Oefententamens Constitutioneel Recht - UvA
- 2043 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Hieronder vindt u achtereenvolgens fragmenten uit de Europese Tabaksrichtlijn, de Tabakswet en het Aanduidingenbesluit tabaksproducten, dat op artikel 2 van de Tabakswet is gebaseerd. De besluitvorming over de Tabaksrichtlijn in de Raad van Ministers vond met gekwalificeerde meerderheid plaats.
TABAKSRICHTLIJN
Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001
betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 95 en 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag en in het licht van de op 5 april 2001 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke tekst,
(..)
hebben de volgende richtlijn vastgesteld:
(..)
Artikel 5
Etikettering
1. (..)
2. Op alle verpakkingseenheden van tabaksproducten, met uitzondering van tabak voor oraal gebruik en andere niet voor roken bestemde tabaksproducten, moeten verplicht de volgende waarschuwingen worden aangebracht:
a) een algemene waarschuwing
1. "Roken is dodelijk/roken kan dodelijk zijn",
2. "Roken brengt u en anderen rondom u ernstig schade toe".
Bovenstaande algemene waarschuwingen worden afwisselend aangebracht, zodat zij regelmatig verschijnen. Deze waarschuwing wordt aangebracht op de duidelijkst zichtbare kant (voorkant) van de verpakkingseenheid en op elke in de detailverkoop gebruikte buitenverpakking, behalve op extra cellofaanverpakkingen.
b) een bijkomende waarschuwing, die wordt gekozen uit de lijst van bijlage I.
(..)
TABAKSWET
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. tabaksproducten: producten die voor roken, snuiven, zuigen of pruimen bestemd zijn en die, al is het slechts ten dele, uit tabak bestaan, ook indien genetisch gemodificeerd;
b. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
(..)
Artikel 2
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid eisen gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van aanduidingen die moeten voorkomen op de verpakking waarin zij aan particulieren worden verstrekt. (..)
2. (..)
AANDUIDINGENBESLUIT TABAKSPRODUCTEN
Artikel 1
1. Op alle verpakkingseenheden van tabaksproducten worden, met uitzondering van tabak voor oraal gebruik en andere niet voor roken bestemde tabaksproducten, de volgende waarschuwingen aangebracht:
a. één van de volgende algemene waarschuwingen:
Roken is dodelijk Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe
b. één van de volgende bijkomende waarschuwingen:
(..)
Artikel 4
1. De waarschuwingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, en in artikel 1, tweede lid, beslaan minstens 30% van de buitenvoorkant van het betreffende oppervlak van de verpakkingseenheid waarop zij worden aangebracht.
(..)
6. De krachtens artikel 1 vereiste waarschuwingen (..) worden aangebracht:
a. in zwarte vetgedrukte Helvetica-letters op een witte achtergrond, met een zodanige puntgrootte dat de tekst een zo groot mogelijk deel van de daarvoor bestemde ruimte beslaat, zonder aan leesbaarheid in te boeten;
b. in kleine letters, behalve de eerste letter van de boodschap;
c. gecentreerd op het voor de tekst bestemde oppervlak en evenwijdig met de bovenrand van het pakje;
d. voor andere dan de in artikel 1, tweede lid, bedoelde producten, omgeven door een ministens 3 mm en hoogstens 4 mm brede zwarte rand die geen belemmering vormt voor de leesbaarheid van de waarschuwingen of vermeldingen;
e. in het Nederlands.
7. Bij regeling van Onze Minister kunnen omtrent de voorschriften, bedoeld in het vijfde en zesde lid, nadere technische specificaties worden gesteld.
(..)
Op welke manier was de Nederlandse regering betrokken bij de totstandkoming van de Tabaksrichtlijn?
Diende het ontwerp van de richtlijn besproken te worden in de ministerraad?
Hoe kon de Tweede Kamer invloed uitoefenen op de inhoud van de richtlijn?
Hoe kon het Europese Parlement invloed uitoefenen op de inhoud van de richtlijn?
Noem een manier waarop de Tabaksrichtlijn kan doorwerken in de Nederlandse rechtsorde.
Wie beslist in laatste instantie wat de precieze betekenis is van artikel 5 van de Tabaksrichtlijn.
Wie heeft het Aanduidingenbesluit tabaksproducten vastgesteld?
Moest de Raad van State daarover een advies uitbrengen?
Zou het Aanduidingenbesluit mogen bepalen dat op elk pakje sigaretten de prijs per sigaret moet worden afgedrukt?
