Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2015


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Als Nederland uit de Europese Unie stapt is ons land volledig soeverein.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

Voor de invoering van het contraseign was de Koning verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer en sinds de invoering zijn de ministers verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 3

De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 4

Artikel 6 lid 1 Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst door de formele wetgever mag worden beperkt en dat deze beperkingsbevoegdheid mag worden gedelegeerd aan lagere organen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 5

Tegenwoordig wordt de Koning tijdens een kabinetsformatie geadviseerd door de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer, door de vice-president van de Raad van State en door alle fractievoorzitters uit de Tweede Kamer.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 6

Het recht van parlementaire enquête kan in de Tweede Kamer wel en in de Eerste Kamer niet door een minderheid worden uitgeoefend.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 7

Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld op grond van artikel 89 lid 1 Grondwet.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 8

Uit het arrest APV Schiermonnikoog (HR 23 december 1980, NJ 1981, 171) volgt dat indien het onderwerp van een later in werking getreden verordening verschilt van een eerder in werking getreden wet, de verordening alsnog onverbindend moet worden verklaard wanneer hij in strijd is met het stelsel van de eerdere wet.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 9

Zelfstandige bestuursorganen zijn buiten de departementale organisatie geplaatst en niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Toch kunnen ministers controle uitoefenen op het functioneren van zelfstandige bestuursorganen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 10

Regels over aangelegenheden van het Koninkrijk die gelden in Aruba, Sint Maarten of Curaçao, worden bij rijkswet vastgesteld.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 11

Indien de Gemeentewet verplichtingen oplegt aan een gemeentebestuur, dan spreekt men van medebewind.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 12

De politieagent die onbevoegd een fietser een bekeuring geeft oefent gezag uit.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 13

Een lid van de Europese Commissie vertegenwoordigt op Europees niveau zijn lidstaat.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 14

Het discriminatieverbod in artikel 1 Grondwet verbiedt iedere ongelijke behandeling op grond van bijvoorbeeld godsdienst, levensovertuiging of geslacht.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 15

Artikel 120 Grondwet bepaalt dat de rechter niet treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten in formele zin en verdragen. Dit betekent onder andere dat het feit dat een wet in formele zin in strijd is met de Grondwet voor de rechter geen reden mag zijn om de wet niet toe te passen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 16

Stel: Nederland heeft een nieuw sociaalzekerheidsverdrag met Marokko gesloten. Op grond van dit verdrag worden de uitkeringen van Marokkaanse Nederlanders in Marokko beperkt. De Stichting Marokkaanse Nederlanders stelt dat het verdrag hierdoor in strijd is met de artikelen 1 en 20 van de Grondwet. Bij de rechter voert de stichting aan dat het verdrag daarom met tweederdemeerderheid had moeten worden goedgekeurd, gelet op artikel 91 lid 3 Grondwet. Dit is niet gebeurd. Hoe luidt het oordeel van de rechter?

  1. De rechter zal oordelen dat hij de Grondwet niet mag toetsen aan het verdrag.
  2. De rechter zal oordelen dat hij de goedkeuringswet niet mag toetsen aan het verdrag.
  3. De rechter zal oordelen dat hij de totstandkomingsprocedure van de goedkeuringswet niet mag toetsen aan de Grondwet.
  4. De rechter zal oordelen dat hij het verdrag buiten toepassing moet laten.

Vraag 17

Uit het stelsel van de Grondwet volgt dat als een verdragsbepaling niet een ieder verbindend is, deze bepaling pas interne werking heeft in de nationale rechtsorde wanneer deze bepaling is omgezet in een nationale wet.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 18

Welk(e) van de onderstaande stellingen over de inlichtingenplicht van de ministers en staatssecretarissen is/zijn juist?

Stelling I: De ministers en staatssecretarissen zijn verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Dit betekent dat zij de leden van beide Kamers inlichtingen moeten verstrekken, tenzij dit kwetsend is voor bepaalde betrokkenen.

Stelling II: Op grond van de inlichtingenplicht hebben leden van zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer het recht van interpellatie.

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Alleen stelling I is juist.
  4. Alleen stelling II is juist.

Vraag 19

Welk van de onderstaande stellingen over de gemeenteraad is onjuist?

  1. De raad is het hoogste orgaan van de gemeente.
  2. De raad kan het college van burgemeester en wethouders ontslag verlenen.
  3. De raad kan een bestuurscommissie instellen.
  4. De raad benoemt de wethouders.

Vraag 20

In het arrest De Schans (HR 25 juni 1982, NJ 1983, 296) is sprake van:

  1. horizontale werking van grondrechten;
  2. verticale werking van grondrechten;
  3. toetsing van een wet in formele zin aan de Grondwet;
  4. toetsing van een verdrag aan de Grondwet.

Vraag 21

Het EVRM is een belangrijk mensenrechtenverdrag. Het verdrag:

  1. omvat met name sociale fundamentele rechten;
  2. kan door de Nederlandse rechter worden gebruikt om wetgeving te toetsen;
  3. bevat fundamentele rechten die in geen geval beperkt mogen worden;
  4. is gesloten in het kader van de Europese Unie.

Vraag 22

De vertrouwensregel is in de 19e eeuw tot stand gekomen. Sinds wanneer en bij welke gebeurtenis heeft de huidige vertrouwensregel vorm gekregen?

  1. Sinds 1815, toen het parlement het recht kreeg de begroting goed te keuren.
  2. Sinds de introductie van het contraseign in 1840, waardoor ministers besluiten van de Koning mede moesten ondertekenen.
  3. Sinds 1848, toen de regering de bevoegdheid kreeg de Tweede Kamer te ontbinden.
  4. Sinds de Luxemburgse kwestie in 1868, waarbij de Tweede Kamer het buitenlands beleid van de Koning afkeurde.

Vraag 23

Welke functie mag een lid van de Eerste Kamer niet tegelijkertijd bekleden met zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer?

