Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Lees het volgende fragment:

Uitspraak
16 september 2014, Strafkamer, nr. S 12/05887 SG/LBS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2013, nummer 23/000289-11, in de strafzaak tegen:
Harwin Bakker, geboren te Wijnaldum op 15 februari 1981.

1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O. Maaskamp, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal U.O.C.N Schippers heeft geconcludeerd tot (..).

2 Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten onrechte mede heeft doen steunen op de omstandigheid dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.

2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:

"hij op 6 april 2009 te Amsterdam een auto Audi A4 TD, kenteken [XZ-MG-84], voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."

2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:

"8. Proces-verbaal van verhoor van de verdachte met nummer 2009092786-21 van 6 april 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Frits Venema (dossierpagina 46 en verder).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:

Vraag: we hebben je auto - een Audi kenteken [XZ-MG-84] - in beslag genomen. Hoe kom je aan dit waardevolle goed?

Antwoord: Ik wil daar geen antwoord op geven."

(..)

Dit arrest is gewezen door de vice-president B.I.B. van Duinen als voorzitter, en de raadsheren V. Boersma en E.T.G.M.E.I. Geertsma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2015.

Vraag 1

Heeft het middel kans van slagen?

Stel, anders dan hierboven:

Het gerechtshof heeft dit proces-verbaal niet tot het bewijs gebezigd. Wel is onder de bewijsmiddelen het deel van een proces-verbaal opgenomen waarin de verklaring is weergegeven die Fardau Sonnema, de vroegere vriendin van Harwin Bakker, tegenover de politie heeft afgelegd. Die verklaring luidt als volgt: 'Ja, die Audi. Daar was Harwin maar wat blij mee. Die heeft hij gekocht van geld dat hij had verdiend met de hennepteelt.' Fardau is naar aanleiding van deze verklaring door het Hof opgeroepen om als getuige te worden gehoord. Alleen uit haar verklaring bij de politie kan namelijk worden afgeleid dat Harwin de auto heeft gekocht met geld dat hij in de hennepteelt heeft verdiend. Er zijn wel andere personen die verklaren dat Harwin de betreffende Audi heeft gekocht. Kort nadat Fardau bij de politie heeft verklaard, heeft Fardau het weer bijgelegd met Harwin. Bij het Hof weigert Fardau, die nog niet eerder door de verdediging kon worden ondervraagd (hoewel de raadsman daar bij de rechtbank al wel om had verzocht) een verklaring af te leggen als door de voorzitter en de verdediging vragen worden gesteld.

Vraag 2

Zou in dit geval in cassatie met kans op succes kunnen worden geklaagd over het gebruik als bewijsmiddel van de verklaring die Fardau bij de politie heeft afgelegd, nu de verdachte en zijn raadsman het ondervragingsrecht niet hebben kunnen uitoefenen?

Stel: In hoger beroep zat het gerechtshof aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting met een probleem. Harwin was er niet, zijn raadsman Sam van Breukelen wel. Sam zat in zak en as: 'Ik begrijp er niets van, edelachtbare, Harwin zou hier zijn. Ik heb hem gister nog aan de lijn gehad, toen verzekerde hij me dat hij zou komen. Fardau, die ik net voor de zitting in de tram zag, vertelde me al dat Harwin niet komt, en dat zij niet weet waarom hij toch heeft besloten weg te blijven. U vraagt of ik uitdrukkelijk gemachtigd ben? Ja, daar moet ik toch wel even over nadenken. We hebben het er niet over gehad. Maar ik sta hem al jaren bij, en ik heb een heel goede band met Harwin. Ik denk toch dat ik mij uitdrukkelijk gemachtigd mag voelen, dus ik verzoek U mij het woord te geven ter verdediging.'

Het Hof voelt daar evenwel niets voor: ‘uitdrukkelijk gemachtigd’ komt niet overeen met ‘het gevoel uitdrukkelijk gemachtigd te zijn’. Daarom krijgt Sam van Breukelen niet het woord.

Vraag 3

Kan in cassatie met kans op succes over deze beslissing van het gerechtshof worden geklaagd?

