Samenvatting van Seeing like a state van James C. Scott

Hoofdstuk 1: De natuur en ruimte

Bepaalde vormen van kennis en controle vereist een vernauwing van een bepaalde visie. Het grote voordeel van een dergelijke tunnelvisie is dat een tunnelvisie zorgt voor een bepaalde focus op gelimiteerde aspecten van een complex en onwerkelijke realiteit. Deze vereenvoudiging aan de kant, maakt het fenomeen aan het centrum van het veld van de visie meer leesbaar en dus ook meer vatbaar voor voorzichtige aanpassingen en berekeningen. De uitvinding van wetenschappelijk bosbouw in de late 18e eeuw in Pruisen en Saksen dient als een model voor dit proces. In de loop van de wetenschappelijke geschiedenis is belangrijk op zijn eigen manier. Het wordt hier gebruikt als een metafoor voor vormen van kennis en manipulatieve karakteristieken van machtige instituten met scherp afgebakende belangen. Hiervan zijn de bureaucratische staten en grote commerciële bedrijven zijn daar de goede voorbeelden van.

De vroegmoderne Europese staat, voordat de wetenschappelijke bosbouw zich ontwikkelde, bekeek de bosbouwers voornamelijk door de fiscale ogen vanwege de belastingen. Andere factoren die meetelden voor de officiële management van het bedrijf waren bijvoorbeeld het hout voor de scheepsbouw, stedenbouw en brandstof voor de economische veiligheid van haar subjecten. Deze zorgen hadden namelijk wel de nodige impact op de belastingopbrengsten en veiligheid. Om een beetje te overdrijven, men meent dat de interesse van de Kroon in bossen was verdwenen door de fiscale blik. De opbrengsten van de hout die jaarlijks wordt vastgesteld.

Wetenschappelijke bosbouw was oorspronkelijk ontwikkeld tussen 1765 tot 1800, voornamelijk in Pruisen en Saksen. Uiteindelijk zou de wetenschappelijke bosbouw de basis vormen van bosbouwmanagementtechnieken in Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten en in de ontwikkelingslanden. Deze opkomst kan niet los worden gezien van de grotere context van de gecentraliseerde staatsinitiatieven van die periode. Deze nieuwe bosbouwwetenschap was een subdiscipline die kameralisme werd genoemd. Dit was een poging om in het koninkrijk de fiscale management te vertalen naar wetenschappelijke principes die wel systematische planning vereiste. Traditionele bosbouw zorgde ervoor dat het bos werd verdeeld in voornamelijk gelijke gebieden. De gedachte hierachter was dat in de gebieden de bomen binnen een bepaald aantal jaren dienden te groeien. Een gebied werd elk jaar gekapt om een bepaald rendement te behalen. Door de slechte kaarten, de ongelijke distributie van de bomen met de meeste waarden en de maatregelen die werden genomen voor de bouw, waren de resultaten onbevredigend voor de fiscale planning.

Wanneer de utilistische staat niet het bestaande bos voor de commerciële bomen kon zien, dan was de visie van de utilistische staat abstract en onvolledig te noemen. Dit was niet echt uniek te noemen. Een bepaald niveau van abstractie is nodig voor zowel alle vormen van analyses en het is niet verrassend dat de abstracties door personeel van de staat vergeleken moet worden met de fiscale belangen van hun medewerker. De noot onder “forest” in Diderot’s Encyclopédie is bijna alleen gericht op de publieke producten die voortkomen uit de bosbouw met de belastingen, omzetten en opbrengsten die men moest afstaan. Het bos als verblijfplaats verdween en is vervangen door het bos als economische bron die effectief wordt gemanaged om er optimale rendement uit te halen. Er kan worden gesteld dat fiscale en commerciële belangen steeds meer op de voorgrond treden.

Voorzichtige exploitatie van bossen werd steeds belangrijker in de late 18 eeuw, omdat de fiscale overheden er zich steeds meer van bewust werden dat er een groeiend tekort was aan houd. Veel van de oude bossen of eiken en beuken waren langzamerhand gedegradeerd en het terugroeien van de bossen ging niet zo soepel als men had gehoopt. Het vooruitzicht van het rendement van de bossen was niet florissant te noemen, omdat de omzetten onder druk kwamen te staan door boeren die op zoek waren naar brandhout. Dat de staat zich zorgen maakte om deze ontwikkelingen was vooral goed te zien in de gefinancierde competities voor het ontwerpen van de meest efficiënte houtkachels.

De resultaten van Duitse bosbouwwetenschap met betrekking tot technieken voor het berekenen van de hoeveelheid van verkoopbare hout en de opbrengsten daarvan was erg indrukwekkend te noemen. Het was echter tijd voor een volgende stap. Deze stap was een poging om het zaaien, planten en kappen zorgvuldiger te regelen. Een bos was hierdoor makkelijker voor staatsbosbeheerders, omdat het tellen, manipuleren, inschatten en het verrichten van aanpassingen aan het bos hierdoor makkelijker werd. Het is een feit dat bosbouwwetenschap en geometrie, ondersteund door de staat, de capaciteit had om het chaotische, oude bos te transformeren in een nieuw, meer aangepast bos die voldoet aan de gestelde eisen. Ten slotte waren de minder grote bomen gekapt, het aantal soorten bomen werd verminderd (waardoor er vaak een monocultuur ontstond) en het planten van de bomen gebeurde tegelijkertijd en in een rechte lijn over een langere traject. De Duitse bos werd het voorbeeld van het organiseren van de ongeorganiseerde natuur door middel van een wetenschappelijke aanpak.

Hoeveel makkelijker was het om het nieuwe bos te moeten managen? Met lineaire rijen van bomen van dezelfde leeftijd, het kappen van bomen die niet van nut waren en het opnieuw planten van bomen werd het beheren van een bos steeds meer een routineklus. Door de toenemende orde in het bos werd het mogelijk voor bosmedewerkers om werkprotocollen te hanteren die breed konden worden toegepast. Een ongeschoolde en onervaren medewerker kon gemakkelijk zijn taken doen door het volgen van standaardregels. Het kappen van bomen van dezelfde breedte en lengte maakte het niet alleen mogelijk om het rendement goed te voorspellen, maar het maakte het ook makkelijker om deze producten te kunnen verkopen aan constructeurs en aan houtbewerkers. De commerciële gedachtegang en de bureaucratische gedachtegang waren hetzelfde. Dit betekende dat het ging om een systeem dat beloofde om te maximaliseren zodat de terugkeer van een enkel artikel op langere termijn aan de andere kant zich leende voor een gecentraliseerde organisatie van het management.

Het nieuwe bos was ook meer makkelijker te manipuleren voor experimenten. Nu dat het oude en complexe bos werd verruild voor een bos waarin de variabelen constant werden gehouden, was het simpeler om bepaalde effecten te onderzoeken. Het ging hier om zaken zoals vruchtbaarheid, regenval en wieden. Dit was wat er het meest in het buurt kwam van een boslaboratorium. Door de versimpeling van het bos werd het mogelijk voor de eerste keer, om bosmanagement te kunnen bedrijven onder diverse omstandigheden.

Het bos van de bestuurder was zeker niet het bos van de naturalist. Zelfs wanneer de ecologische interacties van het bos bekend waren, dan zou de realiteit zijn dat dit zo complex en afwisselend zijn dat men dit niet kan afdoen met een korte beschrijving in een handleiding. De intellectuele filter die vereist is om de complexiteit te verminderen om dimensies te kunnen managen werd gefaciliteerd uit bepaalde motieven van de staat. Deze motieven van de staat waren gericht op het commerciële vlak van het hout en de omzetten daarvan.

Wanneer de natuurlijke wereld (hoewel deze is geschapen door menselijk gebruik) te star is voor administratieve manipulatie, dan zijn de sociale patronen van menselijke interactie met natuurlijke bureaucratie ook te star voor deze manipulatie. Geen enkele administratief systeem is in staat om een respectabele en bestaande vorm van een sociale groep te vertegenwoordigen, behalve door middel van een heroïsche en schematisch proces van abstractie en versimpeling. Het is absoluut geen kwestie van capaciteit, zoals in een bos. Een menselijke gemeenschap is daarvoor te gecompliceerd en te afwisselend, om zomaar dit geheim te ontvouwen voor een bureaucratische formule. Verder is dit ook een kwestie van het stellen van doelen. Ambtenaren hebben niet meer een belang bij een sociale realiteit dan een wetenschappelijke bosbouwer interesse heeft in het beschrijven van de ecologie van het bos in detail. Deze abstracties en simplificatie zijn gedisciplineerd door een aantal motieven en tot de negentiende eeuw waren deze voornamelijk gericht op belastingheffing, politieke controle en op de dienstplicht. Deze genoemde dingen hadden alleen de technieken en het begrip nodig dat ze geschikt waren voor de taak. Zoals we zien, zijn hier een aantal leerzame paralellen tussen de ontwikkeling van de moderne fiscale bosbouw en moderne vormen van belasting op onroerende zaken. Premoderne staten hielden zich net zo bezig met belastingzaken als moderne staten.

Bepaalde vormen van aanpassingen die niet behoorden tot de logica van de lokale gebruiken, hebben bepaalde karaktertrekken ondanks hun onwil tot het schikken in de administratieve geheel. Door het werk van Witold Kula uit de Middeleeuwen te bestuderen kunnen een aantal lokale gebruiken worden afgeleid uit die periode. Deze maatregelen waren bijvoorbeeld ook onderling meetbaar. Bijna elk verzoek voor een beoordeling van meting betekende dat er een scala aan reacties mogelijk waren met betrekking tot de context van het verzoek.

Hoofdstuk 2: Steden, mensen en talen

Een brede kijk op een stad gedurende de Middeleeuwen in het Midden Oosten die nog steeds een authentieke uiterlijk had. Het gaat hier om uiterlijke wanorde, of om het meer specifiek te duiden, de stad heeft geen uiterlijke kenmerken die er bovenuit steken. Straten, lanen en passages hebben diverse hoeken die symboliseren hoe verward sommige organische processen kunnen zijn. In het geval van de Middeleeuwse stad, waar defensie muren en eventueel grachten vereiste, daar zijn eventuele sporen van binnenmuren die ondersteund werden door buitenmuren, die veel leken op ringen van een boom. Wat voor definitie is er voor een stad die bevoorraad wordt door de marktplaats en de rivieren en de kanalen die de levensader vormde voor de in textiel handelde stad.

Het feit dat de layout van de stad was ontwikkeld zonder enige overall huisstijl, zorgde er niet voor dat de inwoners van een stad nou daadwerkelijk in de war raakte. Een verbeelding dat veel van de bestraatte steden niet meer waren dan voetpaden die herhaaldelijk werden gebruikt voor het lopen op die voetpaden. Brugge is een stad die juist perfect herkenbaar is te noemen. De steegjes en lanen zouden heel dichtbij komen bij de realiteit zoals die nu is. Voor een vreemdeling of een handelaar die daar zou arriveren voor de eerste keer, zou de stad zeer verwarrend overkomen, omdat de abstractie en de logica van de stad in hun ogen zou ontbreken. Het stadaanzicht van Brugge in 1500 zou volgens critici kunnen betekenen dat lokale inwoners een voorsprong hebben op buitenstaanders die kennis hadden over deze stad.

