Strafrecht 3 - Recht - B3 - RUG - Oefenmaterialen
- 3357 keer gelezen
(…)
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het eerste middel klaagt over het feit dat het Hof de bewezenverklaring slechts heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
hij, op 4 januari 2013 te Groningen, Eline Verhagen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk aan voornoemde Eline Verhagen een dreigbrief te sturen met daarin de volgende boodschap: “Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende twee bewijsmiddelen:
1.
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-1, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Eline Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:
‘Vanwege een zeer schokkende gebeurtenis die heeft plaatsgevonden wil ik aangifte doen van bedreiging door middel van een dreigbrief. Gisteren, 4 januari 2013 omstreeks 19.30 uur, was ik bij mijn oma, woonachtig op de Plutolaan 515 te Groningen, waar ik tijdelijk verblijf wegens financiële problemen. Zij stelde mij op de hoogte van het feit dat er een brief door de brievenbus was gegooid, gericht aan mij. Deze brief was afkomstig van mijn ex-man, Bart de Groot, te herkennen aan zijn typerende handschrift. In de brief stond vermeld dat Bart mij had opgegeven als de ontvoerder van ons dochtertje en dat hij mij en mijn oma binnenkort een bezoekje zou brengen met, ik citeer, “de nodige middelen om mijn dochter voor eens en altijd terug te krijgen. Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”’
2.
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-2, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Sasja Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:
‘Graag wil ik aangifte doen van bedreiging door Bart de Groot, gepleegd op 4 januari 2013, omstreeks 20.00 uur. Nadat ik, mijn kleindochter en achterkleinkind hadden gedineerd, schoot mij te binnen dat er een brief was binnengekomen voor Eline. Nadat zij de brief had geopend en gelezen, zag ik dat zij schrok en overstuur werd. De tranen liepen haar over de wangen. Vervolgens heb ik zelf de brief doorgelezen en ook ik herkende Bart zijn handschrift. De inhoud was zeer shockerend. Hierna zag ik dat Eline helemaal wit was weggetrokken en in paniek raakte. Ze is zo bang voor Bart, dat ik haar mijn kalmeringsmiddelen moest toedienen voordat ze weer redelijk aanspreekbaar was.
Is art. 342 lid 2 Sv naar Uw oordeel geschonden?
Stel:
Twee weken voor de aanvang van de terechtzitting in eerste aanleg, verzoekt de raadsman van Bart de Groot aan de officier van justitie om Eline Verhagen op te roepen voor de terechtzitting. Hierop heeft de officier van justitie het verzoek doorgezonden aan Eline.
Zij gaf aan dat ze het verschrikkelijk zou vinden om ter terechtzitting tegenover Bart te moeten getuigen. Door alle herinneringen die dit weer naar boven zou brengen, zou zij weer paniekaanvallen kunnen krijgen. Ze vreesde erdoor nachten niet ervan te kunnen slapen.
Bestaat er in ons huidige systeem van het strafrecht de mogelijkheid voor de officier van justitie om in dit geval de oproeping van Eline Verhagen te weigeren?
Stel:
De officier van justitie besluit niet in te gaan op het verzoek van de raadsman van Bart de Groot.
Omdat de raadsman sterk twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van Eline, doet hij aan het begin van de terechtzitting opnieuw een poging. Hij verzoekt wederom om oproeping van Eline Verhagen om ter terechtzitting te komen getuigen.
Weer wordt er geen gehoor aan zijn verzoek gegeven. Aan het einde van de terechtzitting komt de Politierechter tot een besluit, en veroordeelt hij Bart de Groot tot een taakstraf van 140 uur. Dit besluit wordt genomen op basis van dezelfde bewijsmiddelen als het Hof (later).
Is het besluit van de Politierechter in overeenstemming met het ondervragingsrecht zoals dat is neergelegd in de rechtspraak van het EHRM wat betreft art. 6 EVRM?
Stel:
Na enig onderzoek te hebben verricht, komt Eline tot de conclusie dat haar, als slachtoffer, enkele rechten toekomen. Zij wenst hier dan ook gebruik van te maken op de volgende manieren:
Ten eerste wil zij, als benadeelde partij, immateriële schade vorderen. Om dit te bewerkstelligen, laat ze haar raadsman een formulier opsturen naar de officier van justitie, die ze bij de processtukken wil laten voegen.
