Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15995 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Wat is een moderation effect?
Welke definities van interne, externe en constructvaliditeit zijn juist?
Wat betekent het als een onderzoek betrouwbaar is?
Wat is het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek?
Welke variabele wordt gemanipuleerd in een experiment?
A. Bijvoorbeeld: Er worden meer ijsjes verkocht als de koopkracht groter is, mits het lekker weer is
A
Betrouwbaar onderzoek houdt in dat de metingen stabiel zijn, dus dat bij herhaald onderzoek de uitkomst vergelijkbaar is.
Bij kwalitatief onderzoek worden woorden en uitspraken van mensen gebruikt, dit vooral om gedrag te beschrijven. Bij kwantitatief wordt gewerkt met data die bestaat uit cijfers, zodat er gemiddelden, medianen, en dergelijke berekend kunnen worden er gekeken kan worden of de uitkomsten en verschillen tussen groepen significant zijn of niet.
A. De onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd, waardoor het effect van deze variabele op een afhankelijke variabele onderzocht kan worden.
Wat is sociale perceptie?
Een belangrijke theorie bij deze sociale perceptie is de attributietheorie. Wie was hiervan de grondlegger?
Stel, je maakt een tentamen en je haalt een 10. Je verklaart dit hoge cijfer door te zeggen dat de toets ook wel erg makkelijk was. Wat voor attributie is dit?
Zie vraag 8. Is het, volgens de self-serving bias, waarschijnlijk dat je bij goede prestaties de oorzaak buiten jezelf zoekt.? En hoe zit dit als een studiegenoot een goed cijfer haalt?
Het proces van verzamelen en interpreteren van informatie over eigenschappen van andere personen.
C
Extern, je zoekt de verklaring namelijk niet bij je zelf maar in de omstandigheden.
Volgens de self-serving bias zoeken wij verklaringen voor gedrag die onszelf beter doen voelen. Een goede prestatie van onszelf schrijven we eerder toe aan interne factoren. Een slechte prestatie schrijven we dan toe aan externe factoren. Volgens de self-serving bias is het dus meer waarschijnlijk dat we zeggen dat er bijvoorbeeld ook flink gestudeerd is. Als anderen goede cijfers halen zouden we dit eerder toeschrijven aan situationele factoren.
Kelley heeft de covariation theory ontwikkeld. Welke stelling(en) die bij deze theory horen is/zijn juist of onjuist?
Hoe heet de theorie die beweert dat beoordeling van onszelf en anderen in onze sociale wereld plaats vindt via twee processen, namelijk gecontroleerde en automatische?
Geef een omschrijving van deze twee processen.
Hoort sociale categorisatie bij een automatisch of bij een gecontroleerd proces?
Welke heuristiek wordt omschreven door het vasthouden aan een initieel getal of een beginindruk op basis waarvan volgende oordelen of schattingen gedaan worden?
A. De omschrijving van consistency information (stelling II) hoort bij de consensus information. Consistency information houdt de informatie in of iemand zich altijd zo tegenover dit onderwerp gedraagt.
Dual processing theory
Gecontroleerde processen zijn intentioneel, onder controle, kosten inspanning en verlopen bewust. Automatische processen verlopen zonder intentie, inspanning of bewustzijn. Bovendien mogen deze niet interfereren met andere cognitieve processen.
Categoriseren is een automatisch proces.
C
Wat is self-handicapping?
Noem drie belangrijke aspecten van het self:
Wat is het verschil tussen trait self-esteem en state self-esteem?
Wat kunnen nadelen zijn van zelfregulatie?
Wat is waar over het self-enhancement motive?
Een vorm van zelfpresentatie waarbij we onszelf naar beneden halen zodat een uitkomst altijd positief geïnterpreteerd wordt. Bijvoorbeeld: voor een toets zeggen dat je niks geleerd of voorbereid hebt. Als je dan een onvoldoende haalt wordt dit normaal gevonden, en een goed cijfer wordt helemaal extra gewaardeerd.\
Trait is meer een stabiele karaktereigenschap die iets zegt over hoe we ons meestal over onszelf voelen. State self-esteem is variabel en vertelt hoe we ons op een bepaald moment of in een bepaalde situatie voelen.
