Inleiding Fiscaal Recht tentamenvragen met antwoorden

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamenvragen deel A (MC)

(oktober 2011)

 

Vraag 1:

Co Klaasen BV is een Nederlands familiebedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop van dartspullen. In 2011 keert Co Klaasen BV een dividend uit van in totaal €180.000. Hoe verloopt de belastingheffing daarover bij de verschillende aandeelhouders op basis van het aandelenbezit in Co Klaasen BV zoals hierna aangegeven?

 

a. Danielle Klaasen houdt 4% van de aandelen; haar echtgenoot Co houdt 2%.

b. Michelle houdt 3% van de aandelen. Zij is de dochter van Danielle en Co.

c. Altan handelt in kleding in de vorm van een eenmanszaak. Tot zijn ondernemings-vermogen behoort een 3%-pakket koopopties op aandelen Co Klaasen BV. Altan is de neef van Danielle.

d. Faith houdt 2% gewone aandelen en daarnaast alle preferente aandelen in Co Klaasen BV. Faith is de broer van Altan.

e. Ilse Klaasen houdt 50% van de aandelen in B&D BV. Deze vennootschap houdt op zijn beurt 15% van de aandelen in Co Klaasen BV.

 

 

Vraag 2:

Kathem houdt alle aandelen in Sun BV. Sun BV houdt direct 100% van de aandelen in Rain BV en Frost BV. In 2009 ontvangt Sun BV een dividend van € 200.000 van Rain BV. In 2010 verkoopt Sun BV alle aandelen in Frost BV met een verlies van € 100.000.

 

a. Is Sun BV ten opzichte van de dividenduitkering vennootschapsbelasting verschuldigd en kan Sun BV het verkoopverlies aftrekken van haar fiscale winst?

b. Kan Kathem met Sun BV, Rain BV en Frost BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen? In 2011 keert Sun BV een dividend uit van € 100.000 aan Kathem.

c. Beschrijf de gevolgen van deze dividenduitdelingen voor de vennootschapsbelasting, dividendbelasting en de inkomstenbelasting?

 

Vraag 3:

Robert houdt zich in zijn vrije tijd bezig met het verzamelen van munten. Op een zeker moment heeft Robert het voornemen om van zijn hobby zijn werk te maken. In 2008 start Robert zijn onderneming. Robert zal zich toeleggen op het leveren van zeldzame munten. Greet (de vrouw van Robert) werkt mee in de onderneming van Rob, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.

 

a. Beschrijf de fiscale gevolgen van de betrokkenheid van Greet bij de onderneming van Robert. Greet verzamelt ook munten in haar vrije tijd. Als gevolg van een misverstand verkoopt Greet online een aantal zeldzame munten tegen een te lage prijs. Robert moet daardoor de zeldzame munten uit zijn eigen verzameling halen.

b. Wat zijn de gevolgen voor de bepaling van de winst uit onderneming van Robert? Robert is voornemens om zijn onderneming uit te breiden. Robert heeft daar geen genoeg geld voor. Hij besluit daarom samen met zijn buurman Henk een commanditaire vennootschap aan te gaan in 2010. Henk brengt € 100.000 in en wordt commanditair vennoot. Robert zal optreden als beherend vennoot.

c. Hoe wordt Henk belast onder de Wet IB 2001 en heeft Henk recht om een deel van zijn winst uit de commanditaire vennootschap toe te voegen aan de oudedagsreserve? Uiteindelijk komt de commanditaire vennootschap tussen Robert en Henk niet tot stand. Robert drijft voortaan zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Door een tragisch ongeval komt Robert begin 2011 te overlijden. Greet wil de onderneming van Robert voortzetten.

d. Bespreek de gevolgen voor de inkomstenbelasting van het overlijden van Robert en ga in op de wens van Greet om de onderneming van Robert voort te zetten. Greet zet de onderneming van Robert voort als eenmanszaak. Na een tijdje heeft Greet de wens om de eenmanszaak voort te zetten in de BV-vorm.

e. Wat wordt in dat kader verstaan onder een ruisende en geruisloze inbreng? Greet drijft voortaan de onderneming in de BV-vorm. Greet wordt directeur-grootaandeelhouder.

f. Welke inkomstenbelasting en loonbelasting gevolgen zijn hieraan verbonden?

