Hoofdzaken belastingrecht - Marres e.a. - 16e druk - BulletPoints

Hoofdstuk 0: Inleiding

  • De bestemming en de omvang van overheidsuitgaven staan niet vast. Het is namelijk een politieke beslissing hoe veel geld er waar naartoe gaat. (par. 0.1)

  • Belastingheffing heeft twee definities, de formele en de materiële definitie.

  • Belastingen worden geheven op basis van democratisch tot stand gekomen regels en er is geen tegenprestatie (materieel). Iedere heffing die door de wet zo wordt genoemd is een belasting, de formele definitie. (par. 0.2)

  • Door belastingheffing ontstaat het free riders-probleem. Dit houdt in dat iedereen kan profiteren van collectieve voorzieningen, ook als je geen belasting betaalt. (par. 0.3)

  • Belastingen kunnen een financieringsfunctie of een instrumentele functie hebben. De financieringsfunctie betekent dat het puur bedoeld is om geld binnen te halen. De instrumentele functie beoogt het gedrag van mensen een duwtje in de juiste richting te geven. Milieubelastingen vervullen beide functies. (par. 0.4)

  • De belastingmix is de verhouding tussen de bijdragen die de verschillende belastingen leveren aan de totale belastingopbrengst. (par. 0.5)

  • De belasting wordt berekend aan de hand van de formule grondslag x tarief. De grondslag is datgene wat de wetgever wil belasten. Om het tarief te kunnen vaststellen moet het belastbare feit en de maatstaf van heffing worden vastgesteld. (par. 0.6)

  • De inspecteur houdt zich bezig met de heffing van belasting. De ontvanger houdt zich bezig met de invordering. De inspecteur heeft vooral te maken met het belastingrecht, terwijl de ontvanger zich voornamelijk bezig houdt met het civiele recht, zoals het beslagrecht. (par. 0.7)

  • Belastingheffing moet voldoen aan de algemene rechtsbeginselen en moet passen binnen het beleid van de overheid. (par. 0.8)

  • Het materiële belastingrecht is geregeld in heffingswetten. Alle bepalingen die niet in de heffingswetten staan maar wel gelden voor het belastingrecht heten formeel belastingrecht. (par. 0.9)

Hoofdstuk 1: Het formele belastingrecht

  • Het legaliteitsbeginsel beoogt te voorkomen dat belasting kan worden geheven op buitenwettelijke gronden. (par. 1.1)

  • Door formalisering wordt de reeds bestaande materiele belastingschuld vastgesteld. Hieruit ontstaat een afdwingbare betalingsverplichting. (par. 1.2)

  • Een uitnodiging tot het doen van aangifte is niet vrijblijvend zoals de naam suggereert. Als je deze ten onrechte niet hebt ontvangen ben je verplicht er de inspecteur te verzoeken om jou een aangiftebiljet uit te reiken. (par .1.3)

  • Bij kwade trouw van de belastingplichtige is geen nieuw feit vereist als de inspecteur wil navorderen. Dit is aan de orde als de belastingplichtige de inspecteur opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of de juiste inlichtingen heeft onthouden. (par. 1.4)

  • Bij naheffing is geen nieuw feit vereist. Dit komt omdat er geen aanslag is opgelegd. De naheffing van de inspecteur is dus de eerste standpuntbepaling. (par. 1.5)

  • De belangrijkste verplichting van de belastingplichtige is het doen van aangifte. (par. 1.6)

  • In sommige gevallen kan de inspecteur omkering van de bewijslast toepassen. De belastingplichtige moet dan overtuigend aantonen dat bepaalde feiten juist of onjuist zijn. (par. 1.7)

  • Een bestuurlijke boete wordt gedefinieerd als een bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. (par. 1.8)

  • In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsbescherming. Dat betekent dat niet tegen iedere fiscale, materiele beschikking bezwaar kan worden gemaakt. (par. 1.9)

  • Een pro-formaberoepschrift houdt in dat er binnen zes weken een ongemotiveerd beroepschrift wordt ingediend. Een motivering moet dan binnen een nadere termijn worden gegeven. (par. 1.10)

  • De functie van het hoger beroep is om te voorzien in een herkansing. (par. 1.11)

  • De Hoge Raad kan uitspraken vernietigen op grond van verzuim van vormen of schending van het recht, art. 79 RO. (par. 1.12)

  • Drie belangrijke beginselen van behoorlijk bestuur zijn het gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. (par. 1.13).

