bijbehorende protocollen […] niet een rechtsplicht van de Staat jegens Urgenda kan worden afgeleid. […] Urgenda [kan] aan deze regels […] niet rechtstreeks rechten ontlenen.”

Beargumenteer waarom de rechtbank van mening is dat Urgenda aan dit beginsel en aan andere genoemde regels geen rechten kan ontlenen.

Vraag 4 

De rechtbank heeft Urgenda deels in het gelijk gesteld door te oordelen dat Nederland onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelt ten opzichte van Urgenda door uit te gaan van een reductiedoelstelling voor broeikasgassen van minder dan 25% in 2020.Stel dat Urgenda het niet eens is met deze beslissing en dit wil voorleggen aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Denkt u dat het Europese Hof tot een uitspraak zal komen? Geef een beargumenteerd advies aan Urgenda over de bevoegdheid van het Hof en de ontvankelijkheid van de klacht van Urgenda.


Vragen uit het oefententamen 2017 van B1 van Universiteit Leiden 

Vraag 5 

Je werkt als juridisch medewerker op een advocatenkantoor. Een van de advocaten wil namens haar client een beroep doen op het Gehandicaptenverdrag van de VN. De advocaat wil van je weten of dit verdrag al in werking is getreden, en of het ook voor Nederland geldt. Welke stappen onderneem je om hierop een antwoord te verkrijgen?

  1. Je stort je op Google in de hoop iets wijzer te worden uit nieuwsberichten
  2. Je raadpleegt de UN Treaty Collection op internet. Daar vind je informatie over de inwerkingtreding van het verdrag, het aantal ratificaties en de datum waarop Nederland het verdrag al dan niet heeft bekrachtigd. Uit die informatie kun je afleiden of het verdrag in Nederland geldt.
  3. Je raadpleegt het tractatenblad om te zien of de tekst van het verdrag al is bekend gemaakt in Nederland. Als dat zo is dan weet je dat Nederland aan het verdrag is gebonden.
  4. Je bekijkt de betreffende bepaling waar de client een beroep op wenst te doen, en beoordeelt of deze bepaling inderdaad rechtstreekse werking heeft.

Vragen uit het oefententamen 2016 van B1 van Universiteit Leiden

Vraag 6 

In het Spoorwegstakingsarrest beoordeelde de Hoge Raad de vraag of artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) direct doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde. Welk alternatief is juist?

  1. Artikel 6 lid 4 ESH heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat in het ESH expliciet is bepaald dat deze werking beoogd is.
  2. Artikel 6 lid 4 ESH heeft geen directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat in het ESH expliciet is bepaald dat die werking niet beoogd is.
  3. Artikel 6 lid 4 ESH heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat deze bepaling zó geredigeerd is dat men zich op dit recht zonder meer kan beroepen.
  4. Artikel 6 lid 4 ESH heeft geen directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat deze bepaling zó geredigeerd is dat het de Nederlandse wetgever verplicht tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde inhoud of strekking.

Vraag 7

Stelling: In het Decembermoorden-arrest bepaalde de Hoge Raad dat regels van internationaal gewoonterecht geen voorrang hebben op wettelijke voorschriften van Nederlands recht.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 8 

In paragraaf 17 van Resolutie 1737 van 23 december 2006 roept de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) de lidstaten van de VN op waakzaamheid te betrachten bij het geven van onderwijs aan Iraanse onderdanen dat mogelijk bij zou kunnen dragen aan de nucleaire activiteiten van Iran. Nederland stelde ter uitvoering van deze Resolutie een Sanctieregeling op.

Was Nederland volgens de Hoge Raad verplicht om uitvoering te geven aan paragraaf 17 van Resolutie 1737?

  1. Ja, Veiligheidsraadresoluties leiden immers altijd tot verplichtingen voor de lidstaten van de VN.
  2. Ja, maar Nederland was niet verplicht om onderscheid te maken tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen en Nederland heeft niet alles gedaan om dit onderscheid te voorkomen.
  3. Nee, want de Veiligheidsraad roept de lidstaten slechts op (‘calls upon’) waakzaamheid te betrachten en deze oproep is niet bindend voor de lidstaten van de VN.
  4. Nee, want de verplichtingen van Nederland onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) hadden op grond van artikel 103 VN-Handvest voorrang op de verplichtingen die volgden uit paragraaf 17 van Resolutie 1737.

Vragen uit het oefententamen 2015 van B1 van Universiteit Leiden 

Vraag 9 

In het Spoorwegstaking-arrest beoordeelde de Hoge Raad of artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) direct doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde.

Beoordeel de volgende stelling.

Artikel 6 lid 4 ESH heeft weliswaar directe werking in de Nederlandse rechtsorde, maar geen voorrang op wettelijke voorschriften die daarmee in strijd zijn.