  1. Gemeenteraadslid.
  2. Voorzitter van de Eerste Kamer.
  3. Voorzitter van de Tweede Kamer.
  4. Kantonrechter.

Vraag 24

Welk van de onderstaande opmerkingen over de Europese Unie is juist?

  1. De Europese Unie vormt een intergouvernementeel samenwerkingsverband.
  2. De Europese Unie heeft geen direct gekozen parlement.
  3. De Europese Unie is van oorsprong een mensenrechtelijk samenwerkingsverband.
  4. De Europese Unie is voor de uitbreiding van haar bevoegdheden afhankelijk van de lidstaten.

Vraag 25

Stel: u wilt met een grote groep medestudenten in Den Haag bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap demonstreren tegen de afschaffing van de basisbeurs. De APV van de gemeente Den Haag bepaalt dat demonstraties door meer dan drie personen twee dagen van te voren gemeld moeten worden bij de gemeente. U hebt uw demonstratie een dag van tevoren aangemeld. Welk van onderstaande stellingen is onjuist?

  1. De burgemeester kan eisen dat u de demonstratie in plaats van bij het ministerie op het drukbezochte Malieveld houdt.
  2. De burgemeester kan de demonstratie verbieden omdat u de demonstratie pas een dag van tevoren hebt aangemeld.
  3. De burgemeester kan voorafgaand aan de demonstratie uw spandoeken controleren op opruiende teksten.
  4. De burgemeester kan u verzoeken vooraf een inschatting te geven omtrent het aantal te verwachten demonstranten.

Vraag 26

Welk van de onderstaande opmerkingen over de theocratische en de natuurrechtelijke staatsleer is onjuist?

  1. In de theocratische staatsleer is de maatschappij hiërarchisch geordend, waarbij alle macht bij de vorst berust.
  2. In de theocratische staatsleer heeft iedere onderdaan een recht op verzet wanneer de vorst zijn rechten aantast.
  3. In de natuurrechtelijke staatsleer moet machtsuitoefening gericht zijn op het welzijn van de gemeenschap.
  4. In de natuurrechtelijke staatsleer komt het individu bepaalde rechten en vrijheden toe.

Vraag 27

De gemeente Assen heeft regelmatig te kampen met grote overlast van aanplakbiljetten van grote commerciële bedrijven. Vrijwel elk openbaar gebouw in de stad wordt regelmatig beplakt. Het kost de gemeente veel geld om de openbare ruimte van de stad enigszins schoon te houden. De gemeenteraad besluit daarom bij gemeentelijke verordening een aanplakverbod in de APV van Assen op te nemen. De verbodsbepaling luidt als volgt: ‘Het is verboden buiten de daarvoor aangewezen plaatsen op of aan een bouwwerk binnen de grenzen van de gemeente Assen, een drukwerk, spandoek, aanplakbiljet of ander geschrift aan te brengen of te bevestigen, dan wel letters, cijfers, woorden of afbeeldingen aan te brengen of te bevestigen.’

Deze verbodsbepaling in de APV:

  1. is onverbindend, omdat de verordening de benedengrens van de wetgevende bevoegdheid van de gemeenteraad overschrijdt;
  2. is onverbindend, omdat de verordening de zijgrens van de wetgevende bevoegdheid van de gemeenteraad overschrijdt;
  3. is verbindend, aangezien de reikwijdte van de bepaling is beperkt tot de territoriale grenzen van de gemeente Assen;
  4. is verbindend, omdat het motief van de gemeenteraad voor het opstellen van de verbodsbepaling (tegengaan van overlast van aanplakbiljetten) legitiem is.

Vraag 28

De tweede grondregel uit uw studieboek Beginselen van het Nederlandse staatsrecht luidt dat een orgaan geen bevoegdheid kan hebben zonder verantwoordingsplicht. Dit geldt ook voor de rechterlijke macht. Welk van de navolgende grondwetsbepalingen biedt een grondslag voor controle op het functioneren van de rechterlijke macht?

  1. Artikel 5 Grondwet.
  2. Artikel 17 Grondwet.
  3. Artikel 117 Grondwet.
  4. Artikel 121 Grondwet.

Vraag 29

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. De klassieke grondrechten zijn gericht op prestaties van de overheid.
  2. Het recht op vrijheid van geweten is een klassiek grondrecht.
  3. Het stakingsrecht kan niet direct voor de rechter worden ingeroepen.
  4. Sociale grondrechten zijn grondrechten die werken tussen burgers onderling.

Vraag 30

Welk van de onderstaande stellingen over de totstandkoming en de inwerkingtreding van verdragen in het Koninkrijk der Nederlanden is juist?

  1. Volgens de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen wordt een verdrag alleen aan uitdrukkelijke parlementaire goedkeuring onderworpen, indien het verdrag bepalingen bevat die afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken.
  2. Bij de onderhandelingen over de sluiting van verdragen zijn op grond van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen gemachtigden van zowel de regering als de Staten-Generaal betrokken.
  3. Parlementaire goedkeuring van door het Koninkrijk gesloten verdragen geschiedt doorgaans na bekendmaking van het verdrag in het Tractatenblad.
  4. De Tweede Kamer is, anders dan de Eerste Kamer, bevoegd om verdragen tijdens de goedkeuringsfase te amenderen.

Vraag 31

Welk van de onderstaande stellingen over attributie en delegatie is onjuist?

  1. Artikel 65 Grondwet maakt delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de regering mogelijk.
  2. Artikel 79 lid 2 Grondwet maakt delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de regering mogelijk.
  3. Artikel 81 Grondwet attribueert een regelgevende bevoegdheid aan de regering en de Staten-Generaal.
  4. Artikel 89 lid 1 Grondwet attribueert een regelgevende bevoegdheid aan de regering.

Vraag 32

Handhaving en openbare orde behoren tot de taken van de burgemeester. Welk van de onderstaande stellingen hierover is juist?