  • Het fiscale strafrecht is gebaseerd op het una via-beginsel. Dat houdt in dat óf een fiscale boete óf een gevangenisstraf wordt opgelegd. Allebei kan dus niet! (par. 1.14)

  • De belangrijkste bevoegdheid van de ontvanger is het opleggen van een dwangbevel. Dit levert een executoriale titel op. Deze kan met behulp van de bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer worden gelegd. (par. 1.15)

  • Het leerstuk van fraus legis kent twee toepassingsvereisten. Het eerste vereiste is dat de belastingplichtige moet hebben gehandeld in strijd met doel en strekking van de wet. Het tweede vereiste is dat de doorslaggevende beweegreden van het handelen van belastingplichtige het halen van belastingvoordeel is. (par. 1.16)

Hoofdstuk 2: de wet Inkomstenbelasting 2001

  • De wet Inkomstenbelasting kent twee mogelijk subjecten: personen die in Nederland wonen (binnenlands belastingplichtigen) en personen die niet in Nederland wonen maar wel Nederlands inkomen genieten (buitenlands belastingplichtigen). (par. 2.1.1)

  • Er zijn die objecten of boxen van belasting. Box 1 is het inkomen uit werk en woning. Box 2 is het inkomen uit aanmerkelijk belang en box 3 is het inkomen uit sparen en beleggen. (par. 2.1.2.2)

  • Een ondernemer is de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming. (par .2.2.1.1)

  • Een onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarbij wordt getracht om, door deelname aan het economisch verkeer, winst te behalen. (par .2.2.1.2)

  • Totaalwinst is ‘de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming’. (par. 2.2.3.1) Jaarwinst is het deel van de totale winst dat aan een bepaald jaar kan worden toegerekend. (par. 2.2.5.1)

  • Resultaat uit overige werkzaamheden is een restcategorie. De werkzaamheden in deze categorie zijn niet georganiseerd en duurzaam (verschil met winst uit onderneming) en voor loon uit dienstbetrekking is van belang of sprake is van een dienstbetrekking (par. 2.3.3.1)

  • Een eigen woning is het (gedeelte van het gebouw, het duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen dat de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. (par. 2.3.5.1)

  • Van een aanmerkelijk belang is sprake als de belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn partner voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is in een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. (par. 2.4.2.1)

  • In sommige gevallen is het mogelijk om afrekening over een aanmerkelijkbelangclaim te voorkomen. De claim kan dan worden doorgeschoven. De meerwaarde van de aandelen of winstbewijzen wordt niet echt gerealiseerd, waardoor heffing achterwege kan blijven. (par. 2.4.6.1)

  • Bij het inkomen uit sparen en beleggen wordt de belastingplichtige geacht een rendement van 4% te behalen, waarover 30% belasting moet worden betaald. Het effectieve tarief is dus 1,2%. Voor de bepaling van de reikwijdte van de rendementsgrondslag wordt de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Hierbij wordt eerst nog rekening gehouden met het heffingsvrij vermogen. (par. 2.5.1 en 2.5.2)

Hoofdstuk 3: De loonbelasting

  • De loonbelasting is gebaseerd op het ‘pay as you earn’ beginsel. Dit houdt in dat belasting wordt verschuldigd naarmate het inkomen verdiend wordt. (par. 3.1.2)

  • De loonbelasting kent vier pijlers: de werknemer, dienstbetrekking, inhoudingsplichtige/werkgever en loon. Al deze begrippen moeten aanwezig zijn voor de heffing van loonbelasting. (par. 3.1.7)

  • De werknemer is degene die (1) tot een inhoudingsplichtige in civielrechtelijk of publiekrechtelijk dienstbetrekking staat, (2) ban een inhoudingsplichtige loon geniet uit vroegere dienstbetrekking van hemzelf of een ander, (3) van een inhoudingsplichtige loon genie uit een bestaande dienstbetrekking van een ander. (par. 3.2.1)

  • Het grootste verschil tussen een publiekrechtelijke en een civielrechtelijke dienstbetrekking is dat bij de eerste geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De dienstbetrekking bij iemand met een publieke functie vloeit voort uit een ambtelijke aanstelling. (par. 3.2.2)

  • Naast de reguliere dienstbetrekking is er ook een fictieve dienstbetrekking mogelijk. Deze kunnen niet worden geschaard onder een arbeidsovereenkomst in de zin van 7:610 BW maar zijn hier wel mee vergelijkbaar vanuit maatschappelijk oogpunt. (par. 3.3.4.1)