Historisch gezien heeft de relatieve onmogelijkheid voor buitenstaanders voor sommige stedelijke buren juist een bepaalde politieke veiligheid opgeleverd voor ongeoorloofde politieke controle door deze buitenstaanders. Een simpele manier om vast te stellen wanneer deze marge bestaat is om te vragen aan een buitenstaander of hij een lokale gids nodig heeft om succesvol de weg te vinden in deze stad. Als het antwoord hierop ja is, dan dient de gemeenschap of het betreffende terrein in kwestie een paar maatregelen te nemen. Vergeleken met patronen van lokale solidariteit is deze isolatie erg waardevol te noemen in de 18e en 19e eeuw te bescherming van wantoestanden die ontstonden vanwege opstanden in onrustige gebieden.

Staten en stedenplanners hebben er naar gestreefd om ruimtelijke en onbegrijpelijke obstakels te overwinnen door middel van stedelijke transparantie. Hun houding jegens ongeplande steden was niet de houding van bosbouwers met betrekking tot het ongeplande bos. De origine van het netwerk van geometrische vestiging was te vinden in militaire kring. Een vierkante, geordende militair kamp van de orde van de Romeinse castra heeft vele voordelen. Soldaten kunnen hierdoor snel de technieken leren van het bouwen van een dergelijke vierkante kamp. De commandant van de troepen weet exact waar zijn verschillende troepen bevinden. Verder kan elke Romeinse boodschapper of officier die arriveert in het kamp precies zien waar de officier is die hij zoekt. Er moet worden vermeld dat een heerser het symbolisch nuttig vindt dat zijn kampen en steden zijn opgesteld zoals een postzegel gezien de opstelling en de autoriteit.

Door de ogen van een administrator is de plattegrond van Chicago een utopie te noemen. Het laat vooral veel dezelfde rechte lijnen en hoeken zien op de plattegrond. Zelfs de rivieren lopen op de plattegrond zo recht dat ze amper afwijkingen vertonen op de plattegrond. Voor iemand die niet bekend is in de stad of bijvoorbeeld een politieagent is het dankzij deze plattegrond van Chicago erg simpel om een bepaald adres in Chicago te vinden. Dit betekent dat iemand dankzij deze overzichtelijke plattegrond geen hulp nodig heeft van gidsen om een adres in Chicago te vinden. Dit betekent dat buitenstaanders evenveel kennis kunnen hebben van Chicago door de overzichtelijke plattegrond ten opzichte van inwoners van Chicago. Als net als in het bovenste deel van Manhattan de straten zijn genummerd en worden doorbroken door lange wegen die eveneens zijn genummerd, dan vereist een plan zeker meer transparantie. De grond van een stad moet zowel aan de bovenkant als aan de onderkant de nodige stedelijke faciliteiten kunnen herbergen. Deze stedelijke faciliteiten kunnen bijvoorbeeld waterpijpen omvatten, maar ook riolering, elektriciteitskabels, gasleidingen, metro’s en faciliteiten om een stad in de dagelijkse praktijk te kunnen besturen. Het gaat hierbij om dingen zoals het bezorgen van de post, het innen van belastingen, het houden van een volkstelling, het verplaatsen van spullen en mensen in en buiten de stad, het voorkomen van ongeregeldheden, het graven van pijpen voor het aanleggen van riolering, het vinden van een veroordeelde, het zorgen voor het water en het verwijderen van het afval in de stad. Deze taken worden veel simpeler door de logica van de aangelegde stad en de goede plattegrond daarvan.

Drie aspecten van deze geometrische manier van een menselijke nederzetting moeten worden benadrukt. Het eerste aspect is dat het betreffende aspect in kwestie het meest duidelijk is door te kijken van bovenaf en niet vanaf straatniveau. Een persoon die in een parade loopt of een klinknagel in een lange rij met andere klinknagels zullen niet onmiddellijk iets merken van het grote ontwerp van de stad. De symmetrie lijkt in feite dus op een tekening van een schoolkind of een heerser van de stad of sterker nog, de symmetrie is te vergelijken met het uitzicht vanuit een helikopter van bovenaf. Dit ruimtelijke inzicht is misschien inherent in het proces van de planning van de stad zelf. Dit is een proces dat onder meer het verkleinen van structuren inhoudt. Dit betekent dat het mogelijk is om schaalmodellen te produceren, zodat het makkelijker wordt om steden planmatiger te inrichten. Er zijn eventueel andere manieren om visuele verbeelding (mede)mogelijk te maken via grootschalige modellen. Dit betekent dat speelgoed op schaalformaat voor deze doeleinden en visualisatie het meest geschikt is op dat moment. Deze miniaturisatie wordt qua verbeelding bereikt door middel van schaalmodellen van steden of landschappen door middel van het gebruik van de vliegtuig. De kaarttraditie vanuit de lucht door middel van het overzicht van de vogel in de lucht die werd gehanteerd voor de kaart van Chicago, werd niet langer gehanteerd. Door de grootte van de afstand, een ruimtelijke overzicht was er sprake van een verwarring die betrekking had op de vaste rangorde en de symmetrie. Het zou moeilijk worden om de invloed van het vliegtuig op de moderne planning te bagatelliseren. Door het bieden van een nieuw perspectief heeft het vliegtuig ervoor gezorgd dat de topografie in feite meer een houvast kreeg om nieuwe dingen te ontdekken, zoals de meteorologie, rationele controle, planning en ruimtelijke inzichten.

Het tweede aspect die invloed heeft gehad op de stedelijke ontwikkeling is de vergroting van de leesbaarheid van de stad voor buitenstaanders. Deze ontwikkeling heeft niet noodzakelijkerwijs te maken met de manier van leven die in feite wordt opgelegd door de stedelijke ontwikkelaars aan de inwoners van de stad. Ook al worden bepaalde stedelijke servicediensten beter bevoorraad, omdat de afstanden beter zijn te bepalen en dus meer overzichtelijker kunnen worden, er zijn toch bepaalde nadelen. Er is bijvoorbeeld sprake van dichtbevolkte straten, waardoor men steeds meer naar elkaar zal worden aangetrokken, met als gevolg dat deze straten dicht kunnen slibben. Er kan verder ook sprake zijn van inmenging door te gastvrije autoriteiten, het verlies van onregelmatige ruimtelijke afwijkingen, waardoor de gezelligheid in de stad kan verdwijnen. Ten slotte kunnen ook plaatsen waar normaal gesproken mensen voor de gezelligheid bijeenkomen eventueel verdwijnen. Het gevolg hiervan is dat de buurtidentiteit gaat verdwijnen. De formele opstelling van een geometrische stedelijke ruimte is gewoon een formele opstelling. Deze visuele discipline heeft een bepaalde gedachtegang. Deze opstelling doet meer denken aan een parade van militaire barakken. Het feit dat een formele opstelling werkt voor gemeentelijke en staatsautoriteiten die hiermee de stad administratief op poten kunnen zetten, wil nog niet zeggen dat dit werkt voor burgers. We moeten de verhouding tussen de formele ruimtelijke opstelling en de sociale ervaring goed in de gaten blijven houden.

Het derde aspect is een gestandaardiseerde handelsmarkt. Net als Jefferson’s plan voor het overzien van het Torrens systeem met betrekking tot het open land zorgt het netwerk ervoor dat er regelmatige samengestelde percelen en blokken ontstaan die makkelijk te zijn verhandelen. Precies door deze handeling worden deze abstracte units onthecht van de ecologische en topografische realiteit, omdat zij een bepaalde vorm van aggregatie en fragmentatie symboliseren. Deze kenmerk van het netwerk passen goed bij de opzichter. Bureaucratie en commerciële logica gaan in dit geval hand in hand met elkaar.

Hoofdstuk 3: Autoritarisme in combinatie met hoge modernisme

Al de stedelijke vergelijkingen tot nu toe werden vooral gedaan door middel van plattegronden van steden. Dat is omdat deze plattegronden waren ontworpen om zo precies mogelijk die aspecten van een complexe wereld te benadrukken die in het belang zijn van de plattegrondmaker, zodat jammer genoeg de rest van de mogelijke relevante aspecten die op een kaart thuishoren. Er kan zeker worden geklaagd over de plattegrond, omdat deze plattegrond een gebrek aan nuance heeft en dat bepaalde details niet genuanceerd genoeg zijn weergegeven, totdat de informatie met betrekking tot de functies op een kaart goed worden weergegeven. Een plattegrond van een stad die als doelstelling heeft om elke verkeerslicht, elke kuil, elke gebouw en elke bos en boom in elke park te weergeven zou er toe leiden dat de kaart te groot en complex zou kunnen uitvallen. Dit zou ook in strijd zijn met de doelstelling van het maken van plattegronden, het abstract samenvatten van wat er aanwezig is in de stad. Een plattegrond is een instrument die dus is ontworpen voor een bepaald doel. Wij mogen bepaalde waardeoordelen hebben over andere doelen van plattegronden, maar het staat wel vast dat het gebruiken van een plattegrond staat of zakt met het gebruik ervan.

We hebben al eerder het een het ander over gezegd, maar de kracht van plattegronden om te transformeren net als de kracht om het een het ander samen te vatten ligt hem in het uitbeelden van de stad op een plattegrond. Deze kracht om te transformeren zit niet in de plattegrond zelf, maar meer in de kracht die bezit wordt door diegene die een bepaald perspectief kan neerzetten op de betreffende plattegrond. Een private onderneming die als doelstelling heeft om een maximaal rendement te halen met bosbouw en de productie omtrent, zal de plattegrond op haar manier benutten en lezen. De staat heeft trouwens geen monopolie op utilistische versimpeling. De staat heeft wel in feite een monopolie op het legitiem gebruiken van staatsbevoegdheden. Dit is de reden waarom vanaf de 17e eeuw de meeste plattegronden ingrijpend zijn getransformeerd en geïmplementeerd door de meest machtige institutie in de samenleving: de staat.

Men gelooft dat veel van de meest tragische gebeurtenissen van stedelijke ontwikkeling in de late negentiende en twintigste eeuw te verklaren valt door middel van het beschrijven van drie elementen. Het eerste element is de ambitie om de natuur en samenleving op een administratieve manier te ordeneren. Dit is al iets wat we al eerder hadden gezien bij de wetenschappelijke bosbouw. In de wetenschappelijke bosbouw waren de ambities iets te uitgebreid voor deze aspiratie. Deze ambitie werd niet alleen teruggevonden in die van de hoge modernisme, maar ook in andere diverse andere politieke stromingen. Als men zich kon voorstellen wie er in een hall of fame zou plaats kunnen nemen van de hoge modernisten, dan zouden er vele namen in aanmerking kunnen komen. Denk bijvoorbeeld aan Jean Monnet, Robert Moses, Walther Rahenau, maar ook de Shah van Iran zou in aanmerking kunnen komen voor een plaats in de hall of fame. Er kan geconcludeerd worden dat hoge modernisme niet een bepaalde politieke stroming vertegenwoordigt. Zowel aan de linkerkant en de rechterkant van de politieke stroming zijn er hoge modernisten te vinden. Het tweede element is de ongelimiteerde gebruik van macht van de moderne staat als instrument voor het bereiken van deze doelen. Het derde element is een verzwakte of onwillige samenleving die een gebrek aan capaciteiten heeft om deze plannen te kunnen weerstaan. De ideologie van hoge modernisme zorgt in feite voor dat verlangen. De moderne staat zorgt dat men handelt naar dit verlangen en de incapabele samenleving zorgt voor het terrein waar de utopia’s op worden gebouwd.