  1. De burgemeester kan in het geval van een ramp een bevel geven dat afwijkt van de Grondwet.
  2. De burgemeester kan in het geval van ernstige wanordelijkheden alleen bevelen geven aan de inwoners van zijn gemeente.
  3. De burgemeester kan bij oproerige bewegingen een burger die zijn bevelen niet opvolgt voor maximaal 24 uur opsluiten.
  4. De burgemeester kan indien door gedragingen in een woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord deze woning sluiten.

Vraag 33

Welk van de onderstaande stellingen over de verbindendheid van een verdragsbepaling is juist?

  1. Een verdragsbepaling kan slechts een ieder verbinden, indien hij in een nationale bepaling is omgezet.
  2. Een verdragsbepaling kan slechts een ieder verbinden, indien de verdragspartijen dit in het betreffende verdrag hebben bepaald.
  3. Indien de verdragspartijen hierover niets hebben bepaald, stelt de rechter vast of een verdragsbepaling een ieder verbindend is.
  4. Alle verdragsbepalingen werken rechtstreeks door in het Nederlands recht, omdat zij als zodanig als objectief recht in de nationale rechtsorde kunnen functioneren.

Vraag 34

Welk van de onderstaande stellingen over het Koninkrijk der Nederlanden is juist?

  1. In de normenhiërarchie staat de Grondwet hoger dan het Statuut.
  2. Regelgeving die van toepassing is op het Europese deel van Nederland is in beginsel ook van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
  3. De wetgever van het Koninkrijk bestaat uit de Koninkrijksregering en het rijksparlement.
  4. Het Statuut bevat enkel regels over de verhoudingen binnen het Koninkrijk en geen regels over de interne zaken van elk van de landen binnen het Koninkrijk.

Vraag 35

Welk van de onderstaande stellingen over de verlening van mandaat is onjuist?

  1. Een bestuursorgaan dat een bevoegdheid heeft gemandateerd, blijft verantwoordelijk voor de manier waarop die bevoegdheid wordt uitgeoefend.
  2. Een bestuursorgaan kan een bevoegdheid niet aan ambtenaren mandateren.
  3. Een bestuursorgaan kan een gegeven mandaat intrekken.
  4. Een bestuursorgaan kan een bevoegdheid blijven uitoefenen na het mandateren daarvan.

Vraag 36

Welk van de onderstaande grondrechten is direct juridisch afdwingbaar bij de rechter?

  1. Artikel 10, lid 1 Grondwet.
  2. Artikel 19, lid 1 Grondwet.
  3. Artikel 22, lid 1 Grondwet.
  4. Artikel 23, lid 1 Grondwet.

Vraag 37

Welk van de onderstaande stellingen over het Meerenberg-arrest is juist?

  1. Het Registratiebesluit 1877 was een onverbindende algemene maatregel van bestuur, omdat de inhoud ervan een interne overheidsinstructie van administratieve aard betrof.
  2. Het Registratiebesluit 1877 was een onverbindende algemene maatregel van bestuur, omdat er geen bevoegdheid bestond voor de vaststelling ervan.
  3. Het Registratiebesluit 1877 was een verbindende algemene maatregel van bestuur, omdat de Blanketwet 1818 de bevoegdheid tot de vaststelling ervan delegeerde aan de regering.
  4. Het Registratiebesluit 1877 was een verbindende algemene maatregel van bestuur, omdat het op grond van artikel 89 lid 1 Grondwet was vastgesteld.

Vraag 38

De regering kan pas een wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer, nadat:

  1. een staatscommissie het wetsvoorstel heeft voorbereid;
  2. het wetsvoorstel is behandeld in de ministerraad;
  3. de Koning het wetsvoorstel heeft bekrachtigd;
  4. een meerderheid van de Tweede Kamer hiermee heeft ingestemd.

Vraag 39

Welk van de onderstaande wetten is geen organieke wet?

  1. De Provinciewet.
  2. De Wet op de Raad van State.
  3. De Dienstenwet.
  4. De Kieswet.

Vraag 40

Stel: u bezoekt een theatervoorstelling en het is ontzettend saai. Bij de zoveelste artistiek verantwoorde stilte, staat u op en roept u luidkeels: ‘brand!’ Uw grap loopt echter uit de hand, er ontstaat paniek, er raken mensen gewond en u wordt uiteindelijk strafrechtelijk vervolgd. Ten overstaan van de strafrechter beroept u zich op uw vrijheid van meningsuiting. Wat zal de rechter doen?

  1. De rechter zal uw vrijheid van meningsuiting afwegen tegen de veiligheid van de overige theaterbezoekers.
  2. De rechter zal het recht op de vrijheid van meningsuiting in uw geval onverbindend achten.
  3. De rechter zal onderzoeken of sprake is van een gerechtvaardigde beperking van uw vrijheid van meningsuiting.
  4. De rechter zal oordelen dat uw kreet niet binnen de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting valt.

Open vragen

In november van het jaar 2014 werden twee leden van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer uit de fractie gezet. Aanleiding was een onderling conflict over het integratiebeleid van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). De twee fractieleden wilden meer ruimte om hierop openlijk kritiek te kunnen uiten, terwijl het fractiebestuur wilde dat de twee hun vertrouwen in de minister uitspraken en hiertoe ook een interne verklaring ondertekenden.

In het conflict speelde de Turkse afkomst van beide fractieleden een prominente rol. In een landelijk dagblad zeiden zij zelf hierover ‘De top van de PvdA heeft Turken van ons gemaakt’. De twee parlementariërs vormen inmiddels een eigen fractie. Daags na de kwestie sprak minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) zich uit over het fenomeen van zogeheten ‘afsplitsingen’. Hierdoor zitten er nu vijftien fracties in de Tweede Kamer, terwijl er oorspronkelijk elf fracties gekozen werden. Minister Plasterk wierp de vraag op of het naar de kiezer toe gewenst is dat personen die uit een fractie stappen, wel in de Tweede Kamer blijven zitten. Als de Tweede Kamer dit ook een probleem vond, wilde de minister wel het initiatief nemen om een en ander te veranderen.