Ten tweede stelt zij een schriftelijke slachtofferverklaring op, waarin zij de gevolgen van de bedreiging voor haar bespreekt. Ook deze wordt door haar raadsman per brief opgestuurd, die zij vervolgens bij de processtukken wil laten voegen.
Ten derde wil ze ervoor zorgen dat ze Bart nooit meer hoeft tegen te komen. Daarom besluit ze een verzoek in te dienen om ter terechtzitting te mogen spreken, en zo bij de Politierechter erop aan te dringen dat deze een contactverbod oplegt aan Bart.
Aan welk(e) van bovenstaande drie verzoeken kan de officier van justitie zijn goedkeuring niet verlenen, en waarom? Noem meer redenen, indien die er zijn.
Stel:
Naar aanleiding van de aangifte door Eline wordt Bart op 5 januari 2013 wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285 Sr) aangehouden en in verzekering gesteld. Een aantal dagen later wordt hij voorgeleid aan de rechter-commissaris, die de inverzekeringstelling als rechtmatig beoordeelt. Bart was erg geschrokken van zijn aanhouding, en heeft zich tijdens zijn inverzekeringstelling koest gehouden. Daarnaast weigerde hij te praten tijdens de verhoren en beriep hij zich op zijn zwijgrecht.
De rechter-commissaris wijst vervolgens wel de vordering tot bewaring af. Hij is van mening dat, omdat het feit niet ernstig genoeg is, er geen grond bestaat voor voorlopige hechtenis.
Is er naar Uw oordeel een geval en een grond voor voorlopige hechtenis?
Stel:
Bart heeft, sinds zijn aanhouding, constant met een star gezicht op de achterbank van de politieauto gezeten terwijl de politieagenten hem naar het politiebureau brachten. Echter, op een gegeven moment barstte hij spontaan in een tirade uit: ‘Waar zijn jullie in godsnaam mee bezig? Zomaar een onschuldige man meenemen? Ik beroep me op mijn zwijgrecht, maar ik wil toch even weten hoe de vork in de steel zit. Sinds wanneer is het verboden om brieven te sturen naar je ex-vrouw? Bestaat daar een wet voor? Zij scheldt mij ook constant uit, maar daarvoor bel ik ook niet de politie. Daarnaast schreef ik die brief op het moment dat ik mijn lieve dochtertje heel erg miste. Ik meende niks van alles wat erin stond!’.
Een politieagent die meereed in de politieauto heeft vervolgens deze verklaring in een proces-verbaal neergelegd, die voldoet aan de wettelijke vereisten. Echter besluit de Politierechter de verklaring niet te gebruiken voor het bewijs. Hij is van mening dat art. 359a Sv dit onmogelijk maakt.
Heeft de Politierechter gelet op art. 359a Sv de verklaring terecht niet gebruikt voor het bewijs?
Stel:
Ter terechtzitting voert de raadsman van Bart de Groot het volgende ter terechtzitting bij de Politierechter aan:
‘Zeer geachte Edelachtbare. Zoals bekend is in onze beroepstak, vereist de jurisprudentie van de Hoge Raad in geval van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, dat bij de bedreigde, in casu mevrouw Verhagen, redelijkerwijs de angst bestond dat hetgeen waarmee gedreigd werd inderdaad uitgevoerd zou worden. Zoals mevrouw Verhagen dondersgoed weet, is daarvan hier geen sprake van. Mijn cliënt Bart de Groot is net zoals de grote, vriendelijke reus; zowel groot van lengte als groot van hart. Bart spendeert zijn tijd met zijn grootste hobby, vliegtuigen spotten. Om stipt 6 uur ’s avonds zit hij aan zijn avondmaal en om stipt 10 uur duikt hij zijn bed in, wat getuigt van een gezonde, goede levensstijl. Daarnaast bekijkt hij het liefst natuurdocumentaires op Discovery Channel, mocht het buiten te slecht weer zijn om zijn grootste hobby uit te oefenen. Gezien het feit dat mevrouw Verhagen en mijn cliënt 7 jaren gehuwd waren, kan ik u verzekeren dat zij hiervan wist. Dus, hoewel Bart dit ten zeerste ontkent, mocht het toch zo zijn dat de brief afkomstig is van hem, levert dit naar mijn oordeel alsnog geen bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht op, gezien zijn karakter in combinatie met het wetenschap van mevrouw Verhagen van zijn karakter.