Wat is hoge modernisme eigenlijk? Deze term kan het beste worden omgeschreven als een sterke versie van het geloof in wetenschappelijke en technische progressie die werd geassocieerd met de industrialisatie in West-Europa en Noord-Amerika van 1830 tot de Eerste Wereldoorlog. Hoge modernisme kan onder meer worden gekenmerkt door een overdosis aan zelfvertrouwen over de gemaakte progressie, de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische kennis, de expansie van productie, de rationele ontwikkeling van de samenleving, de groeiende behoeften van mensen en een toenemende controle over de natuur (inclusief de menselijke natuur) en gelijkheid met betrekking tot het verklaren van wetenschappelijke wetten. Hoge modernisme is dus een bepaalde visie die betrekking heeft over hoe de voordelen van techniek en wetenschappelijke progressie moet worden toegepast (meestal door de staat) in elke vorm van menselijke activiteit. Zoals men ziet is dit de versimpelde utilitaire beschrijving van het uitoefenen van macht door de staat. De een zal zeggen dat de hoge moderne staat begint met uitgebreide handleidingen voor een nieuwe samenleving om deze vervolgens op te dringen aan de burgers.

De bronnen van deze visie zijn heel erg autoritair te noemen. Wanneer een geplande sociale hiërarchie beter is dan een ongeorganiseerd historische praktijk, dan volgen hier dan twee conclusies. Alleen de personen die wetenschappelijke kennis hebben zijn in staat om deze superieure sociale order te creëren. Verder dienen de mensen met een achtergestelde visie voorgelicht te worden, of anders dienen deze mensen te wijken. Sterke visies van hoge modernisme, zoals die werden gehuldigd door Lenin en Le Corbusier worden gekenmerkt door een hoge mate van meedogenloosheid ten opzichte van diegene tegenover die meedogenloosheid wordt gehanteerd. De meest radicale opvatting is dat hoge modernisme in de verbeelding van mensen de staat in feite opruimt en dat de staat hiermee vanaf nul weer begint.

De ideologie van hoge modernisme heeft de neiging om politiek te devalueren of juist te bannen. Politieke interesses kunnen alleen in de ogen van deze ideologie bepaalde sociale oplossingen door specialisten met wetenschappelijke adequate gereedschappen juist frustreren. Als individuen kunnen hoge modernisten mogelijk wel onafhankelijke opvattingen hebben over bepaalde democratische, liberale opvattingen over het onvermogen van de private sector die hen beperken, maar zulke opvattingen zijn extern en vaak in strijd met hun opvattingen met betrekking tot hun opvattingen over hoge modernisme.

De nadelen van hoge modernisme hebben vooral te maken met de claim dat er wordt gesproken over de verbetering van de menselijke conditie waarin de autoriteit van de wetenschappelijke kennis en de ingeslagen richting daarin ervoor kunnen zorgen dat andere vormen van beoordeling niet kunnen meedoen. In de eerste plaats impliceert hoge modernisme een echte radicale breuk met de geschiedenis en traditie. Dit betekent dat rationele gedachten en wetenschappelijke wetten een antwoord kunnen geven op elke empirische vraag, maar die antwoorden worden niet voor lief genomen. Alle menselijke gewoontes en gebruiken zijn inherent en dus niet gebaseerd op wetenschappelijke redenaties. Het gaat hierbij om familiestructuren en normen en waarden en bepaalde vormen van productie die hier moeten worden heronderzocht en eventueel moeten deze aspecten opnieuw worden ontworpen.

De industriële oorlogsvoering in de twintigste eeuw heeft ervoor gezorgd dat er een aantal belangrijke stappen zijn gezet qua mobilisatie van de samenleving en de economie. Ook liberale samenlevingen zoals in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië werden in de context van de industriële oorlogsvoering ook directe administratieve samenlevingen. De wereldwijde depressie van de jaren dertig van de twintigste eeuw zorgde ervoor dat liberale staten zich gingen bezighouden met relatief dure experimenten op het gebied van sociale en economische planning om de economische crisis tegen te gaan en om populariteit te vergaren. In deze gevallen van oorlog en economische depressie heeft de druk na een geadministreerde samenleving een aspect van onmacht in zich. De heropbouw na een oorlog valt in feite in dezelfde categorie.

Revolutionairen en kolonisten zijn erg gastvrij ten opzichte van hoge modernisme. Dit komt door een aantal redenen. Een revolutionair regime en een koloniaal regime hebben elk de beschikking over een onuitputtelijke bron van macht. De revolutionaire staat heeft de ancien regime verdedigd, vaak hadden de partizanen een mandaat om de samenleving te herschikken naar zijn vorm en dit leidde ertoe dat de burgers in die samenleving erg beperkt werden in hun pogingen om actief verzet te bieden. De verwachtingen omtrent millenials werden vaak geassocieerd met revolutionaire bewegingen die verder impulsen gaven aan de ambities van hoge modernisten. Koloniale regimes, vooral die in later koloniale regime, maakte vaak gebruik van experimenten in sociale opzichten. Een ideologie van ‘welzijnskolonialisme’ met de autoritaire macht die inherent is bij het uitoefenen van de macht in een kolonie, hebben mede ambitieuze plannen aangemoedigd om een nieuwe inheemse samenlevingen te creëren.

Hoofdstuk 4: De hoog moderne stad: een experiment en wat kritiek

In de epigrafie van Mumford van dit hoofdstuk is zijn kritiek gebaseerd op die van Pierre-Chales L’Enfant’s Washington. Deze kritiek was vooral gericht op de barokke stedelijke planning in het algemeen. Deze kritiek kan vooral worden vergeleken met het werk van de in Zwitserland geboren Franse essayist, schilder, architect en planner Chales-Edouard Jeanneret die beter bekend is onder zijn professionele naam, Le Corbusier. Jeanneret was de belichaming van hoge modernisme stedelijke ontwerpen. Hij was naar schatting actief tussen 1920 en 1960. Hij was minder een architect te noemen dan een visionaire planner van planetaire ambities. De grote meerderheid van zijn enorme plannen zijn nooit gerealiseerd, omdat deze plannen een politieke oplossing en veel financiële steun vereisten. Die konden de paar politieke autoriten niet bieden. Sommige gedenktekens van zijn geniale ideeën bestaan nog steeds. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in Chandigarh, de provinciehoofdstad van Punjab in India en L'Unité d’Habaiation, dit is een groot appartementencomplex in Marseille, maar zijn nalatenschap zijn het meest duidelijk te vinden in de logica van zijn onafgebouwde megaprojecten. In het verleden had hij onder meer stadsplanningen gemaakt voor onder meer Parijs, Algiers, São Paulo, Rio de Janeiro, Buenos Aires, Stockholm, Geneve en Barcelona. Zijn politieke stijl was een bizarre combinatie van Sorel’s revolutionaire syndicalisme en Saint-Simon’s utopische modernisme. Hij ontwierp beiden in Rusland (1928-1936 en in Vichy voor maarschalk Phillipe Pétain. Het sleutelmanifest van moderne stedelijke planning, het Atheense handvest van het Congrès Internationaux D'Architecture Moderne (CIAM) is een goed voorbeeld van hoe zijn doctrines zijn vormgegeven.

Le Corbusier omarmde de grote productieve, hiërarchische, gecentraliseerde stad zonder enige aarzeling. Als men kijkt naar een karikatuur van moderne stedelijkheid, dan is er niemand die dit beter uitvinden dan Le Corbusier. Zijn visies waren extreem, maar zeer invloedrijk en ze vertegenwoordigden op een zodanige wijze dat men de logica in hoge modernisme zag. Door zijn durf, zijn genialiteit en zijn consistentie was hij de hoge modernist in hart en nieren.

Door de omvang van deze plannen spreken de plannen wel voor zichzelf. Er is geen vergelijking gemaakt met de al reeds bestaande stad. Het nieuwe stadsaanzicht verdringt dus de voorganger van de nieuwe stad. In elk geval heeft de nieuwe stad veel weg van een beeldhouwwerk, omdat de stad is ontworpen om een krachtige visuele impact teweeg te brengen. Deze impact is alleen van waarde, wanneer deze impact van een grote afstand kan worden gerealiseerd. Buenos Aires is bijvoorbeeld in afbeelding 15 vastgelegd kilometers vanaf zee. Dit wordt ook wel een blik op de Nieuwe Wereld genoemd na twee weken reizen, volgens Le Corbusier. Hiermee adopteert hij dus het perspectief van een moderne dag van Christopher Columbus.

In The Radiant City (La ville radieuse) die was gepubliceerd in 1993 en opnieuw werd gepubliceerd in 1964 met een aantal veranderingen, liet Le Corbusier een complete expositie zien van zijn visies. Hier als elders, Le Corbusier’s plannen waren opzettelijk niet bescheiden van aard.

Le Corbusier had geen geduld voor de psychische omgeving die in de loop der eeuwen waren gecreëerd door het stedelijk leven. Hij minachtte namelijk de chaos, het duister, de wanorde en de drukte en de omgeving waarin dodelijke ziektes een rol konden spelen in de stad in Europese steden zoals Parijs. Een deel van zijn minachting was gebaseerd op functionele en wetenschappelijke gronden. Een stad die zo efficiënt en gezond mogelijk was moest dan de dingen slopen die betrekking hadden op de oorsprong van de stad. Een andere vorm van zijn minachting was esthetisch. Hij was makkelijk uit het veld te slaan door wanorde en verwarring. De verwarring die hij wilde corrigeren was niet gericht op het grondlevel, maar een verwarring die meer betrekking had op de functie van afstand, een bird’s eye view. Zijn gemixte motieven zijn goed vastgelegd in zijn beoordeling van smalle landgoederen. Op figuur 17 kan men een foto zien die vanuit de lucht is genomen. Vanuit vliegtuigen kan men stukken land zien die verdeeld zijn in stukken. Hoe meer moderne machinerie zich ontwikkeld, hoe meer land is verdeeld in kleine stukken waardoor de belofte van machinerie zinloos is. Het resultaat is verspilling, inefficiëntie en gekrabbel. De rangorde was tenminste belangrijk als de accommodatie in de tijd van machines. Architectuur is volgens hem de kunst die boven alle andere vormen staat die een status van platonische grootsheid, wiskunde orde, speculatie en de perceptie van harmonie ligt in emotionele relaties.

Toen Le Corbusier New York bezocht, was hij meteen weg van de geometrische logica van het centrum van Manhattan. De helderheid van wat hij ‘skyscraper machines’ noemde en het stratenplan van de stad kon hem wel bekoren. Hij zei dat de straten zich bevonden bij rechte hoeken en dat de geest liberaal was. Verder gaf hij weerwoord op de kritiek van de mensen die van mening waren dat de oude stad meer variatie bood dan de nieuwe stad (in dit geval Parijs). Hij zei dat hij deze dingen had verwijderd, zodat hij met een nieuw begin zijn visie kon realiseren. Hij hield in zijn visie vast aan rechtlijnige kruispunten. Le Corbusier toonde zijn liefde voor rechte lijnen en rechte hoeken op een aantal manieren. Deze manieren waren:

  • door middel van de autoriteit van de machine;

  • door middel van de wetenschap;

  • door middel van de natuur.

