Collegeaantekeningen Inleiding Internationaal Publiekrecht


Week 1

Hoorcollege 1

 

Voorbeelden internationaal publiekrecht

Het hoorcollege begint met een aantal recente voorbeelden waardoor duidelijk wordt wat internationaal publiekrecht in de praktijk precies betekent:

  1. Het incident van september 2013 waar een boot van Greenpeace onder Nederlandse vlag zich aan het Russische boorplatform had vastgeketend. Volgens Nederland had Rusland alleen met Nederlandse toestemming de boot mogen betreden;
  2. Het Srebrenica-arrest waar het de vraag is of de Nederlandse staat of de Verenigde Naties aansprakelijk zijn voor Dutchbat die daar onschuldige burgers om het leven hebben gebracht. De conclusie was dat Nederland verantwoordelijk is;
  3. MH17 wordt ook kort genoemd, waar verschillende staten en hun rechten samenkomen.

 

Definitie

Internationaal publiekrecht reguleert primair de betrekkingen tussen soevereine staten. Dat is anders dan internationaal privaatrecht, dat op personen uit verschillende staten betrekking heeft.

 

Ontwikkeling

Internationaal publiekrecht is in de late Middeleeuwen ontstaan door de vorming van statelijke eenheden en de toenemende globalisering.

Hugo de Groot (1583-1645) – bekend onder zijn Latijnse naam Grotius – wordt gezien als de vader van dit recht. Hij heeft onder andere boeken geschreven over het recht in oorlog en vrede en het zeerecht.

De Vrede van Westfalen (1648) bestaat uit de Vrede van Münster en de Vrede van Osnabrück. Dit heeft gezorgd voor de soevereiniteit van staten en zo dus bijgedragen aan het volkenrecht, ook wel internationaal publiekrecht genoemd.

De term soevereiniteit (afkomstig uit het Latijnse suprema potestas dat hoogste macht betekent) is een begrip bedacht door de Franse Jean Bodin.  Bodin vond dat de soeverein vorst boven de adel en steden stond. Hiermee wilde hij de hiërarchie onderstrepen. Dit wordt ook wel de interne werking van de soevereiniteit genoemd.
We kennen ook een externe werking: die van de juridische onafhankelijkheid van de koning ten opzichte van de keizer van de katholieke kerk.

Het gevolg van deze soevereiniteit is dat alle staten gelijkwaardig aan elkaar zijn en dat ieder een exclusieve rechtsmacht in zijn eigen staat heeft – andere staten mogen zich daar dus niet mee bemoeien.

Met rechten zijn ook verantwoordelijkheden gemoeid. Het onderling afspraken maken is de hoofdzakelijke verantwoordelijkheid van het Internationale Publiekrecht.

Bij co-existentie worden de onderlinge verhoudingen van staten geregeld. Zoals het zeerecht en het diplomatieke recht: dit is al heel oud recht, maar geldt nog steeds. Als voorbeeld wordt genoemd dat diplomaten in landen waar ze verblijven niet vervolgd mogen worden, ook niet als ze hun kinderen mishandelen of verkeersboetes niet betalen (recentelijk voorgekomen in Nederland).

In de 20e eeuw is dat veranderd in co-operatie, waarbij gemeenschappelijke doelstellingen verwezenlijkt worden en samen problemen opgelost kunnen worden (denk aan milieu).

Hierdoor is het internationaal publiekrecht ontstaan dat bestaat uit bilaterale (tussen twee landen) en multilaterale (tussen meerdere landen) verdragen. Deze verdragen zijn horizontaal gestructureerd. Hierbij moet goed onthouden worden dat dit recht significant anders is dan het nationale recht. Het internationale recht kent namelijk geen centraal gezag (in de vorm van een internationale wetgever, controlerende macht of rechter), de staten handhaven het recht zelf.

 

Bronnen

Waar een maatschappij is, is recht. Gevolg daarvan is dat bij een toename van het aantal internationale betrekkingen het internationaal recht ontstond. De bron van dit internationale recht waren in de 16e en 17e eeuw voornamelijk het natuurrecht. Nu kennen we echter het positieve recht (ius positivum) dat door staten wordt gemaakt.

 

SS Lotus

In het voorgeschreven Lotus-arrest wordt kort de zaak besproken rondom een aanvaring tussen een Turks en een Frans schip. Hierbij zonk het Turkse schip en kwam bemanning om het leven. Bij aankomst van het Franse schip in Istanbul werd de kapitein gearresteerd. De Fransen verzetten zich hiertegen omdat de daad op open zee gebeurde. De Turken wierpen tegen dat zij in principe doen wat ze willen, zolang er geen verdrag is dat anders bepaalt. Hieruit komt de kwestie van bewijslast naar voren. De conclusie van de Hoge Raad was dat de bewijslast bij de eiser hoort te liggen.

De bronnen van het internationaal publiekrecht staan beschreven in artikel 38 van het International Court of Justice (p 414). Deze zijn niet-limitatief, oftewel er zijn ook andere bronnen buiten onderstaand genoemde in het artikel. Er zijn primaire bronnen bestaande uit verdragen, de gewoonte en rechtsbeginselen. Tussen deze drie bestaat geen hiërarchie. De subsidiaire bronnen zijn de doctrine en de nationale en internationale jurisprudentie.

Naast deze bronnen worden ook soft law (niet bindende documenten) en besluiten van internationale organisaties als bronnen erkend.

Het gewoonterecht wordt in artikel 38 omschreven als een ‘general practice accepted as law’. De latijnse term hiervoor is usus, opinio iusis: de algemene praktijk (objectieve benadering) die met rechtsovertuiging wordt aanvaard (subjectieve benadering). Het is moeilijk te bepalen wanneer iets geldt als gewoonterecht, meestal wordt dit door middel van een geschil bepaald.

Als voorbeeld wordt het ontstaan van een voetpad doordat er zoveel voetgangers gebruik van maken genoemd (metafoor). Een concreet voorbeeld is het olie uit de zee halen uit het continentale plat dat bij het land hoort. VS begon hiermee en andere landen volgden. Er is dus een overtuiging dat gebruik van dat pad/het doen van boringen in het continentale plat toegestaan is. Dat is de rechtsovertuiging. Wanneer die ontstaat, is moeilijk te zeggen.

Het gewoonterecht is bindend voor de gehele statengemeenschap (alle landen).

Het gewoonterecht kan middels codificatie worden omgezet in een verdrag. Hoewel verdragen en gewoonterecht op gelijke voet staan – zoals opgenomen in het Weense Verdragenverdrag – wordt er veel meer gebruik gemaakt van verdragen dan gewoonterecht. Het vastleggen op papier vinden veel staten een fijnere manier.

Verdragen hebben verschillende reikwijdtes:

  • Formele reikwijdte: verdragen hebben echter alleen binding als staten ermee hebben ingestemd.
  • Temporele reikwijdte: daarnaast moeten ze eerst in werking zijn getreden (datum is bepaald in het verdrag) voordat staten eraan gebonden zijn.
  • Materiele reikwijdte: en alleen dat wat in het verdrag wordt bepaald, is bindend. ‘Niets meer en niets minder’.

Een verdragsregel kan echter ook een gewoonterecht worden omdat het zo vaak wordt gebruikt. Dan is het als gewoonterecht dus geldig voor alle staten, ook als ze niet bij het verdrag betrokken waren.

Belangrijk is dat verdragen niet in strijd mogen zijn met het dwingend recht, het ius cogens. Voorbeelden van het ius cogens zijn het verbod op genocide en de apartheid.

 

Werkcollege 1

Het doel van Inleiding Internationaal Publiekrecht is het internationale recht te leren begrijpen. Voornamelijk het karakter, de aard en de vormgeving zijn hierbij aandachtspunten.

Hugo de Groot schreef het Mare Liberum, waarin vastgesteld werd dat de zee vrij was van begrenzing die men op het land kende. Hierop beriep Nederland zich tegenover de Spanjaarden en de Portugezen om de vaart van de VOC op Indië te legitimeren.

Art. 38 Statute of the International Court of Justice is geen limitatieve opsomming. Rechtsbronnen die niet in art. 38 sub b van het  Statute of the International Court of Justice staan, staan op gelijke voet met de rechtsbronnen die wel genoemd worden.

Het verschil tussen internationaal gewoonterecht en verdragenrecht is dat internationaal gewoonterecht iedereen bindt en verdragenrecht alleen verdragspartijen, oftewel alleen hen die daarvoor kiezen.

In de Geneva Continental Shelf Case is er geen sprake van gewoonterecht, want het gedrag wat Nederland en Denemarken vertonen is uitgelokt door een verdrag. Zij vertonen geen gewoonterechtelijk verdrag, dus beroepen op internationaal gewoonterecht heeft geen zin.

Vanwege de doorwerking en voorrang van verdragen in Nederland is het van belang om duidelijk vast te stellen of een verdrag voor eenieder verbindende bepalingen heeft. Die vraag is onder andere duidelijk naar voren gekomen in het spoorwegstakingsarrest, waarin werd bepaald dat dat wel zo was en dus dat een stakingsverbod niet kon worden ingesteld. Want met eenieder verbindende bepalingen heeft een verdrag directe werking en voorrang op de Nederlandse wetgeving. Zonder deze bepalingen is dit niet het geval.

Om de rechtsovertuiging te kunnen bewijzen moet er sprake zijn van een uniforme statenpraktijk onder de staten die bij deze regel een bijzonder belang hebben, een algemene erkenning van de rechtsregel, er moet een bepaalde tijd verstreken zijn (dit is niet altijd vereist). Zonder deze aspecten geen rechtsovertuiging.

Casus

Poetin komt op staatsbezoek. Het Wit-Russische staatshoofd ontvangt hem niet persoonlijk, de Russische vlag is niet gehesen en het Wit-Russische volkslied wordt gespeeld in plaats van het Russische volkslied. Poetin is diep beledigd en daagt Wit-Rusland voor de rechter vanwege het schenden van ongeschreven recht. Zal dit slagen?

Nee, want uit de North Sea Continental Shelf Case blijkt dat ceremoniële gebruiken niet onder gewoonterecht vallen. Er is namelijk een usus, maar geen opinio iuris, want nergens blijkt de rechtsovertuiging aanwezig te zijn dat de genoemde bezwaren verplichte onderdelen zijn van een staatsbezoek.

 

Week 2

Hoorcollege 2

 

Actualiteit

Na de ramp van MH17 had de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties alle staten en ‘andere actoren’ opgeroepen om mee te werken aan het onderzoek betreffende het ongeluk. De Onderzoeksraad die vervolgens was ingesteld naar deze ramp heeft afspraken gemaakt op de plek te mogen zoeken. Het is echter onduidelijk met wie. Misschien wel met de rebellen. De vraag die hierbij belangrijk is: wanneer zijn actoren rechthebbenden?

 

Rechtssubjectiviteit

Rechtssubjectiviteit houdt in welke actoren rechten en plichten binnen een rechtsorde hebben en of ze bekwaamheid hebben om die te handhaven.
Nederland erkent natuurlijke personen en rechtspersonen als rechtssubject. Rechtspersonen zijn fictief en gecreëerd door natuurlijke personen om als eenheid deel te nemen in de samenleving. Die zijn weer te onderscheiden in publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen. Deze zijn limitatief opgesomd in artikel 2:1 en 2:3 BW.
In de internationale rechtsorde is er sprake van verticale proliferatie.  Er worden namelijk nieuwe subjecten gecreëerd en aan bestaande organen wordt subjectiviteit toegekend.

