Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen
- 3193 reads
Artikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
In de provincie Overijssel heerst een groot probleem met betrekking tot de otter. De otter komt steeds meer voor en vreet het riet aan en nestelt zich aan de waterrand in de rietbodems. In Overijssel zijn veel mensen afhankelijk van de rietoogst. Met het geoogste riet worden veel daken voorzien van een rieten dak. De otters brengen dus voor de boeren een gigantisch probleem met zich mee. Helaas voor Sytske Veen, Klaas de Boer en Kees Spek zijn ook hun rietvelden in Giethoorn niet gespaard gebleven. Wat een goed jaar leek te worden met een vruchtbare oogst is uitgelopen op een nachtmerrie.
Volgens landbouworganisatie LTO Noord Overijssel loopt de schade voor de boeren inmiddels in de miljoenen. Het provinciebestuur van Overijssel heeft aan het Faunafonds de opdracht gegeven de schade aan de gewassen van de getroffen boeren te inventariseren. Leg uit of het bestuur van het Faunafonds een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 Awb. (5 punten)
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel denkt na over een vorm van eenmalige financiële tegemoetkoming in de schade aan agrariërs die in de problemen zijn geraakt door de otters. Leg uit of voor het bieden van een financiële tegemoetkoming in de schade een wettelijke grondslag is vereist. (2 punten)
Stel dat het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel van oordeel is dat aan de getroffen agrariërs een eenmalige tegemoetkoming van maximaal € 15.000,- moet worden verstrekt. Voor een vlotte financiële afhandeling van de aanvragen om een tegemoetkoming is de Stichting ‘Overijssel biedt hulp’ in het leven geroepen. Onder welke voorwaarden zal deze stichting zijn aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb? (3 punten)
Ondanks alle amateuristische maatregelen is men helaas niet in staat de schade door de otters te stoppen. De schade lijkt alleen maar groter te worden. Een alternatief is om vallen te zetten waarmee de otters komen te overlijden. Hiervoor is een ontheffing als bedoeld in artikel 68 Flora- en faunawet nodig, omdat de otters op grond van artikel 4 lid 3 Flora- en faunawet zijn aangewezen als inheemse beschermde diersoort in de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.
Op welke wijze heeft het college van gedeputeerde staten de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 68 Flora- en faunawet verkregen? (2 punten)
Leg uit wat wordt verstaan onder beoordelingsruimte en beleidsvrijheid en beoordeel in hoeverre artikel 68 Flora- en faunawet beoordelingsruimte en beleidsvrijheid bevat. (3 punten)
Stel dat het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel vaststelt dat de otters schade aanbrengen aan het riet en daarmee aan de gewassen. De verlening van de ontheffing als bedoeld in art. 68 Flora- en faunawet blijkt niet schadelijk voor de instandhouding van de beschermde otters. Dit alles ten spijt wordt toch het verzoek van Kees Spek tot het plaatsen van de vallen afgewezen. Hij is hier absoluut niet blij mee en dient bezwaar in. Dit bezwaar wordt afgewezen. Kees geeft de moed niet op en stapt naar de bestuursrechter. Leg uit op welke wijze de bestuursrechter de afwijzing zal toetsen. (2 punten)
Stelling: ‘De gematigde opvatting van het specialiteitsbeginsel brengt met zich dat in alle gevallen voorschriften aan een vergunning mogen worden verbonden ten behoeve van het particuliere belang van een derde.’ Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is. (3 punten)
Stel dat uit de door de minister op grond van artikel 4 lid 3 Flora- en faunawet recent opgestelde Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet blijkt dat de otter als een beschermde inheemse diersoort is aangemerkt. Is de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet een besluit in de zin van de Awb, én zo ja, wat is het rechtskarakter daarvan? (5 punten)
Ook Sytske Veen heeft het helemaal gehad met de otters en wil graag overgaan tot het plaatsen van vallen. Ook hij verzoekt om een ontheffing als bedoeld in artikel 68 Flora- en faunawet bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel. Sytstke hoort vervolgens niets meer. Inmiddels zijn twaalf weken verstreken. Sytske wil weten of hij iets kan doen tegen dit stilzwijgen, aangezien hij hier absoluut niet blij mee is. Kan Sytske in bezwaar en beroep tegen het stilzwijgen van het college van gedeputeerde staten? (2 punten)
Stel dat Sytske Veen, anders dan in vraag 6a, twee weken na zijn verzoek een brief van het college van gedeputeerde staten ontvangt dat zijn verzoek is afgewezen. Leg uit of sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. (3 punten)
Agrariër Klaas de Boer heeft kennis genomen van de recent vastgestelde Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en vraagt zich af welk deel van de hoofdstukken 2 t/m 4 van de Awb van toepassing is. Leg uit. (2 punten)
Stelling: ‘Een belanghebbende kan tegen een bestuurlijk rechtsoordeel bezwaar maken en daarna beroep bij de bestuursrechter instellen’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is. (3 punten)
Kees Spek heeft samen met een aantal andere boeren uit het dorp, waaronder Sytske en Klaas, het ‘Meldpunt Otterschade’ opgericht. Het doel van het meldpunt is om op alle mogelijke manieren een einde te maken aan de overlast van de otters. Het gaat zo niet langer, de boeren hebben geen inkomen en het anders zo goed bekend staande Overrijsselse riet loopt onderhand reputatieschade op. De boeren zijn bang voor een blijvend probleem. Aan welke voorwaarden moet het Meldpunt Otterschade voldoen om in een juridische procedure bij de bestuursrechter aangemerkt te kunnen worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 3 Awb? (5 punten)
Het bestuur van het Faunafonds is niet uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip in art. 1:1 lid 2 Awb. Het bestuur maakt deel uit van het Faunafonds. Het Faunafonds is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld (ex art. 2:1 lid 2 BW), op grond van art. 83 lid 1 jo. lid 3 Ffw. Het bestuur wordt in de wet gepresenteerd (aangemerkt) als onderdeel van het bestuur van het Faunafonds in art. 85 lid 1 Ffw. Het bestuur van het Faunafonds is daarom een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld en derhalve een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 onder a Awb.