Is artikel 4, zevende lid, van het Aanduidingenbesluit naar uw oordeel verbindend?
Mag een ministeriële regeling zoals bedoeld in artikel 4, zevende lid, van het Aanduidingenbesluit, ook worden vastgesteld door een staatssecretaris?
Volgens het boek Beginselen van het Nederlands Staatsrecht bestaat over het resultaat van de kabinetsformatie volledige ministeriële verantwoordelijkheid. Op welke manier wordt – na de formatie – verantwoording afgelegd?
Stel, de Kamer is het niet eens met de vorming van het nieuwe kabinet. Welk instrument staat de Kamer ten dienste om dit tot uitdrukking te brengen?
Artikel 2.4.10 lid 1 van de APV Assen luidt:
1. Het is verboden:
a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
Wie heeft deze bepaling vastgesteld?
Het in lid 1 vervatte verbod is in strijd met de Gemeentewet. Waarom?
Bij de administratieve rechter (bestuursrechter) kan niet worden opgekomen tegen de in vraag 8 genoemde bepaling uit de APV Assen. Waarom niet?
Op welke manieren kan een particulier wèl opkomen tegen de in vraag 8 genoemde bepaling uit de APV Assen? Noem twee mogelijkheden.
Waarom is het verkrijgen van het Nederlanderschap bij rijkswet (en niet bij ‘gewone’ wet in formele zin) geregeld?
Noem twee verschillen tussen de totstandkoming van een rijkswet en van een ‘gewone’ wet in formele zin.
De Tabaksrichtlijn is blijkens de casus vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. De Nederlandse regering is via een minister (evt. een staatssecretaris) vertegenwoordigd in de Raad.
Ja, zie art. 4, lid 2 sub i, RvO MR (B./de R., Hoofdstuk IV).
De Tweede Kamer heeft formeel geen rol bij de totstandkoming van EG-richtlijnen
Zij kon hooguit een motie aannemen om de regering te vragen een bepaald standpunt in de Raad in te nemen. De regering is echter niet verplicht een motie uit te voeren (B./de R., Hoofdstuk VII). Bovendien is het maar de vraag of de Nederlandse vertegenwoordiger er in zal slagen voldoende medestanders in de Raad te vinden.
De Tabaksrichtlijn is vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk. Het Europees Parlement kon amendementen indienen en een veto uitspreken (B./de R., Hoofdstk XVIII). Overigens gaat het amendementsrecht van het Europees Parlement niet zo ver als het recht van de Tweede Kamer om Nederlandse wetsvoorstellen te wijzigen.
Een richtlijn legt een plicht tot omzetting op aan de regelgevende autoriteiten, in
beginsel de formele wetgever, binnen Nederland (zie art. 249 EG).
Bij de rechter zou de Tabaksrichtlijn op drie manieren een rol kunnen spelen:.
Rechtstreekse werking is niet uitgesloten. Daarvan zou sprake kunnen zijn in een procedure tegen de staat, als een burger zich beroept op een recht dat door de richtlijn duidelijk en onvoorwaardelijk wordt toegekend (B./de R., Hoofdstuk XVIII);
Als het mogelijk is nationale wetgeving in overeenstemming met de richtlijn te interpreteren, is de nationale rechter daartoe verplicht (B./de R, Hoofdstuk XVIII)
Nalatigheid van de staat bij de omzetting van richtlijn kan tot een recht op schadevergoeding leiden (B./de R., Hoofdstuk XVIII).
Het Hof van Justitie. Als de hoogste nationale rechter (afhankelijk van de procedure: HR, ABRvS, etc.) twijfelt over de juiste uitleg van de richtlijn is hij verplicht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie, aldus art. 234 EG (B./de R., Hoofdstuk XVIII).
Vastgesteld door de regering in de vorm van een koninklijk besluit. In de aanhef van de casus is gegeven dat het Aanduidingenbesluit is gebaseerd op artikel 2 van de Tabakswet. Het is dus een algemene maatregel van bestuur. Een amvb moet blijkens art. 89 van de Grondwet bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Ondertekenaars zijn de koning en één of meer ministers of staatssecretarissen (art. 47 Grw.).
Ja, de Raad van State moet worden gehoord over alle amvb’s. Zie artikel 15 Wet op de Raad van State. De wetgever heeft geen gebruik gemaakt van de grondwettelijke mogelijkheid een uitzondering op deze plicht te maken (art. 73, eerste lid, Grw.).(B./de R., Hoofdstuk VI).