 

Staat

Een staat is de meest oorspronkelijke rechtssubject met volledige bekwaamheid die is ontstaan bij de Vrede van Westfalen. In artikel 1 van het Verdrag van Montevideo worden de 4 criteria voor een staat opgesomd. Dit zijn:

  1. Permanente bevolking, Antarctica kan dus niet als staat worden erkend;
  2. Afgebakend territorium, de grenzen hoeven niet per se vast te liggen, er was recentelijk nog een conflict tussen Nederland en Duitsland over de grenzen in het Eems-Dollard gebied.
  3. Er moet een overheid zijn met effectief gezag;
  4. Bevoegdheid om betrekkingen met andere staten aan te gaan, zo kunnen deelstaten niet als staat worden erkend.

 

Erkenning

Vroeger, in de 19e eeuw, was erkenning vereist, toen was het een constitutief vereiste. In 1814 begon het Congres van Wenen wat de eerste, internationale conventie was waar staten werden gecreëerd en gewist. Hiermee werd de internationale rechtsorde geschapen.
Erkenning heeft hedendaags een declaratoir effect, het is dus niet meer een vereiste, maar het bevestigt wel het bestaan van een staat.

Erkenning van staten moet onderscheiden worden van erkenning van regeringen. Dit laatste houdt in dat er politieke steun wordt gegeven aan regeringen die claimen het legitieme gezag als enige te vertegenwoordigen. Nederland doet dit in principe nooit. Het erkennen van regeringen is relevant bij burgeroorlogen. (In Syrië bijvoorbeeld: mag de Veiligheidsraad daar ingrijpen na toestemming van de oppositie of van Assad. De internationale rechtsorde had de rebellen namelijk al heel vroeg erkend. Dit vroegtijdig erkennen kan tot praktische en juridische problemen leiden, want het kan als internationaal onrechtmatige daad worden gezien.)

Lidmaatschap van de Verenigde Naties wordt gezien als de ultieme bevestiging van staat.

 

Ontstaan staat

Er zijn vier manieren waarop een staat kan ontstaan:

  • Afscheiding: een deel scheidt zich af van de moederstaat, waarbij de moederstaat blijft bestaan. (Zuid-Soedan)
  • Splitsing: één staat houdt op te bestaan en valt uiteen in twee staten. (Tsjecho-Slowakije)
  • Absorptie: onafhankelijke staat sluit aan bij andere staat waarbij de aansluitende staat ophoudt te bestaan. (Oost-Duitsland)
  • Fusie: twee onafhankelijke staten besluiten samen door te gaan als één staat. (Vietnam)

Afscheiding is de meest gebruikelijke methode voor ontstaan aan een staat, denk aan Schotland, Catalonië, Venetië, de Krim, IS & Noord-Mali.

Het zelfbeschikkingsrecht (art 1 lid 2 Handvest VN) kan een grond zijn voor afscheiding. ‘All peoples have the right of self-determination.’ Dit recht is echter oorspronkelijk bedoeld voor koloniale volken en volken die onder vreemde overheersing stonden. Als een volk kan bestaan binnen het staatsbestel, dan is er geen recht van afscheiding zonder toestemming van de moederstaat.

Het Allard-Pierson museum heeft kunst geleend van musea uit de Krim voor de crisis en moet deze, nu de tentoonstelling is afgelopen, weer teruggeven. Maar aan Kiev, de Krim of misschien zelfs Rusland, waar de Krim nu bij hoort?

 

Internationale organisaties

De Rijnvaartcommissie in 1915 is de oudste internationale organisatie, die de scheepvaart op de Rijn reguleert. Door samenwerking kan een specifiek doel worden verwezenlijkt zoals de post, luchtvaart of de NAVO. De Europese Unie is een supranationale organisatie en staat boven de lidstaten. Internationale organisaties hebben een rechtspersoonlijkheid, ze kunnen als eenheid deelnemen aan het internationale economische, juridische verkeer. De rechtspersoonlijkheid kan expliciet in een verdrag worden vastgelegd of impliciet worden afgeleid uit de bepalingen in het verdrag. Dit laatste komt voort uit een advies van het Internationaal Gerechtshof dat de VN als een internationale rechtspersoon kan worden gezien.

 

Rechtspersoonlijkheid

De gevolgen van rechtspersoonlijkheid zijn dat er rechten en plichten (in verdragen) aan kunnen worden gegaan, aan algemene regels van het gewoonterecht wordt gebonden, ze aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens schendingen, maar ook andere aansprakelijk kunnen stellen.

De bevoegdheden die hierbij horen zijn expliciet geattribueerd in het verdrag, zo wordt voorkomen dat de organisatie zijn eigen leven gaat leiden. Ook zijn er impliciete bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de toegekende taken en functies.

Voor de besluitvorming worden organen gecreëerd die bij unanimiteit beslissen, dat is in ieder geval het uitgangspunt. Dit is echter moeilijk en dus werken vele ook met een gekwalificeerde meerderheid (2/3 nodig) of gewone meerderheid (de helft +1).
Ook bestaat er het besluit bij consensus waarbij er niet wordt gestemd, maar de voorzitter vraagt welke staat er bezwaar heeft. Bij geen bezwaar, wordt het besluit genomen.

 

Verenigde Naties

De VN kent 193 leden en zij wordt gezien als de moeder van alle organisaties. De doelstellingen zijn bepaald in de preambule en artikelen 1 en 2 van het Handvest: oorlogen voorkomen en mensenrechten verdedigen. De VN bestaat uit 6 organen en vele andere gespecialiseerde organisaties die zelfstandig zijn en door verdrag gelinkt zijn aan de VN. Een belangrijk doel is het waarborgen van de Vrede en Veiligheid door middel van een verbod op geweld, gehandhaafd door de Veiligheidsraad. Deze mag aanbevelingen doen en besluiten nemen die geweldloos of gewelddadig zijn.

 

Werkcollege 2

Een rechtssubject is een drager van rechten en plichten en bevoegdheden onder het nationale recht. Een rechtssubject kan dus verder een persoon zijn, een groep personen (zelfs alle personen), bedrijven of staten. Dat is vastgelegd in een verdrag, maar dit verdrag is uitgegroeid tot internationaal gewoonterecht en bindt nu dus ook landen die dit verdrag (Montevideo Convention, 1933) niet hebben ondertekend.

Een staat kan ontstaan door absorptie, splitsing, fusie en afscheiding. Als een staat ontstaat, is het voor erkenning van belang dat deze voldoet aan art. 1 van de Montevideo-Conventie, waarin staat waaraan een staat moet voldoen om als staat aangemerkt te worden. Een staat die al bestaat en erkend wordt, maar dit vervolgens niet volbrengt, wordt aangemerkt als een falende of fragiele staat.

Dit speelt ook in de situatie van Donetsk. Deze staat heeft een permanente bevolking en een duidelijk gedefinieerd territorium. Maar een gezaghebbende overheid staat ter discussie en ze zijn niet bekwaam tot het aangaan van internationale betrekkingen. Donetsk is dus geen staat volgens the Montevideo Convention.

Ook in de jurisprudentie van de zaak van Fretilin tegen de Staat der Nederlanden werd bepaald dat een staat zonder een gezag uitoefenende overheid geen staat kan zijn. Dus Fretilin was dus in deze zaak geen staat, net als Donetsk. De erkenning van de staat, die dus niet geschied is, heeft hier niet zozeer grote invloed, omdat er in beide casussen alleen maar bevestigd wordt wat iedereen al dacht.

De moderne variant op internationale erkenning is een lidmaatschap van de VN. Zo is Palestina ook meer en meer erkend geworden over de tijd, maar op het puur politieke niveau erkent Nederland Palestina bijvoorbeeld nog steeds niet. Palestina is overigens nog steeds geen VN-lid, maar  Palestina heeft een non-member observer status. Dat houdt in dat Palestijnse diplomaten bij alle besluiten van de VN aanwezig mogen zijn, maar ze hebben geen stemrecht.

 

 

Week 3

Hoorcollege 3

 

Actualiteit

Dit weekend vond een bijeenkomst van de G20 top in Australië plaats. De G20 is de groep van de 20 grootste wereldeconomieën. Deze groep economieën is enorm belangrijk, maar heeft geen rechtspersoonlijkheid want er bestaat geen verdrag waarin dat bepaald is en ze kennen ook geen eigen organen.

Er is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de ramp MH17 onder leiding van Nederland in samenwerking met andere staten. Waarom heeft Nederland deze bevoegdheid heeft, wordt in het college uitgelegd.

 

Jurisdictie

Jurisdictie en rechtsmacht betekenen precies hetzelfde en is afgeleid van de Latijnse term ius dicere. Het betekent “de uitoefening van het staatsgezag”, waar alle regels en activiteiten van de overheid uit voortkomen.

Er zijn drie verschillende manifestaties in de rechtsmacht. Namelijk wetgeving, handhaving en de rechtspraak, die later uitgebreid besproken zullen worden.

Elke staat is onafhankelijk en dus soeverein en uit die soevereiniteit vloeit jurisdictie voort. Dat heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH) bepaald in de jurisdictional case (2012).
In beginsel is de rechtsmacht territoriaal beperkt, dus door landsgrenzen, maar soms werkt de rechtsmacht door buiten het territorium. De regels van het internationale publiekrecht bepalen in hoeverre een staat rechtsmacht buiten het territorium mag uitoefenen. Daarbij is het van belang de verschillende manifestaties uit elkaar te houden, want daarin zit een groot verschil.

 

Reikwijdte

Handhaving
In beginsel is handhaving extraterritoriaal verboden, dus de uitvoerende macht heeft geen macht buiten het nationale territorium. In het Lotus-arrest is dit bevestigd. Alleen indien internationale rechtsregels de handhaving extraterritoriaal toestaan, of wanneer de andere staat toestemming geeft, is het toegestaan. Zo mag de politie dus geen servers hacken die zich in het buitenland bevinden als ze bijvoorbeeld op zoek zijn naar kinderporno. Ook mocht de politie in Panama alleen maar helpen bij opsporing van Kris en Lisanne, na toestemming van de Panamese overheid.

Wetgeving
Er bestaat een grote bevoegdheid om wetgeving ten aanzien van personen in het buitenland toe te passen. Maar deze bevoegdheid is niet onbeperkt, er moeten wel aanknopingspunten bestaan. Deze zijn ondergebracht in beginselen:

  • Subjectief territorialiteitsbeginsel: land waar het misdrijf is gepleegd, mag wetgeving van toepassing verklaren.
  • Objectief territorialiteitsbeginsel: in het land waar de gevolgen van het misdrijf worden gevoeld, mag wetgeving van toepassing verklaard worden. Wordt ook wel het effectenbeginsel genoemd.
    Denk bij het territorialiteitsbeginsel aan de afvuren van pistool in ene land waarbij slachtoffer in het andere land valt.
  • Actief nationaliteitsbeginsel: wetgeving is van toepassing op de eigen onderdanen die zich in het buitenland bevinden.
  • Passief nationaliteitsbeginsel: eigen wetgeving is van toepassing op misdrijven die in het buitenland gepleegd zijn tegen eigen onderdanen
  • Beschermingsbeginsel: wetgeving is van toepassing op personen ongeacht nationaliteit of plaats die vitale belangen van de rechtsorde raken. Denk aan valsmunterij.
  • Universaliteitsbeginsel: eigen wetgeving van toepassing bij bijzondere misdrijven waarbij een universeel belang wordt geschaad (piraterij) of die zo ernstig zijn dat ze de gehele staatsgemeenschap raken (genocide). De Wet Internationale Misdrijven (WIM) is op deze laatste groep bijzondere misdrijven van toepassing.