Bedenk, jij bent lid van de Jonge Socialisten, de jongerenafdeling van de PvdA. Zoals een lid van een jongerenclub betaamt, zie je wel vaker met lede ogen aan welke schade de ‘volwassenen’ het imago van de partij toebrengen. Als de partij een interne evaluatie van alle gebeurtenissen in november 2014 aankondigt, besluit jij om vanuit de Jonge Socialisten jouw staatsrechtelijke visie te geven op het conflict en de nasleep ervan. Jij schrijft voor de PvdA-top een notitie en legt daarin een viertal kwesties uit.

1. Geef aan wat de grondwettelijke grens is aan het afdwingen van zogeheten fractiediscipline en legt uit waarom de twee fractieleden hun eigen fractie konden beginnen.

2. Leg uit volgens welke procedure het grondwetsartikel dat van belang is voor de beantwoording van vraag 1 gewijzigd kan worden.

3. In reactie op de vertrouwenskwestie tussen de PvdA-fractieleden en de PvdA- minister legt u voor de zekerheid nog maar eens uit wat de vertrouwensnorm in het Nederlandse staatsrecht inhoudt, tussen wie deze norm vooral functioneert, sinds wanneer hij onderdeel uitmaakt van het Nederlandse staatsrecht en waar hij is neergelegd.

4. In reactie op het voortdurend in de media benadrukken van de Turkse afkomst van de opgestapte Kamerleden wilt u uw partijtop tot slot meegeven dat zij dergelijke uitingen kunnen doen, maar dat hun recht op vrije meningsuiting onder artikel 10 EVRM niet absoluut is. Geef daarom aan op welke wijze dit recht volgens artikel 10 EVRM kan worden beperkt.

Schrijf een beknopte notitie van minimaal 250 en maximaal 350 woorden. Voorzie uw notitie van een titel, maak duidelijk wat het onderwerp is en zorg ervoor dat u de partijtop een duidelijk en logisch verhaal aanbiedt. Schrijf uw notitie in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw notitie gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen en verwijs waar nodig naar relevante wetsartikelen en/of jurisprudentie. Voor dit opstel kunt u maximaal 10 punten verdienen: voor elk onderdeel maximaal 2,5 punten. Uw opstel wordt ook beoordeeld op een goede tekstuele structuur en opbouw en op een correct taalgebruik (voor taalkundige gebreken kunnen maximaal 2 punten van het totaal van 10 worden afgetrokken).

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. b

  2. b

  3. a

  4. b

  5. b

  6. b

  7. a

  8. a

  9. a

  10. a

  11. b

  12. b

  13. b

  14. b

  15. a

  16. c

  17. b

  18. d

  19. b

  20. b

  21. b

  22. d

  23. c

  24. d

  25. c

  26. b

  27. a

  28. d

  29. b

  30. c

  31. a

  32. d

  33. c

  34. b

  35. b

  36. a

  37. b

  38. b

  39. c

  40. d

Antwoordindicatie open vragen

1. Jij geeft aan wat de grondwettelijke grens is aan het afdwingen van zogeheten fractiediscipline en legt uit waarom de twee fractieleden hun eigen fractie konden beginnen.

De grondwettelijke grens die wordt bedoeld is artikel 67, derde lid, van de Grondwet (1 punt) [het verwijzen naar het derde lid is vereist]. Hierin is bepaald dat Kamerleden zonder last stemmen (0,5 punt), wat betekent dat ze onafhankelijk zijn, ook van hun fractie (0,5 punt) [het omschrijven van de onafhankelijk mag ook en het specifiek noemen van de fractie is hierbij niet vereist]. Een Kamerlid dat uit de fractie wordt gezet of dat zelf uit de fractie stapt, is dan ook juridisch niet verplicht zijn zetel op te geven en kan dus een eigen fractie beginnen (0,5 punt) [voor deze 0,5 punt is vereist dat men ziet dat de onafhankelijkheid van de fractie ook de eigen zetel betreft, oftewel dat het kunnen beginnen van een eigen fractie gekoppeld is aan het niet hoeven opgeven van de zetel; ook goed voor 0,5 punt is: men stemt op personen en niet op partijen en dus kunnen de twee Kamerleden ook als zij uit de fractie gezet worden, hun zetel behouden en hun eigen fractie beginnen].

Zie voor dit alles Belinfante, p. 73 en werkboekopgave 3b van week 2.

N.B. Het noemen van artikel 11 en/of 12 van het RvOTK levert geen punten op. Het is geen antwoord op de vraag (die vraagt naar de grondwettelijke grens) en ook los daarvan vormen de genoemde artikelen geen grondslag voor de grens aan het afdwingen van de zogeheten fractiediscipline.

2. Jij legt uit volgens welke procedure het grondwetsartikel dat van belang is voor de beantwoording van vraag 1 gewijzigd kan worden. De procedure van een grondwetsherziening kent twee lezingen (0,5 punt) [deze 0,5 punt wordt ook toegekend als uit het vervolg van het antwoord blijkt dat men weet dat sprake is van twee lezingen]. De behandeling van het eerste-lezingswetsvoorstel verloopt op dezelfde wijze als een gewoon wetsvoorstel (0,5 punt) [de splitsingbevoegdheid hoeft niet te worden benoemd; evenmin dat het eerste-lezingswetsvoorstel het karakter heeft van een voorstel aan de grondwetgever; wél moet voor deze 0,5 punt duidelijk worden aangegeven dat beide Kamers betrokken zijn bij het wetsvoorstel]. Nadat het eerste-lezingswetsvoorstel is aangenomen, volgt ontbinding van de Tweede Kamer (0,5 punt) [i.v.m. verkiezingen, zodat het volk zich over het voorstel kan uitspreken, dit hoeft echter niet te worden benoemd]. In tweede lezing kan elke kamer het voorstel alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen [ook goed gerekend wordt: gekwalificeerde meerderheid] (0,5 punt), zie artikel 137 van de Grondwet (0,5 punt).
Zie voor dit alles Belinfante, HIX en werkboekopgave 5 week 3.
3. In reactie op de vertrouwenskwestie tussen de PvdA-fractieleden en de PvdA-minister legt u voor de zekerheid nog maar eens uit wat de vertrouwensnorm in het Nederlandse staatsrecht inhoudt, tussen wie deze norm vooral functioneert, sinds wanneer hij onderdeel uitmaakt van het Nederlandse staatsrecht en waar hij is neergelegd.