  1. Dit is juist, want Nederlands recht heeft voorrang op internationaal publiekrecht in de Nederlandse rechtsorde.
  2. Dit is juist, want artikel 6 lid 4 ESH kan volgens de Hoge Raad zonder meer als objectief recht functioneren in de Nederlandse rechtsorde.
  3. Dit is onjuist, want in tegenstelling tot burgerrechten en politieke rechten hebben sociaal-economische rechten, zoals artikel 6 lid 4 ESH, geen directe werking.
  4. Dit is onjuist, want artikel 6 lid 4 ESH heeft zowel directe werking als voorrang op Nederlandse wettelijke voorschriften die daarmee in strijd zijn.

Vraag 10 

Beoordeel de volgende stelling.

Het Verdrag inzake Staatsimmuniteit is nog niet in werking getreden. Voor de Nederlandse rechtsorde zijn de in het verdrag neergelegde regels daarom niet van belang.

  1. Dit is juist. Het verdrag is nog niet in werking getreden en brengt dus geen rechten en plichten mee voor Nederland.
  2. Dit is juist. Bepaalde regels uit het verdrag reflecteren weliswaar regels van internationaal gewoonterecht, maar internationaal gewoonterecht werkt niet rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
  3. Dit is onjuist. Bepaalde regels uit het verdrag zijn door de Nederlandse Hoge Raad aangemerkt als regels van internationaal gewoonterecht die rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde.
  4. Dit is onjuist. Het verdrag heeft immers op grond van artikel 103 VN Handvest voorrang boven andere regels van internationaal publiekrecht.

Vragen uit het oefententamen 2017 van B3 van de Rijksuniversiteit Groningen 

Vraag 11 

Let op: verwijs bij alle antwoorden, zoveel mogelijk naar rechtsbronnen. Het verwijzen naar het boek
van Nollkaemper is niet een verwijzing naar een rechtsbron en kan acherwege blijven.
Het letterlijk overschrijven van meer of minder relevante passages uit Nollkaemper geeft geen blijk
van een goed begrip van de stof en kan tot puntenaftrek leiden. Formuleer antwoorden in uw eigen
woorden.
ECLI:NL:RBDHA:2016:15224; Instantie Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 07-12-2016
[eiser] , tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
(…)
2 De feiten
2.1 [eiser] heeft geruime tijd als werknemer gewerkt voor het Amerikaans consulaat van de
Verenigde Staten te Amsterdam (de werkgever). Op 1 januari 2007 heeft de werkgever [eiser]
geschorst en de loondoorbetaling stopgezet.
2.2 [eiser] heeft bij deze rechtbank, sector Kanton, een procedure aanhangig gemaakt tegen de
Verenigde Staten van Amerika, het Ministerie van Buitenlandse Zaken (de VS, enkelvoud). Bij vonnis
van 5 juli 2007 heeft de kantonrechter de VS bij verstek veroordeeld om aan [eiser] het aan hem
toekomende brutoloon door te betalen vermeerderd met vakantietoeslag en overige emolumenten
gerekend vanaf 1 januari 2007 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige
wijze zou zijn beëindigd (…). De VS is niet tegen het (…) verstekvonnis opgekomen en heeft evenmin
aan de veroordeling voldaan.
(…)
2.5 (…) De VS acht zich, zo staat in de diplomatieke nota, daarom geen partij in de procedure van
[eiser] en niet gebonden aan het (…) verstekvonnis. De VS laat weten dat daarom geen uitvoering
wordt gegeven aan het eerste verstekvonnis. De VS wijst in de diplomatieke nota de uitnodiging van
de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken om tot een minnelijke schikking te komen af.
(…)
2.9 Bij brief van 15 november 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] Buza [Buitenlandse Zaken]
(…) geïnformeerd dat de VS weigerachtig is uitvoering te geven aan het (…) verstekvonnis. [Eiser]
heeft Buza in deze brief verzocht om de kwestie en de relevante stukken onder de aandacht van de
ambassadeur van de VS te brengen en zo nodig via diplomatie te bewerkstelligen dat het (…)
verstekvonnis alsnog wordt gerespecteerd c.q. dat door de VS uitvoering daaraan wordt gegeven.
2.10 (…) Ook heeft de gemachtigde van [eiser] in die brief aan de Staat verzocht een procedure te
entameren en de VS te dagen voor het internationaal Gerechtshof in Den Haag (het internationaal
Gerechtshof) op grond van artikel XXV van het Vriendschapsverdrag, bij gebreke waarvan de
gemachtigde [eiser] zal adviseren de Staat met dat doel te dagvaarden.