Het moge duidelijk zijn dat deze beginselen tot conflicten tussen staten kunnen leiden, want verschillende staten kunnen door deze beginselen bevoegd zijn hun wetgeving toe te passen. Er bestaat echter geen hiërarchie tussen de beginselen en het wordt vaak door gemaakte afspraken opgelost.

 

Recht van de zee

In de 17e eeuw begon Hugo de Groot met het vaststellen van het recht van de zee in zijn boek Mare Liberum. Van Banckers bedacht de kanonschotregel die tot en met de 20e eeuw van toepassing was. Deze regel hield in dat een kuststaat zeggenschap over dat deel van de zee had tot waar een kanonschot rijkte vanaf de kust.

Nu bepaalt het VN-zeerechtverdrag echter de verschillende zones:

  • Territoriale zone: een staat heeft volledige rechtsmacht tot maximaal 12 zeemijl vanaf de laagwaterlijn. Echter geldt wel het recht van onschuldige doorvaart voor alle schepen.
  • Aansluitende zone: een staat heeft beperkte bevoegdheden tot maximaal 24 zeemijl vanaf de laagwaterlijn, namelijk die van belasting, immigratie, douane en gezondheidszorg.
  • Exclusieve Economische Zone (EEZ): maximaal 200 zeemijl vanaf de laagwaterlijn, daar mag een staat hulpbronnen exploiteren, vissen en wetenschappelijk onderzoek doen.
  • Continentaal plat: minimaal 200 en maximaal 350 zeemijl van de laagwaterlijn, daar mag een staat niet-levende hulpbronnen (olie) exploiteren uit de landmassa.

De EEZ en aansluitende zone moeten geclaimd worden door de staat, de andere zones zijn er van rechtswege. Buiten de zones geldt het recht van de volle zee en heeft geen enkele staat soevereine rechten. De opbrengsten van de hulpbronnen op de volle zee komen toe aan de gehele mensheid. Verder geldt de wetgeving van het land onder welke vlag het schip vaart op het schip. Steeds vaker is er sprake van varen onder goedkope vlag, waarbij schepen bijvoorbeeld onder Panamese vlag varen, omdat dit land weinig regels kent waaraan een schip zich dan hoeft te houden.

 

Arctic Sunrise – schip van Greenpeace

De Arctic Sunrise bevond zich in de Russische Exclusieve Economische Zone toen de Russen het schip enterden. Rusland had daar dus het recht om een olieplatform te bouwen en had daarbij ook recht op een veiligheidszone om dat platform heen. De Arctic Sunrise bevond zich echter buiten de veiligheidszone. Alleen wanneer de Arctic Sunrise illegale visserij had gepleegd, hadden de Russen hun rechtsmacht mogen uitoefenen. Het schip was dus onderworpen aan exclusieve Nederlandse rechtsmacht. Overigens mogen bij hele bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld als het schip strafbare feiten begaat), andere staten wel aan boord gaan.

 

Reikwijdte

Rechtspraak
Het uitgangspunt is dat de rechtspraak beperkte bevoegdheid heeft extraterritoriaal op te treden. Staten, diplomaten en internationale organisaties hebben namelijk immuniteit, wat inhoudt dat zij niet voor een buitenlandse rechter veroordeeld mogen worden.

De soevereiniteit zou beperkt worden als de ene staat de andere zou kunnen veroordelen. De immuniteit was altijd gewoonterecht en is in 2004 in een VN-verdrag gecodificeerd.

Staten genieten wel immuniteit wanneer zij handelingen verrichten als publieke bevoegdheid (Latijn: acta jure imperii). Wanneer zij echter privaatrechtelijke handelingen verrichten, genieten zij geen immuniteit (Latijn: acta jure gestiones). Denk bij privaatrechtelijke handelingen aan het kopen van bureaustoelen voor een ministerie. Ook bij het aangaan van arbeidscontracten geniet een staat geen immuniteit.

Staatsvertegenwoordigers genieten ook immuniteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen functionele immuniteit voor bijvoorbeeld politie, ambtenaren of politici waarbij de in officiële hoedanigheid verrichte handelingen immuun zijn. Voor het staatshoofd, de regeringsleider en de minister van buitenlandse zaken geldt persoonlijke immuniteit. Alles wat zij doen geniet immuniteit ook wat zij voor hun ambtstermijn gedaan hebben. Dit is bevestigd in de Warrant case.

 

Werkcollege 3

Lijstje belangrijke beginselen internationale jurisprudentie

  • Actief nationaliteitsbeginsel: Nederlandse dader die misdrijf in het buitenland pleegt mag vervolgd worden door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel.
  • Passief nationaliteitsbeginsel: iedereen, ongeacht nationaliteit, die een Nederlander tot slachtoffer maakt van zijn misdrijf, kan vervolgd worden door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel.
     
  • Objectief territorialiteitsbeginsel: Als de gevolgen van het gepleegde misdrijf merkbaar zijn in Nederland, mag de dader vervolgd worden in door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel. Omdat het gaat om de effecten van een misdrijf, wordt dit beginsel ook wel het ‘effectenbeginsel’ genoemd.
  • Subjectief territorialiteitsbeginsel: Als het misdrijf in een bepaald land begint, dan mag de rechter van dat land de dader vervolgen op grond van dit beginsel.
     
  • Beschermingsbeginsel: iemand die een misdrijf pleegt wat de vitale delen van de staat raakt (bijvoorbeeld de koning), die kan op grond van dit beginsel door de Nederlandse rechter worden veroordeeld, ongeacht de nationaliteit van de dader.
     
  • Universaliteitsbeginsel: als het gaat om misdrijven die de gehele statengemeenschap aangaat, dan mag (ook) onze rechter deze daders, ongeacht de nationaliteit, veroordelen.

Belangrijk: op tentamens gaan ze je verwarren met termen als het actieve territorialiteitsbeginsel of het subjectief nationaliteitsbeginsel. Deze begrippen bestaan niet. Blijf daar zeer alert op.

 

Vier stroken van de zee waar je recht op hebt

De territoriale kuststrook is niet meer dan 12 zeemijl. De kuststaat heeft hier volledige soevereiniteit op. Alleen onschuldige doorvaart mag hier nog wel plaatsvinden.

De aansluitende zone, als die geclaimd wordt, is ook niet meer dan 12 zeemijl. Deze sluit direct aan op de territoriale kuststrook. De kuststaat kan wetten met betrekking op emigratie, hygiëne en dergelijke geldig maken.

De exclusieve economische zone is maximaal 200 zeemijl. Alleen de kuststaat die de EEZ in beheer heeft, mag de natuurlijke bronnen hier soeverein gebruiken. Deze hoeft niet geclaimd te worden.

Het continentale plat wordt van rechtswege verkregen, maar dan moet er wel sprake zijn van een continentaal plat voor de kust. De jurisdictie over het continentale plat is over een gebied van minimaal 200 zeemijl en maximaal 350 zeemijl groot. De kuststaat heeft ook hier exclusieve rechten op.

Belangrijk: de afstanden worden gemeten vanaf de laagwaterlijn, oftewel de grens tussen land en zee bij eb.

 

Immuniteit

Immuniteit houdt in dat je niet aansprakelijk gesteld kan worden voor wat je hebt gedaan. Normaal gesproken is iedereen die ergens verantwoordelijk voor is daar ook aansprakelijk voor. De uitzondering op die aansprakelijkheid is de immuniteit. Deze komt in twee varianten.

Functionele immuniteit: immuniteit die toekomt aan degene die een bepaalde taak doet. Dit is niet voor privéhandelingen.

Absolute (persoonlijke) immuniteit: immuniteit die niet alleen voor arbeidshandelingen, maar ook voor privéhandelingen geldt. Deze wordt bij hoge uitzondering verleend, zoals aan het staatshoofd en aan de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Week 4

Hoorcollege 4

 

Inleiding

In het nationale recht is het verbintenissenrecht regelend recht tussen mensen die voortvloeien uit overeenkomsten en onrechtmatige daad. In het internationale publiekrecht is dit in het verdragenrecht geregeld. Ook de gevolgen van de aansprakelijkheid, wanneer de nakoming niet wordt nagekomen, wordt besproken.

 

Hedwigepolder – Scheldeverdrag

Naar aanleiding van het Scheldeverdrag tussen Nederland en het Vlaamse gewest moet de Hedwigepolder ontpolderd worden. Dit vloeit voort uit de Europese verplichtingen voor natuurbehoud. Maar Nederland schortte de verplichting om te ontpolderen op en België vond dat niet zo leuk. Naar aanleiding van wat in het college wordt besproken, blijkt dat Nederland de verplichting wel moet nakomen en hebben dat uiteindelijk ook gedaan.

 

Verdragenrecht

Het verdragenrecht is grotendeels internationaal gewoonterecht dat in 1969 gecodificeerd is in het Weens verdragenverdrag (WVV). Het regelt de regels omtrent het sluiten van verdragen.

De formele reikwijdte van dit verdrag kun je vaststellen door naar de ‘Final provisions’ te kijken aan het einde van het verdrag. Daarin staat welke staten partij zijn bij dit verdrag en dus welke staten zich aan het verdrag moeten houden.

De temporele reikwijdte staat in art. 4 WVV en bepaalt dat er geen terugwerkende kracht geldt. Het Weens verdragenverdrag geldt dus alleen voor verdragen die na dit verdrag zijn gesloten.

De materiële reikwijdte houdt in dat het alleen betrekking heeft tussen staten die verdragen hebben gesloten (en dus niet voor internationale organisaties, die hebben weer een apart Verdragenverdrag.

Dat het Scheldeverdrag met het Vlaamse gewest is gesloten (wat geen staat is), maakt in dit geval niet uit want het heeft toestemming om dat te doen van het Koninkrijk België. Het Weens verdragenverdrag bestaat uit regelend recht en is alleen van toepassing als staten in hun onderlinge verdrag niets geregeld hebben.

 

Verdrag

Een verdrag geldt pas als er een geldige rechtshandeling is, dat wordt in art. 2 WVV van het verdrag een ‘consent to be bound’ genoemd – hoe ze dat weer kunnen doen staat in art. 11 WVV, namelijk door handtekening te zetten en door het verdrag te ratificeren/bekrachtigen. Een verdrag komt tot stand door een gevolmachtigde, dat is een natuurlijke persoon die de staat vertegenwoordigt. Zij moeten die volmacht ‘full powers’ op een schriftelijk geschrift hebben. Staatshoofden, regeringsleiders en ministers van buitenlandse zaken hebben geen expliciete volmacht nodig. Zonder geldige volmacht komt er geen geldig verdrag tot stand.

De gebruikelijke procedure is dat de vertegenwoordigers onderhandelen over het vaststellen van de tekst, daarna wordt het door de minister ondertekend. Die ondertekening bewijst dat staten voornemend zijn zich te binden aan het verdrag. Als laatste vraagt de regering toestemming aan het parlement waarna de minister het verdrag ratificeert. In een democratische rechtsstaat is het namelijk van belang dat het parlement instemt. Toch is de ondertekening wel van belang want na de ondertekening mag een staat niet meer in strijd met het doel/ de strekking van het verdrag handelen. Het doel van een verdrag blijkt vaak uit de preambule. Enige tijd na de ratificatie treedt het verdrag in werking.