  • Er bestaan drie soorten inhoudingsplichtigen of werkgevers, namelijk (1) degene tot wie 1 of meer personen in dienstbetrekking staan, (2) degene die aan 1 of meer personen loon uit vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of een ander verstrekt, (3) degene die ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort aan 1 of meer personen uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander doet. (par. 3.4.1)

  • Loon wordt gedefinieerd in art. 10 wet LB. Het gaat om al hetgeen uit dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. (par. 3.5.2)

  • Per 1 januari 2011 is de werkkostenregeling (WKR) ingevoerd, deze is sinds 1 januari 2015 verplicht. Vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers kunnen door de werkgever ook onder de eindheffing worden gebracht. Over 1.5% van de loonsom wordt geen belasting betaald. Over het meerdere wordt een eindheffing van 80% berekend. (par. 3.7.5)

Hoofdstuk 4: de vennootschapsbelasting

  • Binnenlands belastingplichtige lichamen zijn in Nederland gevestigde lichamen. Buitenlands belastingplichtige lichamen worden slechts in de Nederlandse vpb-heffing betrokken voorzover zij Nederlands inkomen genieten. (par. 4.4)

  • Bepaalde lichamen zijn onbeperkt vpb-plichtig. Op grond van artikel 2 lid 5 vpb worden zij geacht met behulp van hun gehele vermogen een onderneming te drijven. Of het lichaam daadwerkelijk een onderneming drijft is irrelevant. (par. 4.5.1)

  • Stichtingen en verenigingen zijn alleen belastingplichtig voorzover zij een onderneming drijven. Onder een materiële onderneming wordt hetzelfde verstaan als in artikel 3.4 wet IB. (par. 4.6.1)

  • Het belastbare bedrag wordt als volgt berekend: neem de winst en trek de aftrekbare giften hier van af. Dit is de belastbare winst. Hier moeten de verrekenbare verliezen nog van af worden gehaald en dan ontstaat het belastbare bedrag. (par. 4.9.1)

  • Om te bepalen of uitgaven die door de vennootschap worden gedaan aftrekbaar zijn moeten twee stappen worden doorlopen. Ten eerste: is de uitgave gedaan met het oog op de bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder (Renpaardenarrest)? Dan niet aftrekbaar in beginsel. Stap 2: staan de kosten in een zodanige wanverhouding tot het nut daarvan, dat geen redelijk denkend ondernemer kan volhouden dat deze kosten met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming zijn gemaakt (Cessna I en II)?

  • Er worden vijf aftrekbeperkingen van de rente besproken. Dit zijn: de deelnemerschapslening (hybride lening), artikel 10 lid 1 onderdeel d wet vpb; aftrekbeperking van groepsrente i.v.m. kasrondjes (art. 10a wet vpb), aftrekbeperking i.v.m. langlopende laagrentende of renteloze groepsleningen (art. 10b wet vpb); aftrekbeperking voor deelnemingsrente (art. 13l wet vpb) en aftrekbeperking voor overnameholdingrente (art. 15ad wet vpb). (par. 4.11.1)

  • Van een deelneming is sprake indien de moedervennootschap voor ten minste 5% van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van de dochtervennootschap. (par. 4.12.2)

  • Er zijn verschillende soorten fusies en splitsingen, te weten de aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische fusie en juridische splitsing. (par. 4.13)

  • Om een fiscale eenheid tot stand te laten komen moet voldaan worden aan de bezitseis (M moet ten minste 95% van het nominaal gestort kapitaal in D bezitten) en de verzoekeis (fiscale eenheid komt tot stand op verzoek). (par. 4.14.2)

Hoofdstuk 5: Dividendbelasting

  • Er zijn binnenlandse en internationale bestaansgronden aan de wijzen voor de dividendbelasting. Binnenlands gezien is het veel eenvoudiger om 1 vennootschap te belasten dan vele aandeelhouders. In internationaal verband kan gesteld worden dat andere landen het ook doen en Nederland zal iets te bieden moeten hebben bij verdragsonderhandelingen. Ten tweede stamt de winst waarmee het dividend gemaakt wordt uit Nederland en hiervoor zijn Nederlandse infrastructuur en andere bronnen gebruikt. (par. 5.2)

  • Een vrijstelling van inhouding betekent niet dat de belastingplicht voor de dividendbelasting wordt opgeheven, enkel de inhoudingsplicht. (par. 5.4.1)