De vertrouwensnorm houdt in dat een kabinet, minister of staatssecretaris [het noemen van één van deze begrippen is voldoende] die niet meer het vertrouwen van het parlement geniet (0,5 punt), zijn of haar ontslag dient aan te bieden (0,5 punt) [ook goed voor max. 0,5 punt: het parlement kan het vertrouwen opzeggen in een kabinet, minister of staatssecretaris / het parlement kan een kabinet, minister of staatssecretaris ‘naar huis sturen’]. De norm functioneert vooral tussen de Tweede Kamer en het kabinet en de individuele bewindslieden (0,5 punt) [ook goed: er is discussie of de norm wel geldt tussen de

Eerste Kamer en kabinet, minister of staatssecretaris; spreken over ‘het parlement’ is hier niet voldoende, nu juristen daaronder Tweede én Eerste Kamer verstaan]. De norm maakt sinds de Luxemburgse Kwestie, dus sinds de periode 1866-1868 (0,5 punt) [het noemen van één van beide elementen is voldoende] deel uit van ons ongeschreven (0,5 punt) staatsrecht. Zie voor dit alles Belinfante, p. 104, 121 en opgave 4d van week 2.
N.B. Er worden geen punten toegekend voor betogen over (het gebruik van) moties van wantrouwen. Dit betreft de effectuering van de vertrouwensnorm en daarnaar wordt niet gevraagd. Het spreken over de vertrouwensnorm tussen regering en parlement is strikt genomen onjuist (vanwege de Koning), maar indien men er blijk van heeft gegeven de idee van de vertrouwensnorm te hebben begrepen, worden de eerste twee 0,5 punten toegekend.

4. In reactie op het voortdurend in de media benadrukken van de Turkse afkomst van de opgestapte Kamerleden wilt jij jouw partijtop tot slot meegeven dat zij dergelijke uitingen kunnen doen, maar dat hun recht op vrije meningsuiting onder artikel 10 EVRM niet absoluut is. Jij geeft daarom aan op welke wijze dit recht volgens artikel 10 EVRM kan worden beperkt.

In artikel 10, tweede lid, van het EVRM (0,5 punt) is neergelegd dat het recht op vrije meningsuiting uit het eerste lid kan worden beperkt indien de beperking bij wet is voorzien (0,5 punt), waarmee gedoeld wordt op een wet in materiële zin (0,5 punt) [ook goed is een omschrijving met verwijzing naar lagere regelgeving]. Daarnaast moet de beperking een legitiem doel dienen (0,5 punt) [ook goed is het gebruik van de term ‘doelcriteria’ of het noemen van enkele legitieme doelen uit het tweede lid] en noodzakelijk in een democratische samenleving zijn. Met dit laatste wordt bedoeld dat de beperking noodzakelijk en proportioneel moet zijn (0,5 punt) [het noemen van ofwel ‘noodzakelijk’ ofwel ‘proportioneel’, dan wel een omschrijving daarvan is voldoende; het enkel noemen van de zinsnede ‘noodzakelijk etc.’ levert geen 0,5 punt op].

Zie voor dit alles Belinfante, p. 251- 253 en opgave 5 van week 6.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Beginselen van de democratische rechtsstaat: TentamenTests - UL

Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2018

Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2018


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande stellingen over de Eerste Kamer is juist?

  1. De Eerste Kamer beschikt over het recht van initiatief.
  2. De Eerste Kamer beschikt niet over het recht van amendement.
  3. De Eerste Kamer heeft het politieke primaat.
  4. De Eerste Kamer kan wetsvoorstellen intrekken.

Vraag 2

Welke van de onderstaande stellingen ten aanzien van door de regering bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstellen is juist?

  1. Een door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer, aangenomen wetsvoorstel kan door de regering worden ingetrokken.
  2. Als de meerderheid van de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt, wordt het wetsvoorstel teruggezonden naar de Tweede Kamer.
  3. Om een wetsvoorstel te bekrachtigen is slechts een handtekening van de Koning vereist.
  4. De bekendmaking van een bekrachtigde formele wet vindt plaats in de Staatscourant.

Vraag 3

Welke van de onderstaande elementen is geen onderdeel van de rechtsstaat?

  1. De parlementaire vertrouwensregel.
  2. Het legaliteitsbeginsel.
  3. De grondrechten.
  4. De machtenscheiding.

    Vraag 4

    Anders dan de sociale rechtsstaat:

    1. Kent de klassiek-christelijke rechtsstaat geen geloofsvrijheid.
    2. Vloeit de klassiek-christelijke rechtsstaat niet voort uit het Marxisme maar uit de theocratische staatsopvatting.
    3. Kent de klassiek-liberale rechtsstaat uitsluitend positieve, en geen negatieve vrijheden.
    4. Waarborgt de klassiek-liberale rechtsstaat niet zozeer actief overheidsoptreden, maar vooral overheidsonthouding.

    Vraag 5

    Medebewind kan (op basis van de Grondwet) in ieder geval niet worden gevorderd bij:

    1. Een wet in formele zin.
    2. Een algemene maatregel van bestuur.
    3. Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur.
    4. Een ministeriële regeling.

      Vraag 6

      Artikel 12 Grondwet bevat geen:

      1. Competentievoorschrift.
      2. Delegatiebepaling.
      3. Proportionaliteitseis.
      4. Procedurevoorschrift.

        Vraag 7

        Welke van de onderstaande stellingen over de binding aan het recht van de Europese Unie is juist?