 

Rechtsgevolgen

Als het verdrag in werking is getreden, moeten de staten hun verplichtingen nakomen (Latijn: pacta sunt servanda). De territoriale reikwijdte bepaalt dat in het hele gebied de verplichting moet worden nagekomen, tenzij er is bepaald dat het tot een kleiner gebied is beperkt. Er bestaat volledige contractsvrijheid, maar er mag niet in strijd met het dwingend recht worden gehandeld. Er bestaat enige onduidelijkheid over wat dwingend recht precies is, maar in ieder geval het verbod op genocide, rassendiscriminatie, slavernij, apartheid en foltering. Dit is ook door het Internationaal Gerechtshof bevestigd.

Staten kunnen ook een voorbehoud maken ten aanzien van een aantal verdragsbepalingen waar ze bezwaar op hebben. Een staat wordt dan wel partij bij het verdrag, maar niet alle bepalingen zijn dan bindend.

 

Wilsgebrek

Wilsgebrek kan leiden tot nietigheid (van rechtswege) of vernietigbaarheid van een verdrag. Het verdrag wordt dan geacht nooit tot stand te zijn gekomen. Door bedreiging (met geweld) tegen de tussenpersoon of in strijd met de normen van dwingend recht kan een verdrag nietig worden verklaard (artt 51 – 53 WVV). Door onbevoegdheid van de gevolmachtigde, dwaling, fraude en corruptie is een verdrag vernietigbaar (artt 46, 48-50 WVV).

 

Beëindiging

Verdragen kunnen door een staat alleen beëindigd worden na instemming van de andere staat of door bepalingen in het verdrag. Er zijn ook uitzonderlijke omstandigheden. Als de tegenpartij het verdrag schendt, door overmacht (de staat kán niet meer nakomen) of onvoorzienbare omstandigheden, kan een verdrag worden beëindigd. Deze gronden worden zelden aangenomen. Beëindigding heeft geen terugwerkende kracht en werkt vanaf het moment van de beëindiging.

 

Aansprakelijkheidsrecht

In het internationaal publiekrecht wordt geen onderscheid gemaakt tussen wanprestatie of onrechtmatige daad en ook niet tussen civiel recht en strafrecht. Veel bepalingen van het aansprakelijkheidsrecht zijn regels van gewoonterecht. Maar deze zijn gecodificeerd in Drafts Articles on the Responsibility of States (DARS) door de International Law Commission (ILC). ILC is door de VN opgericht met als doel om het gewoonterecht te codificeren en nieuwe regels op te stellen om het recht te ontwikkelen.

Een staat is aansprakelijk als het een onrechtmatige daad heeft gepleegd die toerekenbaar is en die een schending van een rechtsplicht inhoudt. De bron van deze rechtsplicht is hierbij niet bepalend, schendingen van alle rechtsbronnen leiden tot een onrechtmatige daad.

De Drafts Articles on the Responsibilithy of International Organisations (DARIO) regelen de aansprakelijkheid van internationale organisaties.

 

Werkcollege 4

 

Weens Verdragenverdrag

Het Weens Verdragenverdrag bevat internationaal gewoontelijkrechtelijke rechtsregels die voor alle staten gelden. De regels die hier niet onder vallen, zijn alleen geldig onder de verdragspartijen. Het Weens Verdragenverdrag bepaalt de eisen waaraan een geldig verdrag moet voldoen om juridisch bindende kracht te hebben, hoe de ondertekening verloopt, hoe de beëindiging van een verdrag in zijn werk treedt et cetera. Het WVV is opgesteld door het ILC.

 

International Law Committee

Het ILC bestaat uit rechtsgeleerden uit elk rechtssysteem. Zij komen tot codificatie van gewoonterecht door middel van nadenken en overleggen. Ook stellen zij andere regels op die niet van gewoonterechtelijke aard zijn. Vervolgens overweegt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of zij deze regelgeving ter kennisgeving aannemen. Als zij dit doen, dan wordt dit een verdrag opgesteld, waar vervolgens staten partij bij kunnen worden.

 

DARS & DARIO

De DARS en de DARIO zijn voorbeelden van een verdrag van de ILC. Het zijn gewoonterechtelijke artikelen die beschrijven hoe de verhoudingen tussen staten liggen (DARS) en hoe de verhoudingen tussen staten en internationale organisaties.

De DARS regelt staatsaansprakelijkheid bij een internationale onrechtmatige daad, internationale verantwoordelijkheid en implementatie van deze verantwoordelijkheid. Alleen staten zijn rechtssubjecten bij dit verdrag.

De DARIO regelt aansprakelijkheid van internationale organisaties bij een onrechtmatige daad, een internationale organisatie die niet waarmaakt waar die voor opgericht is, verantwoordelijkheid van een internationale organisatie in samenhang met een gedraging van een staat, inhoud van aansprakelijkheid van internationale organisaties en de implementatie van deze verantwoordelijkheid.

Oftewel, de verdragen zijn voor een heel groot deel overlappend.

Het doel van de DARS en de DARIO is het doorbreken van de immuniteit van staten en internationale organisaties op aanspraakbaarheid als dit nodig is (omdat de staat en / of de internationale organisatie een onrechtmatige daad begaat).

 

Week 5

Hoorcollege 5

Handhaving en geschillenbeslechting

Bijna alle staten houden zich aan bijna alle regels van het internationale recht. Dit is de grote meerderheid die goed gaat, dus dit is minder interessant voor de jurist. Hier komen namelijk niet de interessante kwesties vandaan. Juristen bestuderen de uitzonderingen, namelijk de schendingen. Schendingen zijn overigens vrijwel nooit opzettelijk. Vaak is er sprake van onmacht.

Vooral bij multilaterale verdragen zit er soms speciale verdragsorganisatie in die nakoming vordert. Soms zijn dit vertegenwoordigers, soms zijn dit experts (als het een verdrag op functioneel gebied betreft). Ook kunnen staten ervoor kiezen een internationale organisatie in het leven te roepen met vergaande bevoegdheden en rechtspersoonlijkheid. Voorbeelden zijn IAEA (internationaal atoomagentschap) en CPCW (ziet toe op naleving verbod chemische wapens).

Bij absentie van een dergelijke organisatie moeten staten zelf handhaven. Bijzondere typen sancties zijn de tegenmaatregel, art. 22 DARS, waarin een tegenmaatregelen als reactie op een onrechtmatige daad (binnen bepaalde kaders) goedgekeurd wordt.

Omdat staten soeverein zijn, moeten zij voor elke veroordeling die de rechter doet, toestemming geven. Zonder toestemming geen bindende arbitrage.

Rechtspraak is in het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Deze volgt altijd hun eigen (formele) procedure. De rechtbank heeft rechtspersoonlijkheid en bindende uitspraken.

Arbitrage doet in eerste instantie niets, bestaat alleen op papier of zelfs helemaal niet, totdat er een geschil opdoet. Procederen is informeler van aard. Vorm wordt door de partijen bepaald. Dan wordt het arbitragetribunaal samengesteld, wat ook bindende uitspraken doet. Nadat het geschil is opgelost, wordt de arbitragerechtbank opgeheven.

Omgang met geschillen kan op drie manieren. Je schrijft ofwel een clausule voor als een bepaald geschil zich opdoet, je spreekt af wat je doet in het geval er een geschil voordoet (belofte om naar de rechtbank te gaan of een arbitragetribunaal te stichten) of je wacht tot een geschil zich voordoet en overlegt dan met elkaar.

Prorogaat invoeren: expliciete ondubbelzinnige instemming met de rechtsmacht door middel van gedrag.

 

Rechtbank

De rechters bij het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice, ICJ) worden gekozen voor een termijn van negen jaar. Daarna kunnen zij herkozen worden. Als een staat medewerking weigert te vertonen, dan moet er op grond van art. 2 handvest van de VN gekozen worden voor een vreedzame aanpak. Welke dat is buitenom de rechter, mag de staat zelf bepalen.

 

Geschillen tussen Bedrijven en Staten

De VS en de EU zijn overeengekomen om de onderlinge handel te bevorderen. Hierdoor kunnen er geschillen ontstaan tussen Europese bedrijven en de Amerikaanse overheid en andersom. Het Interstate  State Dispute Settlement (ISDS) staat bloot aan veel kritiek. Ook hier gelden de normale regels omtrent staatsinstemming en bindendheid van de uitspraken.

In Bilateral Investment Treaties zijn twee staten onderling de verbintenis aangegaan om investeringen in elkaars landen van elkaars burgers toe te zullen staan. Nederland is ongeveer 200 van deze type verdragen aangegaan. Bij een geschil kan er een beroep gedaan worden op de instemming met arbitrage.

 

Individu tegen staat

Ook de burger is volgens de VN rechtssubject. In het UVRM staat uitgeschreven wat de individuen tegen hun staat mogen uitrichten. Het UVRM is soft law, dus daar kan geen beroep op worden gedaan, met uitzondering van de artikelen die gewoonterecht codificeren. Die zijn voor de hele statengemeenschap namelijk bindend. UVRM is een van de grote drie als het gaat om mensenrechtencodificaties. De andere twee zijn het IVBRP en het IVESCR.

Individu heeft in het internationale publiekrecht ook plichten. Deze zijn voornamelijk het naleven van de wetten en met name geen activiteiten ondernemen die veroordeeld kunnen worden onder het universaliteitsbeginsel.

 

Werkcollege 5

Internationale rechtsorde

Rechtsorde op internationaal niveau is horizontaal op grond van het soevereiniteitsbeginsel. Alle staten zijn gelijk en hebben dus geen gezag over elkaar. Vandaar de afwezigheid van een internationale wetgever, internationaal bestuur of een internationale rechter. Naleving van regels gebeurt vaak vanzelf, omdat de staat hier belang bij heeft en dit dus wil.

 

Arbitrage en rechtspraak

Geen internationale rechtbank, maar toch rechtspraak? Dit zit hem in de wil van staten om internationale regels na te leven. Op internationaal gebied is er namelijk alleen rechtspraak als de staat instemt met het accepteren van het gezag van de rechtbank.

Rechtspraak is de rechtspraak door de International Court of Justice in Den Haag, die hun eigen manier van procederen volgt. Deze rechtbank bestaat permanent en staat open voor elke zaak.

Arbitrage is iets aparts. Het is een rechtbank samengesteld door de partijen, voor de geschilbeslechting en als dat gedaan is, houdt het arbitragetribunaal op te bestaan. Arbitrage is niet gebonden aan locaties, vormvereisten en procedures. Deze stellen de partijen zelf samen.

 

Totstandkoming arbitrage en rechtspraak

Een compromissoire clausule is als de partijen afspreken wat ze gaan doen als een geschil zich voordoet. Deze clausule wordt bij het verdrag gevoegd en gelijktijdig met het verdrag ondertekend.

Hierop lijkt de compromis, waarin partijen ook afspreken wat ze doen met een clausule. Alleen bij een compromis wordt dit afgesproken nadat het geschil ontstaat. Dus in tijd: geschil doet zich voor → compromis tussen de partijen bij dit geschil.

De facultatieve clausule doelt op specifieke geschillen, waarbij ze van tevoren zien aankomen dat er op dat deel van het verdrag geschillen kunnen ontstaan. Dan gaat voor die specifieke categorie geschillen een aparte manier bedacht worden hoe de geschillen beslecht kunnen worden.

Forum prorogatum: als er geen verweer gevoerd wordt tegen de bevoegdheid van de rechter, maar wel tegen de hoofdzaak, dan mag uit het gedrag van de staat afgeleid worden dat deze de rechtsmacht van de rechter accepteert.

 

Retorsies en represailles

Retorsies en represailles zijn beide tegenmaatregelen op de internationale onrechtmatige daad van een ander.

Retorsies: zijn nooit onrechtmatige daden, eerder onvriendelijke daden. Het is bijvoorbeeld het niet op komen dagen naar een staatsbezoek naar een staat die een week voordat het staatsbezoek plaats zou vinden een internationale onrechtmatige daad begaat.