Stel: De strafvervolging van Harwin is aanvankelijk begonnen met een strafbeschikking. Wimmie Adema, destijds parketsecretaris van het arrondissementsparket Amsterdam, vond het bewijs tegen Harwin in het licht van de verklaring van Fardau ruim voldoende en legde Harmen, die enkel door de politie was gehoord en tijdens dat verhoor geen verklaring had willen afleggen, ter zake van witwassen (art. 420bis Sr) in een strafbeschikking een taakstraf van 180 uur op.

Vraag 4

Noem twee juridisch relevante redenen waarom Wimmie wegens dit strafbare feit niet een strafbeschikking met deze straf mocht uitvaardigen.

Nieuwe casus
Op 2 maart 2016 waren agenten van de regiopolitie Gelderland- Zuid bezig met een actie tegen drugsdealers in het Kronenburgerpark te Nijmegen. Een verbalisant (opsporingsambtenaar) genaamd Algra had gezien dat een jongeman, die hij ambtshalve kende als iemand die zich bezig houdt met harddrugs, sprak met een jongen op een fiets. Hij zag dat de jongen op de fiets een zakje met wit poeder uit zijn broekzak haalde en dat overhandigde aan de jongeman, waarop deze op zijn beurt iets gaf aan de jongen op de fiets. Beiden keken daarbij schichtig om zich heen. De verbalisant kreeg daarop het sterke vermoeden dat er een drugstransactie had plaatsgevonden en seinde enkele andere agenten in.

Verbalisant Algra hield vervolgens, tezamen met een collega, de jongeman en de jongen op de fiets staande op de Parkweg op grond van art. 52 Sv. De jongeman overhandigde aan Algra desgevraagd zijn identiteitsbewijs. Na deze bestudeerd te hebben, gaf Algra het document terug aan de jongeman, die Jacob Hoekstra bleek te heten. Vervolgens deelde Algra mee dat hij wilde overgaan tot het fouilleren van Jacob (onderzoek aan de kleding). Daar had Jacob niet veel zin in. Terwijl Algra begon met fouilleren, maakte Jacob aanstalten om weg te lopen. Daarop werd hij door Algra bij zijn bovenarm beetgepakt. “Je ontkomt er niet aan Jacob,” zei Algra, “ik zál je fouilleren.” Jacob begon vervolgens te duwen en te trekken; hij kwam los, en ging er vandoor waarbij hij enkele zakjes met wit poeder op de grond wierp. De aanwezige collega van Algra zette direct de achtervolging in, en hield Jacob aan o.g.v. art. 180 Sr (wederspannigheid) wegens het zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van de bediening, door zich met geweld los te rukken bij de fouillering. Jacob wordt uiteindelijk wegens dit feit vervolgd.

Op de zitting houdt de raadsman een gloedvol pleidooi, gericht op vrijspraak. “Het is evident dat Algra niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening verkeerde op het moment dat mijn cliënt zich verzette; de staandehouding was afgelopen, en de fouillering op grond van artikel 56 Sv was onrechtmatig.” De rechtbank overwoog: “Staandehouding is een doelgebonden bevoegdheid, die enkel mag worden gebruikt voor het vaststellen van de personalia, zoals omschreven in artikel 52 Sv. Fouillering op grond van artikel 56 Sv hoort daar niet bij.”

Vraag 5

Heeft Jacob zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid? Beoordeel deze vraag in het licht van de opmerkingen van de raadsman en de overwegingen van de rechtbank.

Stel: Algra en zijn collega hebben rechtmatig gehandeld. Jacob wordt (rechtmatig) aangehouden op verdenking van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs, te weten heroïne (art. 2 onder C jo. art. 10 lid 3 Opiumwet). Dit bleek namelijk in de weggegooide zakjes te zitten. Na voorgeleiding op het politiebureau wordt Jacob op bevel van de Hulpofficier van Justitie conform de wettelijke regeling opgehouden voor onderzoek in verband met dit feit, en vervolgens in verzekering gesteld. Het onderzoek naar de zaak blijkt complexer dan gedacht, nu er sterke aanwijzingen zijn dat Jacob de spin is in een omvangrijk drugsnetwerk. In verband hiermee wordt Jacob intensief verhoord. Drie dagen na zijn aanhouding wordt Jacob voorgeleid aan de Rechter-Commissaris, teneinde de rechtmatigheid van Jacobs inverzekeringstelling te toetsen op grond van art. 59a Sv.