Zijn briljante ontwerpen en zijn polemische leidde er niet toe dat zijn plannen konden slagen. De machine waar hij eindeloos naar refereerde zoals de locomotief, het vliegtuig en de auto zorgde ervoor dat de straten en kruispunten niet recht en rechthoekig konden worden ontworpen, maar meer in een ongepolijste vorm (de vorm van een traan was het meest haalbare als je visie van Le Corbusier zou toepassen). Voor de wetenschap is elke vorm geometrisch: de vierhoek, de driehoek en de cirkel. Als simpliciteit of efficiëntie een van de hoofdcriteria zouden zijn, waarom dan niet kiezen voor een vierkant of voor een rechthoek? Natuurlijk claimde Le Corbusier dat dit allemaal wiskundig gezien zeer complex, verwarrend en niet logisch zou overkomen ten opzichte van levende wezens en dat dit alleen zou kunnen worden verklaard met de hulp van computers.

De rechte lijnen, de rechte hoeken en de positionering van de internationale gebouwen en de gehanteerde standaarden waren allemaal vastberaden stappen in de richting van versimpeling. Misschien was de meest beslissende stap van Le Corbusier om vast te houden aan functionele scheiding. Deze doctrine van hem die bestond uit veertien principes. Dit maakte hij bekend in zijn werk La ville radieuse, ook wel beter bekend als de dood van de straat. Hij wilde hiermee zeggen dat hij de scheiding van het voetgangersverkeer met het motorvoertuigenverkeer wilde realiseren. Hij sprak zich hiermee uit tegen het mengen van voetgangers met het motorvoertuigenverkeer, wat volgens hem onplezierig was voor beide partijen en de doorstroming van het verkeer zou belemmeren.

Formele geometrische simpliciteit en functionele efficiëntie waren niet twee aparte doelen die in balans moesten worden gebracht. Integendeel, de formele orde was een voorwaarden van efficiëntie. Le Corbusier stelde zichzelf tot de taak van het onderzoeken van het ideaal van de industriële stad. Hij wilde dit onderzoeken zodat hij de ‘algemene waarheid’ omtrent de machine tijdperk zou kunnen worden verklaard met grafische simpliciteit. De stijfheid en de eenheid van de ideale stad vereiste dat er een paar mogelijke concessies werden gedaan voor de geschiedenis van de bestaande steden. Le Corbusier schreef onder meer dat men moest weigeren om zelfs een kleine concessie te doen vanwege de troep waar we nu inzitten. In plaats daarvan zou zijn nieuwe stad volgens zijn voorkeur opkomen als een stedelijke compositie. Le Corbusier’s nieuwe stedelijke orde was een lyrische huwelijk tussen Cartesian pure vormen en de onvervangbare vereisten van de machine. Hij gaf verder aan dat men claimt in de naam van de stoomschip, het vliegtuig en de auto, het recht van gezondheid, logica, durf, harmonie, perfectie en een visie van Dante’s inferno. Zijn stad zou volgens hem georganiseerd, helder, krachtig, luchtig en netjes geordend zijn.

Het boek van Jane Jacobs The Death and Life of Great American Cities was geschreven in 1961 op de hoogtepunt van het modernisme en functionele stedelijke planning. Zij was niet de eerste met kritiek op het stedelijk beleid van de hoge modernisten, maar deze kritiek was juist erg goed onderbouwd met een hoog intellectueel gehalte. De meest moeilijke uitdaging met betrekking tot de hedendaagse doctrines over stedelijke planning zorgde in feite voor een debat, waar nog steeds de invloeden van wordt gevoeld. Drie decennia laten is het resultaat dat veel dingen van de visie van Jacobs zijn geïmplementeerd in de werkzaamheden van de stedelijke planners van vandaag. Er moet wel worden gezegd dat ze haar kritiek op hedendaagse stedelijke planners en de wederopbouw had gericht op Amerikaanse steden. Ze maakte Le Corbusier’s doctrines hiermee het middelpunt van haar kritiek.

Het is opmerkelijk dat de kritiek van Jacobs uniek is te noemen qua visie. Ze begint namelijk op straatniveau met een etnografie van scheidslijnen in buurten, straten en kruisingen. Waar Le Corbusier zijn stad vooral vanuit de lucht ziet, ziet Jacobs haar stat vooral door de ogen van de voetganger die dagelijks in de stad loopt. Jacobs was ook een politiek activist die betrokken was in diverse campagnes tegen voorstellen voor het instellen van veranderingen van zones, wegenbouw en ontwikkeling van de huizenbouw waar ze toch de nodige adviezen over heeft gegeven. Het was redelijk ondenkbaar dat heftige kritiek die was gefundeerd op deze manier zou worden aanvaard door de intellectuelen en de stedelijke planners. Haar handelsmerk met betrekking tot stedelijke sociologie en het ontwerpen van steden was simpelweg te ver verwijderd voor de onorthodoxe pedagogische routines van scholen voor stedelijke planning op dat moment. Een onderzoek naar haar kritiek en de marges onderstrepen min of meer het falen van het hoge modernisme.

Een onderzoek in de inzichten van de argumenten van Jacobs is dat er geen noodzakelijk verband is tussen het nette uiterlijk van een geometrisch orde aan de ene kant en de systemen die ervoor zorgen dat de dagelijkse behoeften worden bevredigd. Ze vraagt zich af waarom wij verwachten dat goed functionerende gebouwde omgevingen of sociale arrangementen ervoor kunnen zorgen dat pure visuele notities van bepaalde orders en regelmaat kunnen worden gerealiseerd. Om dit raadsel goed te kunnen illustreren, refereert zij naar een nieuwbouwproject in Oost Harlem die opvallend en rechthoekig was ontworpen. De laan was een object van algemene minachting door de inwoners. Het werd zelfs als een belediging gezien door de inwoners die waren gedwongen om te verhuizen en die nu in een getto moesten leven tussen vreemdelingen. In deze omgeving was het niet bepaald mogelijk om een krant of een kop thee of koffie te krijgen of om vijftig cent te leven van iemand daar.

Jacobs zegt dat stedelijke planners steeds een fundamentele fout maken. Zij zegt namelijk dat deze stedelijke planners een functionele order van de duplicaten en de ordes van de gebouwvormen maken. Dit is vooral in de puur visuele vorm. De meeste complexe systemen zijn daarentegen niet bepaald een voorbeeld van oppervlakkige regelmaat. Hun orde moet juist worden gezocht op een dieper niveau. Deze complexe systemen van functionele orders als orde moeten zo worden gezien en niet als chaos. Wat hebben de bladeren die vallen van de boom in de herfst, het interieur van een vliegtuigmotor, de sporen van het konijn, het bureau van een krant met elkaar gemeen? Een eerste blik op deze dingen leidt tot de conclusie dat er een bepaalde onbegrijpelijke chaos is. Wanneer deze dingen zijn veranderd, dan zien deze dingen er anders uit. Op dit punt kan worden gezegd dat Jacobs kan worden getypeerd als een functionalist, dat overigens een woord was die door Le Corbusier was geband. Ze vroeg zich verder af wat voor functie deze structuur heeft en hoe goed deze structuur het doet. De orde wordt bepaald door het gediende doel en niet door een pure esthetische visie van het oppervlak. Le Cobusier geloofde echter dat de meest efficiënte vormen duidelijkheid en structuur waren. De fysieke omgevingen die Le Corbusier had ontworpen en gebouwd had laten zien dat er sprake is van harmonie en simpliciteit. Voor een groot deel faalde de ontwerpen van Le Cobusier omdat die ontwerpen er niet voor zorgde dat mensen in die ontworpen omgevingen daar wilde leven en werken.

Hoofdstuk 5: De revolutionairen: een plan en een diagnose

Het ontwerp van Lenin voor het ontwerp van de revolutie was in vele opzichten te vergelijken met het ontwerp van Le Corbusier voor het bouwen van de moderne stad. Beide ontwerpen waren complex inspanningen die waren gefundeerd door een bepaald vertrouwen in de professionalisme en wetenschappelijk inzicht in een omringde kader met de volledige macht om door het plan heen te kijken. Zoals Le Cobusier en Lenin een aantal dingen met elkaar gemeen hadden met betrekking tot het hoge modernisme, zo werd de visie van Jane Jacobs gedeeld door Rose Luxemburg en Aleksandra Kollontay die beide een tegenovergestelde visie hadden ten opzichte van Lenin. Jacobs had haar twijfels over de mogelijkheden en de wenselijkheid van de gecentraliseerde geplande stad van de revolutie die gepland werd door de elite.

Als we moeten afgaan op hetgeen wat Lenin had geschreven, dan was Lenin een overtuigd hoog modernist. De kern van zijn opvattingen waren nogal consequent te noemen. Als hij schreef over revolutie, industriële planning, het organiseren van de landbouw en bestuur, dan richtte Lenin zich voornamelijk op een gemeenschappelijk antwoord die bekend was bij getrainde intellectuelen waarvan hun opvattingen werden gevolgd. Lenin’s idealen pakten in de praktijk echter een stuk anders op. Lenin had een neusje voor het opmerken van sentimenten in de propaganda van de Bolsjewieken. Verder had Lenin talent voor het doorbreken van een terugtrekactie van de tegenstander en Lenin had ook een gave om een bepaald voordeel uit te buiten. Dit was meer relevant voor het hoge modernisme dan voor zijn successen die hij boekte als revolutionair. Het gaat in dit geval meer om Lenin als hoge modernist en daar gaan we ons in dit geval meer op richten.

De meest belangrijke tekst voor de verklaring van de visie van Lenin als hoge modernist of revolutionair is te vinden in What Is to Be Done?. Het hoge modernisme vormde het centrum van de opvattingen van Lening omtrent de situatie in Rusland. Men moest de Russische burgers overtuigen dat alleen een kleine, selecte, gecentraliseerde, professionele kader van revolutionairen die voor een revolutie zouden zorgen in Rusland. Dit was geschreven in 1903 (twee jaar voor de generale repetitie van een revolutie in 1905), maar deze visie werd nooit geopenbaard. Onder andere omstandigheden schreef Lenin in 1917 State en Revolution, aangezien in februari van dat jaar de tsaar van Rusland werd afgezet, waarna de Bolsjewieken in oktober van dat jaar de macht overnamen. Het werk en de visie van Lenin over de landbouw in deze twee genoemde werken zullen met het werk van Rosa Luxemburg worden vergeleken. Het gaat om ‘Mass-Strike, Party en Trade Unions’. Dit werk was een reactie op What Is to Be Done?. Verder zal ook het werk van Aleksandra Kollontay die een belangrijk figuur binnen de workers oppostion vormde (een groep binnen de partij van Bolsjewieken) die kritiek had op de gevoerde politiek van Lenin na de revolutie.

De keuze van Lenin voor de titel What Is to Be Done? was nogal belangrijk te noemen. Het was ook de titel van een vergelijkbare populaire novelle geschreven door Nicholas Chernyshevsky. In deze novelle wil een opkomende man van de intellectuelen de oude gevestigde orde omverwerpen, om als autocraat ervoor te zorgen dat er een sociale utopia kan worden gerealiseerd. Dit was het favoriete boek van de geadoreerde broer van Lenin, Alexander die in 1887 werd geëxecuteerd vanwege plannen om de tsaar van het leven te beroven. Ook wanneer Lenin een Marxist werd, bleef dit boek zijn favoriete boek. Lenin zei zelf dat hij bekend werd met het werk van Marx, Engels en Plekhanov, maar dat alleen Chernyshevsky een grote invloed op hem had. Dit kwam vooral door zijn opvatting dat superieure kennis, autoritaire instructies en sociale ontwikkeling ervoor konden zorgen dat de samenleving werd getransformeerd.