Nee. Artikel 2, eerste lid, van de Tabakswet stelt dat bij algemene maatregel van bestuur eisen moeten worden gesteld in het belang van de volksgezondheid. Het voorlichten van consumenten omtrent de prijs van de sigaretten is een ander doel. Deze bevoegdheid is niet gedelegeerd. Nu het gaat om de burgers bindende regels is een delegatie door de formele wetgever wel vereist. Vgl. HR 10-4-1984, Jodiumhoudend Broodzout.
Subdelegatie van wetgevende bevoegdheid door de regering aan de minister van VWS zou niet zijn toegestaan. Artikel 2, eerste lid, van de Tabakswet zegt immers ‘bij algemene maatregel van bestuur’ en niet ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’ (zie HR 26-11-1957, Vuurwerk). Het gaat in casu echter om ministeriële besluiten van zeer ondergeschikte aard. Alle belangrijke aspecten zijn in de ambv zelf geregeld. Een ministerieel besluit op basis van artikel 4, zevende lid, van het Aanduidingenbesluit zal daarom niet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, maar slechts als ‘uitvoering’. Dan is van een verboden subdelegatie geen sprake.
Ja, artikel 46, tweede lid, van de Grondwet biedt daarvoor een mogelijkheid. Het vaststellen van de regeling moet wel passen in het takenpakket van de staatssecretaris, zoals dat door de minister van VWS is opgedragen.(B. / de R, Hoofdstuk IV)
Het nieuwe kabinet legt in een regeringsverklaring verantwoording af voor de benoeming van het kabinet. In de regeringsverklaring wordt tevens het programma van het kabinet uiteengezet
De Kamer kan een motie van wantrouwen aanvaarden en hiermee het kabinet tot aftreden dwingen (art. 66 RvOTK)
De gemeenteraad, art. 149 Gemeentewet.
De bepaling verbiedt niet alleen het zich zonder redelijk doel ophouden, zitten en liggen etc op of aan de openbare weg, maar ook bijvoorbeeld in huis, in de privésfeer. De begroting betreft daarmee niet louter de ‘huishouding’ van de gemeente, waartoe de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad beperkt is (124 lid 1 GW, 108 lid 1 Gemeentewet), maar treedt in de particuliere belangen van de ingezetenen (HR 13 februari 1922, Wilnisser Visser).
De bepaling uit de APV Assen is een avv en daartegen staat volgens artikel 8:2 onder a AWB geen beroep open.
(Kort) Geding bij civiele rechter (HR 1 juli 1983, Medisch Specialisten; B./dR Hoofdstuk XIII);
vragen om schorsing (art. 10:43 AWB jo. art. 273 Gemeentewet) of vernietiging door de Kroon aan de minister
vragen om wijziging of intrekking door de gemeenteraad (art. 5 Grw).;
in geval van vervolging wegens overtreding van de bepaling kan de verdachte voor de strafrechter de niet-verbindendheid van de bepaling inroepen.
Het Nederlanderschap is volgens het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden een aangelegenheid van het Koninkrijk (artikel 3 lid 1 sub c) en zo’n aangelegenheid dient, behoudens uitzonderingen, bij rijkswet te worden geregeld (artikel 14 lid 1)
behandeling in de koninkrijksministerraad (art. 4 lid 2 sub a 1 RvOMR jo. Art. 7 Statuut);
advisering Raad van State van het Koninkrijk (art. 13 lid 3 Statuut);
toezending aan en advies van de vertegenwoordigende lichamen van de Nederlandse Antillen en Aruba (art. 15 en 16 Statuut);
voorlichting door gevolmachtigde ministers en eventueel bijzondere gedelegeerden tijdens de beraadslagingen in de kamers, en recht van de genoemde personen om amendementen in te dienen in de Tweede Kamer (art. 17 Statuut);
gevolmachtigde ministers of eventuele bijzondere gedelegeerden kunnen zich in de kamers tegen het voorstel uitspreken en daarbij vragen om uitstel van de eindstemming, waarna nader overleg plaatsvindt in de koninkrijksministerraad; in de Tweede Kamer kan zo’n verzoek met drie vijfden van het aantal uitgebrachte stemmen terzijde worden geschoven (art. 18 Statuut).
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Constitutioneel recht aan de Universiteit van Amsterdam.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2520 |
Add new contribution