 

Vraag 4:

Jan van Raalte is als financieel directeur werkzaam bij Bogame BV. Bogame BV is actief in het maken van computerspellen. Jan krijgt naast zijn riante salaris van € 20.000 bruto per maand ook pensioenrechten toegezegd van zijn werkgever, die daarvoor de volledige premie betaalt.

 

a. Behoren de toegezegde pensioenrechten tot het loon van Jan? Jan heeft twee kinderen die allemaal graag computerspelletjes spelen. Jaap ontvreemdt ieder jaar de meest recente computerspelletjes uit het magazijn van Bogame BV.

b. Behoren de ontvreemde computerspelletjes tot het loon van Jan voor de loonbelasting dan wel de inkomstenbelasting ?

 

Vraag 5:

Om te kunnen spreken van een belastbaar feit voor de Wet Inkomstenbelasting 2001 is het noodzakelijk dat er een bron van inkomen is.

a. Welke eisen worden er in de literatuur gesteld aan een bron van inkomen? Geef voor de navolgende situaties aan of en van welke bron van inkomen voor de Wet inkomstenbelasting 2001 sprake is. Vermeld de relevante wetsbepalingen.

b. Jack bestraat tuinen. Hij vraagt en krijgt hiervoor een kleine vergoeding.

c. Rachel heeft een dienstbetrekking bij de Kamer van Koophandel. Zij geeft daarnaast een marketingcursus aan ondernemers hoe zij optimaal hun onderneming kunnen promoten Hiervoor krijgt ze een vergoeding.

d. Sally schrijft een column in het juridisch tijdschrift Tax Recht . Hiervoor ontvangt zij een bedrag per column.

e. Tim krijgt een auto-ongeluk. Degene die het ongeluk heeft veroorzaakt, betaalt hem schadevergoeding.

 

Vraag 6:

Bob is eigenaar van de Maastrichtse coffeeshop Blunt. De voornaamste activiteiten van deze coffeeshop bestaan uit de in- en verkoop van softdrugs. Bob drijft deze onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Bob krijgt bezoek van de inspecteur. Hij verzoekt om inzage in de administratie van Blunt.

 

a. Is Bob verplicht de inspecteur inzage in zijn administratie te geven? De inspecteur verzoekt ook om inzage in de documenten ten aanzien van de inkoop van de softdrugs.

b. Is Bob verplicht de inspecteur inzage in deze documenten te geven?

c. Neem aan dat Bob weigert inzage te verlenen in zijn administratie en de documenten waaruit de inkoop van de softdrugs blijkt. Wat zijn hiervan de mogelijke consequenties?

 

Vraag 7:

Ter gelegenheid van Koninginnedag maakt Koning BV bekers met de afbeelding van Beatrix. In de aangifte vennootschapsbelasting brengen zij kosten in aftrek, die door de inspecteur bij het opleggen van de aanslag niet worden gevolgd.

 

a. Uiteraard is Koning BV het niet eens met de aan hem opgelegde aanslag. Hij besluit bezwaar aan te tekenen. Bij wie moet het bezwaarschrift worden ingediend? Binnen welke termijn moet dit? Wat moet dit orgaan met het bezwaarschrift doen?

b. Koning BV is het niet eens met de uitspraak op zijn bezwaarschrift. Hij wil de zaak voor de rechter brengen. Binnen welke termijn moet hij zijn beroepschrift bij de griffie van de rechtbank hebben ingediend? Is er een uitzondering mogelijk? Welk oordeel zal de rechter geven als hij van mening is dat het beroepschrift te laat is ingediend?

c. Ter motivering van zijn beroepschrift schrijft hij: “Ik kan me niet vinden in de uitspraak, gedaan op bezwaar.” De inspecteur gaat er ten onrechte vanuit dat de kosten niet in aftrek mogen worden gebracht.” Welke eisen worden er gesteld aan de inhoud van een beroepschrift? Zou een dergelijke motivering voldoende zijn? Welk oordeel zal de rechter over een dergelijk beroepschrift geven?