Represailles zijn internationale onrechtmatige daden, gerechtvaardigd door een eerdere internationale onrechtmatige daden van een andere staat. Causaal verband is hier wel een vereiste.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

International law

Exam Questions Public International Law

Exam Questions Public International Law

This summary was written in the year 2012-2013.


Exam questions

Exam 2010

Question 1:

The prohibition of genocide is considered to be a jus cogens norm.

  1. Explain what jus cogens means.
  2. Explain at least two legal effects of the fact that the prohibition of genocide is a jus cogens norm.

Question 2:

Since the second half of the twentieth century international courts and tribunals have proliferated. One of the often-mentioned consequences of this process is fragmentation of international law.

  • Explain, with the help of at least one concrete example, what fragmentation of international law means in the light of proliferation of courts and tribunals.

Question 3:

The International Court of Justice (ICJ) has no so-called compulsory jurisdiction.

  1. Explain under what circumstances the ICJ has jurisdiction to settle an inter-state dispute.
  2. Explain whether or not in the view of the ICJ its “provisional measures” are binding.

Question 4:

Aspatria, a UN member state and a state party to the International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR), is accused by several human rights NGOs of breaching the prohibition of torture. The government of Aspatria denies these accusations and states that: (i) the interrogation techniques used by the Aspatrian authorities do not amount to torture within the meaning of the ICCPR; and (ii) Aspatria is presently at war with a neighbouring state and has proclaimed a state of emergency, accordingly it is line with the ICCPR temporarily not obliged to uphold the prohibition of torture.

  1. The Government’s first argument regards the precise meaning of torture and the scope of the torture prohibition. Explain what rules of public international law apply to questions of interpretation of treaty provisions. (5 pts)
  2. Assess the legal validity of the Government’s second argument regarding the state of emergency. (5 pts)

Question 5:

Adova and Rotania have a legal dispute concerning the border between the two countries. At one point the situation escalates and Rotania threatens to enforce its rights through bombing parts of Adova. As a response, Adova decides to bomb military strategic targets in Rotania.

Discuss the attack of Adova on Rotania in the light of public international law. (10 pts)

Question 6:

Mr Zelaya was removed from office as President of Honduras by the army and judiciary of Honduras. Subsequently, elections were held and President Porfirio Lobo was elected. A large Honduran community lives in Nicaragua supporting Zelaya. This community disagrees with the removal of Mr. Zelaya from office and with the outcome of the recent election. As a response, they have been demonstrating peacefully in front of the Honduran Embassy for 5 days. The police have been monitoring the demonstrations. However, at one point the crowd becomes more violent and they.....read more

Access: 
Public
Handbook of International Law

Handbook of International Law

This summary of Handbook of international Law by Aust is written in 2013


Chapter 1. International law

Private international law and transnational law

The term ‘private international law’ refers to what is known as the ‘conflict of laws’. It covers the body of rules of a State’s domestic law which addresses legal issues with foreign elements; these rules determine which legal rules and jurisdiction are applicable.

A number of institutions are responsible for harmonisation of rules concerning conflict of laws. The Hague Conference on Private International Law, established in 1893 is tasked with the harmonisation of domestic rules on conflict of laws; UNIDROIT is responsible for the harmonisation of commercial domestic laws; UNCITRAL is tasked with harmonising international trade law.

The term ‘transnational law’ primarily connotes the study of the laws of multiple States, comparative law, supranational law, and (commercial) public international law. The study of transnational law gives the impression that the laws of States are becoming ever more similar; however, this is not the case.

The nature of international law

International law is generally known as ‘public international law’ (sometimes also as ‘general international law’), in contrast to the public international law described above. It was previously known as the ‘Law of Nations’. Public international law is the product of the actions of States instead of a single national legal system.

The history of public international law is generally said to have started with Hugo Grotius, a Dutch jurist and diplomat, who lived from 1583 to 1645. Another important event in the early history of Public International Law is the Peace of Westphalia in 1648, which concluded the end of the Thirty Years’ War and the period of feudalism in European history. It also marked the emergence of the modern nation state with a strong centralised government exercising control over its subjects. These new states were in need of rules to govern conduct between them. From the mid-seventeenth century these

.....read more
Access: 
Public
Summary of International Law by Shaw: 7th edition

Summary of International Law by Shaw: 7th edition


Chapter A The nature and development of international law

The principal actors in international law are nation-states, not individual citizens like in domestic or municipal law. International law is divided into conflict of law, private international law and public international law. The latter is usually termed ‘international law’. Public international law covers relations between states in all their forms, and regulates the operations of the many international institutions. It may be universal or general, binding upon all states, or regional, binding upon a select group of states.

International law has no legislature. There is no system of courts operating outside the situation when both parties agree and recognize the concerned Court. International law is constituted in a very different manner than domestic law. Also, there is no unified system of sanctions in international law, but there are circumstances in which the use of force is regarded as justified and legal. Within the United Nations, the Security Council can impose sanctions upon the determination of a threat to the peace, a breach of the peace or an act of aggression. Such sanctions may be economic or military. Another justification of the use of force is in the case of self-defense, but it is bound to rules provided by international law. It is important to realize that states do feel the need to obey the rules of international law, because if they do not act accordingly, the system of international law ceases to exist.

The international system

The international system has a horizontal structure; all states are considered equal. In municipal law, the law is above individuals, but in international law the law only exists between the states. Also, in municipal law, the individual has no influence on the creation of law. In international law, states create it themselves, as international law consists mostly of agreements and treaties developed and signed by states. An important element for states in order to obey international law is the principle of reciprocity. States often do not pursue one particular course of action which might bring them short-term gains, because it could

.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen bij de hoorcolleges van Public International Law

Aantekeningen bij de hoorcolleges van Public International Law


Hoorcollege week 1

Aim of Public International law: regulating international relations through norms:

  • Order and stability

  • Justice

  • Dispute-settlement

It’s not only about nations, but also about intergovernmental organisations and sometimes even people.

1648: treaty of westfahlen → it ended the thirty-year war. For the first time in human history all sovereign states were equal. This meant that every state had territorial sovereignty.

Aim of Private International law: regulating legal relations between individuals (can also include corporations as such)



 

National Law

International Law

Legislation

Centralized

Decentralized

Dispute-settlement

Compulsory

Not compulsory

Administration and enforcement

Centralized

decentralized

International Law developed from law of co-existence to law of cooperation and to law of integration.

Case 1: Nicaragua

There was a war between the SU and the US. US supported the rebels, the contras. Nicaragua went to court, saying that the US violated their borders and that force had been used against Nicaragua. The case is important for the use of force and state responsibility. Art. 2(4) of human/united nations charter could not be applied because the US did not accept the jurisdiction

Werkgroep 1

Law making on national and international levels:

Legislative

On national level the legislative power lies with the stage-general and the government together. On international level however, the legislative power comes from treaties, customary law and general principles. The difference is consent to be bound. Also on a national level we have a centralized power and on international level we have an decentralized power.

Executive

On national level: the Government.

On international level: States

Judiciary

National: Courts (binding jurisdiction)

International: ICJ (International court of justice), ICC (International Criminal Court), ECtHR (European Court of Human Rights), ECJ (European Court of Justice). There’s no binding jurisdiction on international level. Agreement is needed, this is also known as consent to be bound. Sometimes there’s no treaties or customs, and we need general principles to fill in the void. International law consists of private and public law. Public international law deals with the relations between states and private international law with the relations between individuals. Public international law consists of many more fields, such as

Access: 
JoHo members
Public International Law (PIL) - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Public International Law (PIL) - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Deze aantekeningen zijn gebasseerd op het het vak Public International Law (PIL) in 2015-2016.


Hoorcollege week 1

Aim of Public International law: regulating international relations through norms:

  • Order and stability

  • Justice

  • Dispute-settlement

It’s not only about nations, but also about intergovernmental organisations and sometimes even people.

1648: treaty of westfahlen → it ended the thirty-year war. For the first time in human history all sovereign states were equal. This meant that every state had territorial sovereignty.

Aim of Private International law: regulating legal relations between individuals (can also include corporations as such)

 

National Law

International Law

Legislation

Centralized

Decentralized

Dispute-settlement

Compulsory

Not compulsory

Administration and enforcement

Centralized

decentralized

International Law developed from law of co-existence to law of cooperation and to law of integration.

Case 1: Nicaragua

There was a war between the SU and the US. US supported the rebels, the contras. Nicaragua went to court, saying that the US violated their borders and that force had been used against Nicaragua. The case is important for the use of force and state responsibility. Art. 2(4) of human/united nations charter could not be applied because the US did not accept the jurisdiction

Hoorcollege week 2

Relationship between sources of international law

There are also other sources of international law not listed in article 38, namely:

  • Decisions of international organizations (only the binding decisions)

  • Unilateral acts (nuclear tests)

  • Soft law, it looks like law but it are basically political norms. States comply with those laws because they don’t want to have a bad name.

Treaty and custom are not more important than one another. The way it is solved is on basis of lex specialis and lex posterior.

Lex specialis: more specific law prevails over more common law.

Lex posterior: younger law prevails over older law.

Jus cogens: peremptory norms, more important than any other source of international law!

Treaty Law (treaty, convention, statute, charter, agreement, protocol are all other words with the same meaning)  Vienna Convention on the Law of Treaties (VCLT)

VCLT only deals with treaties between states.

Treaties are only applicable to the parties. (art. 34 VCLT)

Treaties are formed in the following way and order:

Access: 
Public
Hoorcollege aantekeningen internationaal recht

Hoorcollege aantekeningen internationaal recht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Hoorcollege week 1

Deze week zal het gaan over begrip en aard van het internationaal recht en in het speciaal over de bronnen van het internationaal recht.

Als eerste wordt het internationaal recht geïllustreerd aan de hand van het conflict over een aantal eilanden in de Chinese zee. Zowel China als Japan denkt daar aanspraak op te kunnen maken.  De belangen hierbij zijn uitbreiding van het territoir en toegang tot natuurlijke hulpbronnen. Het toepasbare recht in deze casus zijn onder andere het zeerecht en een bilateraal verdrag, bovendien speelt geschilbeslechting een rol.

Het internationaal (publiek)recht komt voor uit internationale bronnen:

  1. Verdragen
  2. Gewoonterecht
  3. Besluiten van internationale organisaties
  4. Algemene rechtsbeginselen

N.B Niet alle regels zijn bindend voor alle staten.

Artikel 38 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof geeft als bronnen:

  1. Verdragen
  2. Gewoonterecht
  3. Algemene beginselen
  4. Subsidiair: gerechtelijke beslissingen en doctrine

Daarnaast zijn nog van belang:

  1. Bindende besluiten van internationale organisaties
  2. Eenzijdige handelingen (Een soort juridische belofte; een verplichting op zich nemen ten opzichte van alle andere staten
  3. Redelijkheid en billijkheid

Verdragen als bron van het internationaal recht

Verdragen zijn (anders dan gewoonterecht) altijd geschreven recht alsook geregistreerd en gepubliceerd, omwille van de toegankelijkheid. Bovendien zijn verdragen niet beperkt tot bepaalde onderwerpen, verdragen mogen alleen niet ingaan tegen dwingend recht (ius cogens).

Gewoonterecht

Het gewoonterecht wordt behelsd door de statenpraktijk en de opinio iuris. Een discussiepunt is of het gewoonterecht valt te wijzigen. Ergo: Is een afwijkende praktijk schending van de regel of het begin van een nieuwe regel? In ieder geval is het gewoonterecht niet onveranderlijk, het gewoonterecht moet geïnterpreteerd worden. Zie in dit verband ook paragraaf 86 van de Nicaragua zaak.

