College-aantekeningen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht 2015/2016

Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      Collegeaantekeningen Methoden, Technieken en Statistiek 1 (MTS1) - UU

      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016


      8-9 Hoorcollege MTS1 - Statistiek

      Hoofdstuk 1 – Introductie

      Je kunt op allerlei manieren data verzamelen, maar je moet het ook kunnen samenvatten. Als we dat doen heeft dat beschrijvende statistiek (descriptive statistics).

      Wanneer je statistiek gaat beschrijven heb je een populatie nodig die je wilt bestuderen. De grootte wordt aangegeven door de letter N. Maar je kunt het bijna nooit doen onder alle mensen in de populatie, daarom doe je een steekproef en daarvan verzamel je data. Deze is representatief voor de populatie. De grootte van de steekproef wordt aangegeven door de letter n.

      Parameter: Een getal (numerieke waarde) dat de gehele populatie beschrijft.

      Statistiek: Een getal (numerieke waarde) dat alleen de steekproef beschrijft.

      We gaan leren wat je kunt met statistieken. Dus wat we met deze numerieke waarden kunnen en hoe kan je dit terugkoppelen naar de hele populatie, dat is:

      Inductieve statistiek: het generaliseren van resultaten uit de steekproef naar de gehele populatie.

      Wanneer je dingen wilt gaan meten heb je 2 soorten kenmerken:

      • Fysieke kenmerken: lengte, gewicht, haarkleur

      • Abstracte kenmerken (constructs): Moeilijk te meten, bijvoorbeeld agressie, stress, angst.

      Dit soort abstracte kenmerken moet je leren meten, dat leer je bij Methoden.

      Een variabele is een eigenschap of conditie dat per individu anders kan zijn.

      Een variabele is direct te meten, kan je aangeven met bijvoorbeeld X of Y.

      Er zijn twee soorten numerieke variabelen:

      • Discreet (discrete): een beperkt (finite) aantal waarden die de variabele aan kan nemen of de waarden zijn telbaar: ‘Iets wat we kunnen tellen’.

      • Continu (continuous): Er is een oneindig (infinite) aantal waarden: ‘Iets wat we (nauwkeurig) kunnen meten’.

      Hoofdstuk 2 – Tabellen en Grafieken

      Frequentietabel: Elke keer als we de waarden die een variabele kan aannemen samen met hoe vaak de variabele deze waarde aanneemt in een tabel zetten.

      Proportie/ percentage: welk deel een bepaalde waarde aangeeft

      Gegroepeerde frequentietabel: Dan zet je meerdere waarden samen, zodat je niet enorm veel gegevens onder elkaar krijgt. Bij continue scores begin je met de interval waarbij [ gesloten/inclusief betekend en ) open/inclusief.

      Je kunt allerlei verschillende grafieken maken:

      • Histogram: Frequentie verticaal, X horizontaal. De staven liggen tegen elkaar aan. Het is belangrijk de waarden goed te verdelen, anders krijg je hele lage of hele hoge staven.

      • Polygoon: ‘Een samenvatting van een histogram’. In het midden van elke staaf van een histogram zet je een puntje en daar trek je dan lijnen tussen. Een polygoon begint en eindigt altijd op de x-as! Wanneer je intervallen gebruikt zet je de stippen

      • .....read more
      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016


      College 1 MTS1 - Methoden

      Inleiding MTS

      Wetenschappelijk onderzoek: goede vragen stellen, proberen iets te leren. Hoe je die vragen beantwoord leer je bij MTS.

      Kennis

      Normale kennis (alledaagse kennis) vs. Wetenschappelijke kennis (onderzoek doen)

      Kenmerken voor goede wetenschappelijke kennis / onderzoek:

      • Systematiek

      • Creatief

      • Theorie

      • Objectief

      • Waarnemingen

      Ontologie: zijnsleer. Voordat je gaat onderzoeken moet je wel weten dat het geen wat je onderzoekt bestaat, anders ga je er geen onderzoek naar doen.

      Epistemologie: ‘Hoe gaan we het onderzoeken?’

      Benaderingen bij sociale wetenschap:

      • Empirisch-analytische benadering: basis in natuurwetenschappen. Herhaalbaar, controleerbaar, reductie, waardenvrij, kwantitatief (met cijfers). Bijv. The asch experiment, vragenlijst, CBS.