Zie hoofdstuk 2 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Het gaat hier om positief overheidsoptreden. Daarvoor is niet altijd een wettelijke grondslag vereist, maar wel als het om ingrijpend overheidsoptreden gaat; zie het Fluorideringsarrest. In casu lijkt een wettelijke grondslag niet vereist.
Omdat de stichting een rechtspersoon naar privaatrecht is als bedoeld in art. 2:3 BW, kan het hier per definitie niet gaan om een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1 lid 1 onder a Awb (aorgaan). Mogelijk is dat het hier om een b-orgaan gaat, maar dan moet er openbaar gezag worden uitgeoefend . Normaliter is daarvoor vereist dat een bij wettelijk voorschrift toegekende publiekrechtelijke bevoegdheid wordt uitgeoefend. Echter, in de uitspraak Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers neemt de Afdeling bestuursrechtspraak aan dat ook sprake kan zijn van het uitoefenen van openbaar gezag als een b-orgaan overheidsmiddelen aan derden verstrekt. Daarvoor gelden twee eisen. In de eerste plaats moet een sterke inhoudelijke band tussen overheid en stichting bestaan, in die zin dat een a-orgaan in overwegende mate de criteria bepaald waaronder de gelden worden verstrekt. In de tweede plaats moet een financiële band bestaan, inhoudende dat minimaal 2/3 van de te verstrekken middelen door een a-orgaan ter beschikking zijn gesteld.
Zie hoofdstuk 2 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
In art. 68 Ffw wordt aan het college een nieuwe, oorspronkelijke, originaire bevoegdheid toegekend. Er is dus sprake van attributie. Gelet op het legaliteitsbeginsel moet voor deze nieuwe bevoegdheid een basis een wet in formele zin (Ffw) of de Grondwet zijn te vinden.
Van beoordelingsruimte is sprake, als de wet, als gevolg van vage termen, het bestuursorgaan de ruimte biedt om in een concreet geval te beoordelen of aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Art. 68 Ffw bevat beoordelingsruimte in de term ‘indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding’. Van beleidsvrijheid is sprake, als de wet, indien aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan, aan het bestuursorgaan de vrijheid biedt om in een concreet geval na afweging van de betrokken belangen te bepalen of het de bevoegdheid uitoefent en/of hoe het de bevoegdheid uitoefent. Art. 68 Ffw bevat beleidsvrijheid, nu het college van gedeputeerde staten ontheffing kan verlenen (kan-bepaling). Er is sprake van of-beleidsvrijheid. De bepaling bevat geen hoe-beleidsvrijheid.
Zie hoofdstuk 7 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Art. 68 Ffw bevat beleidsvrijheid; het is immers kan-bepaling en er wordt of-beleidsvrijheid geboden. Art. 3:4 lid 2 Awb brengt met zich dat de bestuursrechter toetst of de uitkomst van de belangenafweging door het bestuursorgaan niet kennelijk onevenredig is. Dat artikel impliceert dus dat terughoudend wordt getoetst, zie daarover Kwantum/Venlo.
Zie hoofdstuk 9 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Stelling is onjuist omdat het niet mogelijk is om voorschriften te stellen ten behoeve van een dergelijk belang indien dat belang samenvalt met een vreemd algemeen belang dat beschermd wordt in een andere wet; tevens is het niet mogelijk om ten behoeve van een dergelijk belang een voorschrift te stellen dat eigenlijk een verkapte weigering zou inhouden.