Wanneer er samenloop is van bronnen van het internationaal recht is de hiërarchie als volgt:

  1. Lex specialis derogat lege generali
  2. Lex posterior derogat lege priori
  3. Artikel 3 van het Handvest van de VN
  4. Ius Cogens

Bij het gewoonterecht wordt ervan uitgegaan dat de wil verweven zit in de rechtsbron, de staten hebben tenslotte zelf invloed op wat ze doen.

Een normatieve vraag hierover is: Is het wenselijk dat het zo in elkaar zit?

De empirische vraag is vervolgens: Gebeurt dit ook?

 

Hoorcollege week 2

Deze week gaat het over bronnen en verdragenrecht.

Sommige bronnen bevatten primair recht, andere bronnen bevatten secundair recht. Een voorbeeld dat hierbij wordt gegeven is de regel dat foltering verboden is (primair recht) en het recht op compensatie nadat foltering toch heeft plaatsgevonden.....read more

Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen internationaal recht

Werkgroepaantekeningen internationaal recht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Week 1

Het internationaal (publiek-)recht kent bevoegdheden toe aan actoren, hetgeen niet per sé staten hoeven te zijn. Echter, het erkent niet alleen bevoegdheden, maar het kan tevens het handelen van internationale actoren beperken.

 

Internationaal publiekrecht

Alvorens er sprake kan zijn van internationaal recht dient er sprake te zijn van drie elementen:

  1. Internationaal;

  2. publiek;
    Aan dit element is voldaan als er sprake is van gezag dat tussen staten wordt uitgeoefend dan wel als het publieke belangen betreft.

  3. juridisch.
    Aan dit element is voldaan als de norm voortvloeit uit een internationale rechtsbron dan wel wanneer er sprake is van sanctionering als een norm wordt geschonden.

 

In de nationale rechtsordes, is er in tegenstelling tot de internationale rechtsordes, sprake van een verticale gezagsstructuur/verhouding; er is een centrale overheid. In het internationale recht is er sprake van een decentrale/horizontale gezagsstructuur/verhouding; er is geen centrale overheid. Staten dienen de internationale rechtsorde zoveel mogelijk zelf te handhaven, hetgeen kan geschieden via diplomatiek protest en sanctionering.

 

 

Rechtsbronnen

Artikel 38 IGH somt enkele bronnen op die als internationale rechtsbron worden aangemerkt:

  • verdragen;

  • gewoonterecht;

  • algemene beginselen;

  • subsidiair: gerechtelijke beslissingen en doctrine.

 

Dit artikel wordt als gezaghebbend aangemerkt, nu er geen ander artikel bestaat waarin de internationale rechtsbronnen worden aangegeven. Naast de in dit artikel opgesomde bronnen bestaan er nog overige bronnen, namelijk (bindende!) besluiten van internationale organisaties, eenzijdige handelingen en de redelijkheid en billijkheid. Een staat kan een eenzijdige handeling verrichten door, uit zichzelf, een verplichting op zich te nemen, ten opzichte van (alle) andere staten. Dit kan een recht dan wel een verplichting opleveren. Frankrijk heeft bijvoorbeeld door toezeggingen van de president de plicht op zich genomen om bepaalde kernproeven niet meer uit te voeren. Dit is een juridische belofte die een verplichting oplevert. Of redelijkheid en billijkheid als (internationale) rechtsbron kunnen worden aangemerkt, wordt door sommigen betwist. Het zijn algemene beginselen die een oplossing kunnen bieden in een conflict dan wel een aanwijzing kunnen geven over hoe het recht (zou) moet(en) zijn. Het is dan tot op zekere hoogte een rechtsbron, maar het is altijd een algemeen beginsel.

 

Een niet-bindend besluit van een internationale organisatie, bijvoorbeeld een resolutie, is op zichzelf geen internationale rechtsbron, maar kan wel een aanwijzing zijn voor het bestaan van gewoonterecht.

 

Soms geniet het vaststellen van een regel in een verdrag de voorkeur boven het ontstaan van een regel als gewoonterecht. Hiervoor zijn enkele redenen te bedenken. Ten eerste.....read more

Access: 
Public
Arresten Internationaal Recht

Arresten Internationaal Recht

Deze samenvatting bestaat uit een verzameling van arresten zoals voorgeschreven bij een bachelor cursus over Internationaal Recht en is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


.....read more
Access: 
Public
Oefenpakket Internationaal Recht
Aanvullende 3 arresten Inleiding internationaal en Europees recht

Aanvullende 3 arresten Inleiding internationaal en Europees recht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Administratie van de staatsfinanciën/Simmenthal, HvJ 09-03-1978, zaak 106/77

Onderwerp: de inroepbaarheid van de voorrang van het Europese recht voor een nationale rechter.

Casus

Het is op 26 juli 1973 dat de NV Simmenthal, gevestigd te Monza Frankrijk, een partij rundvlees in Italië invoert. Bij de invoering van dit rundvlees worden keuringsrechten geheven. Deze keuringsrechten zijn voorgeschreven door de Italiaanse wetgeving. Simmenthal is het hier niet mee eens en is van mening dat deze keuringen, en dus de keuringsrechten, een belemmering zijn van het vrije goederenverkeer en dus verboden zijn. Hij vordert het betaalde bij de Italiaanse rechter terug. Deze verzoekt het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing op basis van art. 177 EEG-Verdrag (nu art. 267 VWEU). Vraag is hierbij: indien nationaal recht in strijd is met de voorrang van het Europees recht, moet een nationale rechter de desbetreffende nationale wetgeving dan buiten toepassing laten of moet hij wachten tot het eigen nationale constitutionele hof het ongeldig heeft verklaard?

 

Het Hof van Justitie

Het Hof bevestigt dat het al dan niet systematisch verrichten van keuringen aan de grens op het invoeren van producten, maatregelen van gelijke werking in de zin van art. 30 EEG-verdrag vormen(nu art. 34 VWEU).

Daarnaast, en dit is het belangrijkste, geeft het Hof van Justitie antwoord op de hoofdvraag van de Italiaanse rechter. Het arrest is te zien als een bevestiging van het Costa/E.N.E.L. arrest. Het Hof herhaalt hierbij bijna woordelijk wat hij reeds uitvoerig beargumenteerde in het Costa/E.N.E.L.

De communautaire rechtsorde is een nieuwe internationaal-rechtelijke rechtsorde, waarvan niet alleen de Lid-Staten maar ook hun onderdanen de subjecten zijn. Het is een eigen rechtsorde die is geïntegreerd in het rechtsstelsel der Lid-Staten en waaraan de nationale rechter is onderworpen. Het gemeenschapsrecht is dwingend en absoluut van aard.”

Hiernaast beargumenteerde het Hof ook dat Lid-Staten op basis van hun nationale wetgeving of rechtspraak geen uitzonderingen of afwijkingen op het gemeenschapsrecht kunnen toestaan. Dit kan zelfs niet indien het bepalingen van constitutionele aard betreft. Het gemeenschapsrecht werkt rechtstreeks en creëert rechten voor particulieren. Dit zorgt ervoor dat de nationale rechter deze moet handhaven.

Een voorwaarde aan deze voorrang stellen door te bepalen, op nationaal niveau, dat voorrang pas is toegestaan indien het hoogste nationale constitutionele Hof de desbetreffende wetgeving ongeldig heeft verklaard, is dan ook niet toegestaan.

 

De actiegroep Iraanse studenten/de Staat der Nederlanden, Rb ’s Gravenhage 3-02-2010, LJN BL.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen: Inleiding Internationaal en Europees Recht

Tentamenvragen: Inleiding Internationaal en Europees Recht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel 1

 

Meerkeuzevragen

 

Vraag 1:

Het beginsel van voorrang van het gemeenschapsrecht:

 

a. geldt niet ten opzichte van nationale regels die reeds bestonden op het moment van totstandkomen van de desbetreffende Gemeenschapsrechtelijke regel.

b. is een wezenlijk kenmerk van de communautaire rechtsorde.

c. heeft alleen betrekking op het primaire gemeenschapsrecht.

d. geldt niet ten opzichte van de nationale Grondwetten van de lidstaten.

 

Vraag 2:

De theorie van de acte clair:

 

a. is door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verworpen.

b. betekent dat een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen achterwege kan blijven als de juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht zo duidelijk is, dat redelijkerwijze geen twijfel meer kan bestaan over de wijze waarop de prejudiciële vraag dient te worden beantwoord.

c. duidt op de rechtstreekse toepasselijkheid van een Verordening.

d. betekent dat, als een richtlijn voldoende duidelijk en precies is, er geen omzetting in het nationale recht vereist is.

 

Vraag 3:

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen:

 

I. Ook nationale rechters zijn gebonden aan het beginsel van Gemeenschapstrouw.

II. De rechtsbasis voor het opzetten van de gemeenschappelijke handelspolitiek is artikel 3, lid 1 onder b EG.

 

a. beide stellingen zijn onjuist

b. beide stellingen zijn juist

c. stelling I is juist, stelling II onjuist

d. stelling I is onjuist, stelling II is juist

 

Vraag 4:

Welke van de volgende elementen is geen doelstelling van de interne markt?

 

a. vrij verkeer van derde landen onderdanen

b. vrij verkeer van kapitaal

c. vrij verkeer van goederen

d. vrij verkeer van diensten

 

Vraag 5:

De nationale rechter:

 

a. is altijd verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ingeval van onduidelijkheid van een regel van Gemeenschapsrecht.

b. mag nationale regels Gemeenschapsrechtconform interpreteren, maar is daartoe niet verplicht.

c. dient toepassing te geven aan direct werkende bepalingen van Gemeenschapsrecht, tenzij dat strijdt met nationale bepalingen.

d. dient altijd toepassing te geven aan direct werkende bepalingen van Gemeenschapsrecht.