 

Vraag 8:

Belastingen kunnen op diverse manieren worden ingedeeld. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte belastingen. Wanneer kan een belasting in economische zin als direct, dan wel indirect, worden aangemerkt?

 

Tentamenvragen deel B (open)

(oktober 2011)

 

Vraag 1

Jan Boer is handelaar in granen. Het bedrijfspand van Boer is in 2012 met € 140.000 in waarde gestegen. In 2012 crasht de markt voor granen. Door deze crash daalt de handelsvoorraad van Boer met € 80.000 in waarde.

Op grond van de bovenstaande gegevens bedraagt de winst van Boer in 2012:

a. – € 80.000

b. € 140.000

c. € 50.000

d. € 0

 

Vraag 2

Danielle Amstel drijft een eenmanszaak. Op 1 januari 2013 bedraagt het eigen vermogen van haar onderneming € 300.000. In juni 2013 wint Danielle € 15.000 in de lotto. Ze stort deze prijs op de bankrekening van haar onderneming. In oktober 2013 haalt Danielle € 23.000 van de bankrekening van haar onderneming om een Opel Astra kopen voor haar echtgenoot. Op 31 december 2013 bedraagt het eigen vermogen van haar onderneming € 485.000. Hoeveel bedraagt de winst van de eenmanszaak van Danielle in 2013?

 

a. € 208.000

b. € 170.000

c. € 185.000

d. € 193.000

 

Vraag 3

Derk Sauber is werkzaam in de motorbranche. In augustus 2011 heeft hij het voornemen om een eigen motorzaak te openen. Derk heeft hier echter te weinig geld voor. Hij besluit daarom samen met Arie Sauber (broer) een commanditaire vennootschap aan te gaan. Arie brengt € 250.000 in en wordt commanditaire vennoot. Derk zal optreden als beherend vennoot. 
Hoe wordt Arie belast onder de Wet IB 2001?

 

a. Arie heeft geen recht op de zelfstandigenaftrek en de bosbouwvrijstelling.

b. Arie heeft recht op de zelfstandigenaftrek en de bosbouwvrijstelling.

c. Arie heeft recht op de zelfstandigenaftrek.

d. Arie heeft recht op de bosbouwvrijstelling.

 

 

Vraag 4

Dominque Delaplace heeft een jaar geleden een verzekeringsadviesbureau opgericht, waarvoor ze 70 uur per week werkt, aangezien ze geen personeel nodig heeft. Haar enige investeringen waren: een computer en een internetaansluiting. De klanten komen alleen voor haar uitmuntende kennis en persoonlijke aanpak. Tot dusver lopen de zaken prima.

Martin Leclercq is ambtenaar bij de overheid Hij ergert zich al jaren aan de kauwgum die overal vastkleeft op straat. Al drie jaar werkt hij in zijn avonduren aan een oplossing voor zijn ergernis Deze oplossing heeft hij nog niet gevonden, maar hij is ervan overtuigd dat dit op een goede dag zal lukken. Tot nu toe heeft dit hem ongeveer €5000,- gekost.

Garden Junk BV houdt zich al 40 jaar bezig met inzameling van tuinafval voor het opwekken van energie. Het bedrijf bezit 60 vuilnisauto’s en heeft 110 mensen in dienst. De winsten zijn jaarlijks zeer hoog, in 2003 bedraagt de winst €500.000 Euro.

Welk van onderstaande stellingen is juist?

a. Dominque Delaplace, Martin Leclercq en Garden Junk BV zijn allemaal geen ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting

b. Dominque Delaplace, Martin Leclercq en Garden Junk BV zijn allemaal ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting

c. Dominque Delaplace en Garden Junk BV zijn ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting

d. Dominque Delaplace is ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting

 

Vraag 5

Stelling I: Het gelijkheidsbeginsel betekent dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld.

Stelling II: Als de ongelijke behandeling van gelijke gevallen, waar geen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond voor te geven is, niet voortkomt uit een begunstigend beleid. Dan is er sprake van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel wanneer ook voldaan is aan de toets van de meerderheidsregel.

