WC3A Burgerlijkrecht

BEHANDELVRAGEN 

WEEK 3A

1. Student Z heeft een fiets nodig. Student Y is eigenaar van twee fietsen en is bereid een daarvan aan Z te verkopen. Ze komen een prijs overeen. de koop wordt gesloten. Y deelt Z mee dat hij de fiets in het achterste fietsenrek aan de voet van flatcomplex – waar zij beiden wonen – heeft gestald. Hij overhandigt de sleutel van de fiets aan Y.Is hier voldaan aan het vereiste van bezitsverschaffing zoals artikel 3:90 BW dat stelt?

Ja is aan voldaan want, De bezitter moet zijn bezit overdragen door de verkrijger in staat te stellen die macht over het goed uit te oefenen die hij zelf over het goed kon uitoefenen. Gelijkwaardig met feitelijke overgave is het ter hand stellen van voorwerpen waarmee men naar verkeersopvatting de feitelijke macht over de zaak uitoefent; 3:114 BW . In het geval van de fiets de afgifte van het fietssleuteltje.

2. Kan ik de eigendom van mijn gestolen auto overdragen aan de verzekeringsmaatschappij? 

3:84 BW;

-geldige titel; kan gewoon een overeenkomst sluiten

-beschikkingsbevoegdheid; nog steeds eigenaar dus gewoon beschikkingsbevoegd

-levering; Krachtens 3:90 lid 1 geschiedt de levering van een roerende zaak door daarvan het bezit te verschaffen. Voor die bezitsverschaffing is het noodzakelijk dat de vervreemder de zaak in zijn macht heeft. Zonder macht over de zaak is hij immers feitelijk niet in staat de verkrijger een zodanige macht over de zaak te verschaffen dat deze als bezitter is aan te merken.

Uitzonderingen op de regel; levering door middel van ee akte; roerende zaken die niet in de macht van de vervreemder zijn, kunnen worden geleverd langs de weg van artikel 3:95 BW, te weten door middel van een daartoe bestemde akte.

3. J heeft zijn fiets, die bij fietsenmaker Q is gestald, aan K verkocht. J verzoekt Q de fiets te zijner tijd aan K af te geven.

1. Welke vorm van bezitsoverdracht is dit?

Artikel 3:115 sub c BW; traditio longa manu; Wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar na de overdracht voor de ontvanger houdt.  In dit geval gaat het bezit niet over voordat de derde de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan hem heeft medegedeeld.

2. Als Q weigert aan deze overdracht mee te werken, gaat dan ondanks zijn weigering toch de eigendom van de fiets over?

De derde kan de totstandkoming van de levering niet verhinderen. Zijn rol is slechts lijdelijk. Zodra hem de mededeling van de levering bereikt, komt deze tot stand.  Geen medewerking van F vereist, wel vereist dat in ieder geval aan F wordt medegedeeld.

3. Stel dat de eigendom van de fiets overgaat, kan de fietsenmaker dan de reparatiekosten van de koper vorderen?

 Uit 3:291 lid 1 BW volt dat F zijn retentierecht ook kan inroepen tegen de nieuwe eigenaar van de fiets B. F kan nu niet met succes van B betaling van zijn werkzaamheden vorderen, A is immers zijn schuldenaar. Daaraan doet de overdracht van de fiets aan B niets af.  F kan slechts tegenover B stellen dat hij de fiets pas hoeft af te geven indien hij de betaling heeft ontvangen van wat hij van A te vorderen heeft.

Conclusie: Er is hier sprake van een relatief recht, namelijk een overeenkomst tussen F en A. F kan alleen van A de kosten vorderen.

4. Greet huurt een fiets van fietsenwinkel Bikey. Na een dag op de fiets door de provincie getoerd te hebben, wil ze de fiets houden c.q. kopen. Hoe kan de fiets geleverd worden als Bikey bereid is de fiets verkopen.

Art. 3:84

- Geldige titel; koop 7:1 BW

- Beschikkingsbevoegd; fietsenwinkel is eigenaar dus beschikkingsbevoegd

- Levering; 3:90, roerende zaak door bezitsverschaffing, de fiets bevindt zich in dit geval al feitelijk onder Greet maar zij is houder nog geen bezitter. Middels Art. 3:115 sub b BW kan de levering plaatsvinden; traditio brevi manu; een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling is voldoende wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder was.

5. Barbara, vierdejaars rechtenstudente, verkoopt aan Christien, eerstejaars een aantal privaatrechtboeken voor een redelijke prijs. Christien betaalt de koopprijs. Omdat Barbara een referaat moet schrijven, mag Barbara van Christien de boeken nog even gebruiken en daarom geeft Barbara de boeken nog niet mee aan Christien. Ze spreken wel met elkaar af dat Christien al eigenaar is van de boeken. Barbara heeft de boeken echter geleend van haar huisgenootje Annemarie, die ook bezig is aan een werkstuk. Als Barbara met de boeken in de UB zit, komt Annemarie langs en vraagt de boeken terug. Christien, die even verderop zit te studeren, is perplex. Zij wist niet en kon onder de gegeven omstandigheden ook niet weten dat Barbara de boeken van Annemarie heeft geleend. Wie is –op het moment waarop Annemarie de boeken terugvraagt- eigenaar daarvan?

3:84 BW;

Titel; Barbara en Christien koop

Beschikkingsbevoegd: Christien is niet beschikkingsbevoegd maar 3:86 BW; wanneer Christien te goede trouw is

Levering; B heeft geprobeerd te leveren door middel van een 3:115 sub a; levering C.P.; wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt. Dan zou C bezitter zijn voor B. Het probleem is hier dat de vervreemder de zaak niet bezit, B is detentor en geen bezitter. Dus levering C.P. niet mogelijk. Eens detentor altijd detentor 3:111 BW; je kan niet jezelf zomaar tot bezitter verheffen; interversie van houderschap.

 Conclusie; Annemarie is altijd eigenaar gebleven.

6. De Jong heeft een vordering ten bedrage van €10.000,- op Koning. De Jong verkoopt de vordering op 1 mei 2013 aan Christiaansen. Op 6 mei 2013 maken beide partijen de akte van cessie op. Op 10 mei deelt Christiaansen de cessie aan Koning mee.

1. Op welk moment is Christiaansen rechthebbende van de vordering geworden?

Gebeurd via 3:84 BW;

Levering; geschiedt middels artikel 3:94 lid 1 BW; geleverd door een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger; hier is pas aan voldaan op 10 mei !

2. Moet Berends betalen aan Christiaansen als hij op het moment van de mededeling twijfelt aan de juistheid van de mededeling?

3:94 lid 4 BW; de personen tegen wie het recht moet worden uitgeoefend, kunnen verlangen dat hun een door de vervreemder gewaarmerkt uittreksel van de akte en haar titel wordt ter hand gesteld.