D
Uit welke drie componenten kunnen attitudes bestaan?
Aan welke vier voorwaarden voldoen sterke attitudes?
Noem een theorie die wil verklaren waarom attitudes gedrag voorspellen.
Wat is juist:
Affectieve, gedrags- en cognitieve component
Verschillende theorieën willen dit verklaren, onder andere het RIM-model, het MODE-model en de theory of planned behaviour/theory of reasoned action.
B
Een overtuigende boodschap kan op twee manieren worden ervaren door de ontvangen. Welke drie aspecten zijn hierbij belangrijk?
Wat houdt cognitieve dissonantie in?
Wat houdt een "need for cognitive closure" in?
Als de boodschap al dan niet als belangrijk wordt ervargen, er wel of geen aandacht is en of er capaciteit is.
Er is een verschil tussen attitudes en gedrag, dit heeft een onplezierig gevoel tot gevolg.
Mensen die een hoge drang voor cognitieve afsluiting hebben (need for cognitive closure), willen een definitief antwoord hebben en ze tolereren ambiguïteit absoluut niet.
Welke term wordt gebruikt voor het beschrijven van de verhoogde prestatie door aanwezigheid van anderen?
Wanneer vindt sociale inhibitie plaats?
Over wat voor soort norm spreek je wanneer er gekeken wordt naar wat anderen in vergelijkbare sociale situaties doen?
Wat is het verschil tussen de soort norm van de vorige vraag en een injunctieve norm?
Wat zijn verklaringen voor het fenomeen groepspolarisatie?
B
A
Over een beschrijvende sociale norm
De injunctieve norm zegt iets over hoe je je in een bepaalde situatie zou moeten gedragen.
Bij meer discussie binnen een groep, wordt er ook meer geleerd over de standpunten en worden er ook meer argumenten genoemd, waardoor een standpunt steviger en extremer kan worden. Daarnaast is er sprake van sociale vergelijking: groepsleden vergelijken zichzelf met anderen, en willen door zichzelf en anderen positief gezien worden. Ze hebben waardering nodig van anderen. Aan de ene kant willen ze gelijk zijn, maar aan de andere kant zich wel differentiëren van anderen. Dit kan door een extremere positie in de gewenste richting in te nemen. Ook heeft dit te maken met categoriseren: binnen een groep wil je graag gelijk zijn, maar als groep wil je anders zijn dan andere groepen. Om de ingroup-outgroup verschillen te vergroten, kan polarisatie plaatsvinden.
Wat zijn de drie theorieën of principes die altruïsme willen verklaren?
Wat is het omstanders effect en hoe ontstaat het?
Hoe wil het negative-state model altruïsme verklaren door egoïsme?
Inclusive fitness theory, wederkerig altruïsme en sterke wederkerigheid.
Hoe meer omstanders er zijn, hoe minder groot de kans is dat iemand hulp biedt. Dit omstanders effect kan ontstaan door:
Het negative state model gaat ervan uit dat wij ons niet goed gaan voelen als we mensen zien die geholpen willen worden. Om uit deze negatieve staat te komen, gaan we mensen helpen en voelen we onszelf hierdoor weer beter.
Welke menselijke behoefte bleek uit studies naar sociale exclusie? Geef ook een omschrijving.
Noem een verklaring voor het feit dat het ‘wat mooi is, is goed’ stereotype waar lijkt te zijn.
Wat is waar over de psychologische factoren van proximity, familiarity en similarity?
Welke term past bij het feit dat we het delen van informatie matchen aan dat van de ander?
Waar is men het over eens bij de lastige klus om relaties te definiëren?