Welk antwoord is juist?

a. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

b. Stelling I is juist, stelling II is juist

c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

d. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Vraag 6

Stelling I: In een fiscale bezwaarprocedure dient de belanghebbende die bezwaar maakt altijd te worden gehoord door de inspecteur voordat de inspecteur uitspraak op bezwaar doet.

Stelling II: Net als in het strafrecht is in het fiscale procesrecht bij een procedure voor de Rechtbank en het Gerechtshof procesvertegenwoordiging (bijvoorbeeld door een advocaat of belastingadviseur) verplicht.

Welk antwoord is juist?

a. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

b. Stelling I is juist, stelling II is juist

c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

d. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Vraag 7

Stelling I: De WOZ‐waarde is niet alleen van belang voor de heffing van onroerendezaakbelastingen, maar ook voor andere belastingen.

Stelling II: Bezwaar tegen de WOZ ‐waarde dient binnen acht weken na dagtekening van de WOZ‐beschikking ingesteld te worden bij de gemeente.

Welk antwoord is juist?

a. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

b. Stelling I is juist, stelling II is juist

c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

d. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Vraag 8:

 

Stelling I: Onder formeel belastingrecht wordt verstaan het geheel aan regels dat bepaalt hoeveel belasting iemand verschuldigd is.

Stelling II: De omzetbelasting en de overdrachtsbelasting zijn aangiftebelastingen.

Welk antwoord is juist?

a. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

b. Stelling I is juist, stelling II is juist

c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

d. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Vraag 9:

Stelling I: In een fiscale beroepsprocedure moet de belastingplichtige, indien deze meent dat de vastgestelde belasting te hoog is, het bewijs leveren van de onderdelen of argumenten die deze belasting lager zouden maken.

Stelling II: De termijnen voor bezwaar en beroep wijken in de AWR (Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) af van die in de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

Welk antwoord is juist?

a. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

b. Stelling I is juist, stelling II is juist

c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

d. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Antwoorden tentamenvragen deel A (MC)

 

Vraag 1:

a. Op grond van art. 4.12 jo. 4.6 WIB hebben Danielle en Co een aanmerkelijk belang omdat ze 6% van de aandelen houden. Op grond van art. 2.12 WIB wordt dit belast tegen 25% in box 2.

b. Op grond van de meetrekregeling van art. 4.10 WIB wordt Michelle op grond van art. 4.12 jo. 4.6 WIB ook belast voor een aanmerkelijk belang in box 2 op grond van art. 2.12 WIB tegen 25%.

c. Altan wordt belast in box 3 (sparen en beleggen) op grond van art. 5.2 WIB jo. 2.13 WIB tegen 4% en daarvan 30%.

d. Op grond van art. 4.7 lid 1 WIB jo. art 2.12 WIB wordt Faith belast tegen 25% in box 2.

e. Op grond van art. 8 VPB jo. art. 13 VPB heeft Ilse te maken met de deelnemingsvrijstelling.

 

Vraag 2:

a. Nee, Sun BV is geen vennootschapsbelasting verschuldigd omdat op grond van art. 13 VPB de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, aangezien Sun BV 100% van de aandelen in Rain BV houdt. Op grond van art. 13 VPB zijn verkoopverliezen niet aftrekbaar.

b. Nee, dit kan niet, want Kathem is geen moedervennootschap en hij is ook een natuurlijk persoon.

c. Kathem is op grond van art. 2.12 WIB 25% inkomstenbelasting verschuldigd omdat hij een aanmerkelijk belang heeft in Sun BV. Dit is een bedrag van €25.000,-. Sun BV heeft al dividendbelasting afgedragen. Sun BV moet op grond van art. 7 Dividendbelasting 15% betalen. De rekensom is dan als volgt: €25,000,- - €15.000 = €10.000,- moet Kathem aan inkomstenbelasting betalen omdat de dividendbelasting al door Sun BV is afgedragen.