Vraag 6

Zal de R-C de inverzekeringstelling rechtmatig oordelen? 

Stel: Jacob wordt vervolgd wegens het opzettelijk aanwezig hebben van drugs, te weten heroïne (art. 2 onder C jo. art. 10 lid 3 Opiumwet). Tot de bewijsmiddelen bezigt de rechtbank (onder andere) de verklaring van Peter Veenstra, de jongen met wie Jacob sprak op de fiets – vlak voordat Algra beide jongens staande hield. Peter Veenstra wordt ook vervolgd vanwege het opzettelijk aanwezig hebben van drugs. Hij kan echter niet als medeverdachte van Jacob worden aangemerkt omdat hun zaken niet gevoegd worden behandeld.

Peter heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hieruit volgt onder andere dat Jacob de vaste drugsleverancier is van Peter, en tevens dat Jacob bakken met geld verdient door zijn succesvolle drugshandel. De opsporingsambtenaar die de verklaring van Peter heeft afgenomen, Jaap, is net terug van vakantie en zit met zijn gedachten nog op het strand van Ibiza. Jaap vergeet Peter te wijzen op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand waardoor Peter geen advocaat heeft kunnen raadplegen voorafgaand aan zijn eerste politieverhoor.

Ter zitting doet de raadsman van Jacob een (voldoende gemotiveerd) beroep op art. 359a Sv, dat hij niet aan de Rechter-Commissaris kon voorleggen. De raadsman stelt dat er een schandelijk vormverzuim heeft plaatsgevonden, nu voor het bewijs van zijn cliënt de verklaring van Peter Veenstra is gebezigd, die is afgelegd zonder dat Veenstra een advocaat heeft kunnen raadplegen. Hierdoor dient volgens de raadsman de verklaring uitgesloten te worden van het bewijs.

Vraag 7a

Zal de rechtbank meegaan met het verweer van de raadsman van Jacob en de verklaring van Peter uitsluiten van het bewijs? Licht uw antwoord toe.

Vraag 7b

Zou uw antwoord anders luiden – en zo ja, hoe – wanneer Jaap een paar ‘ouderwetse verhoormethoden’ heeft toegepast en Paul daardoor ontoelaatbaar onder druk heeft gezet? Licht uw antwoord toe.

Stel: Jacob heeft zelf twee verklaringen afgelegd, één bij de politie en één bij de rechter-commissaris. In de verklaring bij de politie stelt Jacob dat er sprake is van een grote misslag. Het was namelijk niet híj die de drugs verhandelde, maar zijn tweelingbroer Jeppe. Jacob was op dat moment gewoon thuis en hielp zijn moeder met koken, en is de hele dag niet in het Kronenburgerpark geweest.

Bij de Rechter-Commissaris verklaart Jacob anders: “Nu ik er goed over nadenk, ben ik die dag toch wel even in het Kronenburgerpark geweest. Ik doe daar regelmatig een wandelingetje.”

De rechtbank zit in bewijsnood en wil beide verklaringen van Jacob gebruiken voor het bewijs.

Vraag 8a

Is dit mogelijk? Licht uw antwoord toe.

Stel, anders dan hiervoor: de rechtbank wil slechts de eerste zin gebruiken van de verklaring die Jacob heeft afgelegd bij de Rechter-Commissaris.

Vraag 8b

Mag de rechtbank dit doen? Motiveer uw antwoord!

Antwoordindicatie

Vraag 1

Ja, het middel heeft kans van slagen. De weigering een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden mag door de rechter nooit als bewijsmiddel worden gebruikt.

Vraag 2

Ja, in cassatie kan met kans op succes worden geklaagd over het gebruik van procesverbaal van de verklaringen die Fardau bij de politie heeft afgelegd als bewijsmiddel, omdat de verdachte en zijn raadsman het ondervragingsrecht niet hebben kunnen uitoefenen.