Bepaalde metaforen overvleugelen de analyse van Lenin tussen de link van de elite met de arbeiders in zijn werk van What Is to Be Done?. Dit werk zet een bepaalde tonen en limieten die de boel een beetje beperken. Deze metaforen zijn vooral gericht op de klassen in de school en de militaire barakken. De partij en zijn aanhangers fungeren in feite als docenten die in staat zijn om economische problemen om te zetten in revolutionaire politieke eisen. Dit betekent dat deze docenten in feiten functioneren als officieren in een revolutionaire leger die haar troepen optimaal prepareert voor de revolutie. In hun rollen als docenten, zorgt de elite en haar kranten via een pedagogische en autoritaire stijl ervoor dat hun troepen optimaal zijn voorbereid voor de revolutie. De politieke partij maakt een analyse van veelgenoemde en populaire kwesties en op het juiste tijdstip zorgt men via een actieprogramma voor een algemene politiek strijd. Lenin klaagde dat de activisten van zijn politieke partij niet capabel genoeg waren om de plannen goed te kunnen uitvoeren. Het was volgens Lenin simpelweg niet goed genoeg om de groep als een stelletje strijders af te schilderen. Hij vond dat zijn groep moest handelen op een zodanige manier dat alle andere units van het leger hen zou zien en dat die units daarmee verplicht waren om toe te geven dat ze de voorhoede van de revolutie zouden vormen. Het doel van deze partij was om te trainen, maar proleten in de revolutionaire politiek zullen elke mogelijkheid benutten om te protesteren door het creëren van een gedisciplineerd en revolutionair leger.

Om in lijn te blijven met deze metaforen, moet de massa in het algemeen en de werkende klasse in het bijzonder worden gezien als het geraamte en de elite van de politieke partij moet worden gezien als de hersenen van het lichaam. De politieke partij is voor de werkende klasse als intelligentie is voor brute kracht, als overleg tot verwarring, een manager voor zijn werknemer, een docent tot een student, een administrator tot een ondergeschikte, een professional ten opzichte van een amateur, een leger versus een menigte en een wetenschapper tot een leek. Een korte verklaring over hoe deze metaforen precies werken zal helpen om de visie van Lenin met betrekking tot het hoge modernisme, zijn revolutionaire gedachtengoed en politiek verklaren.

Lenin realiseerde zich dat de revolutionaire beweging afhankelijk was van populaire militairen en spontane protesten. Het probleem was dat het alleen vertrouwen op actie van de bodem ervoor zorgde dat de politie van de tsaar dit makkelijk konden onderdrukken. Als we denken aan protesten als politiek materiaal, dan is de rol van de elite in de politieke partij om de bron van protesten te verzamelen en te zorgen voor een explosie zodat het zittende regime zou kunnen worden afgezet. De elite binnen de politiek partij moesten ervoor zorgen dat de destructieve kracht van de massa die aan het protesteren waren werd verzameld om zo een vuist te kunnen vormen tegenover het regime. Het gaat dus om het brein van de revolutie die ervoor zorgde dat de brute kracht van de massa zo efficiënt mogelijk werd gebruikt voor het omverwerpen van het regime.

Rosa Luxemburg was een generatiegenoot van Lenin. Zij was namelijk een gelijkwaardige en toegewijde revolutionairst en Marxist die was geëxecuteerd samen met Karl Liebknecht in 1919 in opdracht van haar minder revolutionaire bondgenoten van links. Al was Jane Jacobs een criticaster van Le Corbusier en hoge modernisten en stedelijke planning in het algemeen, Le Corbusier had bijna zeker nog nooit gehoord van Jacobs voordat hij doodging. Ze schreven in feite voor hetzelfde publiek met de kennis die ze hadden van elkaars opvattingen en het klopt dus inderdaad dat Luxemburg speciaal de gebruikte argumenten van Lenin met betrekking tot de elite in de politieke partij in verband met de proleten in een revolutionair verband. Luxemburg maakte geen gebruik van de metafoor van Lenin van de fabrieksmanager om te verklaren dat de werknemer bereid was om de instructies op te volgen in ruil voor een bijdrage voor een groter resultaat waar hij zich misschien niet in kon vinden. Dit is in feite een eerste tegenstelling tussen Luxemburg en Lenin. Lenin was verder van mening dat de elite van de politieke partij die in het bezit was van de kennis met totalitaire hand moest regeren. Luxemburg was echter van mening dat de politieke partij meer een vooruitkijkende blik had waardoor men niet constant kon worden verrast door bepaalde ontwikkelingen. Luxemburg was verder van mening dat de revolutie een stuk complexer en meer onvoorspelbaarder in elkaar zat dan dat Lenin wilde toegeven.

Kollontay’s aanval op de politieke partij van Lenin richtte zich vooral op de vorm van de politieke partij. Ze vergeleek de politieke partij van Lenin met een autoritaire schoolmeester en dat was een term die ook door Luxemburg werd gehanteerd. Verder richtte haar aanval zich op de relatie tussen de centrale comité en die van de werknemers die gebaseerd zou zijn op een relatie waarin de comité meer nam dan teruggaf aan de werknemers. De handelsunies werden gezien als een link tussen de politieke partij en de massa medewerkers. De unies hadden als taak om de massa op commando op de been te brengen. Haar kritiek op Lenin richtte zich verder er op dat de politieke partij een pedagogische theorie gebruikte die geen ruimte liet voor de potentiele originaliteit van de studenten.

Hoofdstuk 6: De collectivisering in de Sovjet-Unie en dromen van kapitalisten

De meesterbouwers van de samenleving van de Sovjet-Unie leken meer op Niemeyer die Brasília aan het ontwerpen waren dan dat Baron Haussmann Parijs aan het renoveren was. Een combinatie van het verliezen van de oorlog, economische terugval en een revolutie zorgde ervoor dat het ding wat het meest dichtbij kwam een platgewalste bouwplaats was die zelfs een bouwvakker niet te zien krijgt. Het resultaat was een soort van extreme modernisme dat qua durf veel leek op bepaalde utopische aspecten van de Franse revolutie. Dit is niet bepaald de plek om een uitgebreide discussie aan te gaan over de hoge modernisme die werd gehanteerd door de Sovjet-Unie. Mijn doel is om juist de nadruk te leggen op het onderzoeken van direct contact tussen het modernisme van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten; het geloof in grote en geïndustrialiseerde boerderijen.

In bepaalde opzichten heeft het modernisme van de Sovjet-Unie niet gebroken met het absolutisme van Rusland. Ernest Gellner heeft beargumenteerd dat de twee facetten van verlichting – het eerste facet is de onafhankelijkheid van het individu en zijn interesses en het tweede facet heeft te maken met de rationele autoriteit van experts – ervoor zorgde dat de staten die achterliepen orde op zaken stelde. Dit gebeurde dankzij het tweede facet. De verlichting arriveerde in Centraal Europa als een centraliserende kracht in plaats van een liberale kracht.

Lenin en zijn confederatie konden hun idealen van het hoge modernisme implementeren door te beginnen vanaf nul. De oorlog, de revolutie en de latere hongersnood zorgden voor de nodige obstakels op de weg zodat het iets langer duurder dat de problemen in de prerevolutionaire samenleving en dan vooral in de samenleving werden opgelost. Een terugval van de industriële productie zorgde ervoor dat de mensen gingen wegtrekken uit de stad en hierdoor liep de economie de nodige schade op. De vier jaar durende burgeroorlog zorgde ervoor dat de bestaande connecties net als de scholing van de onderdrukte Bolsjewieken steeds beter werd. De Bolsjewieken werden vooral geschoold in oorlogsvoering volgens communistische opvattingen, het opeisen van zaken, het vormen van de Krijgswet en in dwang.

Transformatie van de fysieke wereld stond niet erg hoog op de agenda van de Bolsjewieken. Het was een culturele revolutie dat men zocht. Het ging in feite om het creëren van een nieuwe persoon. Leden van de seculiere intellectuelen waren de meest toegewijde partizanen met betrekking tot dit aspect van de revolutie. De campagnes om het atheïsme te promoten en om het Christendom en haar rituelen te onderdrukken werden vooral in de dorpen gedaan. Er werden nieuwe ‘revolutionaire’ begrafenissen en trouwceremonies uitgevonden met veel folklore en een ritueel van Octobering werd uitgevonden om het dopen te vervangen. Crematie werd meer gepromoot. De voordelen volgens hun waren dat crematie rationeel, schoon en economisch voordelig was. Door middel van grote en populaire reclames werden op grote schaal onderwijs en alfabetisering gepromoot. Architecten en sociale planner vonden nieuwe woonarrangementen uit. Deze woonarrangementen werden ontworpen voor gezinnen. Gemeenschappelijke eten, was en kinderopvang werden beloofd aan vrouwen om ervoor te zorgen dat men werd bevrijd van het traditionele rollenpatroon. Woonarrangementen waren oorspronkelijk bestemd om voor sociale condensers.

Voordat we een discussie gaan voeren over het nut en de logica van de collectivisering van de Sovjet-Unie, zouden wij in gedachte moeten houden dat het rationaliseren van de boerderijen op een grote schaal een onderdeel was van een gedeeld lot van sociale engineers en landbouwplanners over de hele wereld. Zij werden bewust bij elkaar gestopt om het een het ander uit te proberen. Net als het Congrès Internationaux D'Architecture Moderne bleven ze met elkaar in contact via tijdschriften, professionele conferenties en voorstellingen. De connecties waren het sterkst tussen Amerikaanse landbouwkundigen en hun Russische collega’s. Deze contacten waren tijdens de Koude Oorlog niet onderbroken. Werken in economieën en politieke omgevingen die verschilden van elkaar zorgde ervoor dat de Russen nogal jaloers waren op het niveau van het kapitalisme, vooral met betrekking tot de mechanisatie van Amerikaanse boerderijen, terwijl dat de Amerikanen juist jaloers waren op de Russen ten aanzien van de politieke visie voor het plannen. De mate waarin beide landen samenwerkten om een nieuwe wereld te maken op een grote schaal, rationeel met industriële landbouw kan alleen worden beoordeeld aan de hand van hun onderlinge relatie.

Het hoogtepunt van het enthousiasme met betrekking tot het gebruiken van industriële methodes voor de landbouw is van 1910 tot het eind van de jaren 30. Landbouwengineers (wat een nieuwe specialiteit was) waren beïnvloed door de huidige opvoeding van ouders, industriële technieken en het meest door studies. Frederick Taylor noemde de boerderij een eet en vezel fabriek. De principes van Taylor zijn gebaseerd op wetenschappelijke metingen van het werkproces om deze te breken in simpele en herhalende bewegingen zodat een ongeschoolde medewerker deze zou kunnen herhalen op de werkvloer. Er moet wel worden vermeld dat de gevarieerde en herhaalde vereisten van groeiende gewassen de nodige vraagtekens opriepen. Ze probeerde de boel te rationaliseren bij het ontwerpen van boerderijen, het standaardiseren van machines en gereedschappen en het promoten van het mechaniseren van het groeien van grote gewassen. Het professionele instinct van de landbouwengineers zorgde ervoor dat ze probeerden om zoveel mogelijk facetten van de moderne fabriek toe te passen op de landbouw. Dit zorgde ervoor dat ze probeerde om aan schaalvergroting te doen, omdat de boerderij niet groot genoeg was. De boerderij moest in hun ogen doen aan massaproductie van standaardgewassen op grote schaal. De gedachte hierachter was om de kosten hiermee te drukken.

