Uitwerkingen bij Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5 voor het vak Strafrecht 1 - RUG
Jurisprudentievragen
Arrest: Dreigbrief - zie gekoppelde samenvatting
Vraag 1
Voor welk delict is de verdachte veroordeeld, en wat zijn de bestanddelen van dit delict?
Vraag 2
Wat stellen cassatiemiddelen V en VI? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid volgens deze cassatiemiddelen?
Vraag 3
Waarom is het cassatieberoep verworpen voor zover het gaat om het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid in de opvatting van de HR?
Vraag 4
Stelling: “Door de uitleg van de HR van het bestanddeel “(met het oogmerk zich of een ander) wederrechtelijk (te bevoordelen)” in art. 317 Sr, heeft dit bestanddeel grotendeels zijn beperkende functie verloren.
Geef uw oordeel over deze stelling.
Oefenvragen
De 15-jarige Floor speelt met haar 20-jarige buurjongen Twan een net uitgekomen game op de Xbox van de buren. Haar vader Victor hoort plotseling zijn dochter Floor gillen. Victor bedenkt zich geen seconde en baant zich een weg door de coniferenhaag naar de buren. Door de ramen ziet hij Twan bovenop zijn dochter liggen. Victor wordt woedend en snelt naar binnen. Twan hoort de deur, schrikt en laat Floor onmiddellijk los. Victor stormt op Twan af en slaat hem onmiddellijk met vlakke hand tweemaal in zijn gezicht. De buren zijn woedend. Ze doen aangifte tegen Victor. Het OM dagvaard Victor voor mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) en voor erfvredebreuk (art. 138 lid 1 Sr; de tenlastelegging is hierop correct toegesneden).
De raadsman van Victor is het hier niet mee eens. Hij stelt dat er derhalve sprake is van overmacht-noodtoestand. Voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling beroept de raadsman zich op noodweer.
In de raadkamer overleggen de rechters over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde erfvredebreuk. Ze zijn het erover eens dat, met uitzondering van het bestanddeel “wederrechtelijk”, alle bestanddelen van de tenlastelegging kunnen worden bewezen. Zij zijn van mening dat de verdachte inderdaad handelde in overmacht-noodtoestand, maar vragen zich af of dat verband houdt met het bestanddeel “wederrechtelijk”.
Volgens rechter De Weert moet bij dit bestanddeel de beperkte opvatting van Remmelink worden gevolgd; Volgens de rechter Smit is van mening dat de ruime opvatting van de HR moet worden gevolgd.
Vraag 1a
Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van de rechter De Weer wordt gevolgd?
Vraag 1b
Tot welke einduitspraak komt de Rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van rechter Smit wordt gevolgd?
Vraag 1c
Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van de mishandeling, in het (onwaarschijnlijke) geval de rechters het beroep op noodweer aanvaarden?
Vraag 1d
Waarom is het onwaarschijnlijk dat de rechters Victors beroep op noodweer zullen aanvaarden?
Vraag 2a
Moet de rechter zijn beslissing over het verweer van Gert in zijn vonnis opnemen en zo ja, moet hij deze beslissing motiveren? Licht uw antwoord toe.
Vraag 2b
Zou uw antwoord anders luiden indien de rechter het bestanddeel wederrechtelijk in ruime zin zou uitleggen? Licht uw antwoord toe.
Jurisprudentievragen
Dreigbrief
Vraag 1
Bedreiging met geweld; art. 317 Sr.;
- Hij die door geweld of bedreiging met geweld
- Iemand dwingt
- hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens;
- Met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
Vraag 2
Interpretatie remmeling, zonder eigen recht.
Verdachte handelde zonder eigen recht. De cassatiemiddelen stellen dat er niet wederrechtelijk gehandeld is. Volgens de cassatiemiddelen houdt wederrechtelijkheid in dat hij niet gerechtigd was om geld van de personen te verkrijgen. Hij had privaatrechtelijk gezien recht op het geld.
Vraag 3
Volgens de HR houdt wederrechtelijkheid in: in strijd met het ongeschreven of geschreven recht. Hij had weliswaar recht op het geld, maar deed dit op een verkeerde manier.
Vraag 4
Juist;
Door de interpretatie die de HR hier geeft verliest het bestanddeel dus goeddeels zijn beperkende functie; de HR heeft m.b.t. art. 317 op het standpunt dat wederrechtelijk betekent “in strijd met het (geschreven en ongeschreven) recht. De betekenis van het bestanddeel valt hier dus samen die van het element.
Oefenvragen
Vraag 1a
De Weet vindt dat wederrechtelijk via de beperkte opvatting van Remmelink moet worden uitgelegd; dit betekent dat de dader dan “zonder eigen recht” moet hebben gehandeld. Het bestanddeel wederrechtelijkheid betekent dan dus niet hetzelfde als het element wederrechtelijkheid. Het feit kan bewezen worden verklaard, want Victor heeft geen eigen recht. Echter zal bij de 3e vraag door de rechters de overmacht-noodtoestand worden toegepast (is immers erkent door de rechters). Dan zal Victor wegens overmacht worden ontslag van rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit.
Vraag 1b
Smit vindt dat de ruime opvatting van de HR moet worden gevolgd; dit betekent dat aan wederrechtelijkheid als bestanddeel dezelfde inhoud wordt toegekend als aan wederrechtelijkheid als element, dus “in strijd met het (geschreven en ongeschreven) recht. Indien wederrechtelijkheid als bestanddeel in de omschrijving van het strafbaar feit is opgenomen, zoals hier het geval is, is voor een beroep op een rechtvaardigingsgrond geen ruimte meer. Bij de vraag of het feit is bewezen, wordt namelijk al over de wederrechtelijkheid beslist. Blijkt het bewijs van de wederrechtelijkheid niet te leveren, dan moet vrijspraak volgen; in de casus is gegeven dat aan alle bestanddelen wordt voldaan behalve wederrechtelijkheid; dus in dit geval vrijspraak.
Vraag 1c
Noodweer is een rechtvaardigingsgrond, wederrechtelijkheid wordt weggenomen. Vrijspraak volgt.
Vraag 1d
Omdat Twan zodra hij de deur hoort, schrikt en Floor onmiddellijk los laat. Er was geen sprake meer van een ogenblikkelijke aanranding van eigen, of eens anders lijf, eerbaarheid of goed en dus geen noodweersituatie (art. 41 Sr.)
Vraag 2a
De rechter komt tot een veroordeling.
Verweer is een beroep op overmacht-noodtoestand; niet strafbaarheid dader; 3e materiële vraag.
Op grond van artikel 358 lid 3 jo. art. 359 lid 2 1e zin geeft het vonnis daaromtrent bepaaldelijk een beslissing indien het UOS van de verdachte niet wordt toegepast of aangenomen.
Er dient dan dus wel sprake te zijn van een uitdrukkelijk voorgedragen verweer;
- Door/namens verdachte; ja
- Uitdrukkelijk voorgedragen; ja
- Verworpen door de rechter; ja
Vraag 2b
Ja dan zal het aan bod komen bij de eerste vraag in plaats van de derde vraag. Dan valt het niet onder artikel 358 lid 3 Sv, maar onder 359 lid 2, 2e zin Sv. Geen juridische gevolgen aangevoerd, dus in dit geval moet vrijspraak volgen.
Add new contribution