Op grond van art. 6 lid 3 sub d EVRM heeft de verdachte het recht alle getuigen die belastende verklaringen hebben afgelegd te ondervragen. In deze casus is de getuige Fardau wel ter terechtzitting verschenen, maar heeft daar geen verklaring willen afleggen. Volgens het EHRM (Vidgen t. Nederland) en de Hoge Raad (Uitoefening ondervragingsrecht) heeft de verdachte (Harwin) hierdoor zijn ondervragingsrecht niet kunnen uitoefenen. Het EHRM heeft toegestaan dat de rechter gebruik maakt van verklaringen van getuigen ondanks het feit dat de verdachte zijn ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. De voorwaarden hiervoor heeft het Hof uiteengezet in Al-Khawaja en Tahery t. VK. Ten eerste moet de rechter beoordelen of er een goede reden was om de getuige niet te horen. Daarvan is sprake, want Fardau weigert om een verklaring af te leggen. Ten tweede moet de rechter beoordelen of de verklaring van Fardau ‘sole or decisive’ bewijs is voor de bewezenverklaring. Daarvan is sprake, omdat alleen uit de verklaring van Fardau blijkt dat de auto is gekocht van geld verdient met de hennepteelt. Omdat er sprake is van een ‘sole or decisive’ getuigenverklaring, moet de rechter vervolgens beoordelen of er voldoende ‘counterbalancing factors’ (compenserende factoren) zijn voor de verdachte om te worden gecompenseerd voor het niet kunnen horen van de getuige. Uit de casus blijkt niet dat er sprake is van ‘counterbalancing factors’.

Vraag 3

Ja, in cassatie kan met succes over de beslissing van het gerechtshof worden geklaagd. De raadsman verklaart dat hij zich uitdrukkelijk gemachtigd voelt. Daar dient de rechter op grond van art. 279 lid 1 Sv genoegen mee te nemen. Volgens de Hoge Raad (in het op het hoorcollege besproken arrest ECLI:NL:HR:2016:2243) mag de rechter niet onderzoeken of de raadsman écht gemachtigd is. Ook niet als blijkt dat de raadsman hierover kennelijk niet met de verdachte gesproken heeft. De raadsman zal derhalve het woord ter verdediging moeten krijgen.

Vraag 4

De twee juridisch relevante redenen waarom Welmoed wegens dit strafbare feit niet een strafbeschikking mocht uitvaardigen zijn:

(1) Het uitvaardigen van strafbeschikkingen waarin een taakstraf wordt opgelegd van meer dan 120 uur mag niet worden gemandateerd, op grond van art. 3 Besluit van 6 mei 2013 (etc.): “De officier van justitie draagt de uitoefening van een bevoegdheid niet op aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de bevoegdheid betrekking heeft op: (…) het uitvaardigen van een strafbeschikking waarin een taakstraf wordt opgelegd waarvan de duur honderdtwintig uren overstijgt (…)”. In deze casus overschrijdt de oplegging van de taakstraf de 120 uren. Dat betekent dat Wimmie de strafbeschikking niet had mogen opleggen.

(2) Op grond van art. 257c lid 1 Sv had Harwin moeten worden gehoord en daarbij hebben verklaard bereid te zijn de straf te voldoen dan wel zich aan de aanwijzingen te houden. Dit is niet gebeurd.

Vraag 5

Jakob heeft zich niet schuldig gemaakt aan wederspannigheid, omdat het verzet werd gepleegd tegen ambtenaren die niet werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening (zie art. 180 Sr). Immers: om hem te mogen fouilleren, diende Jakob eerst te worden aangehouden. Zie daartoe expliciet art. 56 lid 4 Sv. Dat is blijkens de casus echter niet gebeurd. De raadsman had op dit punt (dus) gelijk, en de rechtbank ook. Een volledig goed antwoord bestond i.e.g. uit de volgende (beschreven/gemotiveerde) kernelementen: Jakob was voorafgaand aan de fouillering niet aangehouden / hoewel dit op grond van art. 56 lid 4 Sv was vereist / juiste conclusie: Jakob niet schuldig aan wederspannigheid.

