Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9129 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
NOM
HR 20 juni 2008, NJ 2009, 21
Casus
NOM heeft Beheer en Willemsen, als bestuurder van Beheer, aangesproken uit onrechtmatige daad, omdat zij - in strijd de statuten - zonder goedkeuring van de RvC surséance van betaling voor Holding hebben aangevraagd. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft NOM een nieuwe stelling ingebracht die mede aan de vordering ten grondslag wordt gelegd. Het hof heeft deze stelling als tardief voorgedragen grief buiten beschouwing gelaten. Daartegen richt zich het incidentele cassatieberoep. Het hof heeft voorts art. 2:9 BW niet van overeenkomstige toepassing geacht op de verhouding tussen een bestuurder en een individuele aandeelhouder en acht Beheer en Willemsen aansprakelijk jegens NOM, op de grond dat hen een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt van schending van een norm die specifiek strekt tot bescherming van NOM.
Hoge Raad
Allereerst gaat de Hoge Raad in op de vermeerdering van de eis in hoger beroep: “Het vorenstaande betekent mede dat de in art. 347 lid 1 Rv. besloten twee-conclusie-regel ook de (…) aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis, in hoger beroep beperkt in die zin dat hij in beginsel zijn eis slechts kan veranderen of vermeerderen niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord.” Vervolgens gaat de Hoge Raad inhoudelijk in op de toets voor externe aansprakelijkheid: “Ingevolge art. 2:9 BW is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Deze bepaling wordt naar vaste rechtspraak aldus uitgelegd, dat voor aansprakelijkheid op de voet daarvan noodzakelijk is dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bij de beoordeling of de bestuurder inderdaad een ernstig verwijt treft als zojuist bedoeld, moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken (…). In deze zaak gaat het echter niet om de aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de rechtspersoon die hij bestuurt, maar tegenover een individuele aandeelhouder. Het onderdeel stelt in wezen de vraag aan de orde of de voormelde norm voor interne aansprakelijkheid overeenkomstig heeft te gelden wanneer een individuele aandeelhouder een bestuurder aansprakelijk stelt voor de wijze waarop deze zijn bestuurstaken heeft uitgeoefend. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Door een hoge drempel te aanvaarden voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover de door hem bestuurde vennootschap wordt mede het belang van die vennootschap en de daarmee verbonden onderneming gediend omdat daardoor wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Gezien de zelfgekozen betrokkenheid van individuele aandeelhouders bij de gang van zaken binnen de vennootschap, brengen de in art. 2:8 lid 1 BW bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee dat de hoge drempel van art. 2:9 BW overeenkomstig van toepassing is bij een door een individuele aandeelhouder tegen een bestuurder aanhangig gemaakte aansprakelijkheidsprocedure.” Dit brengt de Hoge Raad tot de conclusie dat de omstandigheid dat is gehandeld in strijd met statutaire bepalingen die een individuele aandeelhouder beogen te beschermen, in beginsel aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover die individuele aandeelhouder meebrengt.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
799 |
Add new contribution