 

Vraag 6:

De Europese Raad is samengesteld uit:

 

a......read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Inleiding Internationaal en Europees Recht

Begrippenlijst Inleiding Internationaal en Europees Recht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

 

 

Stamplijst Internationaal en Europees Recht
Inleiding:
Codificatie – Het op schrift stellen van recht
Internationaal publiekrecht – Volkenrecht
Ius gentium – Het recht van volken
Ius inter gentes – Het recht tussen volken
Soevereiniteit –De hoogste macht afhankelijk van geen ander gezag.
Volmachtige – Een afgevaardigde vertegenwoordiger van een staat die namens zijn staat de onderhandelingen mag doen.
Volkenrecht – Internationaal publiekrecht
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 1:
Cuius regio, euis natio – Eén staat, één natie.
Cuius regio, euis religio – Eén staat, één godsdienst.
De iure belli ac pacis – Over het recht van oorlog en vrede. Een boek van Hugo de Groot uit 1625.
Haves – De welvarende oude staten ten tijde van de fase der Vredelievende Staten.
Have nots – De arme jonge staten ten tijde van de fase der Vredelievende Staten.
Have nevers – De arme jonge staten die door het Non-proliferatieverdrag uit 1968 beloofden bepaalde informatie nooit te verwerven. Daarmee werden ze van have nots, have nevers.
Mare liberum – Vrije zeevaart. Een boek van Hugo de Groot uit 1604
Sub deo ac lege– Onder God en de wetten
Hoofdstuk 2:
Founding Fathers – Oprichters van de Verenigde Naties
Soft Law – Regels die niet voor een ieder bindend zijn
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 4:
Bilateraal Verdrag - Een geschreven overeenkomst tussen staten, internationale organisaties of een mix daarvan resulterend in een verdrag.
Clausula rebus sic santibis – Een clausule in het Weense Verdragenvedrag (1968) die inhoudt dat bij onvoorziene verandering van omstandigheden er een wederzijdse optie is om het verdrag te beëindigen.
Doctrines – Leerstelling van de meest bevoegde schrijvers. Een hulpmiddel bij de internationale rechtsvinding.
Multilateraal Verdrag - Een geschreven overeenkomst tussen twee meerdere staten, internationale organisaties of een mix daarvan resulterend in een verdrag.
Nemo plus juris transferre potest quam ipse habet – Geen staat kan meer recht overdragen dan hij bezit.
Opinio iuris sive necessitatis – Een rechtsovertuiging, welke samen met de Usus, noodzakelijk moet worden geacht om te kunnen spreken van een internationale gewoonte.
Pacta sunt servanda – Gesloten overeenkomsten moeten worden nagekomen

Persistent Objector – Een staat die van meet af aan zich verzet heeft tegen een bepaalde Usus en het onstaan van de regel van internationaal gewoonterecht. Zij zijn dan ook niet gebonden aan deze betreffende regel.
Permissive resolutions – Resoluties die bepaalde gedragingen aanbevelen die zonder aanbeveling internationaalrechtelijk niet geoorloofd zouden zijn.
Preambule - Een preambule is een inleidende bepaling in de tekst van een wet of verdrag. In de preambule wordt vaak het doel geschetst, een onderliggende filosofie en/of de omstandigheden die hebben geleid tot de wet of het verdrag.
Usus – Gewoonte, gebruik of praktijk welke samen met de Opinio iuris vereist is om te kunnen spreken van een internationale gewoonte.
Wijdverbreid – Als een.....read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 10e druk van Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht van Strikwerda en Schaafsma

Boeksamenvatting bij de 10e druk van Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht van Strikwerda en Schaafsma


1 Inleiding

1.1 Internationaal privaatrecht

Bestaansvoorwaarden

Er zijn twee redenen die verklaren waarom er behoefte is aan internationaal privaatrecht (afgekort ipr). De eerste reden is dat het privaatrecht in elk land verschillend is. Er worden weliswaar pogingen ondernomen om bepaalde rechtsgebieden te harmoniseren maar het is niet mogelijk, en niet wenselijk, om een wereldwijd uniform rechtsstelsel tot stand te brengen. De tweede reden is dat het regelmatig voorkomt dat rechtshandelingen en rechtsfeiten zich niet beperken tot het grondgebied van een land. Grensoverschrijdende rechtsverhoudingen zijn door de globalisering al lang geen exceptie meer.

Hoofdonderdelen

Het doel van ipr is een doelmatige en rechtvaardige regeling van het internationale rechtsverkeer. Internationaal privaatrecht kent drie hoofdonderdelen: welk rechtsstelsel, welke rechter en welke tenuitvoerlegging. Het eerste hoofdonderdeel betreft het verwijzingsrecht, ofwel conflictenrecht. Dit deelgebied van het ipr geeft aan welke rechtsregels van toepassing zijn op een grensoverschrijdende casus. Het beantwoordt de vraag welke nationale rechtsregels of –regelingen toegepast moeten worden op een internationale rechtsverhouding. Conflictenrecht vormt het materiële ipr.

Het tweede hoofdonderdeel van het ipr betreft het internationale bevoegdheids- of jurisdictierecht. Bij dit deelgebied van het ipr gaat het erom welke rechter bevoegd is om een zaak met een internationaal karakter in behandeling te nemen. Het conflictenrecht bepaalt dus welk recht er moet worden toegepast en het internationale bevoegdheids- of jurisdictierecht bepaalt welke rechter, uit welk land, dit recht mag toepassen.

Het internationale bevoegdheidsrecht vormt, samen met erkennings- en executierecht, het formele ipr. Het erkennings- en executierecht is een derde hoofdonderdeel van het ipr. Het gaat dan om het internationale erkennings- en executierecht. Als een rechter uitspraak doet in een internationale zaak, kan de begunstigde partij er belang bij hebben dat het vonnis ook consequenties heeft op het grondgebied van een andere staat dan die van de rechter die de uitspraak doet. Het internationale erkennings- en executierecht ziet er daarom op toe dat buitenlandse vonnissen, als zij aan alle voorwaarden voldoen, ten uitvoer worden gelegd.

Internationaal recht?

Ipr is geen internationaal recht, maar nationaal recht. Internationaal recht geeft in principe niet aan of een nationale rechter bevoegd is om kennis te nemen van een bepaalde zaak. Daarnaast bepalen nationale jurisdicties welk recht er toegepast dient te worden op internationale rechtsverhoudingen. En ook is het zo dat het een nationale aangelegenheid is welke buitenlandse rechterlijke beslissingen wel en niet worden erkend op het eigen grondgebied. Een staat mag bovenstaande rechtsvragen zelf invullen, hoewel men wel kan aannemen dat een staat die alleen maar zijn eigen recht en zijn eigen rechters erkent in strijd handelt met het volkerenrecht.

Internationaal recht speelt wel een rol bij de totstandkoming van het nationale ipr. Staten hebben namelijk verdragen.....read more

Access: 
JoHo members
Stamplijst bij Internationaal Publiekrecht als Wereldrecht van Schrijver

Stamplijst bij Internationaal Publiekrecht als Wereldrecht van Schrijver


.....read more

Stamplijst 'Internationaal Publiekrecht als wereldrecht'

Inleiding

 

 

 

Internationaal publiekrecht (formeel)

het gebied dat toeziet op de internationale publiekrechtelijke positie van staten, organisaties van staten, internationale ondernemingen, volken en mensen.

 

 

Internationaal publiekrecht (functioneel)

het scheppen van orde en rechtszekerheid in internationale betrekkingen en het behartigen van internationaal overeengekomen doelstellingen. Dit is een meer dynamische instelling.

 

 

Intergouvernementele organisaties

het door staten in een geordende en geïnstitutionaliseerde rechtsverhouding treden.

 

 

Supranationale organisaties

het overdragen van bepaalde bevoegdheden door staten aan een Statenorganisatie. Een staat kan hier tegen zijn wil gebonden worden door een meerderheidsbeslissing, een deel van de soevereiniteit wordt hierdoor dus ingeleverd.

 

 

Ius gentium

het recht van volken

 

 

Horizontale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling

het groeien van het aantal staten door onder andere de dekolonisatie.

 

 

Verticale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling

het ontstaan van steeds meer partijen in het internationaal publiekrecht, zoals internationale organisaties en volken.

 

 

De wetten en gebruiken van de oorlog

geldende normen ten aanzien van gevechtshandelingen. Dit staat bekend als 'Haags' recht.

 

 

Humanitair recht

geldende normen voor bezet gebied. Dit staat bekend als 'Geneefs' recht.

 

 

Neutraliteitsrecht

de rechten en plichten tussen de partijen die oorlog voeren en de neutralen.

 

 

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

 

 

Godsdienstvrede van Augsburg (1555)

ging uit van cuius regio, eius religio. Godsdienstoorlog binnen een staat voorkomen door een religie in de staat aan te houden.

 

 

Vrede van Westfalen (1648)

ging uit van cuius regio, eius natio. In de internationale politiek hield met religie op de achtergrond, zodat dit het nationale van de staat ten goede kwam. Een territorium had bovendien slechts een soeverein

Access: 
Public
Oefententamens Internationaal Recht

Oefententamens Internationaal Recht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefententamen 2008

 

Opgave 1: (15 punten)

 

De buurlanden Magua en Natea hebben decennia lang tegen elkaar oorlog gevoerd. Beide landen hebben zich tijdens deze strijd schuldig gemaakt aan genocide. Eindelijk heerst er weer vrede. Bij wekelijkse informele bijeenkomsten hebben de presidenten van beide landen regelmatig verklaard dat zij nooit meer genocide willen plegen en bovendien alles willen doen om genocide te voorkomen. Dit hebben partijen steeds genoteerd in de notulen van de bijeenkomsten. Na een tijd van rust is het leger van Magua toch weer overgegaan tot het plegen van genocide. Vele burgers van Natea zijn inmiddels het slachtoffer geworden van deze genocide. Natea stelt, dat Magua in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag dat tijdens de informele bijeenkomsten werd gesloten. Het verdrag houdt volgens Natea in dat het plegen van genocide verboden is. Magua stelt, dat er geen sprake is van een verdrag.

228-236

 

a. Is er sprake van een verdrag? Motiveer uw antwoord. (8 punten)

 

NB: de vraag heeft betrekking op de vorm en niet op totstandkoming, inwerkingtreding of geldigheid van verdragen.

 

Definitie Verdrag: artikel 2 (1) WVV (of op basis van het gewoonterecht):

-           internationale overeenkomst

-           tussen staten

-           schriftelijk

-           onder internationaal recht

 

(2 punten, noemen van artikel/gewoonterecht en vereisten)

Vindplaats: Nollkaemper randnummer 286

 

Indien staten niet uitdrukkelijk hebben aangegeven of zij de bedoeling hadden een verdrag te sluiten, moet uit de aard en inhoud van de overeenkomst, alsmede van de overige omstandigheden van het geval worden afgeleid of er sprake is van een verdrag. (1 punt, aard en inhoud bepalend indien niet in de tekst staat of het een verdrag moet zijn of niet)

Vindplaats: Nollkaemper randnummer: 292

In casu is geen sprake van een ‘verdrag’. Er zijn slechts notulen van informele bijeenkomsten. De vraag is derhalve of deze notulen als een verdrag kunnen worden beschouwd. (1 punt,feiten: in de notulen staat niet dat het een verdrag is)

 

Jurisprudentie:

 

Aegean Continental Shelf:

Het hof zei dat ‚[…] the Court must have regard above all to its actual terms and to the particular circumstances in which it was drawn up.’ (para. 96). In het licht van het meeting kijkt het Hof naar de context (para. 100) en naar de notities/opvattingen/uitwisselingen van de partijen (paras. 100-107)

Ogv deze zaak kan men tot twee conclusies komen.

Context: Partijen zijn wekelijks bijeengekomen. Regelmatig kwam ook het onderwerp van genocide aan bod. Maar het zijn echter informele bijeenkomsten

Notities: Er staat duidelijke genoteerd in de notulen dat beide partijen nooit meer genocide willen plegen en genocide willen voorkomen. Er zijn echter geen aanduidingen dat het om een verdrag gaat.

Intentie: Partijen hebben regelmatig verklaard, dat zij nooit meer.....read more

Access: 
Public
Supersamenvatting Internationaal Recht

Supersamenvatting Internationaal Recht

Deze samenvatting somt de belangrijkste begrippen bij het internationaal recht op (geschreven 2013-2014)


Deel 1 : Begrip en aard van het internationaal publiekrecht

internationaal recht

Internationaal recht heeft betrekking op rechtsbetrekkingen in de gehele wereld. Grensoverschrijdende problemen leiden tot de noodzaak van nauwere internationale samenwerking.

 

internationaal publiekrecht

Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap. Het kent bevoegdheden toe aan de entiteiten die publiek gezag uitoefenen (staten en internationale organisaties) en bepaalt het juridische kader waarbinnen zij deze bevoegdheden moeten uitoefenen.

 

internationaal privaatrecht

Internationaal privaatrecht bestaat deels uit verdragen die conflicten tussen rechtsstelsels voorkomen door het privaatrecht van staten te uniformeren. Om belangen van de internationale gemeenschap te beschermen kan het wenselijk zijn privaatrechtelijke betrekkingen te reguleren. Daarnaast laten staten publieke taken in toenemende mate vervullen door private instellingen. Het onderscheid met het internationaal publiekrecht is niet heel scherp.