Vraag 6

Om dit te kunnen beoordelen, dient de R-C de vijf toetspunten bij langs te gaan. Al deze 5 punten dienden te zijn voorzien van een op de casus betrokken beoordeling. Toetspunten: (1) verdachte/redelijke verdenking? Ja; Jakob wordt gezien als een centraal figuur in een omvangrijk drugsnetwerk (mogelijk heeft Jakob elders nog veel meer heroïne aanwezig); ook werd goed gerekend: er zijn zonder meer feiten en omstandigheden die een redelijk vermoeden van schuld aan aanwezigheid heroïne behelzen (waarnemingen verbalisant en vondst van door Jakob weggegooide zakjes) (2) geval voorlopige hechtenis? Ja; op het feit staat meer dan 4 jaar (3) was het in het belang van het onderzoek/ bestond er een onderzoeksbelang? Ja; complexe zaak, noodzaak verhoor; (4) vormvoorschriften in acht genomen? Ja; alles conform de wet (gegeven; zie casus); (5) strijd met overige ongeschreven gronden/ beginselen? Geen aanwijzingen. Conclusie: de R-C zal de inverzekeringstelling rechtmatig oordelen.

Vraag 7a

Nee. Jakob is niet geschonden in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, ofwel: er is niet voldaan aan de Schutznorm (relativiteitseis). Zie nader het onderdeel over onregelmatigheden in het vooronderzoek. Degene die dient te klagen over een dergelijk vormverzuim, is Peter (in zíjn strafzaak).

Vraag 7b

Ja: dan dient de verklaring wel uitgesloten te worden van het bewijs voor de zaak van Jakob. Dus het feit dat aan het vereiste van de Schutznorm t.a.v. Jakob niet is voldaan, maakt dan niet meer uit. Schending van het pressieverbod wordt gezien als een zodanig zwaar verzuim dat bewijsuitsluiting in zijn algemeenheid dient te volgen. (Zie boek p. 544).

Vraag 8a

Ja: zie het arrest ‘Niet om een leugentje verlegen’:

  • De rechtbank dient dan de eerste verklaring van Jakob aan te merken als kennelijk leugenachtig (alleen afgelegd ter bemanteling van de waarheid) en kan deze vervolgens opvoeren als bewijsmiddel;
  • De kennelijke leugenachtigheid van de eerste verklaring dient echter wel te volgen uit andere bewijsmiddelen dan de tweede verklaring van Jakob.
  • Vervolgens kan de rechtbank de tweede verklaring van Jakob gebruiken als bewijsmiddel voor de aanwezigheid van Jakob in het Kronenburgerpark.

Vraag 8b

Ja, de rechtbank mag slechts de eerste zin van de verklaring van Jakob bezigen voor het bewijs; zij mag een verklaring ‘splitsen’ vermits de verklaring niet wordt gedenatureerd. Het splitsen van de verklaring van Jakob leidt in casu beslist niet tot denaturering van de verklaring. Met andere woorden: door het weglaten van ‘ik doe daar regelmatig een wandelingetje’ wordt de verklaring op geen enkele wijze uit haar verband gerukt (de verklaring krijgt niet een geheel andere betekenis).

Check page access:
Public
This content is related to:
Check more or recent content:

Strafrecht 3 - Recht - B3 - RUG - Oefenmaterialen

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2019 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2019 (1)


Vragen

Casus "Jeugdvriendinnen"

Sanne Simons en Paula Peters zijn al vanaf de basisschool vriendinnen. Na de middelbare school zijn ze verschillende wegen ingeslagen. Sanne is gaan studeren en werkt inmiddels als CEO bij een bank. Paula is gelijk na de middelbare school voor zichzelf begonnen en verkoopt handgemaakte sieraden. Het bedrijfje van Paula loopt aardig, maar Paula wil een volgende stap maken. Daarvoor heeft ze een 3D-printer nodig.
Tijdens een filmavond vertelt Paula haar plannen aan Sanne. Ook Sanne is gelijk enthousiast en wil Paula graag helpen. Sanne stelt voor om Paula €10.000 uit te lenen, zodat Paula een industriële 3D-printer kan kopen. Omdat ze beide verwachten dat deze investering zich al snel gaat terugverdienen spreken de vriendinnen af dat Paula na een jaar de €10.000 weer terug zal betalen. Als vergoeding spreken ze af dat Sanne in plaats van rente een sieraad krijgt van Paula. De dag daarna maakt Sanne de €10.000 over naar Paula.

