Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Principles of effective prevention programs

De hoge prevalentie van drugsgebruik, criminaliteit, geweld bij jeugd en andere problemen bij jongeren creëert een behoefte aan het identificeren en verspreiden van effectieve preventiestrategieën. De auteurs hebben 9 kenmerken geïdentificeerd die geassocieerd zijn met effectieve preventieprogramma’s. In de V.S. is er groot gevaar door drugsmisbruik, tienerzwangerschappen, geweld onder jongeren en voortijdige schoolverlaters.
Dit artikel beperkt zich tot 4 gebieden:
- Middelenmisbruik (alcohol, tabak of andere drugs)
- Risicovol seksueel gedrag
- Falen op school
- Delinquentie
Drie brede terreinen gebruikt van preventieprogramma’s:
Programma kenmerken, het matchen van programma’s met de bijbehorende populatie en het uitvoeren en evalueren van preventieprogramma’s.

De negen principes werden verdeeld onder deze drie brede terreinen:
Programma kenmerken
1. Programma’s waren uitgebreid/veelomvattend
2. Sprake van gevarieerde methoden
3. Voldoende dosering/voldoende hoeveelheid interventie
4. Theoriegedreven
5. Bood kansen voor positieve relaties
Het matchen van programma’s met de bijbehorende populatie
6. Adequaat getimed/Juiste tijdstip
7. Sociaal-culturele relevant
Het uitvoeren en evalueren van preventieprogramma’s
8. Evaluatie van de uitkomst
9. Goed opgeleid personeel
1. Programma’s waren uitgebreid/veelomvattend
Verstrekken van een reeks van interventies om de mediatoren van het probleem op te lossen. Er kan met twee punten een uitgebreide programmering bereikt worden: meerdere interventies, meerdere plekken.
Meerdere interventies, is het belang van het hebben van meerdere ingrepen tegen probleemgedrag.
Voorbeeld: Bij interventie tegen ongewenste zwangerschappen, kan er gedacht worden aan: verhogen van informatie erover, bevorderen van vaardigheden bij de meiden en verstrekken van een goede gezondheidszorg.
Meerdere instellingen, verwijst naar de noodzaak om de verschillende systemen die van invloed zijn op de ontwikkeling van het probleemgedrag aan te grijpen.
2. Gevarieerde lesmethoden
Belangrijk is dat een interventie ‘actief’ is. Kirby vond dat effectieve programma’s gebruik maakten van mondelingen en schriftelijke praktijk bij het behandelen van probleemgedrag.
3. Voldoende hoeveelheid interventie
Deelnemers moeten worden blootgesteld aan voldoende interventie. Bij ‘voldoende’ kan er gedacht worden aan, hoelang sessies duren, aantal sessies, duur van het totale programma. Intensiteit van sessies moeten worden aan het risico wat individuen lopen: Hoe groter de behoeften of tekorten van de deelnemers, hoe groter de dosering of de intensiteit van de interventie. Daarnaast kunnen interventies ook een soort ‘boost-sessies’ bevatten, deze om de interventie te ondersteunen (bijv. ophangen van posters om de geleerde regels niet te vergeten). Uit follow-up studies blijkt dat het effect van vele preventieve maatregelen de neiging hebben om geleidelijk te vervallen. Dit suggereert dat de boost sessies focussen op de eerder geleerde vaardigheden om de positieve resultaten te behouden.
4. Theoriegedreven
Preventie heeft behoefte aan wetenschappelijke rechtvaardiging.
5. Positieve relatie
Het bieden van mogelijkheden voor kinderen om sterke, positieve relaties te ontwikkelen werd geassocieerd met positieve resultaten. Voorbeelden: Verbeteren ouder-kind relaties of ouderschap vaardigheden. Tolan en Guerra suggereerden dat intensieve individuele interventie niet voldoende zijn om delinquentie te voorkomen.
6. Adequaat getimed/Juiste tijd
Interventies moeten gegeven worden op het moment dat zij voor een maximale uitkomst kunnen zorgen. Voorbeeld: HIV/aids programma’s zijn handig voor adolescenten, behalve voor adolescenten die al voor dit programma seksueel actief waren.
7. Sociocultureel relevant
De preventieprogramma’s moeten in de cultuur passen. Gevoelige culturele factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van problemen moeten worden meegenomen. Ook moeten de preventieprogramma’s zich richten op de behoeften van deelnemers. De deelnemers moeten het gevoel hebben dat hun behoeften zijn erkend.
8. Evaluatie uitkomst
Evaluatie is nodig om de effectiviteit van de programma’s te bepalen. Preventieprogramma’s van HIV/aids geven aan dat dit soort informatie zeer belangrijke kan zijn voor het bereiken van positieve resultaten voor preventieprogramma’s.
9. Goed opgeleid personeel
Preventieprogramma’s zijn beter als personeel goed opgeleid is.
Definities van alle punten
1. Veelomvattendheid:
Te werk gaan met kritische domeinen (familie/gemeenschap) om ontwikkeling probleemgedrag aan te pakken.
2. Gevarieerde lesmethoden:
Programma heeft betrekking op diverse lesmethoden die zich richten op het vergroten van het bewustzijn en begrip van het probleemgedrag en op het verwerven of verbeteren van vaardigheden.
3. Voldoende dosering:
Programma’s bieden genoeg ingrijpen om gewenste effecten te produceren.
4. Theoriegedreven programma’s:
Programma hebben theoretische verantwoording, zijn gebaseerd op accurate informatie en worden ondersteund door empirisch onderzoek.
5. Positieve relaties:
Programma’s bieden blootstelling aan volwassenen en leeftijdgenoten op een manier die sterke relaties bevordert en positieve resultaten ondersteunt.
6. Adequaat getimed/juiste tijd:
Programma’s vinden zo vroeg mogelijk plaats om invloed op de ontwikkeling van probleemgedrag te kunnen hebben
7. Sociaal-cultureel relevant:
Programma’s zijn afgestemd op de gemeenschap en culturele normen van de deelnemers
8. Uitkomstevaluatie:
 Programma’s hebben duidelijke doelen en doelstellingen en ze doen een poging om resultaten systematisch te documenteren ten op zichte van de doelstellingen
9. Goed opgeleid personeel :
Medewerkers ondersteunen het programma en zijn voorzien van training met betrekking tot de uitvoering van de interventie.