      • Interpratieve benadering: Verzet tegen emprisch-analytische benadering. Begrijpen, holistisch, waardenverheldering, kwalitatief onderzoek (tekst en beeld). Draait om interpretatie: wat zie ik, wat neem ik waar?

      • Kritisch-emancipatoire benadering: Gericht op verbetering, waardengebonden. Benadering is geworteld in de marxistische traditie. Bijv. het verbeteren van…. of feministisch onderzoek.

      Ethiek

      Onderzoeksethiek: Soms kan je niet zomaar experimenteren want dat kan schade toebrengen of er ontstaan implicaties. Er moet dus altijd toestemming zijn.

      Onderzoeksmethoden

      Empirisch-analytisch: Experiment, survey, bestaande bronnen

      Interpretatie onderzoek: Inhoudsanalyse

      Kritisch-emancipatoir onderzoek: (etnografisch) Veldonderzoek

      Doel van onderzoek

      • Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: doel is kennis verzamelen.

      Hierbij hoort de empirische cyclus. Deze doorloop je wanneer je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de juiste manier wilt doen.

      Het begint met Observatie (startpunt onderzoek), daarna komt Inductie (voorlopige conclusies en theorie). Dit wordt gevolgd door Deductie (vanuit theorie een voorspelling formuleren). Daarna komt toetsing en ten slotte evaluatie (Kennisprobleem opgelost?) en begin je weer van vooraf aan.

      • Toegepast wetenschappelijk onderzoek/ praktijkgericht: doel is om een oplossing te vinden voor problemen in de praktijk.

      Hierbij hoort de regulatieve cyclus: Zelfde als empirische cyclus maar bij evaluatie maak je een keuze voor de maatschappij i.p.v. dat je je afvraagt of het kennisprobleem is opgelost.

      Later zal er nog verder op deze soorten onderzoek en cyclus in worden gegaan.

      College 2 MTS1 - Methoden

      Empirische cyclus

      Als je je aan de stappen van deze cyclus houdt wordt onderzoeken makkelijker. En andere onderzoeken kan je hiermee controleren.

      Observatie: startpunt van het onderzoek

      Inductie: op basis van wat je ziet een voorlopige conclusie trekken, er is dus theorievorming.

      Deductie: vanuit theorie een voorspelling formuleren.

      Toetsing: Kijken of gegevens de voorspelling ondersteunen.

      Evaluatie: Kennisprobleem opgelost?

      Empirische cyclus volgens Neuman

      Aangezien we het boek.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2016/2017

      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2016/2017


      College: Inleiding statistiek

      Hoofdstuk 1 van de voorgeschreven statistiek literatuur

      Je kunt op allerlei manieren data verzamelen, maar je moet het ook kunnen samenvatten. Als we dat doen heeft dat beschrijvende statistiek (descriptive statistics). Wanneer je statistiek gaat beschrijven heb je een populatie nodig die je wilt bestuderen. De grootte wordt aangegeven door de letter N. Maar je kunt het bijna nooit doen onder alle mensen in de populatie, daarom doe je een steekproef en daarvan verzamel je data. Deze is representatief voor de populatie. De grootte van de steekproef wordt aangegeven door de letter n.

      • Parameter: een getal (numerieke waarde) dat de gehele populatie beschrijft.

      • Statistiek: een getal (numerieke waarde) dat alleen de steekproef beschrijft.

      Deze collegereeks draait om het leren omgaan met statistiek, het kunnen bepalen van numerieke waarden en het terugkoppelen hiervan naar de hele populatie.

      • Inductieve statistiek: het generaliseren van resultaten uit de steekproef naar de gehele populatie.

      Wanneer je dingen wilt gaan meten, heb je twee soorten kenmerken:

      1. Fysieke kenmerken: lengte, gewicht, haarkleur

      2. Abstracte kenmerken (constructs): moeilijk te meten, bijvoorbeeld agressie, stress, angst.

      Dit soort abstracte kenmerken moet je leren meten, hier wordt nader op ingegaan bij het onderdeel methoden van deze collegereeks.

      Variabelen in de statistiek

      • Een variabele is een eigenschap of conditie dat per individu anders kan zijn.

      • Een variabele is direct te meten, kan je aangeven met bijvoorbeeld X of Y.

      Er zijn twee soorten numerieke variabelen:

      1. Discreet (discrete): een beperkt (finite) aantal waarden die de variabele aan kan nemen of de waarden zijn telbaar: ‘Iets wat we kunnen tellen’.