Een jaar verstrijkt en Sanne heeft al een tijd niets meer van Paula gehoord. Omdat ze de €10.000 die ze heeft uitgeleend goed kan gebruiken voor de verbouwing van haar keuken, stuurt ze een e-mail naar Paula waarin ze vraagt het geld weer terug te geven. Daarop reageert Paula niet. Sanne besluit om dan maar persoonlijk bij Paula langs te gaan. Als ze aanbelt bij het huis van Paula in Den Haag, wordt de deur niet opengedaan. Wel roept Paula uit het raam op de eerste etage: ‘Rot op, ik wil niets met je te maken hebben! En dat geld krijg je echt niet terug. Daarvan heb ik drank gekocht en die heb ik helemaal opgezopen’.

Boos gaat Sanne naar de politie om aangifte te doen. Naar aanleiding van de aangifte besluit de officier van justitie om Paula aan te houden op verdenking van verduistering (art. 321 Sr). De officier van justitie geeft vervolgens ook een bevel tot inverzekeringstelling. Daarna beroept Paula zich echter op aanraden van haar raadsman op haar zwijgrecht en zegt niets tijdens de verhoren bij de politie.

De officier van justitie vindt dat Paula nog langer vast moet blijven zitten. De officier van justitie heeft namelijk nog steeds vragen over de mogelijke verduistering en wil doorgaan met het verhoren van Paula. Bovendien stelt de officier van justitie dat Paula wel eens naar Oostenrijk kan vluchten als ze wordt vrijgelaten, omdat haar ex-vriend daar woont, en dat hij geen zin heeft in het gedoe om haar dan weer terug naar Nederland te halen. Daarom doet de officier van justitie een vordering tot bewaring bij de rechter-commissaris.

De raadsman van Paula wil de voorgeleiding waarop de vordering tot bewaring wordt behandeld graag goed voorbereiden. Daarom doet hij aan de officier van justitie het verzoek om kennis te mogen nemen van het proces-verbaal met de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (1)


Vragen

Casus ’Zware Enveloppen’

Op dinsdag 5 juni 2017 controleert de douanier Eva op luchthaven Eindhoven de passagiers die naar Colombia willen vliegen. Eva kan volgens art. 11:3 van de Algemene Douanewet worden aangemerkt als een bijzonder opsporingsambtenaar. Rond 14.00 uur komt Bart de Graaf langs de douanepost. Eva wil weten of Bart nog dingen bij zich heeft die hij moet aangeven bij de douane. Daarom vraagt zij onder meer naar de hoeveelheid geld die Bart bij zich heeft, omdat het op grond van art. 10:1 lid 5 Algemene Douanewet strafbaar is om zonder melding meer dan €10.000 in contanten uit te voeren. Bart antwoordt dat hij slechts een paar euro’s bij zich heeft.

Als onderdeel van de routinecontrole onderzoekt Eva de bagage die Bart heeft meegebracht. In de handbagage vindt zij een dagboek. Als Eva door het dagboek bladert, ziet ze meerdere enveloppen. Bij het openen van een envelop ziet Eva verschillende briefjes van €500,- zitten. Wanneer zij Bart daarop voor de tweede keer vraagt hoeveel geld hij eigenlijk bij zich heet, haalt hij eerst zijn schouders op en zegt daarna: “€45.000”.

Hierop besluit Eva haar teamleider van de douane, Herman, erbij te roepen. Die vindt nader onderzoek wenselijk. Hij zegt tegen Bart dat die zijn vlucht wel kan vergeten en neemt Bart mee voor een diepgaande controle. In het gesprek dat volgt vraagt Herman onder meer waar het geld vandaan komt, wat het doel van de Barts reis is en waarom Bart zijn geld meeneemt in een dagboek. Bart antwoordt dat hij naar Colombia vliegt om mee te doen aan een darttoernooi, dat hij het geld wil gebruiken om dit darttoernooi mee te betalen en dat hij het geld de afgelopen jaren heeft gewonnen bij eerdere darttoernooien. Herman maakt vervolgens een proces-verbaal op waarin hij opschrijft wat Bart aan hem heeft verteld.