Echter, indien U wel tot het oordeel komt dat de brief van mijn cliënt afkomstig is, wil ik U attenderen op het feit dat de omstandigheden waarin Bart verkeert erg zwaar zijn. Hij heeft zijn bloedeigen dochtertje al een half jaar niet mogen zien, waardoor hij in een milde depressie verkeert. U kunt zich, hopelijk, voorstellen dat hij alles ervoor over heeft om zijn dochtertje weer in zijn armen te kunnen sluiten. Wie kan dat een vader nu kwalijk nemen? Naar mijn mening spoort het niet met de geest van de wet om in dit geval strafbaarheid aan te nemen.’
Is de Politierechter verplicht om in zijn veroordelende vonnis aandacht te schenken aan beide onderdelen van het betoog van de raadsman? Zo ja, op grond van welk(e) artikel(en)?
Gedurende het vak zijn op meerdere momenten de positie en taak van de raadsman besproken.
Een uitgangspunt wat onder andere besproken is, was de onafhankelijkheid van de raadsman ten opzichte van de overheid. Leg uit waarom in het licht van dit punt de Wet positie en toezicht advocatuur in een storm van kritiek vanuit de advocatuur is beland.
Naast dit punt zijn er nog enkele andere uitgangspunten besproken tijdens de hoorcolleges. Benoem en bespreek twee hiervan.
Nee. Één getuige is geen getuige! Dit blijkt uit art. 342 lid 2 Sv. Er is ten minste steunbewijs nodig naast desbetreffende getuigenverklaring. Echter, wat dat steunbewijs betreft is de Hoge Raad van oordeel dat het steunbewijs de verklaring van de getuige daadwerkelijk moet ondersteunen. Dit houdt in dat de getuigenverklaring niet op zichzelf mag staan en niet in te ver verwijderd verband met het steunbewijs mag staan. Daarvan is hier overigens geen sprake; de verklaring van de oma bevestigt de kern van de verklaring van Eline.
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk XIV, paragraaf 14.3.2 Onmiddellijke bewijsvoering
Ja, het Wetboek van Strafvordering biedt deze mogelijkheid d.m.v. art. 263 en 264 Sv. Indien de officier van justitie ervan overtuigd is dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen, mag hij besluiten de oproeping te weigeren. In casu komt duidelijk naar voren dat het welzijn van Eline Verhagen in gevaar wordt gebracht indien zij moet getuigen ter terechtzitting.
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk XIII, paragraaf 13.6 De selectie van getuigen
Ja, deze veroordeling is in overeenstemming met het ondervragingsrecht.
Het arrest wat het EHRM in de zaak Al-Khawaja and Tahery/UK heeft gewezen vertelt ons dat er als eerst een good reason moet zijn om een getuige niet ter terechtzitting te horen.
Om te beoordelen of er sprake is van een good reason moet worden gekeken naar de soort en mate van angst. In casu is er geen sprake van een angst die direct wordt veroorzaakt door het bedreigen van de zijde van de verdachte, maar het betreft hier ook geen any subjective fear to testify; een algemene persoonlijke angst om in het openbaar te getuigen. Dus hoewel de bedreiging van Bart de Groot niet direct de oorzaak is, heeft dit wel voldoende reden gegeven tot een specifieke, concrete angst, gerelateerd aan de bedreiging. Er is dus sprake van een good reason.
Ten tweede moet gekeken worden of de verklaring van Eline Verhagen sole or decisive evidence was; indien de verdachte de getuige niet heeft kunnen ondervragen maar het bewijs doorslaggevend is voor de veroordeling van de verdachte, mag het bewijs gebruikt worden. In casu is de verklaring niet sole, aangezien de oma ook een verklaring heeft afgelegd, maar wel decisive: Eline is de enige die de bedreiging heeft waargenomen. (slide 7)
Ten derde moet gekeken worden of er in dat geval sufficient counterbalancing factors waren. Hierbij is het van belang of het bewijs sufficiently reliable is (slide 7). Hiervan lijkt in casu sprake te zijn, aangezien de verklaring van de oma voldoende ondersteuning oplevert.
De officier van justitie kan niet toegeven aan de wens van Eline om op de terechtzitting haar zegje te doen, teneinde aan te dringen op een bepaalde sanctie. Op grond van art. 51e Sv mag het slachtoffer zich ter terechtzitting enkel uitlaten over de gevolgen die het strafbare feit bij hem of haar teweeg heeft gebracht. Art. 285 Sr is weliswaar een delict waarbij het spreekrecht mag worden uitgeoefend (zie art. 51e lid 1 Sv), maar niet om aan te dringen op een bepaalde sanctie!