 

rechtsbronnen

Internationaal recht kent 4 rechtsbronnen: gewoonterecht (recht dat ontstaat uit de praktijk van staten in combinatie met een rechtsovertuiging), verdragen, besluiten van internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen.

 

dualisme en monisme

In de dualistische leer wordt aangenomen dat de internationale rechtsorde en de nationale rechtsorde gescheiden zijn; zij hebben gescheiden rechtsbronnen en verschillende subjecten. Gevolg van deze scheiding is dat internationaal recht geen rechtsbetrekkingen in de nationale rechtsorde kan bepalen en nationaal recht zonder juridische betekenis is in de internationale rechtsorde. In de monistische leer wordt ervan uitgegaan dat er één rechtsorde bestaat waarvan zowel internationaal recht als nationaal recht deel uitmaken.

 

De verhouding tussen de internationale en de nationale rechtsorde kan niet strikt dualistisch of monistisch genoemd worden.

 

3 vormen internationaal publiekrecht

Het internationaal publiekrecht kent 3 vormen: het recht van co-existentie (de bescherming van de aanspraak van staten op de uitoefening van publiek gezag binnen hun grondgebeid), het recht van samenwerking (kenmerkt zich dor een actieve samenwerking waarbij onderlinge bevoegdheden naast elkaar bestaat, staten informatie uitwisselen en beleid op elkaar afstemmen) en het recht van integratie (waarbij de bescherming en de uitvoering van publieke taken georganiseerd wordt op bovennationaal niveau).

 

.....read more

Access: 
Public
Supersamenvatting bij de 5e druk van Kern van het internationaal Publiekrecht van Nollkaemper

Supersamenvatting bij de 5e druk van Kern van het internationaal Publiekrecht van Nollkaemper


Supersamenvatting Internationaal recht

Deel 1 : Begrip en aard van het internationaal publiekrecht

 

internationaal recht

Internationaal recht heeft betrekking op rechtsbetrekkingen in de gehele wereld. Grensoverschrijdende problemen leiden tot de noodzaak van nauwere internationale samenwerking.

 

internationaal publiekrecht

Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap. Het kent bevoegdheden toe aan de entiteiten die publiek gezag uitoefenen (staten en internationale organisaties) en bepaalt het juridische kader waarbinnen zij deze bevoegdheden moeten uitoefenen.

 

internationaal privaatrecht

Internationaal privaatrecht bestaat deels uit verdragen die conflicten tussen rechtsstelsels voorkomen door het privaatrecht van staten te uniformeren. Om belangen van de internationale gemeenschap te beschermen kan het wenselijk zijn privaatrechtelijke betrekkingen te reguleren. Daarnaast laten staten publieke taken in toenemende mate vervullen door private instellingen. Het onderscheid met het internationaal publiekrecht is niet heel scherp.

 

rechtsbronnen

Internationaal recht kent 4 rechtsbronnen: gewoonterecht (recht dat ontstaat uit de praktijk van staten in combinatie met een rechtsovertuiging), verdragen, besluiten van internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen.

 

dualisme en monisme

In de dualistische leer wordt aangenomen dat de internationale rechtsorde en de nationale rechtsorde gescheiden zijn; zij hebben gescheiden rechtsbronnen en verschillende subjecten. Gevolg van deze scheiding is dat internationaal recht geen rechtsbetrekkingen in de nationale rechtsorde kan bepalen en nationaal recht zonder juridische betekenis is in de internationale rechtsorde. In de monistische leer wordt ervan uitgegaan dat er één rechtsorde bestaat waarvan zowel internationaal recht als nationaal recht deel uitmaken.

 

De verhouding tussen de internationale en de nationale rechtsorde kan niet strikt dualistisch of monistisch genoemd worden.

 

3 vormen internationaal publiekrecht

Het internationaal publiekrecht kent 3 vormen: het recht van co-existentie (de bescherming van de aanspraak van staten op de uitoefening van publiek gezag binnen hun grondgebeid), het recht van samenwerking (kenmerkt zich dor een actieve samenwerking waarbij onderlinge bevoegdheden naast elkaar bestaat, staten informatie uitwisselen en beleid op elkaar afstemmen) en het recht van integratie (waarbij de bescherming en de uitvoering van publieke taken georganiseerd wordt op bovennationaal niveau).

 

Deel 2 : Subjecten van Recht

 .....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Inleiding Internationaal Publiekrecht

Collegeaantekeningen Inleiding Internationaal Publiekrecht


Week 1

Hoorcollege 1

 

Voorbeelden internationaal publiekrecht

Het hoorcollege begint met een aantal recente voorbeelden waardoor duidelijk wordt wat internationaal publiekrecht in de praktijk precies betekent:

  1. Het incident van september 2013 waar een boot van Greenpeace onder Nederlandse vlag zich aan het Russische boorplatform had vastgeketend. Volgens Nederland had Rusland alleen met Nederlandse toestemming de boot mogen betreden;
  2. Het Srebrenica-arrest waar het de vraag is of de Nederlandse staat of de Verenigde Naties aansprakelijk zijn voor Dutchbat die daar onschuldige burgers om het leven hebben gebracht. De conclusie was dat Nederland verantwoordelijk is;
  3. MH17 wordt ook kort genoemd, waar verschillende staten en hun rechten samenkomen.

 

Definitie

Internationaal publiekrecht reguleert primair de betrekkingen tussen soevereine staten. Dat is anders dan internationaal privaatrecht, dat op personen uit verschillende staten betrekking heeft.

 

Ontwikkeling

Internationaal publiekrecht is in de late Middeleeuwen ontstaan door de vorming van statelijke eenheden en de toenemende globalisering.

Hugo de Groot (1583-1645) – bekend onder zijn Latijnse naam Grotius – wordt gezien als de vader van dit recht. Hij heeft onder andere boeken geschreven over het recht in oorlog en vrede en het zeerecht.

De Vrede van Westfalen (1648) bestaat uit de Vrede van Münster en de Vrede van Osnabrück. Dit heeft gezorgd voor de soevereiniteit van staten en zo dus bijgedragen aan het volkenrecht, ook wel internationaal publiekrecht genoemd.

De term soevereiniteit (afkomstig uit het Latijnse suprema potestas dat hoogste macht betekent) is een begrip bedacht door de Franse Jean Bodin.  Bodin vond dat de soeverein vorst boven de adel en steden stond. Hiermee wilde hij de hiërarchie onderstrepen. Dit wordt ook wel de interne werking van de soevereiniteit genoemd.
We kennen ook een externe werking: die van de juridische onafhankelijkheid van de koning ten opzichte van de keizer van de katholieke kerk.

Het gevolg van deze soevereiniteit is dat alle staten gelijkwaardig aan elkaar zijn en dat ieder een exclusieve rechtsmacht in zijn eigen staat heeft – andere staten mogen zich daar dus niet mee bemoeien.

Met rechten zijn ook verantwoordelijkheden gemoeid. Het onderling afspraken maken is de hoofdzakelijke verantwoordelijkheid van het Internationale Publiekrecht.

Bij co-existentie worden de onderlinge verhoudingen van staten geregeld. Zoals het zeerecht en het diplomatieke recht: dit is al heel oud recht, maar geldt nog steeds. Als voorbeeld wordt genoemd dat diplomaten in landen waar ze verblijven niet vervolgd mogen worden, ook niet als ze hun kinderen mishandelen of verkeersboetes niet betalen (recentelijk voorgekomen in Nederland).

In de 20e eeuw is dat veranderd in co-operatie, waarbij gemeenschappelijke doelstellingen verwezenlijkt worden en samen problemen opgelost kunnen worden (denk aan milieu).

Hierdoor is het internationaal publiekrecht ontstaan dat bestaat uit bilaterale (tussen twee landen) en multilaterale (tussen meerdere landen) verdragen......read more

Access: 
Public
Artikel Kroniek internationaal publiekrecht

Artikel Kroniek internationaal publiekrecht

De MH17-ramp en strijd om Oost-Oekraïne

De reden dat het Internationaal Strafhof zich niet buigt over de MH17-zaak is vanwege het complementariteitsbeginsel: indien een land in staat en bereid is tot vervolging over te gaan, houdt het Strafhof zich afzijdig. In dit geval was dit land Nederland. Het conflict in Oekraïne sluimerde al geruime tijd en kwam tot een uitspatting in februari 2014 met de opstand in Kiev, waarbij de zittende pro-Russische regering werd verdreven en hierop volgend de annexatie van de Krim door Rusland. Dit was het geval van twee zaken: de Russische vrees dat het Westen militair te dichtbij komt en hun toenemend zelfvertrouwen. Tegenwoordig bestaan nog diverse overlegfora over deze annexatie, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en ac hoc-groepen zoals de Trilaterale Contactengroep (bestaande uit Oekraïne, opstandelingen en de OVSE) en de Normandië-groep (bestaande uit Oekraïne, Rusland, Frankrijk en Duitsland). De vredespogingen van eerstgenoemde bleken nauwelijks effect te hebben, waarop laatstgenoemde in 2015 een ‘Pakket van Maatregelen voor de Tenuitvoerlegging van de (eerdere) Minskovereenkomsten’ tot stand bracht, wat juridisch de vorm van een verdrag heeft. Hierin wordt onder meer opgeroepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, terugtrekking van zware wapens en voorbereiding van lokale verkiezingen en zelfbestuur in de regio. Ook is er een afspraak over een constitutionele hervorming van Oekraïne inclusief een nieuwe Grondwet. Het Pakket is ondertekend door de Trilaterale Contactengroep en de Normandië-groep belooft zich “individueel en gezamenlijk volledig te committeren aan de overeenkomst”. De VN Veiligheidsraad schaart zich ook hierachter en eist een vreedzame oplossing van het conflict.

Syrië en de Responsibility to Protect

Waar er een rechtsgrondslag bestaat voor het uitvoeren van bombardementen op IS-stellingen in Irak, ontbreekt deze in Syrië, waardoor het onmogelijk is om het conflict militair op te lossen. De oplossing ligt in multilaterale vredesdiplomatie met niet alleen het Westen, maar ook Rusland, China en de Arabische regio. Enkele stappen die al zijn genomen zijn het verwijderen van chemische wapens in de strijd (aansluitend op het verbod hierop), versterkte toezicht op en het verlenen van humanitaire hulp ondanks dat er geen expliciete toestemming bestaat van Syrië hiervoor, en het kenmerken van IS als terroristische organisatie wat een effectievere strafrechtelijke aanpak mogelijk maakt. De roep om een uitgebreide VN-vredesoperatie wordt tot op heden geblokkeerd; echter zou de Responsibility to Protect een uitkomst kunnen bieden.

Israël en Palestina

Palestina wordt langzaamaan steeds meer beperkt in omvang door de illegale bouw van Israëlische nederzettingen op het grondgebied. De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de Wall-zaak, waarin opgeroepen werd tot het afbreken van de Israëlische Muur in bezet Palestijns gebied en het recht op zelfbeschikking van de Palestijnen werd benoemd, verliest steeds meer zijn kracht. Vooral de erkenning van Palestina zorgt voor problemen; inmiddels hebben 135 Staten haar erkend en heeft zij een non-member observer State status bij de Algemene Vergadering van de VN. Ook gekeken naar de vier Montevideo-criteria omtrent het Staat-zijn voldoet Palestina als een Staat, zowel de facto als de iure. Daarnaast heeft de Palestijnse Autoriteit.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
4919 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.