Om 17.00 uur komt de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) langs om Bart aan te houden. Zij zijn door de officier van justitie gemachtigd om Bart aan te houden aangezien hij wordt verdacht van witwassen (art. 420bis Sr). Deze verdenking volgt uit het feit dat Bart €45.000 in contanten in bezit heeft. Het bezitten van zoveel contant geld is een algemeen bekende indicatie van witwassen. Bart wordt meegenomen naar het kantoor van de FIOD en voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Die stelt Bart op de hoogte van zijn rechten, waaronder het recht op een advocaat. Bart geeft aan dat hij wel een advocaat wil spreken. Maar als er twee uur nadat de hulpofficier van justitie dit verzoek heeft doorgegeven nog steeds geen advocaat is gekomen, zegt Bart tegen de opsporingsambtenaren van de FIOD dat hij niet langer op een advocaat wil wachten. Daarop wordt Bart verhoord zonder dat hij met een advocaat heeft kunnen spreken. Nadat hij de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (2)


Vragen

Casus ‘Koningsdag’

Op 30 april 2018, de maandag na Koningsdag, doet D.C. (Dunja) Wijnakker bij de politie aangifte van diefstal: ‘Ik zag afgelopen vrijdagochtend, 27 april 2018, vanuit mijn woning aan de Geeldijk 24 in Ter Aker, mijn buurman, Brutus Boon, om mijn huis heenlopen en vanuit mijn achtertuin mijn niet afgesloten bakfiets meenemen. Ik was te verbaasd om er iets van te zeggen, en heb dat achteraf ook niet gedaan. Brutus is namelijk nogal agressief en we hebben vorige maand flinke ruzie gehad over de tuinschuur. Hoewel de bakfiets niet erg nieuw meer was, kon je er nog prima op fietsen. Ik heb Brutus zeker geen toestemming gegeven om hem mee te nemen.’ De aangifte wordt volgens de voorschriften geverbaliseerd. De politie kent Brutus wel van wat eerdere akkefietjes waarbij hij veel last heeft veroorzaakt voor anderen. Peter de Vries, inspecteur van politie en hulpofficier van justitie, vindt dat er wat moet gebeuren en laat, met een machtiging van de officier van justitie, Brutus op 1 mei 2018, om 8.00 uur ‘s ochtends buiten heterdaad aanhouden en beveelt daarna hem op te houden voor verhoor.

Tijdens zijn verhoor wil Brutus niets zeggen, hoewel hij op zijn rechten en plichten is gewezen en overlegd heeft met zijn raadsman. Peter wil toch meer weten over de vermeende diefstal van de bakfiets, en bovendien een spoedrapportage laten opmaken door de reclassering over Brutus zijn persoonlijke omstandigheden. Hij stelt Brutus op 1 mei 2018 om 13.00 uur in verzekering. Uiteindelijk wordt Brutus door zijn raadsman overgehaald om te gaan verklaren en vertelt hij in diens bijzijn aan de politie: ‘Ik moest die ochtend extra vroeg weg, omdat ik bij de gemeente Utrecht werk en moest helpen met handhaving. Normaal ga ik met de scooter, maar uitgerekend die ochtend had ik een lekke band. Ik zal de dag ervoor wel door glas zijn gereden ofzo. Hoe dan ook, ik raakte in paniek omdat de koninklijke familie naar Utrecht kwam en het een rommeltje zou worden als ik er niet was. Toevallig zag ik in de achtertuin van de buren een bakfiets staan, bovendien niet op slot. Ik ben om het huis heengelopen, heb die bakfiets gepakt en ben daarop naar de stad gefietst. Toen ik de bakfiets wilde wegzetten begreep ik waarom hij niet op slot stond: het slot wilde niet dicht. Er zat niets anders op dan de bakfiets zo te laten staan. Toen ik hem ’s avonds terugzocht was hij weg. Ik ben met de tram teruggegaan. Ik durfde niets tegen de buurvrouw te zeggen omdat zij altijd irritant doet. Daarom zou ik die bakfiets sowieso niet terugbrengen, maar gewoon ergens in de sloot gooien.’ Zijn verklaring wordt correct geverbaliseerd en door Brutus ondertekend.