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk VIII, paragraaf 8.5.5 Het spreekrecht
Er is een geval voor voorlopige hechtenis, aangezien art. 285 Sr genoemd wordt in art. 67 lid 1 sub b Sv.
Echter is in casu, zoals het lijkt, geen grond voor voorlopige hechtenis. Er zijn immers geen aanwijzingen dat vrijheidsbeneming er aan kan bijdragen het bewijs verder rond te krijgen (art. 67a lid 2 sub 4 Sv). Daarnaast staat op het feit naar de wettelijke omschrijving geen gevangenisstraf van twaalf jaren of meer (art. 67a lid 2 sub 1 Sv). Ook zijn er geen aanwijzingen voor vluchtgevaar (art. 67a lid 2 sub 1 Sv). Van de andere gronden is tevens ook geen sprake; er zijn geen aanwijzingen voor recidivegevaar.
NB: dat het feit niet ernstig genoeg is, is eventueel van belang in verband met het anticipatiegebod (art. 67a lid 3 Sv), maar staat los van de vraag of er een grond is.
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk XI, paragraaf 11.5 Voorlopige hechtenis
Nee, de Politierechter heeft de verklaring onterecht buiten beschouwing gelaten. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een spontane bekentenis tijdens transport gewoon gebruikt mag worden voor het bewijs.
NB: de Salduz-jurisprudentie is hierop niet van toepassing, aangezien het een spontane bekentenis betrof. De verdachte de mogelijkheid bieden om een advocaat te consulteren was dus niet nodig.
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk XIV, paragraaf 14.4 De wettigheid van bewijsmiddelen
Het eerste verweer is een bewijsverweer. Gelet op het karakter van Bart zou Eline niet redelijkerwijs kunnen vrezen dat de ten laste gelegde bedreigingen waargemaakt zouden worden. Nu de Politierechter hieraan voorbijgaat (het betreft immers een veroordelend vonnis), is de vraag of aan het verweer aandacht moet worden besteed in het vonnis. Dat is enkel het geval als het een zogenaamd uitdrukkelijk onderbouw standpunt betreft (art. 359 lid 2, 2e volzin Sv). Dat dient te worden getoetst. Is het betoog op dit punt 1) duidelijk, 2) door argumenten geschraagd en 3) wordt er een ondubbelzinnige conclusie aan verbonden? In casu is er sprake van een UOS.
Te vinden in:
Ons Strafrecht 2, Hoofdstuk XVI, paragraaf 16.3.4 Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten
Het tweede verweer gaat, gelet op de inhoud, feiten en omstandigheden die worden aangevoerd, in de richting van een beroep op een strafuitsluitingsgrond, en wel psychische overmacht (let op ‘milde depressie’ en dergelijk taalgebruik). Doorslaggevend zijn de woorden ‘wie kan dat een vader nou kwalijk nemen’. Het betoog is m.a.w. bezwaarlijk anders te verstaan dan als een beroep op psychische overmacht, waar de rechter derhalve op grond van art. 358 lid 3 Sv op moest reageren.
Te vinden in:
Ons Strafrecht, Hoofdstuk XVI, paragraaf 16.2.1 Art. 358 lid 3 Sv
De wet roept een College van Toezicht in het leven, dat op grond van art. 36 van deze wet toeziet op de Deken, die op diens beurt weer toeziet op naleving door advocaten van de Advocatenwet (art. 45a). De leden van dit College zijn geen advocaat, en werken dus voor de overheid. De discussie hieromtrent gaat erover of advocaten wel daadwerkelijk zo onafhankelijk zijn van de overheid, aangezien het hoogste niveau van toezicht vanuit de overheid geregeld wordt.
Enkele andere uitgangspunten die genoemd kunnen worden:
onzelfstandigheid (de verdachte beslist uiteindelijk)
geen vereenzelviging
gelijke processuele bevoegdheden (dit wordt geregeld in art. 328 tot 331 Sv)
vertrouwelijkheid (zie hiervoor gedragsregel 6; de advocaat is verplicht tot geheimhouding)
eenheid in het optreden naar buiten
gebondenheid aan het tuchtrecht
adviserende en ondersteunende taak t.o.v. de verdachte
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oude & oefententamens te gebruiken bij strafecht RUG rechten jaar 3
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1988 |
Add new contribution