De collectivisering van de landbouw in de Sovjet-Unie was een extreem geval, maar een goed voorbeeld van een autoritaire vorm van hoge modernisme. Het vertegenwoordigde een cruciale beslissing van het leven van de agricultuur en de productie en dit was allemaal gerealiseerd door middel van brute kracht en staatsmachtslust. De ambtenaren aan wie was opgedragen om deze grote veranderingen te leiden, waren relatief onwetend als het ging om de ecologische, sociale en economische gevolgen die de economie zou kunnen ondermijnen. Ze waren in feite blind.

Het grote succes, als dit überhaupt een succes kan worden genoemd, van de Sovjet-Unie in de landbouw was vooral op het gebied van het sociale en economische terrein redelijk veelbelovend te noemen, omdat men er enigszins in slaagde om institutionele vormen en productieonderdelen goed te kunnen controleren, te managen, te goedkeuren en toezicht te houden van bovenaf. De landelijke samenleving die de Sovjet-Unie voor een langere tijd nastreefde was een staat waarin de bondgenoten van de tsaar, de landheren en de aristocraten ambtsdragers werden weggevaagd en werden vervangen door kleine ondernemingen, boeren, ambachtslieden, private handelaars en alle soorten van mobiele werklui en stompzinnige figuren. Omdat de Bolsjewieken uiteindelijk beseften dat het zeer moeilijk zou zijn om hun samenleving vorm te geven op hun eigen politieke manier, besloten ze om een paar simpele doelen te stellen. Ze maakten in plaats van hun eigen samenleving een nieuwe landschap van grote, hiërarchische en door de staat beheerde boerderijen waarvan de patronen van de gewassen en de voorspelde quota centraal waren vastgesteld en waarvan de populatie niet mobiel was. Het systeem dat zestig jaar heeft volgehouden was via de wet een mechanisme geworden voor inkoop en controle waardoor er te veel kosten zijn gemaakt. Deze kosten zijn vooral tot uiting gekomen door middel van stagnatie, verspilling, demoralisatie en ecologische falen.

Wanneer werken hoge modernistische arrangementen en wanneer falen deze arrangementen? Het abjecte optreden van de Sovjet-Unie op het gebied van de landbouw als een efficiënte producent van etenswaren heeft erg weinig te maken met wat hoge modernisme precies inhoudt. Dit zijn de verkeerde opgevatte biologische theorieën van Trofim Lysenko, de obsessies van Stalin, de samenzweringen tijdens de Tweede Wereldoorlog en het weer. Als is het duidelijk dat de gecentraliseerde oplossingen uit de hoek van het modernisme wel efficiënt, passend en bevredigend kunnen zijn voor bepaalde taken. Verkenning van de ruimte, het plannen van transportatienetwerken, watermanagement, het fabriceren van vliegtuigen en andere taken vereisen een grote organisatie die per minuut moet worden gecoördineerd door een paar experts. De controle met betrekking tot epidemieën of vervuiling vereist een gecentraliseerde staf van experts die standaard informatie moeten ontvangen van honderden units die moeten rapporteren aan die experts.

Hoofdstuk 7: Verplichte verplaatsingen naar dorpen in Tanzania: Esthetisch en miniaturisering

De ujamaa dorpencampagne in Tanzania tussen 1973 tot 1976 was een massale poging om een groot deel van de bevolking te huisvesten in dorpen, waarvan de lay-outs, huisontwerpen en lokale economieën al gepland waren voor een (groot) deel of geheel door de ambtenaren van de centrale overheid. Wij zullen Tanzania onderzoeken om drie redenen. In de eerste plaats was deze campagne met afstand de grootste gedwongen verhuizing die werd ondernomen in een onafhankelijk Afrikaans land. Er werden naar verluid vijf miljoen Tanzanianen gedwongen verplaatst. In de tweede plaats is de documentatie omtrent deze gedwongen verplaatsingen goed bewaard gebleven en door internationale interesse voor dit experimentele onderwerp, maar ook het relatieve open karakter van de politiek van Tanzania speelde een rol, Ten slotte was de operatie van de campagne erop gericht om een bepaalde ontwikkeling tewerkstellingen op het gebied van de welzijn en er niet opgericht om mensen te straffen, etnisch te zuiveren of vanwege de militaire veiligheid (een voorbeeld hiervan was Zuid-Afrika waarin mensen gedwongen werden te verhuizen vanwege de militaire veiligheid onder het mom van de apartheid). Vergeleken met de collectivisering van de Sovjet-Unie was de ujamaa dorpencampagne een geval waarin op grote schaal werd ingegrepen in sociale verhoudingen door een relatieve onschuldige en zwakke staat.

Vele andere op grote schaal gedwongen verhuizingen kunnen op dezelfde manier worden geanalyseerd. In het geval van Tanzania spelen ook de Chinese en Russische modellen samen met het Marxistische-Leninistische model een belangrijke ideologische rol. We moeten niet onderschatten dat deze modellen wel een bepaalde invloed heeft gehad. We hadden eventueel de groot aantal gedwongen verhuizingen in Zuid Afrika onder het mom van apartheid kunnen onderzoeken, omdat die veel meer ingrijpender waren, vooral op economisch vlak, maar ook op andere vlakken. Eventueel was het mogelijk om het groot aantal kapitalistische complotten voor de productie op grote schaal te kunnen onderzoeken, wat ook het nodige aan (gedwongen) verhuizingen kan opleveren. Deze zaken werden ondernomen in arme landen met wat internationale hulp. De hoofd van de staat, Julius Nyrere bekeek de permanente herschikking op manieren die verdacht veel leken op een vervolg van de koloniale politiek, gezien zijn ideeën met betrekking tot mechanisering, de economie en de schaalvergroting in de landbouw waren allemaal onderdeel van een lezing van een internationale ontwikkeling. De lezing van de modernisering was nogal beïnvloed door het model van de Tennesseee Valley Authority, waarin de ontwikkeling van de kapitaalintensieve landbouw in de Verenigde Staten en de lessen van de Tweede Wereldoorlog in werden betrokken.

In tegenstelling tot de collectivisering van de Sovjet-Unie werd de collectivisering van Tanzania niet ontvangen als een operatie om alle individuele eigendommen tot staatseigendom om te zetten. Nyerere gaf een waarschuwing af met betrekking tot administratieve en militaire dwang. Hij benadrukte dat niemand tegen zijn wil of met brute kracht in de nieuwe dorpen zouden moeten worden gedwongen. Het opvallende is dat de situatie waarin Stalin zijn mensen dwong niet viel te vergelijken met de situatie waarin Nyerere door middel van zijn programma zijn mensen in dwong. Er moet wel worden vermeld dat af en toe de ujamma campagne soms opgedrongen en dit zorgde er misschien voor dat de campagne gewelddadig van aard kon zijn. Dit betekende dat er sprake was van een ecologisch en een economisch falen.

Ook in de wat mildere versie van het hoge modernisme met het autoritair optreden waren er een aantal overeenkomsten te herkennen. De eerste overeenkomst die men herkent is dat in het onveranderde bos de patronen op het gebied van vesting en het sociale leven niet vielen te lezen en dat men zich in feite verzette tegen die veranderingen. De staat moest dus haar aanpak in feite wijzigen om ervoor te zorgen dat de veranderingen in die gebieden zouden worden gerealiseerd. De staat deed dit door haar aanpak radicaal om te gooien en door de nederzettingen te versimpelen, om zo ervoor te kunnen zorgen dat er diensten werden ontwikkeld die betrekking hadden op scholing, medische zorg en schoon (drink)water. Meer administratief gemak was in feite het enige doel van deze hele operatie van collectivisering. Hierbij komen we dan aan bij het tweede punt. Het echte doel van de collectivisering en het onderbrengen van mensen uit de steden naar de dorpen was er in feite op gericht om die mensen politiek gezien makkelijker te kunnen controleren en te laten deelnemen in de landbouw op die staatsboerderijen volgens het politieke beleid van de staat. Volgens deze context zijn er bepaalde paralellen te ontdekken tussen hetgeen wat Nyerere en de Tanzanian African National Union (TANU) als visie hadden en het landbouwprogramma en het vestigingsprogramma die werden geïmplementeerd door de koloniale regimes in het oosten van Afrika. Deze parallellen suggereren dat wij zijn gestuit op een generieke ontwikkeling met betrekking tot de moderne ontwikkeling van een staat.

Kolonialisme heeft best wel veel rendement opgeleverd voor de kolonisator. Dit betekent dat in een samenleving die vooral steunde op de landbouw, dat de bebouwing er in feite op was gericht om zoveel mogelijk profijt te halen uit de gewassen voor de markt. Een dergelijke variatie betekende dat men belasting betaalde uitgedrukt in geld, maar ook in bepaalde dure gewassen. Verder betaalde de private plantages ook belasting tot groot genoegen van de blanke kolonialisten. Tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog en vooral na de Tweede Wereldoorlog gingen de Britten in Oost Afrika plannen maken voor een grootschalige ontwikkelingsprojecten met betrekking tot het mobiliseren van de nodige mankracht. Men had blijkbaar goed in de glazen bol gekeken, want er werden bijna dertigduizend arbeiders gedwongen om te werken op de plantages (vooral op de sisalplantages) gedurende de Tweede Wereldoorlog. Vooroorlogse plannen die eigenlijk meer een precedent waren, waren een stuk ambitieuzer. Het ging om plannen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • het planten van gigantische pindaplantages;

  • diverse plantages waarop rijst werd verbouwd;

  • diverse plantages waarop tabak werd verbouwd;

  • het opzetten van boerderijen waarop vee werd gehouden;

  • het opzetten van plannen om die betreffende gronden te bewerken.

Deze bovenstaande plannen vereisten een behoorlijke goede planning, goede delegatie van taken en bevoegdheden en een strikte uitvoering van deze plannen. Het herverdelen en het mechaniseren waren een belangrijk onderdeel van vele plannen. Een meerderheid van deze plannen waren niet echt populair en ook niet erg succesvol te noemen. In feite was het succes van TANU eigenlijk meer gebaseerd op het verzet tegen de kolonisten, omdat die deze maatregelen oplegde.