        1. Een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Spoorwegstaking.
        2. Op grond van de artikelen 93 en 94 Grondwet werken een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
        3. Unierecht werkt op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Van Gend & Loos.
        4. Een ieder verbindende bepalingen van Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Costa/ENEL in combinatie met het arrest Rookverbod.

        Vraag 8

        Welke van onderstaande stellingen is onjuist?

        1. Een wet in formele zin kan op basis van geldige delegatie worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
        2. Een wet in formele zin kan tevens een wet in materiële zin zijn.
        3. Een wet in materiële zin kan in bepaalde gevallen worden vastgesteld bij algemene maatregel van
        .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen herfst 2015

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen herfst 2015

        Image


        Meerkeuze vragen

        Vraag 1

        De vereniging van Frisdranken, Waters en Sappen is niet tevreden over de belastingverhoging op water en sap die laatst is aangekondigd door de regering. De vereniging wil de kwestie door middel van een burgerinitiatief, art. 132 a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, op de agenda van de Tweede Kamer krijgen. Dit burgerinitiatief zal echter niet zijn toegestaan omdat het belastingen betreft.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 2

        Een anterieure gemeentelijke verordening die hetzelfde onderwerp bestrijkt als een hogere regeling komt van rechtswege te vervallen.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 3

        Op grond van art. 9 lid 2 Gw kan de regering in een algemene maatregel van bestuur beperkingen stellen aan het recht tot vergadering en betoging ter bescherming van gezondheid, mits de formele wetgever de bevoegdheid om beperkingen te stellen heeft gedelegeerd aan de regering.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 4

        Leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal disciplinair worden ontslagen.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 5

        Artikel 3, eerste lid van het IVRK luidt:

        'Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.'

        Uit het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688) volgt dat deze bepaling slechts 'een ieder verbindend' in de zin van artikelen 93 en 94 Gw kan zijn, indien de opstellers van het betreffende verdrag dit hebben geoogd.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 6

        De regering kan een door haar ingediend wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is geamendeerd altijd intrekken, zolang het nog niet is aangenomen door de Staten-Generaal.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 7

        De procedure voor het vormen van een nieuw kabinet kan alleen worden veranderd als er tweederdemeerderheid van de Tweede Kamer ermee instemt.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 8

        Artikel 89 lid 1 Gw:

        1. atribueert een regelgevende bevoegdheid
        2. delegeert een regelgevende bevoegdheid

        Vraag 9

        Om zijn 'positieve verplichtingen' na te komen, dient de staat zich te onthouden van inmenging in de vrijheden van de burgers.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 10

        Bij mandaat is het bestuursorgaan niet langer verantwoordelijk voor de wijze waarop de gemandateerde taak wordt uitgevoerd, terwijl het bestuursorgaan bij delegatie wel verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van een gedelegeerde bevoegdheid.

        1. Correct
        2. Niet correct

        Vraag 11

        Welke stelling klopt?

        1. Uit art. 17 VEU volgt
        2. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2015

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2015

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        Als Nederland uit de Europese Unie stapt is ons land volledig soeverein.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Voor de invoering van het contraseign was de Koning verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer en sinds de invoering zijn de ministers verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Artikel 6 lid 1 Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst door de formele wetgever mag worden beperkt en dat deze beperkingsbevoegdheid mag worden gedelegeerd aan lagere organen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        Tegenwoordig wordt de Koning tijdens een kabinetsformatie geadviseerd door de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer, door de vice-president van de Raad van State en door alle fractievoorzitters uit de Tweede Kamer.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        Het recht van parlementaire enquête kan in de Tweede Kamer wel en in de Eerste Kamer niet door een minderheid worden uitgeoefend.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 7

        Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld op grond van artikel 89 lid 1 Grondwet.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 8

        Uit het arrest APV Schiermonnikoog (HR 23 december 1980, NJ 1981, 171) volgt dat indien het onderwerp van een later in werking getreden verordening verschilt van een eerder in werking getreden wet, de verordening alsnog onverbindend moet worden verklaard wanneer hij in strijd is met het stelsel van de eerdere wet.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 9

        Zelfstandige bestuursorganen zijn buiten de departementale organisatie geplaatst en niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Toch kunnen ministers controle uitoefenen op het functioneren van zelfstandige bestuursorganen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 10

        Regels over aangelegenheden van het Koninkrijk die gelden in Aruba, Sint Maarten of Curaçao, worden bij rijkswet vastgesteld.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 11

        Indien de Gemeentewet verplichtingen oplegt aan een gemeentebestuur, dan spreekt men van medebewind.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 12

        De politieagent die onbevoegd een fietser een bekeuring geeft oefent gezag uit.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 13

        Een lid van de Europese Commissie vertegenwoordigt op Europees niveau zijn lidstaat.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 14

        Het discriminatieverbod in artikel 1 Grondwet verbiedt iedere.....read more

        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2014

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2014

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        De rechter mag een algemene maatregel van bestuur toetsen aan de Grondwet.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Aangezien rijkswetten gelden voor alle landen van het Koninkrijk, moet een wetsvoorstel tot wijziging van een rijkswet ter stemming worden gebracht in de parlementen van alle landen van het koninkrijk en kan de Koning zo’n wetsvoorstel pas bekrachtigen als die parlementen het wetsvoorstel hebben goedgekeurd.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        Preventief toezicht tast de autonomie van decentrale overheden meer aan dan repressief toezicht.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        Artikel 89 lid 1 van de Grondwet vormt een bijna letterlijke codificatie van het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 1879, 4330). In dit arrest stelde de Hoge Raad immers voor het eerst vast dat de Koning (tegenwoordig: regering) zelfstandige algemene maatregelen van bestuur kan uitvaardigen, omdat anders realisering van de verzorgingsstaat onmogelijk zou zijn.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 7

        Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 8

        In het arrest Prof. Van den Bergh (HR 17 januari 1961, NJ 1963, 248) oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet met zich brengt dat de rechter de inhoud van een wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet, maar wel de wijze waarop de wet tot stand is gekomen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 9

        Op basis van artikel 67 lid 3 Grondwet mogen parlementariërs stemmen zonder dat ze daarover verantwoording hoeven af te leggen aan hun kiezers, maar mogen zij daarbij niet van het partijstandpunt afwijken.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 10

        Volgens de vertrouwensregel of vertrouwensnorm heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid haar vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet op te zeggen. Dat kan met een zogeheten motie van wantrouwen. Vanwege het primaat van de rechtstreeks gekozen.....read more

        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2013

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2013

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        De raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:

        1. het toetsen van wet- en regelgeving aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen;
        2. het toetsen van verdragen aan wetten in formele zin;
        3. het toetsen van wetten in formele zin aan de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk;
        4. het toetsen van de Grondwet aan verdragen.