 

Vraag 3:

a. Robert heeft dan recht op meewerkaftrek op grond van art. 3.78 WIB. Dit betekent dat hij een percentage mag aftrekken als Greet een bepaald aantal uren zonder vergoeding werkt.

b. De winst blijft dan ongewijzigd.

c. Henk wordt op grond van art. 3.3 lid 1 sub a WIB belast als medegerechtigde cq. pseudo-ondernemer. De medegerechtigde wordt niet gezien als ondernemer en heeft dus ook geen recht op ondernemersfaciliteiten waar de oudedagsreserve onder valt. Dit betekent dat Henk valt onder het progressieve tarief van box 1.

d. Op grond van art. 3.62 WIB kan Greet gebruik maken van deze doorschuiffaciliteit. Dit betekent wel dat de claim bij Greet komt te liggen.

e. Bij een ruisend inbreng wordt er afgerekend over de stille, fiscale reserves en de goodwill. Bij een geruisloze inbreng wordt de reserves en goodwill allemaal doorgeschoven naar de BV. De BV gaat dan door met de boekwaardes.

f. Greet zou dan eventueel eerst moeten afrekenen op grond van art. 3.62 WIB en dan valt ze onder de VPB met de BV.

 

Vraag 4:

a. Op grond van art 3.82 onder a lid 2 sub b WIB vallen de toegezegde pensioenrechten onder loon in de WIB.

b. Op grond van art. 3.82 WIB valt dit niet onder loon.

 

Vraag 5:

a.

1. Deelname aan het maatschappelijk verkeer;

2. het beogen van een geldelijk voordeel;

3. het in redelijkheid kunnen verwachten van een geldelijk voordeel.
(bron: Van Arendonk, Arends, Bartel e.a., 2011, p. 28.)

b. Jack heeft een bron van inkomen op grond van art. 3.1 WIB. Het gaat in dit geval om resultaat uit overige werkzaamheden omdat hij niet in loondienst is en geen eigen bedrijf heeft.

c. Rachel heeft een bron van inkomen op grond van art. 3.1 WIB. Het gaat in haar geval om loon en resultaat uit overige werkzaamheden voor de cursus die ze geeft.

d. Sally heeft een bron van inkomen op grond van art. 3.1 WIB. Het gaat in dit geval om resultaat uit overige werkzaamheden omdat hij niet in loondienst is en geen eigen bedrijf heeft.

e. Tim heeft geen bron van inkomen omdat een schadevergoeding op grond van art. 3.1 WIB geen bron van inkomen is.

 

Vraag 6:

a. Op grond van art. 47 AWR is Bob verplicht om inzage te verschaffen in zijn administratie.

b. Op grond van art. 53 AWR jo. art 47 AWR heeft Bob geen verschoningsrecht en dit betekent dat hij moet meewerken om inzag te geven.

c. Wanneer Bob niet meewerkt, dan kan volgens art. 54 AWR de gevolgen van art. 25 lid 3 AWR (omkering bewijslast) en art. 27e AWR (ongegrond verklaren beroep) intreden.

 

Vraag 7:

a. Op grond van art. 26 AWR jo. art. 7:1 Awb dient het bezwaar te worden ingediend bij de belastinginspecteur. Op grond van art. 6:7 jo. 6:9 Awb jo. art. 22j AWR bedraagt de termijn zes weken. Het bezwaar behandelen en de indiener horen.

b. Op grond van art. 26c AWR is de termijn zes weken. Er is een uitzondering mogelijk volgens art. 6:8 Awb. Wanneer Koning BV te laat is, dan zal de rechter Koning BV niet-ontvankelijk verklaren wegens termijnoverschrijding.

c. Deze eisen staan in art. 6:5 Awb. De gegevens zoals naam en adres van de indiener moeten worden vermeld en het moet duidelijk zijn tegen welke uitspraak in beroep wordt gekomen. Een degelijke motivering is niet genoeg en dit levert een niet-ontvankelijkheid op.

 

Vraag 8:

Een directe belasting kan worden aangemerkt als een directe belasting wanneer de belastingbetaler direct de belasting afdraagt. Een voorbeeld hiervan is de kansspelbelasting. Een indirecte belasting kan worden aangemerkt als een indirecte belasting wanneer de belastingbetaler indirect de belasting afdraagt. Een voorbeeld hiervan is de omzetbelasting.