      2. Continu (continuous): er is een oneindig (infinite) aantal waarden: ‘Iets wat we (nauwkeurig) kunnen meten’.

      Tabellen en Grafieken

      Hoofdstuk 2 van de voorgeschreven statistiek literatuur

      • Frequentietabel: elke keer als we de waarden die een variabele kan aannemen samen met hoe vaak de variabele deze waarde aanneemt in een tabel zetten.

      • Proportie/ percentage: welk deel een bepaalde waarde aangeeft

      • Gegroepeerde frequentietabel: dan zet je meerdere waarden samen, zodat je niet enorm veel gegevens onder elkaar krijgt. Bij continue scores begin je met de interval waarbij [ gesloten/inclusief betekend en ) open/inclusief.

      Je kunt allerlei verschillende grafieken maken:

      • Histogram: frequentie verticaal, X horizontaal. De staven liggen tegen elkaar aan. Het is belangrijk de waarden goed te verdelen, anders krijg je hele lage of hele hoge staven.

      • Polygoon: ‘een samenvatting van een histogram’. In het midden van elke staaf van een histogram zet

      • .....read more
      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2016/2017

      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2016/2017


      College: Inleiding methoden

      Wetenschappelijk onderzoek: goede vragen stellen, proberen iets te leren. Hoe je die vragen beantwoord leer je bij MTS.

      Kennis

      Normale kennis (alledaagse kennis) vs. Wetenschappelijke kennis (onderzoek doen).

      Kenmerken voor goede wetenschappelijke kennis / onderzoek:

      • Systematiek

      • Creatief

      • Theorie

      • Objectief

      • Waarnemingen

      Ontologie is een filosofisch begrip en staat voor zijnsleer (het zijn / bestaan van het geheel van dingen / entiteiten). Voor het verrichten van onderzoek moet je zeker weten dat het geen wat je onderzoekt bestaat, anders kun je er geen onderzoek naar doen.

      Epistemologie beschrijft in de filosofie de aard, oorsprong en voorwaarden voor en spectrum van kennis, oftewel kennistheorie : ‘Hoe gaan we het onderzoeken?’

      Benaderingen in de sociale wetenschappen lopen uiteen:

      • Empirisch-analytische benadering: basis in natuurwetenschappen. Herhaalbaar, controleerbaar, reductie, waardenvrij, kwantitatief (met cijfers). Bijv. The asch experiment, vragenlijst, CBS.

      • Interpratieve benadering: verzet tegen emprisch-analytische benadering. Begrijpen, holistisch, waardenverheldering, kwalitatief onderzoek (tekst en beeld). Draait om interpretatie: wat zie ik, wat neem ik waar?

      • Kritisch-emancipatoire benadering: gericht op verbetering, waardengebonden. Benadering is geworteld in de marxistische traditie. Bijv. het verbeteren van…. of feministisch onderzoek.

      Onderzoeksethiek: soms kan je niet zomaar experimenteren want dat kan schade toebrengen of er ontstaan implicaties. Er moet dus altijd toestemming zijn.

      Onderzoeksmethoden

      Er zijn diverse methoden van onderzoek:

      1. Empirisch-analytisch: Experiment, survey, bestaande bronnen

      2. Interpretatie onderzoek: Inhoudsanalyse

      3. Kritisch-emancipatoir onderzoek: (etnografisch) Veldonderzoek

      Doel van onderzoek

      Onderzoeken in de sociale wetenschappen hebben verschillende doeleinden:

      • Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: doel is kennis verzamelen.

      Hierbij hoort de empirische cyclus. Deze doorloop je wanneer je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de juiste manier wilt doen. Het begint met observatie (startpunt onderzoek), daarna komt inductie (voorlopige conclusies en theorie). Dit wordt gevolgd door deductie (vanuit theorie een voorspelling formuleren). Daarna komt toetsing en ten slotte evaluatie (kennisprobleem opgelost?) en begin je weer van vooraf aan. Zie college 2 voor nader uitleg.

      • Toegepast wetenschappelijk onderzoek/ praktijkgericht: doel is om een oplossing te vinden voor problemen in de praktijk.

      Hierbij hoort de regulatieve cyclus, die te vergelijken is met de empirische cyclus, maar bij evaluatie maak je een keuze voor de maatschappij in plaats van afvragen of het kennisprobleem daadwerkelijk is opgelost. Later zal er nog verder op deze soorten onderzoek en cyclus in worden gegaan.

      College: Planning van onderzoek

      Wanneer.....read more

      Access: 
      JoHo members

      College- en werkgroepaantekeningen bij Kennismaking van onderzoeksmethoden en statistiek - UU

      Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie), Kwalitatief en Correlationeel

      Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie), Kwalitatief en Correlationeel


      Kwalitatief

      Bronnen van informatie:

      • Intuïtie
      • Ervaring
      • Autoriteit (de koning, heeft wel studie gedaan, maarja niet in statistiek)
      • Wetenschap → beste bron van informatie. Systematische observaties.

      Leer de theorie-data cyclus goed!

      Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek:

      1. Empirisch → gebaseerd op systematische waarnemingen
      2. Controleerbaar

      Het wordt gecontroleerd en gecheckt door elkaar, peer review

      1. Probabilistisch

      Er is een kans dat we het ene zien, maar toch het andere waar is. Tegenovergestelde is deterministisch: als je dit doet, gebeurt dat. Het gebeurt altijd.

      Kenmerken van een goede wetenschappelijke theorie (is iets anders dan hierboven)

      1. Ondersteund door data → systematisch uit wetenschappelijk onderzoek
      2. Een theorie moet falsifieerbaar zijn. Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens.
      3. Spaarzaam (parsimonious)

      Als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken.

      Onderzoeksvragen

      Er zijn twee soorten onderzoeksvragen:

      1. Fundamenteel (basic)

      Hier is de onderzoeker bezig met zoeken naar algemene informatie. Wat gebeurt er in het brein van een Narcist. Wat gebeurt er met de fysieke kenmerken van iemand die continu selfies aan het maken is. Dit zijn algemene processen.

      1. Toegepast (applied)

      Kunnen we instagram op een of andere manier aanpassen, zodat het minder leidt tot narcistische trekjes. Of lesprogramma’s maken voor kids met dyslexie → wat past het best voor hen. Beetje interventie maken. Een andere soort vorm van tiktok.

      1. Translational

      Van de ene over gaat in de ander. Dyslexievoorbeeld: de nieuwe lesmethode voor dyslexiekids. Waarom werkt het beter? Wat gebeurt er dan bij die kinderen? Je gaat van het ene onderzoek over in het andere onderzoek. Van lesmethode naar ‘’Hoe dan?’’

      ‘’Worden jongeren narcistisch van het gebruik van social media?’’

      Dit is een fundamentele onderzoeksvraag, want we hebben het over social media. Het gaat nog steeds over algemene informatie of dit leidt tot narcisme. Het gaat niet over een interventie.

      Een voorbeeld van een applied onderzoeksvraag is dan:

      Kunnen we instagram beter inrichten zodat het minder leidt tot narcisme? De onderzoeksvraag leidt tot een onderzoeksontwerp (zie de cyclus)

      Wat voor soort empirische gegevens worden er verzameld? Zijn de gegevens kwalitatief of kwantitatief? Getalletjes die je kan meten enzo dat is kwantitatief Teksten of opnames van interviews zijn kwalitatieve gegevens. Niet getalsmatig. Beelden ofzo. Kijken naar wat voor soort video’s narcisten posten.

      Het voornaamste doel van kwalitatief onderzoek is om sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun natuurlijk context.

      Zo vindt je empirische patronen, die kunnen een basis vormen voor een theorie of om bij te dragen aan een bestaande theorie.

      Dit zijn patronen in:

      • Gesproken of geschreven teksten (dagboeken ofzo). Zo kan je patronen zien in gedachten van jonge mensen. Of notulen van vergaderingen.
      • Observaties in gedrag
      .....read more
      Access: 
      Public
      Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie). Hoorcolleges Experimenteel en Integriteit.

      Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie). Hoorcolleges Experimenteel en Integriteit.

      Experimenteel

      Voorwaarden van causaliteit:

      1. Covariance
      2. Temporal precendence
      3. Internal validity

      Uitleg:

      1. Er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg
      2. Deze oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
      3. Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten

      Deze drie voorwaarden moeten nagestreefd worden. Dit kan het best via een gerandomiseerd experiment.

      Dit is een oknderzoeksopzet waarbij:

      • De groepen hetzelfde worden verondersteld door randomisatie.
      • De onderzoeker één variabele manipuleert (de onafhankelijke variabele)
      • De onderzoek meet het effect daarvan op een andere variabele (de afhankelijke variabele)

      Bij een experiment wordt er een aselecte steekproef getrokken. De ene groep krijgt een bloeddrukverlagend middel, de andere groep krijgt een placebo. Wat kan misgaan: bij randomisatie wil je wel gelijke verdeling leeftijd en man/vrouw-verdeling in de groepen, dat is niet altijd het geval.

      De vraag is: Wanneer is er sprake van samenhang tussen type aantekeningen en leerprestatie?

      • Hier kun je geen puntenwolk bij maken. Dit is omdat het nominale groepen zijn (de onafhankelijke variabele). Daarom kan je een boxplot gebruiken:
      • Als de gemiddelden tussen de twee groepen verschillen, dan zeggen we dat er een samenhang is tussen de twee variabelen. De uitkomsten verschillen namelijk.

      Bedreigingen bij experimenteel onderzoek:

      • Design confounds: ligt bij de onderzoeker.
      • Was de gemanipuleerde variabele wel het enige verschil in de behandeling van de twee groepen.
      • Alles hetzelfde, behalve hetgeen wat we willen manipuleren: de onafhankelijke variabele.
      • De ene groep kreeg een TED talk van klimaatverandering en de andere over social media.

      Selectie effect:

      • Waren de twee groepen wel vergelijkbaar bij aanvang van het experiment. De ene groep studenten studeerde scheikunde en de andere psychologie.
      • Verdeling man en vrouw, hoogst afgeronde studie, gemiddelde leeftijd, SES, opleidingsniveau ouders, de moedertaal. Hier wordt vaak naar gekeken of de twee groepen vergelijkbaar zijn.
      • Contaminatie = deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controlegroep over de deelname.

      Soms is willekeurige toewijzing niet mogelijk: niet ethisch of praktisch onhaalbaar. Double blind = ook de onderzoeker weet niet in welke groep de deelnemer zit.

      Een onderzoeksvraag van een experimenteel onderzoek kun je herkennen aan de volgende elementen:
      PICO:

      • Population
        • De populatie die onderzocht wordt.
      • Intervention
        • Wat manipuleer jij, welke interventie voer je uit.
      • Comparison
        • De controlegroep, met wie vergelijk jij de experimentele conditie
      • Outcome
        • De afhankelijke variabele

      De interventie (de experimentele conditie) en de comparison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.

      PICO:

      Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden.

      • P: Participanten
      • I: wel buitengesloten worden
      • C: niet buitengesloten worden (de controlegroep)
      • O: verschil in stemming

      Gerandomiseerd experiment:

      • Uit de aselecte steekproef haal je de experimentele groep en de controlegroep.

      Inferentiële statistiek = mogen we het steekproefresultaat generaliseren naar de populatie?

      NHST = nulhypothese significantietoetsing

      De stappen van NHST (nulhypothese

      .....read more
      Access: 
      Public
      Collegeaantekeningen Methoden, Technieken en Statistiek 1 (MTS1) - UU

      Collegeaantekeningen Methoden, Technieken en Statistiek 1 (MTS1) - UU

      • MTS 1 is in 2019 veranderd naar Kennismaking Onderzoeksmethoden en Statistiek
      • Een groot deel van de behandelde onderwerpen komen weer terug tijdens dit vak en blijft dus nuttige studiehulp, maar houd er wel rekening mee dat bijvoorbeeld de volgorde veranderd kan zijn.
      • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Psychologie Utrecht: Bachelor UU - Samenvattingen en studiehulp
      College-aantekeningen bij MTS 2 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016

      College-aantekeningen bij MTS 2 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016


      College 1: Review en correlatie

      Gravetter en Wallnau hoofdstuk 15

      De sociale wetenschappen onderzoeken hoe mensen zich gedragen, waarom ze doen wat ze doen, wat ze denken en waarom ze dat denken. Als je onderzoek gaat doen op dit gebied, krijg je altijd te maken met mensen. Belangrijk is dan dat je weet hoe je deze mensen moet behandelen, en wat daarbij wel of niet geoorloofd is. Daarna ga je pas kijken naar de manier waarop je data kan verzamelen en hoe je de data kan analyseren.

      Als je een onderzoek gaat doen volg je de volgende stappen:

      1. Onderwerp kiezen

      2. Onderzoeksvraag formuleren

      3. Operationaliseren

      4. Methode kiezen

      5. Hypothesen opstellen

      6. Techniek kiezen

      7. Data analyseren

      8. Conclusies trekken.

      In de cursus MTS 2 komen verschillende nieuwe onderzoeksmethoden aan de orde. Bij een survey stel je vragen aan mensen over gevoelens, opinies en ervaringen. Bij een experiment probeer je verschillen of relaties aan te tonen door manipulatie. Wanneer je mensen in de natuurlijke setting gaat observeren, is er sprake van kwalitatief onderzoek. Tot slot kun je ook gebruik maken van bestaande gegevens in je onderzoek. Bij deze nieuwe onderzoeksmethoden horen ook nieuwe statistische technieken. Bij een survey wordt vaak de correlatietechniek gebruik en bij experimentele data wordt de variantieanalyse gebruikt.

      Het herkennen van het meetniveau en de variabelen is erg belangrijk. In een correlatiestudie wordt er gekeken of er een relatie is tussen twee variabelen. Bijvoorbeeld of er een relatie is tussen het aantal uren dat je voor het tentamen leert en je tentamen cijfer. Of is er een relatie tussen het aantal Facebook-vrienden en de studiecijfers? Dit kan worden beantwoord aan de hand van een correlatiestudie.

      Deze studies kijken naar lineaire relaties tussen twee variabelen. Deze relatie wordt beschreven aan de hand van een correlatiecoëfficiënt voor de sterkte, richting en significantie van de correlatie. Er bestaan twee vormen, namelijk 2 variabelen van interval/ratio meetniveau wat de Pearson correlatie genoemd wordt. 2 variabelen van ordinaal meetniveau wordt de Spearman correlatie genoemd.

      Bij een correlatiestudie wordt er alleen bekeken of er een relatie is en niet of de ene variabele de andere variabele beïnvloedt of veroorzaakt.

      Als we naar een correlatie gaan kijken moet er eerst een grafiek gemaakt worden van de data. Er moet een spreidingsdiagram gemaakt worden. Wanneer deze diagram is gemaakt, moet er gekeken worden naar de vorm van een relatie; is het lineair of.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Methoden voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016


      College 1 MTS1 - Methoden

      Inleiding MTS

      Wetenschappelijk onderzoek: goede vragen stellen, proberen iets te leren. Hoe je die vragen beantwoord leer je bij MTS.

      Kennis

      Normale kennis (alledaagse kennis) vs. Wetenschappelijke kennis (onderzoek doen)

      Kenmerken voor goede wetenschappelijke kennis / onderzoek:

      • Systematiek

      • Creatief

      • Theorie

      • Objectief

      • Waarnemingen

      Ontologie: zijnsleer. Voordat je gaat onderzoeken moet je wel weten dat het geen wat je onderzoekt bestaat, anders ga je er geen onderzoek naar doen.

      Epistemologie: ‘Hoe gaan we het onderzoeken?’

      Benaderingen bij sociale wetenschap:

      • Empirisch-analytische benadering: basis in natuurwetenschappen. Herhaalbaar, controleerbaar, reductie, waardenvrij, kwantitatief (met cijfers). Bijv. The asch experiment, vragenlijst, CBS.

      • Interpratieve benadering: Verzet tegen emprisch-analytische benadering. Begrijpen, holistisch, waardenverheldering, kwalitatief onderzoek (tekst en beeld). Draait om interpretatie: wat zie ik, wat neem ik waar?

      • Kritisch-emancipatoire benadering: Gericht op verbetering, waardengebonden. Benadering is geworteld in de marxistische traditie. Bijv. het verbeteren van…. of feministisch onderzoek.

      Ethiek

      Onderzoeksethiek: Soms kan je niet zomaar experimenteren want dat kan schade toebrengen of er ontstaan implicaties. Er moet dus altijd toestemming zijn.

      Onderzoeksmethoden

      Empirisch-analytisch: Experiment, survey, bestaande bronnen

      Interpretatie onderzoek: Inhoudsanalyse

      Kritisch-emancipatoir onderzoek: (etnografisch) Veldonderzoek

      Doel van onderzoek

      • Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: doel is kennis verzamelen.

      Hierbij hoort de empirische cyclus. Deze doorloop je wanneer je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de juiste manier wilt doen.

      Het begint met Observatie (startpunt onderzoek), daarna komt Inductie (voorlopige conclusies en theorie). Dit wordt gevolgd door Deductie (vanuit theorie een voorspelling formuleren). Daarna komt toetsing en ten slotte evaluatie (Kennisprobleem opgelost?) en begin je weer van vooraf aan.

      • Toegepast wetenschappelijk onderzoek/ praktijkgericht: doel is om een oplossing te vinden voor problemen in de praktijk.

      Hierbij hoort de regulatieve cyclus: Zelfde als empirische cyclus maar bij evaluatie maak je een keuze voor de maatschappij i.p.v. dat je je afvraagt of het kennisprobleem is opgelost.

      Later zal er nog verder op deze soorten onderzoek en cyclus in worden gegaan.

      College 2 MTS1 - Methoden

      Empirische cyclus

      Als je je aan de stappen van deze cyclus houdt wordt onderzoeken makkelijker. En andere onderzoeken kan je hiermee controleren.

      Observatie: startpunt van het onderzoek

      Inductie: op basis van wat je ziet een voorlopige conclusie trekken, er is dus theorievorming.

      Deductie: vanuit theorie een voorspelling formuleren.

      Toetsing: Kijken of gegevens de voorspelling ondersteunen.

      Evaluatie: Kennisprobleem opgelost?

      Empirische cyclus volgens Neuman

      Aangezien we het boek.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016

      College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2015/2016


      8-9 Hoorcollege MTS1 - Statistiek

      Hoofdstuk 1 – Introductie

      Je kunt op allerlei manieren data verzamelen, maar je moet het ook kunnen samenvatten. Als we dat doen heeft dat beschrijvende statistiek (descriptive statistics).

      Wanneer je statistiek gaat beschrijven heb je een populatie nodig die je wilt bestuderen. De grootte wordt aangegeven door de letter N. Maar je kunt het bijna nooit doen onder alle mensen in de populatie, daarom doe je een steekproef en daarvan verzamel je data. Deze is representatief voor de populatie. De grootte van de steekproef wordt aangegeven door de letter n.

      Parameter: Een getal (numerieke waarde) dat de gehele populatie beschrijft.

      Statistiek: Een getal (numerieke waarde) dat alleen de steekproef beschrijft.

      We gaan leren wat je kunt met statistieken. Dus wat we met deze numerieke waarden kunnen en hoe kan je dit terugkoppelen naar de hele populatie, dat is:

      Inductieve statistiek: het generaliseren van resultaten uit de steekproef naar de gehele populatie.

      Wanneer je dingen wilt gaan meten heb je 2 soorten kenmerken:

      • Fysieke kenmerken: lengte, gewicht, haarkleur

      • Abstracte kenmerken (constructs): Moeilijk te meten, bijvoorbeeld agressie, stress, angst.

      Dit soort abstracte kenmerken moet je leren meten, dat leer je bij Methoden.

      Een variabele is een eigenschap of conditie dat per individu anders kan zijn.

      Een variabele is direct te meten, kan je aangeven met bijvoorbeeld X of Y.

      Er zijn twee soorten numerieke variabelen:

      • Discreet (discrete): een beperkt (finite) aantal waarden die de variabele aan kan nemen of de waarden zijn telbaar: ‘Iets wat we kunnen tellen’.

      • Continu (continuous): Er is een oneindig (infinite) aantal waarden: ‘Iets wat we (nauwkeurig) kunnen meten’.

      Hoofdstuk 2 – Tabellen en Grafieken

      Frequentietabel: Elke keer als we de waarden die een variabele kan aannemen samen met hoe vaak de variabele deze waarde aanneemt in een tabel zetten.

      Proportie/ percentage: welk deel een bepaalde waarde aangeeft

      Gegroepeerde frequentietabel: Dan zet je meerdere waarden samen, zodat je niet enorm veel gegevens onder elkaar krijgt. Bij continue scores begin je met de interval waarbij [ gesloten/inclusief betekend en ) open/inclusief.

      Je kunt allerlei verschillende grafieken maken:

      • Histogram: Frequentie verticaal, X horizontaal. De staven liggen tegen elkaar aan. Het is belangrijk de waarden goed te verdelen, anders krijg je hele lage of hele hoge staven.

      • Polygoon: ‘Een samenvatting van een histogram’. In het midden van elke staaf van een histogram zet je een puntje en daar trek je dan lijnen tussen. Een polygoon begint en eindigt altijd op de x-as! Wanneer je intervallen gebruikt zet je de stippen

      • .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      2683 1
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.