        Vraag 7

        Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.

        • Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.

        • Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.

        • Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?

         

        1. Alleen student X.
        2. Student Y en student Z.
        3. Student X en student Y.
        4. Alleen student Z.

        Vraag 8

        Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het recht inzake het functioneren van het parlementaire stelsel, komen enkele regels voor die niet zijn gecodificeerd. Een belangrijke reden voor het niet codificeren van die regels is gelegen in:

        1. het rigide karakter van de Nederlandse Grondwet;
        2. de opkomst van het fenomeen van de kaderwetgeving en de delegatie van regelgevende bevoegdheid door de wetgever in formele zin;
        3. de attributie van regelgevende bevoegdheid aan de regering in artikel 89 lid 1 Grondwet;
        4. het feit dat
        5. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2012

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2012

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Een ministeriële regeling die algemeen verbindende voorschriften bevat is een voorbeeld van wetgeving in materiële zin.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        Het rigide karakter van onze Grondwet draagt bij aan het bestaan van het fenomeen van ongeschreven staatsrechtelijke regels.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Het lidmaatschap van de Tweede Kamer is verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad van State.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        De verplichting voor de ministers om de Kamers uit eigen beweging te informeren is niet in artikel 68 Grondwet neergelegd, maar vormt een uitvloeisel van de ministeriële verantwoordelijkheid van artikel 42, tweede lid, Grondwet.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        Artikel 120 Grondwet houdt in dat de rechter in Nederland wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen. In de jurisprudentie is echter een belangrijke uitzondering op dit toetsingsverbod geformuleerd, namelijk dat toetsing van formele wetten aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en aan ongeschreven rechtsbeginselen wel is toegestaan.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 7

        De beperkingsclausule van de godsdienstvrijheid in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat een proportionaliteitseis. De grondwettelijke beperkingsclausule van dit recht bepaalt slechts dat de wetgever bevoegd is de uitoefening van de godsdienstvrijheid in te perken, zonder daarbij aan te geven hoe ver die beperking mag gaan.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 8

        Een van de staatsrechtelijke knelpunten rondom het bestaan van een grote hoeveelheid zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) is de aantasting van de ministeriële verantwoordelijkheid en van de mogelijkheden tot controle door het parlement. Daarom is tegenwoordig wettelijk vastgelegd dat zbo’s alleen om bepaalde redenen kunnen worden opgericht. Eén van die redenen is de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 9

        Welke van de onderstaande opmerkingen over de Nationale ombudsman is juist?

        1. De Nationale ombudsman kan alleen een onderzoek instellen naar aanleiding van een ingediend verzoekschrift en niet uit eigen beweging.

        2. In de Algemene wet bestuursrecht is geen beperking aangebracht ten aanzien van de personen die een verzoekschrift kunnen indienen bij de Nationale ombudsman.

        3. De competentie van de Nationale ombudsman strekt zich wel uit tot gedragingen van

        4. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (1)

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (1)

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        De vertrouwensregel is niet vermeld in de Grondwet maar maakt wel deel uit van de Nederlandse constitutie.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is in de Grondwet verankerd en maakt als zodanig deel uit van de Nederlandse constitutie.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        De Trias Politica (of de scheiding der machten) van Montesquieu vindt in het hedendaagse Nederlandse staatsrecht nog altijd strikte toepassing.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        Volgens de Nederlandse Grondwet is uitsluitend de formele wetgever bevoegd om beperkingen aan grondrechten te stellen; daarbij heeft de formele wetgever heeft niet de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid te delegeren, aangezien het woord 'wet', dat in alle grondwettelijke beperkingsclausules voorkomt, gelezen moet worden als 'wet in formele zin'.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 7

        Het koninklijk besluit bedoeld in artikel 11:2 Awb is een zogenoemd 'klein KB'.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 8

        Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 9

        Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 10

        Wie van de onderstaande personen maakt in grondwettelijke zin geen deel uit van de Nederlandse regering?

        1. Koningin Beatrix, omdat sinds de Grondwet van 1848 de ministers

        2. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (2)

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (2)

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

        Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

        De stelling van het betreffende Kamerlid is:

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        Het huidige artikel 42 lid 2 Grondwet stamt uit 1848, in de jaren daarvoor was de Koning derhalve niet ‘onschendbaar’.

        1. Dit is juist.

        2. Dit

        3. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2010

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2010

        Image


        Open vragen

        Vraag 1

        In de klassiek-liberale opvatting over de rechtsstaat neemt de binding van de overheid aan de wet een centrale plaats in. In deze opvatting vervult de wet een aantal functies. Omschrijf twee van die functies.

        Vraag 2

        Lees het nu volgende nieuwsbericht uit NRC Handelsblad van 4 juni 2009:

        “Politici die kritiek leveren op de rechter moeten in hun toonzetting in elk geval respect voor de positie van de rechter uitdrukken.”

        Dit zei de president van de Hoge Raad, Geert Corstens, gisteren bij de presentatie van het jaarverslag. Corstens signaleert dat politici steeds vaker openlijke kritiek hebben op de rechtspraak. Onlangs lieten minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken, PvdA) en de Amsterdamse burgemeester Cohen weten ongelukkig te zijn met vonnissen voor geweld tegen agenten. Volgens Corstens moeten politici de rechter niet alleen respecteren maar dat respect ook actief uitdragen. [..]