De need to belong: de intrinsieke motivatie om opgenomen te worden door anderen en sociaal geaccepteerd te worden
Vanuit de evolutietheorie is te verklaren waarom ‘wat mooi is’, goed zou moeten zijn. Een jong en goed uiterlijk was een teken van goede gezondheid en vruchtbaarheid. Dit verband lijkt nu niet meer te bestaan, maar het stereotype wel. Hierdoor kan echter wel een self-fulfilling prophecy plaatsvinden. Mooie mensen worden beter behandeld, krijgen meer kansen, en kunnen via deze ‘omweg’ dus inderdaad beter worden.
D
B
Er moet sprake zijn van onderlinge afhankelijkheid
Vanuit welke perspectieven kan de vraag waarom mensen groepen vormen beantwoord worden? Noem er minstens twee en geef korte uitleg.
Wat zijn de vijf stadia die groepen doormaken?
Waar is de ontgroening op een studentenvereniging een voorbeeld van, gezien de stadia van groepssocialisatie?
Wat wordt er met de entativiteit van een groep bedoeld?
Wanneer is iets een groep te noemen?
Volgens de sociobiologen kunnen we door groepen te vormen beter omgaan met vijanden en kunnen we elkaar helpen. Vanuit het cognitieve perspectief helpen groepen ons om de wereld te begrijpen. Vanuit utilitaristisch perspectief hebben mensen voordelen aan een groep omdat sociale relaties de behoeften van een persoon vervult.
Forming, storming, norming, performing, adjourning.
Rollentransitie van aankomend lid naar nieuw lid.
De mate waarin een groep groep is, of waarin de groep als eenheid gezien wordt.
Wanneer minstens twee personen zichzelf zien als lid van die groep.
Hoe wordt de potentiele groepsprestatie berekend?
Waarmee wordt dit vergeleken als je de prestatie van de groep wil beoordelen?
Wat is een additieve taak?
Op welke manieren kan motivatie van invloed zijn op de proceswinst of het procesverlies van de groep?
Er wordt gekeken naar de prestatie die de groep kan leveren wanneer elk lid afzonderlijk zijn werk doet.
Met de actuele prestatie
C
Drie processen die horen bij motivatieverlies zijn social loafing (individuele prestatie is niet zichtbaar dus prestatie gaat omlaag), dispensability effect (inspanning lijkt weinig effect te hebben) en het sucker effect (als je het gevoel hebt dat anderen minder doen, ga je ook zelf minder doen). Bij motivatiewinst kan het gaan om sociale competitie (als prestatie zichtbaar is kan competitie ontstaan), sociale compensatie (als je wil compenseren voor de zwakkere schakels) en het Köhler effect (de zwakke leden gaan harder werken omdat ze niet als zwak gezien willen worden)
Welke twee persoonlijkheidsdimensies zijn een sterke voorspeller van het hebben van vooroordelen?
Zijn deze twee dimensies onderling afhankelijk?
Hoe heet de neiging verschillen tussen andere groepen en de overeenkomst binnen de groepen te overdrijven?
Noem minimaal vier dreigingen die outgroups kunnen vormen.
Rightwing authorianism en social dominance orientation
Nee
B
Dreigingen van:
Hoe noem je experimenten die herhaald worden in verschillende culturen om verschillen tussen deze culturen te ontdekken?
Hoe kunnen we cultuur definiëren?
Welk van de onderstaande factoren past niet bij de factoranalyse van Hofstede?
Hoe wordt gekeken of een vertaling goed genoeg is om te gebruiken bij cross-cultureel onderzoek?
Bovengenoemde, het juist vertalen van onderzoeken of vragenlijsten, is een van de moeilijkheden die bestaan bij crosscultureel onderzoek. Noem nog minimaal 4 moeilijkheden.
Cross-culturele replicatie
Een cultuur is een sociaal systeem dat wordt gekenmerkt door gedeelde interpretaties van mensen en gebeurtenissen.
C
Het wordt van de ene taal in de andere vertaald en vervolgens weer terugvertaald in de oorspronkelijke taal.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
991 |
Add new contribution