Met zijn bevel van december 1973 maakte Nyerere een einde aan een periode van het verhuizen van mensen naar dorpen die werd gekenmerkt door een sporadische, maar ongeautoriseerde en ongedwongen karakter. Hij plaatste wel de machines van de staat achter de verplichte en universele verhuizingen van de steden naar de dorpen. Wat zijn invloed beperkte was dat zijn publieke ontkenning met betrekking tot het gebruik van dwangmiddelen had bewezen dat dit niet zo goed werkte. Dit was vervangen door het verlangen van de politieke partij en de bureaucratie om zo snel mogelijk goede resultaten te halen. De gedwongen verplaatsingen waren voor hun eigen belang erg nodig zoals Juma Mwapachu (een ambtenaar die belast was met de gedwongen verhuizingen naar de dorpen in het district van Shinyanga) zei. De operatie in 1974 was geen kwestie van het overhalen van mensen met zachte hand, maar in deze operatie werden de mensen meer met dwang gedwongen om naar de dorpen te verhuizen. Zoals Nyerere beargumenteerde, moest deze gedwongen verhuizing van de mensen naar de dorpen wel op deze manier verlopen, want anders zou de staat Tanzania het niet zich kunnen veroorloven om aan de zijlijn te toe te kijken hoe de mensen een ‘langzame dood’ zouden sterven. De staat had volgens hem de taak om er voor te zorgen dat de mensen een beter leven zouden krijgen door deze gedwongen verhuizing. Nieuwe dorpen en gemeenschappelijke boerderijen waren tenminste vanaf 1967 een officiële politieke prioriteit, maar de resultaten waren steeds teleurstellend te noemen. De officiële term die na 1973 werd gehanteerd was die van geplande dorpen en niet die van ujamaa dorpen, vermoedelijk om een onderscheid aan te breken tussen deze beide begrippen, omdat het gemeenschappelijke regime van ujamaa dorpen had gefaald. Verder moest worden benadrukt dat ujamaa heel anders was dan de geplande dorpen. Het ging namelijk om ongeplande dorpen en boerderijen voor de gemeenschappelijke productie die Tanzania nu had gerealiseerd.

Hoofdstuk 8: Het temmen van de natuur: de leesbaarheid van de landbouw door middel van eenvoud

De nodige simpele abstracties van grote bureaucratische instituties kunnen nooit adequaat worden vertegenwoordigd door de werkelijke complexiteit van natuurlijke of sociale processen. Deze categorieën die worden gebruikt zijn te ruw, te statisch en te gepolijst om recht te doen aan de wereld die men beweert te omschrijven. Om bepaalde aanwijsbare redenen heeft de staat door het financieren van de hoog modernistische landbouw de mogelijkheid om te kunnen abstraheren op dezelfde manier. Het simpele model van productie en winst door middel van uitbreiding van de agricultuur en onderzoek naar de agricultuur heeft op diverse manieren gefaald om de echte boeren zo goed mogelijk te vertegenwoordigen om zo hun complexe en flexibele bespreekbaar te maken voor onderhandelingen. Verder heeft dit model ook gefaald met betrekking tot het vertegenwoordigen van de stukken landbouwgrond waarop de boeren hun gewassen gingen planten. Dit nalaten van het vertegenwoordigen met betrekking tot de landbouwgronden had betrekking op het microklimaat, de vruchtbaarheid, het watermanagement, hoogteverschillen en de lokale biologische historie. Doordat men niet in staat was om zo efficiënt mogelijk de meerderheid van de complexe boerderijen en echte velden te vertegenwoordigen, zorgde het hoge modernisme ervoor door middel van radicale versimpelingen van deze boerderijen en velden dat deze boerderijen en velden meer directer werden opgepakt, gecontroleerd en beheerd. Er moet worden benadrukt dat deze radicale versimpeling van de agricultuur van het hoge modernisme te maken heeft met de agricultuur, zelfs in de basisvorm waarin deze zijn gegoten waardoor het onvermijdelijk is dat er sprake is van een proces van versimpeling in de rijke flora en fauna. Hoe kunnen we anders het proces begrijpen waarin een man werd aangemoedigd om te vertellen welke stukken flora en fauna hij nuttig vond en welke stukken hij juist niet nuttig vond.

De vraag die we stellen en zullen beantwoorden in dit hoofdstuk is waarom een model van moderne, wetenschappelijke agricultuur die vooral succesvol was in dit formaat in het matig geïndustrialiseerde Westen vaak was gecreëerd in de derde wereld. Ondanks deze verschillende resultaten, werd het model opgedrongen door de kolonialisten die tevens modernisten waren, maar ook door onafhankelijke staten en internationale agentschappen. In Afrika, waar de resultaten over het algemeen matig waren, claimde een ervaren agronomist dat een van de belangrijke lessen die men daar had geleerd in de laatste vijftig jaar dat de dramatische modernisatie optie een verleden had die zo slecht was dat een terugkeer naar een langzamer en meer stapsgewijze aanpak er voor moesten zorgen dat men de serieuze en gepaste aandacht kreeg.

Bewerking is simpelweg simplificeren. Zelfs de meest summiere vormen van landbouw zijn te typeren als een rijk landschap vol met flora en fauna die minder divers is dan een gemanaged landschap. De gewassen die de mens heeft gekweekt door middel van het temmen, is afhankelijk van het overleven van de management van de kwekers. Het gaat daarbij om activiteiten zoals het klaar maken van het land, het borstelen, het breken van de grond, het wieden van de grond, snoeien van de planten en het bemesten van de grond. Om precies te zijn, een gewas in het veld wil nog niet zeggen dat er sprake is van een gemaakt landschap net als de flora en fauna die niet door mensen is gecreëerd, zodat de mens niet de omgeving verandert voor het doel van het vergaren van voedsel. Het is duidelijk dat de meeste Homo sapiens hun landschap bewerkten zodat zij in feite biologische monsters werden genoemd die niet konden overleven in het wild.

Millennia van variatie en bewust menselijke selectie had ervoor gezorgd dat de beschaafde mens in hun huidige vorm systematisch verschillend waren ten opzichte van hun wat wildere en behaarde neven. Onze overtuiging heeft ons aangezet om een voorkeur te hebben voor planten die grote zaden heeft en die makkelijk ontkiemen, die meer bloesems hebben en meer fruit opbrengen en die fruit moet ook makkelijk open te maken zijn of verpakt worden. Gecultiveerde mais heeft een stel lange oren met een lange kern waar wilde of semi-wilde mais juist kleine oren heeft met een smalle kern. Het verschil wordt duidelijk door het contrast tussen de grote commerciële zonnebloem met veel zaden en zijn familielid die afkomstig is van de bossen.

Het gaat niet alleen om de kwestie van het oogsten voor de bebouwer van het stuk land. Het gaat ook om aspecten met betrekking tot andere eigenschappen zoals:

  • de structuur;

  • de smaak;

  • de kleur;

  • de kwaliteit van de opslagcapaciteit;

  • de esthetische waarde;

  • de mogelijkheden om de gewassen te koken.

De breedte van de bedoelingen van de mensen heeft niet geleid tot een enkele, ideale bewerkingshandleiding voor het bewerken van bepaalde soorten gewassen, maar er zijn juist vele wegen die eigenlijk naar Rome leiden met betrekking tot het bewerken van diverse soorten gewassen. Verder zijn er diverse varianten te bedenken voor het laten groeien van pap, voor brood, voor bier (gerst om het bier te kunnen maken), het voer voor het vee en sorghum voor het kauwen, witte zaden voor het brood, kleine, donkere en rode zaden soorten voor het bier en sterk bewerkte draadachtige types voor de bouw van huizen en het vlechten van manden.

De grootste druk met betrekking tot het selecteren was afkomstig van de dominante angst van de bebouwers. Deze angst van de bebouwers hield in dat ze niet wilde verhongeren. De kern van de zorgen van deze bebouwers zorgde ervoor dat er een diversiteit onder de bebouwers ontstond, dit werd ook wel de ‘landraces’ genoemd van de verschillende gewassen. Landraces waren meestal genetische variabele populaties die verschillend reageerde op verschillende situaties met betrekking tot de conditie van de grond, het vochtgehalte in de grond, de tempratuur, zonlicht, ziektes & epidemieën, microklimaten en nog meer aspecten. De traditionele bebouwers gingen in de loop der tijd meer opereren als ervaren botanisten die letterlijk meer dan duizenden landraces van een enkele soort hadden ontwikkeld. De werkenden onder ons hebben veel kennis, misschien valt het niet uit te sluiten dat die werkenden onder ons alle kennis hebben van deze landraces die zijn aangeleverd door de bebouwers. Deze bebouwers hebben uit deze kennis vooral veel flexibiliteit aangeleerd met betrekking tot de omgevingsfactoren die ze niet zelf onder controle konden houden.

Moderne industriële en wetenschappelijke landbouw heeft de volgende kernmerken:

  • het elk jaar laten groeien en oogsten van een enkel gewas;

  • mechanisatie;

  • het gebruik van pesticide;

  • de kapitale intensiteit.

Deze kernmerken hebben ervoor gezorgd dat er een bepaalde niveau van standaardisatie in de landbouw zonder enig vorm van enkel historisch besef. Het elk jaar laten groeien en het vervolgens oogsten van een enkel gewas valt te vergelijken met het model van de wetenschappelijke bosbouw die al reeds eerder was behandeld. Deze vereenvoudiging heeft echter juist voor een zorgelijke situatie gezorgd waar we nu echt pas van doordrongen zijn.

Moderne agrarische onderzoek naar gezamenlijke opbrengsten die moeten worden afgestaan per eenheid of schaarse input behoren tot de grootste zorgen van de boer. Deze aanname is enorm makkelijk te maken, omdat net als de commerciële bossen van het wetenschappelijke bosbouw er sprake is van de volgende omstandigheden:

  • de gelijkheid;

  • de anatomie;

  • de uniforme artikelen die zijn gecreëerd door deze aanpak.

Door deze aspecten is het makkelijker om een vergelijking te kunnen maken tussen de diverse technieken die worden gehanteerd in de bebouwing en in de landbouw. Deze gelijke lijsten die zijn geplant op de vierkante meter en de totale productie van jaar tot jaar zijn meestal de punten waarop het succes in een ontwikkelingsprogramma wordt afgemeten.

Hoofdstuk 9: De schrale vereenvoudiging en praktische kennis: Métis

We hebben herhaaldelijk gekeken naar het natuurlijke en sociale falen van dunne simplificaties die gebaseerd waren op formules en waar de staat als agentschap de macht had uitgeoefend. De utilistische commerciële en fiscale logica dat leidde tot geometrische, enkele gewassen die elk jaar werden geplant en dan geoogst, bossen met dezelfde leeftijd leidde allemaal tot ernstige economische schade. Wanneer deze formule werd toegevoegd aan de groeiformule van bossen, dan was het noodzakelijk om het bos zodanig te herstellen dat veel van de diversiteit en complexiteit van het oude bos zoveel mogelijk werden hersteld. Om het duidelijker te maken: er moet een soort van virtueel bos worden gecreëerd die veel gelijkenissen vertoont met de robuustheid en duurzaamheid van het pre-wetenschappelijk bos.

De geplande wetenschappelijke stad zorgde ervoor dat er een bepaalde aantal rationele principes werden gemaakt, maar deze geplande wetenschappelijke stad werd echter als een sociaal falen gezien door de meeste inwoners. Het merkwaardige is dat het falen van deze ontworpen stad vaak werd vermeden, zoals in het geval van Brasília door middel van praktische improvisaties en illegale wetten die niet binnen het plan vielen. Juist die verminderde logica achter het wetenschappelijk bos was een inadequate recept voor een gezond en succesvol bos net als de dunne stedelijke schematische planning van Le Cobusier een inadequaat recept was voor een bevredigend sociale commune.