  • Voor aandeelhouders van Nederlandse vennootschappen die geen verrekeningsbasis hebben is het interessant om dividendbelasting te ontgaan. Het gaat met name om inwoners van landen waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten. (par. 5.7)

Hoofdstuk 6: Internationaal en EU-belastingrecht

  • Het internationale belastingrecht heeft drie hoofdgebieden, te weten de belastingheffing over buitenlands inkomen en vermogen van inwoners, idem voor niet-inwoners en het ontdubbelen van heffingsaanspraken: voorkomen dat in zowel het woonland als het bronland heffing plaatsvindt. (par. 6.1)

  • De woonplaats of vestigingsplaats wordt bepaald aan de hand van artikel 4 AWR. Het gaat hier om de feitelijke omstandigheden die bepalen waar iemand woont of waar een bedrijf gevestigd is. (par. 6.2)

  • Het inkomen van niet-inwoners kan ook belast zijn in Nederland. Als Nederland de bron is van het inkomen dan is Nederland gerechtigd het inkomen te belasten. Er ontstaat dan buitenlandse belastingplicht. (par. 6.3)

  • Iemand die binnenlands belastingplichtige is wordt belast voor het totale (wereld)inkomen. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar de geografische bron van het inkomen (par. 6.4)

  • Om internationale dubbele belasting te voorkomen bestaan twee methoden: de vrijstellingsmethode en de verrekeningsmethode. Het woonland treedt terug ten gunste van het bronland. (par. 6.5)

  • Het Besluit Voorkoming Dubbele Belasting (BdB 2001) wordt toegepast indien er geen verdrag van toepassing is. (par. 6.6.1)

  • Een belastingverdrag bestaat doorgaans uit vier elementen. Ten eerste de toewijzingsregels: wie mag heffen? Ten tweede de regels ter zake van de methode ter voorkoming van dubbele belasting (in Nederland een verwijzing naar het BvdB 2001). Ten derde de afbakeningsregels en definities en als laatste een aantal bijzondere regelingen. (par. 6.7.2)

  • Er zijn twee begrippen om aan te geven dat een ondernemingsactiviteit in een ander land dan het land van vestiging iets moet voorstellen: de vaste inrichting en de vaste vertegenwoordiger. (par. 6.8)

  • Transfer pricing houdt het vaststellen van de juiste onderlinge verrekenprijzen binnen een onderneming of binnen een concern in. (par. 6.9)

  • Positieve integratie houdt in dat nationale wetgevingen worden gecoördineerd oftewel harmonisatie. Het gaat dan o integratie door middel van politieke besluitvorming op gezamenlijk Europees niveau. (par. 6.10.2)

Hoofstuk 7: Omzetbelasting

  • Voor de heffing van omzetbelasting bestaan twee systemen: het systeem van de eenmalige heffingsstelsels (heffing in 1 fase van de bedrijfskolom) en de meermalige heffingsstelsels (heffing in meerdere schakels, al dan niet met aftrek van voorbelasting). (par. 7.2)

  • De ratio achter de harmonisatie van omzetbelasting, accijnzen en andere indirecte belastingen is om een gemeenschappelijke markt te scheppen, waarin belemmeringen bij grensoverschrijding en andere concurrentievervalsing worden voorkomen door voorwaarden te scheppen soortgelijk aan een binnenlandse markt. (par. 7.4)

  • De Nederlandse omzetbelasting kent drie tarieven: het hoge tarief van 21%, het lage tarief van 6% en het nultarief. Het verschil tussen een belasting van 0% en een vrijstelling is dat bij een vrijstelling geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting. (par. 7.5)

  • De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat de term ‘ondernemer’ uit de Wet OB hetzelfde inhoudt als beschreven in de Zesde Richtlijn. (par. 7.6.1)

  • Prestaties om niet (dus zonder dat daardoor een vergoeding wordt bedongen) worden niet in de heffing van de omzetbelasting betrokken. In art. 1 Wet OB staat namelijk dat leveringen en diensten slechts belast zijn als zij tegen vergoeding worden verricht. (par. 7.6.5)

  • Artikel 1 Wet OB kent vier verschillende soorten belastbare feiten. Dit zijn de levering van goederen, het verrichten van diensten, de intracommunautaire verwerving van goederen en de invoer van goederen. (par. 7.7.1)

  • De plaats van prestatie is van belang voor het al dan niet in Nederland belastbaar zijn van de prestatie. Als een levering, dienst of ICV niet in Nederland wordt verricht is deze hier ook niet belastbaar. (par. 7.8.1)

