Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9123 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Stafford/VK, EHRM 28 mei 2002, NJB 2002
Samenvatting:Art. 5 lid 1 EVRM. Klager wordt tot levenslang veroordeeld wegens moord. Zijn daaropvolgende voorwaardelijke invrijheidstelling wordt ingetrokken na het plegen van een ongerelateerd delict. Na ‘uitzitten’ gevangenisstraf voor tweede delict duurt vrijheidsberoving voort. Arbitraire detentie? Het hof gaat om. Schending.Art. 5 lid 4 EVRM. Geen mogelijkheid om regelmatig de rechtmatigheid van de voortdurende detentie voor te leggen aan een orgaan dat een judiciële vereisten voldoet. Schending.
Casus:Stafford werd in 1967 veroordeeld wegens moord. In 1979 werd hij voorwaardelijk vrijgelaten. In 1989 werd hij wederom gedetineerd wegens een schending van deze voorwaarden. In november. 1990 adviseerde de Parole Board tot een voorwaardelijke vrijlating en in maart 1991 werd Stafford vrijgelaten. Echter, in juli 1994 werd hij veroordeeld wegens fraude en werd een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd. De staatssecretaris besloot tevens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling voor het eerder begane strafbare feit (de moord) in te trekken. Rond juli 1997 zou Stafford normaliter zijn vrijgelaten voor zijn veroordeling wegens fraude. De staatssecretaris besloot echter om Stafford o.g.v. de intrekking van de voorwaardelijke invrijheidstelling wegens moord te blijven detineren. Stafford klaagde hierover bij de House of Lords. De Lords overwogen dat de Criminal Justice Act ruime discretionaire bevoegdheden aan de staatssecretaris verleent. De staatssecretaris was deze ruime bevoegdheden niet te buiten gegaan. Op 22 december 1998 wordt Stafford toch voorwaardelijk vrijgelaten
EHRM:Stafford klaagt bij het EHRM over schending van art. 5 lid 1 EVRM. Zijn detentie tussen juli 1997 (wanneer hij normaliter zou zijn vrijgelaten voor zijn veroordeling wegens fraude) en dec. 1998 was arbitrair. Stafford klaagt verder over schending van art. 5 lid 4 EVRM. Hij zou niet het recht hebben genoten om regelmatig de rechtmatigheid van zijn voortdurende detentie door een rechter te laten toetsen.Mbt art. 5 lid 1 EVRM overweegt het hof dat er voldoende causaal verband moet bestaan tussen de strafrechtelijke veroordeling en de vrijheidsberoving. Het hof is van mening dat er hier onvoldoende causaal verband aanwezig is, tussen de mogelijkheid dat Stafford andere niet-gewelddadige strafbare feiten zou begaan en de oorspronkelijke veroordeling wegens moord in 1967.Het Hof kan niet aanvaarden dat een bestuurlijke bevoegdheid iemand te detineren op basis van een gevoelde vrees dat die persoon in de toekomst verdere (niet-gewelddadige) delicten zal begaan die geen betrekking hebben op zijn oorspronkelijke veroordeling wegens moord, in overeenstemming zou zijn met de geest van het EVRM, die de nadruk legt op de rule of law en bescherming tegen arbitrair overheidshandelen.Mbt art. 5 lid 4 EVRM stelt het Hof vast dat de voortdurende detentie van Stafford was gegrond op een vermeend gevaar van Stafford en een vermeend risico van het begaan van verdere strafbare feiten. De gegrondheid van deze elementen zou met de tijd kunnen veranderen. Dit noodzaakt regelmatige rechterlijke toetsing door een orgaan dat voldoet aan de vereisten van art. 5 lid 4 EVRM.
Slotsom:Schending van art. 5 lid 1 en lid 4 EVRM. Het hof kent een bedrag van EUR 16 500 toe ter vergoeding van de materiële in immateriële schade en een bedrag van GBP 17 865 ter vergoeding van de kosten gemoeid met de rechtsbijstand.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
622 |
Add new contribution