Elke grote sociale proces of gebeurtenis zal onvermijdelijk veel meer complexiteit opleveren dan we ons kunnen voorstellen. Lenin had alle reden om te zorgen dat zijn militairen zich hielden aan de geldende discipline en de hiërarchie in de project van de revolutionairen. Na de oktober revolutie hadden de autoriteiten van de staat van de Bolsjewieken alle reden toe om het centrale gezag meer naar zich toe te kunnen trekken om zo de idealen van de revolutie beter te kunnen uitvoeren. Wat wij weten is dat Lenin en Luxemburg beiden wisten dat de revolutie maar net goed afliep door het vertrouwen improvisaties, het anticiperen op misstappen en het gebrek aan geluk die Tolstoy beschreef in War and Peace. Er was dus niet echt sprake van discipline door middel van gedrilde en getrainde soldaten.

Als we de verhelderende studies van Marcel Detienne en Jean-Pierre Vernant even bekijken, dan kunnen we in de Griekse concepten van métis een vergelijkbare vorm van kennis die is ingebed in de lokale ervaringen met de meer algemene en abstracte kennis die is ingezet door de staat en haar technische satellietorganen. Voordat we ingaan op dit concept en de toepassing van dit concept, zullen we een kort voorbeeld geven om te illustreren welk karakter de volkstaal heeft met betrekking tot de lokale kennis die relevant is voor de daaropvolgende discussie.

Wanneer de eerste Europese kolonisten zich vestigden in Noord Amerika en zich afvroegen waar en hoe ze gewassen zoals mais moesten planten in dit nieuwe continent voor hun, gingen ze voor hulp naar hun inheemse Amerikaanse buren voor hulp. De kolonisten werd verteld door Squanto (volgens de legende Chief Massasoit) om de mais te planten bij de eikenbladeren. De mais had het formaat van een oor van een eekhoorn. Ondanks dat dit advies bestempeld kan worden als folklore, blijkt dit toch een aardige weergave te zijn van de gebeurtenissen in New England in de lente.

Praktische kennis van Squanto kan worden vertaald in meer universele wetenschappelijke termen. Een botanist kan de groei van de eerste eikenbladeren mogelijk zien door de opkomende grond en de hogere temperaturen, die er overigens ervoor zorgen dat mais kan groeien en dat de kans dat een vorst fataal te verwaarlozen is. De tempratuur van de grond op een gegeven diepte is ook noodzakelijk om te weten. Tussen deze wetenswaardigheden, keek de wiskundige uit de negentiende eeuw, Adolph Quetelet naar het mondiale probleem waar de planten (de sering) bloeide in Brussel. Hij concludeerde na uitgebreid onderzoek en vele observaties dat de sering een bloem wordt wanneer de som van de hoeken van de dagelijkse tempratuur sinds de laatste vorst wordt opgeteld bij de som van een bepaald getal. Dit was volgens hem duidelijke kennis te noemen. Gezien de gegeven technieken voor het maken van deze observaties, zijn deze observaties nogal accuraat te noemen. Alleen is dit niet bepaald praktisch te noemen. De formule van Quetelet zorgt er wel voor dat wij worden gealarmeerd om een keurmerk in het leven te roepen voor de meest praktische en logische kennis: het is economisch gezien zo accuraat mogelijk als het nodig dient te zijn, niet meer en niet minder voor het benoemen van een bepaald probleem.

Men aarzelt om een onbekende term te introduceren in de discussie, zoals métis. In dit geval zorgt métis ervoor dat de boodschap met betrekking tot soorten praktische vaardigheden beter wordt overgebracht, dan men in gedachten heeft met termen zoals inheemse technische kennis, volkswijsheid, praktische kennis, techne en andere termen zoals deze.

Dit concept is afkomstig van de oude Grieken. Odysseus werd vaak geprezen voor het hebben van métis in overvloed en voor het gebruiken van métis om zijn vijanden te slim af te zijn om zo weer thuis te kunnen komen. Métis wordt vaak vertaald in het Engelis als slim of boerenverstand. Deze vertaling is op zich wel correct, maar de vertaling dekt niet de rechtvaardiging van de reikwijdte van kennis en vaardigheden die worden vertegenwoordigd door métis. Om het allemaal te verduidelijken, vertegenwoordigt métis een breed spectrum van praktische vaardigheden en vereiste intelligentie om zo goed te kunnen reageren om de constante verandering van de natuurlijke en menselijke omgeving.

Alle menselijke activiteiten vereisten een bepaalde mate van métis, maar sommige activiteiten vereisen veel meer dan métis. Om te beginnen zijn er de vereiste vaardigheden nodig voor een grillige psychische omgeving, maar ook de kennis van bepaalde vaardigheden zoals:

  • hoe er gezeild moet worden;

  • hoe men een vlieger moet oplaten;

  • hoe men schapen moet scheren;

  • hoe men auto moet rijden;

  • hoe men dient te vertrouwen op de fiets voor de métis.

Veel van deze vaardigheden vereisen een goede hand-oog coördinatie. Deze goede hand-oog coördinatie kan worden bereikt door goed te oefenen en het nauwkeurig lezen van de golven, de wind of de weg om zo de juiste aanpassingen te kunnen verrichten. Een duidelijke indicatie dat deze vaardigheden allemaal métis vereisen is dat ze uitzonderlijk moeilijk zijn om los aan te leren van het daadwerkelijk beoefenen van de betreffende vaardigheid. Iemand zal geneigd zijn om te proberen om instructies op te schrijven hoe men op een fiets moet rijden, maar men kan zich in feite door de handleiding niet heel goed voorstellen hoe men daadwerkelijk voor de eerste keer op een fiets zou moeten rijden. Het gezegde oefening baart kunst was in feite ontworpen voor dergelijke situaties, maar er moet wel worden vermeld dat bepaalde duidelijke veranderingen die nodig zijn voor het rijden op een fiets door gewoon simpelweg op die fiets te rijden. Alleen door het zoeken naar de juiste balans wordt er voor gezorgd dat de vaardigheden steeds meer een automatisme worden. Het is niet verwonderlijk dat het vakmanschap en de handel een bepaalde vakmanschap vereist.

Waarom is de vuistregel die kan worden afgeleid van elke vakmanschap erg inadequaat in de praktijk? Artiest zijn of kok zijn, Michael Oakeshott heeft opgemerkt dat men schrijft over hun eigen ambacht en hiermee hun eigen ambacht proberen te spiegelen aan technische kennis, maar wat men opschrijft is niet relevant voor de kennis die ze in huis hebben, maar het komt er in feite op neer dat de kennis wordt verkleind voor de buitenwereld. Het kennen van de regels van de ambacht is een lange weg te noemen als men de bereikte prestatie wil vergelijken.

Het weten wanneer de vuistregel van métis moet worden toegepast in een concrete situatie is de essentie van métis. De verfijnde toepassing van métis is namelijk belangrijk omdat métis het meest waardevol is in het bijzonder in redelijke vage omstandigheden die aan te passen zijn.

Hoofdstuk 10: Conclusie

Het hoge modernisme wat nader is onderzocht door ons leidt tot twee conclusies. In de eerste plaats kunnen de visionaire intellectuelen en de planners achter die intellectuelen aan worden gewezen als de personen die zich nogal verwaand hadden opgesteld door te denken dat ze onsterfelijk waren en zich gedroegen alsof ze God waren. In de tweede plaats waren hun acties in feite gericht op het grijpen van macht en rijkdom, wat voor een groot deel te wijten viel aan de gedachte om het welzijn van de mens te verbeteren. Dit werd echter een gedachte waarvan misbruik werd gemaakt. Het is erg verbazingwekkend dat deze tragedies in verband konden worden gebracht met optimistische gedachten met betrekking tot het maken van progressie en het bekijken van de situatie op een rationele manier. Dit is op zichzelf een reden om te zoeken naar een remedie voor de tragische ontstane situatie. In de tweede plaats is een andere conclusie die kan worden getrokken is dat het vertrouwen in het hoog modernisme ligt in het karakter van de bewoonde wereld. Wij hebben dit gezien aan de hand van koloniale ontwikkelingsplannen, geplande hoofdsteden in zowel het Oosten als in het Westen, de grote ontwikkelingsplannen van de Wereldbank, het verhuizen van de bevolking van de steden naar de dorpen en het management van werknemers op de fabrieken.

Wanneer deze typische plannen hun tol hebben geëist vanwege de meest (onbedoelde) destructieve kant van de mens in de socialistische staten van het voormalige Oostblok en in de revolutionaire derde wereld, dan komt dit vanwege de autoritaire staatsmacht die tot uitdrukking kwam door de uitvoering van de vertegenwoordigde instituties van de staat die ervoor zorgde dat het verzet tegen deze autoritaire staatsmacht in feite werd gereduceerd tot nul, om zo alle veranderingen van bovenaf op te leggen. De achterliggende ideeën waren in feite wel gelegitimeerd en goedgekeurd, maar kwamen vooral uit het Westen. Orde en harmonie waren eigenlijk kenmerken van een gemeenschappelijke God en deze gemeenschappelijke kenmerken werden in feite vervangen voor een vertrouwen in wetenschappers, engineers en planners. Hun macht werd in feite ingeschakeld wanneer andere vormen van coördinatie niet adequaat genoeg was of niet geschikt genoeg was voor bepaalde taken zoals:

  • oorlogsvoering;

  • het uitvoeren van een revolutie;

  • economische terugval;

  • de herwonnen onafhankelijkheid.

De plannen die ze hadden gemaakt leken verdacht veel op de plannen die gemaakt werden door de absolutistische koningen in de zeventiende en achttiende eeuw met betrekking tot de leesbaarheid en het standaardiseren. Wat totaal nieuw was, was de omvang van beide plannen voor de hele transformatie van de samenleving en de gebruikte instrumenten door de staat. Het gaat om de volgende instrumenten:

  • de volkstelling;

  • kaarten van het kadaster;

  • identiteitsbewijzen;

  • statistische bureaus;

  • scholen;

  • massamedia en andere middelen.

Deze bovenstaande dingen zorgde ervoor dat men verder kwam, dan men ooit had durven dromen. Dit gebeurde in de twintigste eeuw bij de politieke tragedies die ervoor hadden gezorgd dat men progressie boekte, ging emanciperen en ging hervormen.

We hebben redelijk gedetailleerd onderzocht hoe deze plannen hebben gefaald voor diegene die deze plannen hebben gemaakt. Als men zou vragen om redenen voor het falen van deze plannen in een keer, dan zou ik zeggen dat de knappe koppen achter deze plannen zichzelf veel slimmer en veel meer vooruitziend achtte dan ze in werkelijkheid waren. Verder speelt mee dat ze hun objecten als stom en als incompetent beschouwde dan ze in werkelijkheid waren. De herinnering van dit hoofdstuk is opgedragen aan de lessen die hieruit geleerd moeten worden.

 

Bron:

  • Deze samenvatting bij Seeing Like a State: How Certain Schemes to Improve the Human condition Have Failed van Scott is geschreven in 2014

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Society and culture - Theme

Society and culture - Theme

Image
Summaries, study notes, internships, tips and tools for study and work in society and culture
Join WorldSupporter!
This content is related to:
Boeksamenvatting bij Geschiedenis van de Nederlanden van Blom en Lamberts
Samenvatting Wetenschapsfilosofie in veelvoud
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2220 1