 

 

Antwoorden tentamenvragen deel B (open)

 

Vraag 1

Antwoord a is juist.

Bij goedkoopmansgebruik moet het volgende in acht worden genomen: De resultaten moeten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Er moet wel rekening worden gehouden met het voorzichtigheidsbeginsel. Dit betekent dat een ondernemer zich niet rijker hoeft te rekenen dan de ondernemer in werkelijkheid is.

Dit betekent dat alleen gerealiseerde winsten tot de jaarwinst gerekend en redelijkerwijs te verwachten verliezen mogen ten laste van de jaarwinst komen, ook al vindt realisatie later plaats. De waardestijging van het pand behoort niet tot de jaarwinst over 2012. Als het pand niet is verkocht, dan vindt er ook geen winstrealisatie plaats.

Realisatie van het verlies op de handelsvoorraad vindt pas plaats bij latere verkoop. Toch mag deze waardedaling al direct in 2012 ten laste van de jaarwinst worden gebracht. Een goed koopman is behoudend, want hij rekent zich niet rijker dan hij is. Alleen gerealiseerde winsten rekent hij tot zijn winst, berekende maar nog niet gerealiseerde verliezen komen direct in mindering op de winst.

Het bedrijfspand behoudt aan het eind van het kalenderjaar dezelfde boekwaarde (exclusief afschrijvingen). De afwaardering van de voorraad verlaagt het vermogen met € 80.000 en beïnvloedt dus de jaarwinst negatief.

 

Vraag 2:

Antwoord d is juist.

Stortingen en onttrekkingen uit /naar privé(vermogen) beïnvloeden de winst niet, omdat dit geen voordelen die verkregen zijn uit de onderneming op grond van art. 3.8 (afdeling Hfst 3, afdeling 3.2, Wet IB). Deze behoren niet tot het ondernemingsvermogen.

Die kapitaalstortingen en –onttrekkingen moeten worden geëlimineerd.

Naast de normale winstbepaling via een Winst- en Verliesrekening (de opbrengsten minus de kosten), wordt fiscaal nog een extra check gedaan door middel van een vermogensvergelijking.

 

Vermogensvergelijking:

Winst = eindvermogen – beginvermogen + onttrekkingen – stortingen.

Eindvermogen (31/12):

485.000

 

Beginvermogen (1/1):

300.000

-

Toename vermogen:

185.000

 

-/- Stortingen

15.000

-

+ Onttrekkingen

23.000

+

Winst

193.000.

 

 

 

 

 

Vraag 3:

Antwoord a is juist

Wat is een ondernemer? Art 3.4 Wet Inkomstenbelasting 2001 (WIB) zegt het volgende: “voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming”.

Is de motorzaak een onderneming? Criteria “onderneming” uit de jurisprudentie:

  1. Duurzame: ja

  2. Organisatie van kapitaal en arbeid: ja

  3. Die door deelname aan het economische verkeer: ja

  4. Beoogt voordelen te behalen: waarschijnlijk wel

  5. Waarbij het voordeel subjectief moet zijn beoogd en objectief te verwachten is: waarschijnlijk wel.

Er wordt dus voldaan aan de vijf criteria

In de commanditaire vennootschap (CV) zijn er één of meer beherende vennoten en één of meer stille vennoten (= commanditaire vennoten). Een commanditair vennoot is de vennoot in een commanditaire vennootschap die alleen geld heeft ingebracht en wiens aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag van zijn inbreng.

Arie is als commanditair vennoot in feite een geldschieter en dus niet rechtstreeks verbonden, want hij is tegenover zakelijke crediteuren niet aansprakelijk voor de ondernemingsschulden. Hij is daardoor geen ondernemer in de zin van art. 3.4 WIB.

Art. 3.3 WIB zegt echter: “Medegerechtigden tot het vermogen van een onderneming: anders dan als ondernemer of aandeelhouder winst genieten uit een onderneming”. Dit is wel het geval en dus is Arie als commanditair vennoot wel winstgerechtigd.

Arie geniet derhalve als medegerechtigde winst uit onderneming en wordt als zodanig in box 1 progressief belast.

 

Vraag 4:

Antwoord d is juist.

Dominique Delaplace:

WIB: art. 1.1 WIB: natuurlijk persoon: ja

Art. 3.2 WIB: Ondernemer. Art 3.4 WIB: voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming.

 

Onderneming:

  1. Duurzame: ja, is pas recent opgericht, maar de intentie om dit ook in de toekomst te blijven doen

  2. Organisatie van kapitaal en arbeid: ja, weliswaar beperkt kapitaal, echter voor alle zekerheid art. 3.5 WIB: ook zelfstandig uitgeoefend beroep: ja

  3. Die door deelname aan het economisch verkeer: ja: buiten familie en vriendenkring

  4. Beoogt voordelen te behalen: ja

  5. Waarbij het voordeel subjectief moet zijn beoogd en objectief te verwachten: ja, dit is het geval bij een verzekeringsadviesbureau

 

Zij is een ondernemer in de zin van de WIB.

Martin Leclercq:

WIB: art. 1.1 WIB: natuurlijk persoon: ja

Art. 3.2 WIB: Ondernemer. Art 3.4 WIB: voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming.

Onderneming:

1.Duurzame: ja, want het betreft een periode van vier jaar.

2. Organisatie van kapitaal en arbeid: dit kan mogelijk zijn.

3. Die door deelname aan het economisch verkeer: hier lijkt geen sprake van te zijn.

4. Beoogt voordelen te behalen: dit is nog maar de vraag.

5. Waarbij het voordeel subjectief moet zijn beoogd en objectief te verwachten: nee, want dit staat nog in de kinderschoenen en lijkt meer op iets wat men in zijn vrije tijd doet.

Hij is geen ondernemer in de zin van de WIB.

Garden Junk BV

WIB: art. 1.1 WIB: natuurlijk persoon: nee

Garden Junk BV is geen ondernemer in de WIB, dus geniet Garden Junk BV geen winst uit onderneming in de WIB.

 

Vraag 5:

Antwoord d is juist.

Stelling een is onjuist. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk. Zie hiervoor art. 1 Gw., art. 14 EVRM, art. 26 BUPO. Er dient sprake te zijn van een gelijke behandeling van gelijke gevallen en van een ongelijke behandeling van ongelijke gevallen. Afwijking hiervan mag als er sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond (bijvoorbeeld doelmatigheid of eenvoud van uitvoering van een regeling).

Stelling twee is juist. Voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is in de eerste plaats aanleiding als sprake is van een gunstigere behandeling van andere, vergelijkbare gevallen die voortkomt uit een ten aanzien van bepaalde belastingplichtigen gevoerd begunstigend beleid, dat – gezien de vergelijkbaarheid van de gevallen – ook in het geval van de betrokken belastingplichtige toepassing had behoren te vinden. Het gaat hier dus om de consistente toepassing van het beleid. Dit noemt men ook wel het formele gelijkheidsbeginsel. Het beleid moet een begunstigingsbedoeling hebben. Dat betekent dat de fiscus zich ervan bewust moet zijn dat het door hem gehanteerde beleid begunstigend is. Incidentele vergissingen of fouten die de inspecteur bij andere belastingplichtigen heeft gemaakt, vormen geen (begunstigend) beleid.

Wanneer er geen sprake is van bovenstaand begunstigend beleid, dan komt de toets aan de meerderheidsregel aan de orde. De meerderheidsregel is bedoeld voor situaties waarin de gunstige behandeling van andere belastingplichtigen in vergelijkbare gevallen niet berust op (niet gepubliceerd) begunstigend beleid en een oogmerk van begunstiging evenmin (aantoonbaar) aanwezig is. De meerderheidsregel houdt – kort gezegd – in dat het gelijkheidsbeginsel ook toepassing vindt als in een meerderheid van vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Er is sprake van een meerderheid als de juiste wetstoepassing achterwege is gebleven in de helft plus één van de vergelijkbare gevallen.

 

Vraag 6:

Stelling I is onjuist. Voordat op het bezwaarschrift uitspraak kan worden gedaan, dient de aangewezen inspecteur de belastingplichtige op grond van art. 25, lid 1 AWR op zijn verzoek te horen. De regeling dat dit slechts op verzoek dient te gebeuren wijkt af van de algemene regeling zoals is opgenomen in art. 7:2 Awb. Van het horen kan krachtens art. 7:3 Awb worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet‐ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van zijn recht om te worden gehoord of aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Stelling II is onjuist.

 

Vraag 7:

Stelling I is juist. De WOZ‐waarde is ook van belang voor onder meer de watersysteemheffing, de bepaling van het eigenwoningforfait in box 1, de waarde van een tweede huis in box III, de beperkte fiscale afschrijving op gebouwen in de IB en Vpb en de erfbelasting.

Stelling II is onjuist. Bezwaar moet binnen zes weken na dagtekening van de WOZ‐beschikking ingesteld te worden bij de gemeente. Zie art 6:8 Awb, jo. art. 22j AWR.

 

Vraag 8:

Antwoord d is juist.

Stelling I is onjuist. De omschrijving in de stelling is het materiële belastingrecht (wie is belastingplichtige, object, tarief). Dit staat in de belastingwet zelf.

Voorbeeld: Laat opzoeken in de Wet op de vennootschapsbelasting:

Wie is belast? Subject, staat meestal helemaal vooraan want allerbelangrijkst: Hoofdstuk I, art 1 e.v., binnenlandse bel. Pl. (art 2), buitenlandse bel. Pl. (art 3), vrijgestelden (art. 5 e.v.),

Waarover wordt belast? Voorwerp van belasting of belastingobject, staat meestal ook ergens aan het begin: Hoofdstuk twee voorwerp van belasting bij binnenlandse bel. Pl, Hoofdstuk drie: voorwerp van belasting bij buitenlandse bel. Pl;

Hoeveel wordt belast? Tarief, art 22: 20% tot € 200.000 en daarboven 25% (€ 40.000 plus 25% van elke euro boven € 200.000)

Onder formeel belastingrecht valt het geheel van regels dat er uiteindelijk voor moet zorgen dat de materiële belastingschuld ook daadwerkelijk wordt betaald. Dit staat in algemene wetten, zoals AWR, Awb, Invorderingswet, maar deels ook in de belastingwetten zelf, bv Wijze van heffing: art 7 : belasting moet worden ingehouden en afgedragen op aangifte . De verdere regels staan in art 19 ev AWR. Bij aangiftebelastingen is de inhoudingsplichtige/belastingplichtige verplicht de ingehouden belasting binnen zekere termijn aan de belastingdienst af te dragen. Gelijktijdig moet dan aangifte worden gedaan. De belastingplichtige/inhoudingsplichtige stelt derhalve zelf de belastingschuld vast.

 

Stelling II is juist. De omzetbelasting en de overdrachtsbelasting zijn aangiftebelastingen. In artikel 14 van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) staat dat de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting op aangifte moet worden voldaan. In hoofdstuk twee van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is de overdrachtsbelasting geregeld. In artikel 17 Wet OB staat dat de overdrachtsbelasting op aangifte moet worden voldaan

 

Vraag 9:

Antwoord c is juist.

Stelling I is juist. In het belastingrecht geldt de vrije bewijsleer. Dit houdt in dat beide partijen het bewijs moeten leveren voor de posten waarvoor zij het meest aangewezen zijn (over het algemeen: inspecteur posten die de te betalen belasting hoger maken, belastingplichtige: posten die deze lager maken). Wanneer de bewijslast wordt omgekeerd omdat bijvoorbeeld de belastingplichtige geen aangifte heeft gedaan, dan moet de belastingplichtige bewijzen dat de aanslag niet juist is.

Stelling II is onjuist. De termijnen van zes weken zijn beide hetzelfde. Echter de aanvang van de termijn wijkt wel af. In artikel 22j AWR staat dan ook: in afwijking van artikel 6:8 Awb. Het verschil zit in de bekendmaking van een besluit in de Awb versus de dagtekening van een aanslag en deze kan afwijken van de dag van bekendmaking.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1310