  • Een vrijstelling geeft geen recht op de aftrek van voorbelasting, behoudens een enkele uitzondering. Vrijstellingen zijn geregeld in artikel 11 Wet OB. (par. 7.10.1)

Hoofdstuk 8: Overige belastingen

  • Ingevolge artikel 1 Sw wordt erfbelasting geheven over de waarde van al hetgeen krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van dat overlijden in Nederland woonde. Schenkbelasting wordt geheven over de waarde van al wat door schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van die schenking in Nederland woonde, art 1 Sw. (par. 8.1.1)

  • In de Successiewet zijn enkele fictiebepalingen opgenomen. Alle verkrijgingen die feitelijk een gevolg zijn van het overlijden van een persoon worden op deze manier op gelijke wijze belast. (par. 8.1.2.1.1)

  • Als partner worden aangemerkt echtgenoten (indien niet gescheiden van tafel en bed in de zin van 1:169 BW), geregistreerde partners en samenwoners. (par. 8.1.4.1.1)

  • Voor de overdrachtsbelasting is het belastbare feit de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken, alsmede van daarop gevestigde rechten, zoals een recht van vruchtgebruik of erfpacht. (par. 8.2.2.1)

  • Gemeenten kunnen onroerendezaakbelasting (OZB) heffen. Dit is een algemene opbrengstbeogende belasting waarvan de opbrengst niet is gekoppeld aan bepaalde uitgaven. (par. 8.3.2)

  • Naast de reguliere belastingen mogen provincies ook nog andere belastingen heffen. Dit zijn de opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting (geheven van houders van motorrijtuigen), de precariobelasting (belasting op bijv. hoogspanningskabels en telefoonlijnen) en de rechten (kosten in verband met verleende diensten aan burgers en bedrijven). (par. 8.3.3)

  • De waterschappen heffen verschillende belastingen. Een daarvan is de zuiveringsheffing. Deze beoogt de kosten verbonden aan het zuiveren van afvalwater te dekken. (par. 8.3.4)

  • De WOZ-waarde wordt bepaald naar de waarde die de zaak heeft op de waardepeildatum. Deze ligt één jaar voor het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld. De WOZ-waarde wordt jaarlijks bepaald en vastgesteld. (par. 8.4)

  • Op dit moment bestaan er vier belastingen op milieugrondslag, namelijk de belasting op leidingwater (BOL), afvalstoffenbelasting, belasting op kolen en een energiebelasting. (par. 8.5)

Hoofdstuk 9: De verhouding tussen de (vennootschappelijke) jaarrekening en de (fiscale) aangifte

  • De vennootschappelijke jaarrekening bestaat uit verschillende onderdelen. Dit zijn de balans, een winst-en-verliesrekening en een toelichting op de balans en de winst-en-verliesrekening. (par. 9.1)

  • De begrippen goed koopmansgebruik en de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd zijn normaal gesproken van eenzelfde betekenis. Enkele uitzonderingen zijn er wanneer het stelsel in strijd is met een uitdrukkelijke wetsbepaling, met de algemene opzet van de belastingwetgeving of et de beginselen van belastingwetgeving. (par. 9.2)

  • Er treden soms onvermijdelijk verschillen op tussen de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte. Dit komt door het nastreven van andere doeleinden. De jaarrekening beoogt inzicht te geven om een oordeel over het vermogen en het resultaat van de onderneming te kunnen vormen. De aangifte beoogt tot een grondslag voor belastingheffing te komen. (par. 9.3)

  • Om de waarde van activa en passiva vast te stellen zijn drie prijsgrondslagen aan te wijzen, namelijk de historische kostprijs, de vervangingswaarde en de opbrengstwaarde. (par. 9.4)

Image

Check summaries and supporting content in teasers:
Hoofdzaken belastingrecht - Marres e.a. - 17e druk - Boeksamenvatting

Hoofdzaken belastingrecht - Marres e.a. - 17e druk - Boeksamenvatting

Inleiding belastingrecht

0.1 Inkomsten en uitgaven overheid.

De overheid heeft geld nodig om collectieve uitgaven, zoals het leger, terrorismebestrijding en het wegennet, te financieren. Deze uitgaven behoren tot de politieke besluitvorming. Ze zijn afhankelijk van de politieke prioriteiten, d.w.z. dat er naar de ene bestemming meer geld gaat dan naar de andere. Niet alleen de bestemming, maar ook de totale omvang van

.........Read more
Access: 
Public
Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1310