Zie hoofdstuk 9 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Het antwoord bevat de essentialia van het besluitbegrip, een verwijzing naar art. 1:3 lid 1 Awb en een toepassing op de casus: schriftelijk, publiekrechtelijk, rechtshandeling en bestuursorgaan. Vervolgens gaat het om het rechtskarakter van het besluit. Het is een besluit van algemene strekking is en geen beschikking. Daarna moet worden benoemd dat het ofwel een concretiserend besluit van algemene strekking is ofwel een algemeen verbindend voorschrift. De essentialia van het algemeen verbindend voorschrift moeten worden genoemd: - Regel die algemeen is naar tijd, plaats en persoon; - Voor herhaalde toepassing vatbaar; - Zelfstandige normstelling; - Bindt de geadresseerde burgers (externe werking) ; - Vastgesteld krachtens een specifiek daartoe strekkende bevoegdheid. Tot slot moest men opmerken dat de zelfstandige normstelling hier wat complex ligt. De Regeling bevat namelijk zelf geen norm. De norm staat in art. 4 Ffw. Lijkt op het Landbouwvliegersarrest, waarbij ook de zelfstandige norm was verdeeld over twee verschillende regelingen (AMvB en ministeriële regeling). Kortom, het is een Algemeen verbindend voorschrift.
Zie hoofdstuk 5 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Sytske hoort niets; er is geen sprake van een besluit. Op grond van art. 6:2 sub b Awb is sprake van een handeling die voor de rechtsbescherming met een besluit is gelijkgesteld. Op grond van art. 8:1 Awb kan Sytske in beroep bij de bestuursrechter zonder eerst een bezwaarschriftprocedure te doorlopen, zie art. 7:1 lid 1 onder f Awb.
Zie hoofdstuk 4 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Is er sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb? - Schriftelijk? Ja. - Bestuursorgaan? Gedeputeerde Staten is niet uitgezonderd in art. 1:1 lid 2 Awb. Gedeputeerde Staten maken deel uit van provincie. De provincie is een rechtspersoon krachtens publiekrecht, zie art. 2:1 lid 1 BW. Gedeputeerde Staten is onderdeel bestuur provincie, zie art. 6 Provinciewet. Ja dus. - Publiekrechtelijk? Ja, exclusieve bevoegdheid van Gedeputeerde Staten.- Rechtshandeling? Nee, er zijn geen rechtsgevolgen omdat de aanvraag wordt afgewezen. Is er dan geen sprake van een besluit? Het betreft een aanvraag om een beschikking gedaan door een belanghebbende. Gelet op art. 1:3 lid 2 Awb is ook de afwijzing van een aanvraag om een beschikking te nemen een besluit in de zin van de Awb. Van een aanvraag is enkel sprake indien het een verzoek van een belanghebbende betreft. In casu is Wytse belanghebbende omdat hij de normadressaat is (of EPOAD).
Zie hoofdstuk 4 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
Hoofdstuk 2 over verkeer tussen burgers en bestuursorganen is van toepassing. Hoofdstuk 3: artikel 3:1 lid 1 Awb ‘Op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften: a. is afdeling 3.2 slechts van toepassing, voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet’.
Stelling is deel juist/onjuist. Slechts in uitzonderingsgevallen wordt een bestuurlijk rechtsoordeel omwille van de rechtsbescherming gelijkgesteld met een besluit. Dit is het geval indien aan de volgende drie vereisten is voldaan: - het oordeel over de toepasselijkheid van een wettelijk voorschrift is als zelfstandig en definitief bedoeld; - op korte termijn is geen appellabel besluit te verwachten waarin eenzelfde oordeel moet worden gegeven; - het onevenredig bezwarend is dit daadwerkelijke besluit af te wachten of uit te lokken.
Zie hoofdstuk 7 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
De volgende voorwaarden zijn op grond van art. 1:2 lid 1 en 3 Awb relevant: rechtspersoonlijkheid; voldoende territoriaal en/of functioneel begrensde doelstellingen teneinde het collectieve belang in het bijzonder te behartigen, zie de uitspraak inzake Stichting Openbare Ruimte; het verrichten van feitelijke werkzaamheden die gericht zijn op het behartigen van het collectieve belang dat Meldpunt Otterschade in het bijzonder wenst te behartigen, maar op grond van jurisprudentie worden deze feitelijke werkzaamheden geacht besloten te liggen in de bundeling van individuele belangen die de rechtspersoon tot stand brengt; een objectief bepaalbaar belang, een actueel, voldoende zeker belang en een direct geraakt belang.
Zie hoofdstuk 4 uit Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Damen.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.
Artikel 11
De BKD is belast met:
Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.
Artikel 3
Artikel 30
Artikel 2:25
In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen
.....read moreWet op discotheken
Artikel 33
Artikel 33a
Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.
Artikel 33b
De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Artikel 3
(...)
APV Den Haag 2009
Artikel 12.2
Artikel 12.3
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 12.4
Artikel 12.5
Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. |
Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon. |
Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland 1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet. 2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’ en is gevestigd te Arnhem. |
Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. |
Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit. |
Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: a. de volgende borden: I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft; (…) |
Artikel 5:19 APV Arnhem 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 3. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid. |
De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens
.....read moreArtikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in
.....read moreBestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden
.....read moreSoms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.
Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:
“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”
Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:
“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”
Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.
Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:
“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”
Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;
b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”
Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”
Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”
Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.
En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?
Dient de beslissing door het LBIO
.....read moreVelp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.
De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.
Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?
Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.
Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?
De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?
Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”
Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?
De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?
Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).
Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.
Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?
De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning
.....read moreOp de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het
.....read moreOp 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk.
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution