Oefententamens Constitutioneel Recht - UvA
- 2043 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In de gemeente Aalsmeer gebeuren in de binnenstad regelmatig ongelukken met skateboards, skeelers en rolschaatsen. De gemeenteraad wil maatregelen nemen om de veiligheid van voetgangers en anderen te garanderen. In de eerstvolgende vergadering stelt de raad een verordening vast waarin de volgende bepaling staat: “Het is verboden zich in de binnenstad op de openbare weg voort te bewegen met behulp van skateboards, skeelers, of rolschaatsen.”
Hebben de burgemeester en de wethouders mee mogen stemmen bij devaststelling van de verordening? (max 5)
Wat moet de burgemeester doen indien hij van mening is dat de verordening strijdt met het recht? (max 5)
Is de vastgestelde bepaling een algemeen verbindend voorschrift? (max 6)
Aangenomen dat het een algemeen verbindend voorschrift is, staat er dan een rechtsgang bij de administratieve rechter open tegen de vaststelling van de bepaling? (max 4)
De exploitant van een in de binnenstad gevestigde skateboard winkel leidt een aanzienlijk omzetverlies door de vaststelling van de bepaling.
Zou hij bij de burgerlijk rechter op grond van een actie uit onrechtmatige daad schadevergoeding kunnen krijgen, ook al betreft het de vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift? (max 6)
Zou de rechter de bepaling mogen toetsen aan het ongeschreven beginsel van rechtszekerheid? (max 4)
Zou de rechter de bepaling verbindend achten indien de woorden ‘op de openbare weg’ zouden ontbreken? (max 5)
Stel dat er enige tijd na de vaststelling van de gegeven bepaling een amvb wordt vastgesteld die ook ziet op het gebruik van skateboards, skeelers en rolschaatsen. Kan de bepaling van de verordening daarna nog worden toegepast? (max 5)
In de Harmonisatiewet-zaak (HR 14 april 1989) deed de studentenvakbond niet alleen een beroep op het Statuut en op ongeschreven rechtsbeginselen, maar ook op art. 13 lid 2 sub c en e IVESC. Waarom slaagde dat beroep niet? (max 5)
Leg uit dat art. 1 Zesde Protocol EVRM de Nederlandse burger een sterkere bescherming biedt tegen het opleggen van de doodstraf dan art. 114 Grondwet. (max 5)
Waarom wordt de Nederlandse Grondwet als een ‘rigid constitution’ beschouwd? (max 5)
De positie van de Tweede kamer tijdens de tweede lezing van een voorstel tot wijziging van de Grondwet lijkt op die van de Eerste Kamer bij de behandeling van een gewoon wetsvoorstel. Leg dat uit. (max 5)
De minister van Immigratie en Asiel blijkt in zijn vorige functie van burgemeester van M. tekortgeschoten te zijn bij het toezicht op de horeca. Kan de Tweede Kamer om die reden het vertrouwen in hem opzeggen? (max 4)
In hoeverre is de minister van Infrastructuur en Milieu politiek verantwoordelijk voor een amvb die is ondertekend door alleen deKoning en de minister van Justitie. (max 6)
In een civiele procedure bij de Nederlandse rechtbank doet zich de vraag voor hoe een verordening van de EU uitgelegd dient te worden. Moet de rechtbank in een dergelijke situatie een prejudiciële vraag stellen? (max 5)
Uit de Metten-zaak (ABRvS 7 juli 1995) blijkt dat art. 94 Grw geen rol speelt bij de voorrang die het EU recht heeft in de Nederlandse rechtsorde. Leg dat uit. (max 5)
Vrijheid van godsdienst is een van de klassieke grondrechten. Leg dat uit. (max 4)
Men zegt wel dat de vrijheid van godsdienst in Nederland teruggaat tot 1579. Leg dat uit. (max 2)
Wat is horizontale werking van grondrechten? (max 4)
Geef in het licht van de ideeën van Montesquieu een kritisch betoog over de positie van de Raad van State in het Nederlandse staatsbestel. (max 10)
Burgemeester en wethouders zijn geen lid van de raad, kunnen dat ook niet zijn, art. 68 resp. art 36b sub l Gemeentewet; zie ook art. 13 sub k en l Gemeentewet. Dus stemmen zij niet mee. Volgens art. 21 Gemeentewet hebben zij alleen het recht om deel te nemen aan de beraadslaging.
Een besluit van een van de organen van het gemeentebestuur dat in strijd is met het recht komt voor vernietiging in aanmerking, art. 132 lid 4 Grondwet. De vernietigingsprocedure is verder uitgewerkt in art. 268 Gemeentewet. Indien de burgemeester van oordeel is dat een genomen besluit voor vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan mededeling aan de minister (door tussenkomst GS), art. 273 Gemeentewet.