 

2.13 De relevante bepalingen (…) van het Vriendschapsverdrag luiden:
(…)
[artikel] XXV. (…) 2. Een geschil tussen partijen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit
Verdrag zal, indien niet tot tevredenheid opgelost langs diplomatieke weg, worden onderworpen aan
het Internationale Gerechtshof, tenzij Partijen overeenkomen het op andere vreedzame wijze te
regelen. (…)’
3.1 [eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank (…):
I primair: de Staat zal gebieden de VS uiterlijk binnen twee maanden na het te wijzen vonnis, te
dagen voor het internationale Gerechtshof (…);
II subsidiair: de Staat zal gebieden om adequate en passende actie(s) te ondernemen tegen de VS en
dat daarbij inzichtelijk wordt gemaakt aan [eiser] welke acties worden ondernomen, welke zijn
gericht op het bewerkstelligen dat de VS uitvoering zal geven aan het (…) verstekvonnis en dat alle
mogelijke en passende middelen in juridische en/ of diplomatieke zin door de Staat zullen worden
ingezet (waaronder bijvoorbeeld het terugroepen van de Nederlandse ambassadeur uit de VS) om
duidelijk te maken dat de Staat er daadwerkelijk op toeziet en alles in het werk stelt dat de
internationale rechtsorde wordt gerespecteerd en dat de Staat alles doet wat in zijn macht ligt om op
te komen voor de belangen van zijn burgers (…).
3.2 [eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Op de Staat rust een verplichting
om de (…) de naleving van verdragsbepalingen in rechte af te dwingen, indien deze bepalingen
betrekking hebben op de bescherming van zijn burgers. De Staat is op dit punt in gebreke gebleven.
[eiser] specificeert zijn stellingen als volgt.
(…)
Uit hoofde van artikel XXV van het Vriendschapsverdrag is de Staat gehouden de VS voor het
internationaal Gerechtshof te dagen, waar, anders dan bij een procedure in de VS, de schending van
de verdragsbepalingen aan de orde kan worden gesteld.
(…)
De Staat heeft bovendien op grond van artikel 90 Gw een verplichting de ontwikkeling van de
internationale rechtsorde te bevorderen. Tenslotte heeft de Staat op grond van artikel 8 EVRM een
negatieve én positieve verplichting jegens [eiser] om zijn persoonlijke levenssfeer te beschermen.
 
Eiser vordert dat de Staat jegens hem een verplichting heeft op grond van artikel XXV van
het Vriendschapsverdrag om de VS voor het Internationaal Gerechtshof te dagen. De Rechtbank
heeft dit afgewezen. Leg uit waarom de rechtbank tot deze conclusie moest komen.

Vraag 12 

In paragraaf 3.1 vordert eiser subsidiair dat de Staat verplicht is naleving van internationale
verplichtingen ten opzichte van zijn burgers door andere staten te af te dwingen. De Rechtbank wijst
dit af.
Onder welke voorwaarden heeft een staat het recht om dit te doen? Met welke term wordt dit
doorgaans aangeduid?

Antwoordindicatie 

Vraag 1 

Inroepbaarheid internationaal recht door de burgers indien rechtstreekse werking, Art. 93 Grondwet (2); EVRM art 2 en 8 hebben rechtstreekse werking, klimaatverdrag(en) niet (2); uit een verdrag moet blijken dat de norm bedoeld is om rechten voor de burger te scheppen zonder dat verdere uitwerking door de staat nodig is. Dit is wel het geval voor het EVRM en niet voor de klimaatverdragen. (2)

Vraag 2 

EVRM artt 32 – 35; moet gaan om een schending van het verdrag, art 32 (2); Urgenda moet slachtoffer zijn (34) (2); lokale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput, art 35 (2); Conclusie: kans klein dat Hof het aanvaardt: Urgenda is niet zelf slachtoffer (2)

Vraag 3 

Geen rechtstreekse werking, artikel 93 Gw moet genoemd worden en duidelijk gemaakt wat dit in het Nederlandse recht betekent (aard en inhoud; voldoende duidelijk; nadere uitwerking niet nodig). Nr. 690-693 Nollkaemper.

Vraag 4 

Nr. 655-657 Nollkaemper. Korte bespreking van artikel 32, 34 en 35 EVRM. Geen ontvankelijkheid wegens niet uitputting lokale rechtsmiddelen.

Vraag 5 

Antwoord B

Vraag 6

3. is juist 

Vraag 7

1. is juist 

Vraag 8 

2. is juist 

Vraag 9 

4. is juist 

Vraag 10 

3. is juist 

Vraag 11 

Geen rechtstreekse werking (3 pt); art 93 GW (2 pt); Of een bepaling rechtstreekse werking heeft
volgt uit de aard/formulering van de bepaling; hier bestaat een discretionaire bevoegdheid van de
staat om de geschikte methode te kiezen - verplichting van interstatelijke aard - burger kan het niet
inroepen (3 pt).

Vraag 12

Diplomatieke bescherming (2 pt); de staat claimt een internationaal onrechtmatige daad door een
andere staat wegens internationaal onrechtmatig handelen tov van een onderdaan (2 pt); moet gaan
om een onderdaan, nationaliteit (2pt) en locale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput. (2 pt)

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: HannahFvz16
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1174