        1. Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat de hierboven weergegeven stelling van de heer Corstens onderbouwt.

        2. Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat tegen deze stelling van de heer Corstens kan worden ingebracht.

        Vraag 3

        De heer Tuinman, als ambtenaar werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft heimelijk een grote hekel aan Roma (zigeuners). Als de heer Tuinman op een kwade dag een krantenartikel leest over de uitzetting van Roma in Frankrijk, laat hij zijn schroom varen. Hij schrijft een opruiende ingezonden brief voor een landelijk dagblad, waarin hij zich in zeer boude, negatieve bewoordingen over Roma uitlaat en voorstelt om ‘het Franse voorbeeld te volgen’. Tuinman ondertekent de brief met zijn naam en functie. Zijn brief wordt echter niet geplaatst. Tuinman belt daarop de krantenredactie. Tegenover de hoofdredacteur stelt hij onder meer dat het niet-plaatsen van zijn brief in strijd is met het grondwettelijk censuurverbod (art. 7 lid 1 Grondwet).

        1. Met betrekking tot de werking van grondrechten wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen verticale en horizontale werking van grondrechten. Leg uit welk van deze twee soorten in de bovenstaande casus aan de orde is.

        In het telefoongesprek weet Tuinman de hoofdredacteur over te halen de brief toch te plaatsen. Enkele dagen later verschijnt deze in de krant. Als de chef van de heer Tuinman bij de IND de brief onder ogen krijgt, wordt Tuinman op staande voet ontslagen. Tuinman vecht zijn ontslag daarop aan bij de bestuursrechter. Tegenover de rechtbank stelt hij onder meer dat zijn ontslag een ontoelaatbare inbreuk op zijn door art. 7 Grondwet beschermde vrijheid van meningsuiting inhoudt.

        1. Kan de heer Tuinman zich als ambtenaar op art. 7 Grondwet beroepen, en zo ja in hoeverre? [In uw antwoord hoeft u niet in te gaan op de

        2. .....read more
        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Extra oefententamen

        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Extra oefententamen

        Image


        Meerkeuzevragen

        Vraag 1

        De Europese Commissie is geen onderdeel van de Europese Unie.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 2

        Het is niet mogelijk om tegelijkertijd lid te zijn van zowel de Tweede Kamer als van de Raad van State.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 3

        Volgens art. 125a Ambtenarenwet kunnen ambtenaren zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 4

        De uitspraak in het Van Gend & Loos-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is vooral van belang in dualistische stelsels.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 5

        In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een beperkingsclausule opgenomen welke een proportionaliteitseis bevat. De beperkingsclausule van dit recht bepaalt dat alleen de wetgever de godsdienst mag inperken. De beperkingsclausule bepaalt echter niet hoe ver deze beperking mag gaan.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 6

        De beruchte groep volleybalhooligans wil een bijeenkomst houden op de Dam in Amsterdam. Deze groep staat bekend als een criminele organisatie en is zeer gevaarlijk. De burgemeester verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van concurrent volleybalhooligans. Om dit te voorkomen kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden, met als rechtsgrond van de Wet openbare manifestaties.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 7

        Er is tegenwoordig veel commentaar op het bestaan van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Om een grote hoeveelheid aan dit soort bestuursorganen te voorkomen is wettelijk vastgelegd dat ZBO’s alleen om bepaalde redenen opgericht kunnen worden. Een van die redenen is niet de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 8

        Artikel 120 van de Grondwet houdt in dat Nederlandse rechters de grondwet niet aan wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 9

        Met een motie van wantrouwen kan het Nederlandse parlement het vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet opzeggen. Aangezien de Tweede Kamer direct door de bevolking gekozen is, wordt de motie van wantrouwen in de praktijk niet veel gebruikt en geldt het meer als een controlemiddel.

        1. Dit is juist.

        2. Dit is onjuist.

        Vraag 10

        Wanneer er ernstige wanordelijkheden zijn dan kan de burgemeester besluiten om tijdelijk af te wijken van voorschriften die bij de Grondwet.....read more

        Access: 
        Public
        Oefententamens Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Universiteit Leiden

        Oefententamens Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Universiteit Leiden


        Oefententamen 2013

        Vragen

        1. De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

        a) Dit is juist.

        b) Dit is onjuist.

        2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

        a) Dit is juist.
        b) Dit is onjuist.

        3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

        a) Dit is juist.
        b) Dit is onjuist.

        4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

        a) Dit is juist.
        b) Dit is onjuist.

        5. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

        a) Dit is juist.
        b) Dit is onjuist.

        6. Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:

        a) het toetsen van wet- en regelgeving aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen;
        b) het toetsen van verdragen aan wetten in formele zin;
        c) het toetsen van wetten in formele zin aan de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk;
        d) het toetsen van de Grondwet aan verdragen.

        7. Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.
        Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.
        Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.
        Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?

        a) Alleen student X.
        b) Student Y en student Z.
        c) Student X en student Y.
        d) Alleen student Z.

        8. Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het.....read more

        Access: 
        Public
        Beginselen van de democratische rechtsstaat: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
        Work for WorldSupporter

        Image

        JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

        Working for JoHo as a student in Leyden

        Parttime werken voor JoHo

        Check more of this topic?
        How to use more summaries?


        Online access to all summaries, study notes en practice exams

        Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

        There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

        1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
        2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
        3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
        4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
        5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

        Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

        Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

        Field of study

        Access level of this page
        • Public
        • WorldSupporters only
        • JoHo members
        • Private
        Statistics
        2568
        Comments, Compliments & Kudos:

        Add new contribution

        CAPTCHA
        This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
        Image CAPTCHA
        Enter the characters shown in the image.
        Promotions
        Image

        Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

        Werkzaamheden: o.a.

        • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
        • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
        • PR & communicatie werkzaamheden

        Interesse? Reageer of informeer