De bepaling is algemeen: voor herhaalde toepassing vatbaar. De bepaling heeft bovendien externe werking en het is geen beleidsregel. De bepaling is vastgesteld door een daartoe bevoegd orgaan, art 149 Gemeentewet, dus ook verbindend. Dat alles leidt tot de conclusie dat het om een algemeen verbindend voorschrift gaat.
Tegen besluiten inhoudende a.a.v.’s staat geen beroep open bij de bestuursrechter, art. 8:2 sub a Awb.
De burgerlijke rechter is bevoegd, indien de exploitant stelt dat er sprake is van een onrechtmatige daad (NWH/Guldemond). De vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift kan gewoon leiden tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (Pocketbooks II; vgl. ook Onrechtmatige milieuheffing).
Een regeling, niet zijnde een wet in formele zin, kan aan een ongeschreven rechtsbeginsel worden getoetst (Sproeivliegtuigen–Harmonisatiewet).
In dat geval zou men bijvoorbeeld ook op eigen erf en in eigen huis geen skateboard mogen gebruiken. Daarmee treedt de verordening in de privé sfeer van de burger. Indien de rechter de verordening onsplitsbaar acht, kan hij hem niet meer toepassen, ook niet op het gebruik op de openbare weg (Wilnisser visser).
Als het onderwerp hetzelfde is, vervalt de verordening van rechtswege, art. 122 Gemeentewet. De materie is hetzelfde; het hangt dus van het motief – van de amvb- af, zie Emmense baliekluivers.
De HR merkt deze verdragsbepalingen niet aan als een ieder verbindend. Artikel 94 Grondwet is dus niet van toepassing. De Harmonisatiewet kan dus niet wegens (vermeende) strijd met art. 13 IVESC buiten toepassing worden gelaten.
Een wet die in bepaalde gevallen het opleggen van de doodstraf zou voorschrijven, kan om reden van art. 120 Grondwet niet getoetst worden aan de Grondwet, maar op grond van art. 94 Grondwet wel aan art. 1 Zesde Protocol EVRM, dat als een ieder verbindende bepaling in de zin van art. 94 Grondwet is aan te merken.
Het is moeilijker de Grondwet te wijzigen dan een gewone wet. Er zijn twee lezingen nodig en in tweede lezing een meerderheid van twee derden, art. 137 Grondwet.
In tweede lezing kan de TK kan het voorstel alleen aannemen of verwerpen, art. 137 lid 4 Grondwet. Amenderen is niet meer mogelijk. Hetzelfde geldt voor de EK bij de behandeling van een gewoon wetsvoorstel, art. 85 Grondwet.
De vertrouwensregel heeft geen objectieve begrenzing; de Tweede kamer bepaalt zelf wat een goede reden is om het vertrouwen op te zeggen.
In de eerste plaats is de minister van Justitie politiek verantwoordelijk, art. 42 lid 2 Grw. Nu over het voorstel van amvb is besloten in de ministerraad, art. 4 lid 2 RvOMR, hebben andere ministers ook een zogeheten ’collectieve verantwoordelijkheid”.
In een dergelijke situatie mag de rechtbank een prejudiciële vraag stellen; het hoeft echter niet, nu de rechtbank niet de hoogste rechter is, art 267 VWEU.
De Afdeling komt op grond van de jurisprudentie van het Hof vanJustitie tot de conclusie dat het EG-recht uit eigen kracht voorrang heeft. Daarbij is het niet van belang of de relevante bepaling rechtstreeks werkt of niet; de Afdeling baseert de doorwerking dus niet op art. 94 Grondwet.
Het recht op vrijheid van godsdienst schept allereerst een onthoudingsplicht voor de overheid. Bovendien is het een subjectief vrijheidsrecht, dat kan worden ingeroepen voor de rechter. Daarmee is het een klassiek grondrecht
In art. XIII van de Unie van Utrecht was een zeker recht op gewetensvrijheid in geloofszaken vastgelegd.
Horizontale werking is werking tussen burgers/particulieren onderling.
Drie machten: wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht; machtenscheiding in strikte zin: ieder van de drie machten bij apart orgaan. De Raad van State heeft een drievoudige rol: adviseren bij wetgeving en de vaststelling van amvb’s (art. 73 Grw), rechtspraak (art. 26 e.v. RvS), en het onder bepaalde omstandigheden uitoefenen van het koninklijk gezag (art. 38 Grw). Met name de dubbelfunctie adviseur wetgeving – rechter kan tot twijfels leiden ten aanzien van de structurele onpartijdigheid (vgl. Procola). Al was daar in het arrest Betuwelijn geen sprake van, het EHRM laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat art. 6 EVRM in een ander geval wel geschonden zou kunnen zijn.
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Constitutioneel recht aan de Universiteit van Amsterdam.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2408 |
Add new contribution