Op 4 mei 2018 wordt Brutus om 10.00 uur ’s

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Lees het volgende fragment:

Uitspraak
16 september 2014, Strafkamer, nr. S 12/05887 SG/LBS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2013, nummer 23/000289-11, in de strafzaak tegen:
Harwin Bakker, geboren te Wijnaldum op 15 februari 1981.

1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O. Maaskamp, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal U.O.C.N Schippers heeft geconcludeerd tot (..).

2 Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten onrechte mede heeft doen steunen op de omstandigheid dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.

2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:

"hij op 6 april 2009 te Amsterdam een auto Audi A4 TD, kenteken [XZ-MG-84], voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."

2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:

"8. Proces-verbaal van verhoor van de verdachte met nummer 2009092786-21 van 6 april 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Frits Venema (dossierpagina 46 en verder).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:

Vraag: we hebben je auto - een Audi kenteken [XZ-MG-84] - in beslag genomen. Hoe kom je aan dit waardevolle goed?

Antwoord: Ik wil daar geen antwoord op geven."

(..)

Dit arrest is gewezen door de vice-president B.I.B. van Duinen als voorzitter, en de raadsheren V. Boersma en E.T.G.M.E.I. Geertsma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2015.

Vraag 1

Heeft het middel kans van slagen?

Stel, anders dan hierboven:

Het gerechtshof heeft dit proces-verbaal niet tot het bewijs gebezigd. Wel is onder de bewijsmiddelen het deel van een proces-verbaal opgenomen waarin de verklaring is weergegeven die Fardau Sonnema, de vroegere vriendin van Harwin Bakker, tegenover de politie heeft afgelegd. Die verklaring luidt als volgt: 'Ja, die Audi. Daar was Harwin maar wat blij mee. Die heeft hij gekocht van geld dat hij had verdiend met de hennepteelt.' Fardau is naar aanleiding van deze verklaring door het Hof opgeroepen om als getuige te worden gehoord. Alleen uit haar verklaring bij de politie kan namelijk worden afgeleid dat Harwin de auto heeft gekocht met geld dat hij in de hennepteelt heeft verdiend. Er zijn wel andere personen die verklaren dat Harwin de betreffende Audi heeft gekocht. Kort nadat Fardau bij de politie heeft verklaard, heeft Fardau het weer bijgelegd met Harwin.

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (2)


Vragen

Lees het volgende fragment:
Uitspraak
8 november 2015, Strafkamer, nr. S 15/04611, AJ/CB

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 juli 2014, nummer 22/000636-13, in de strafzaak tegen: Wietse Kruimel, geboren te Urk op 4 mei 1985.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal J.B. Veltman heeft geconcludeerd(..).

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de onrechtmatige aanhouding en het daarop volgende onrechtmatige onderzoek in de auto en de onrechtmatige fouillering van de verdachte een vormverzuim opleveren in de zin van art. 359a Sv.

2.2.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 22 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 643,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.3.
Het Hof heeft de verdachte van het hem tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:

"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat de staandehouding, de aanhouding en de fouillering van de verdachte en de doorzoeking van de auto onrechtmatig zijn geweest. Volgens de verdediging zou dit dienen te leiden tot uitsluiting van de bewijsmiddelen die ten gevolge van dit onrechtmatig handelen zijn verkregen, wat weer dient te leiden tot vrijspraak.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Uit het dossier blijkt het volgende. Op zaterdag 21 mei 2009 omstreeks 20:44 uur krijgen verbalisanten O. Jakobsen en N. Veldstra een melding van beroving met een vuurwapen in het Willem Dreespark te Den Haag door twee verdachten. Het zou om een blanke man met sportkleding gaan en een negroïde man met een zwarte jas en een muts. Kort daarop kregen zij de melding dat er een witte combo met daarin twee mannen was weggereden bij het Willem Dreespark die mogelijk iets met de beroving te maken hebben. Op dat moment wordt door verbalisant Jakobsen in de binnenspiegel van de surveillancewagen gezien dat er een witte combo met daarin twee mannen achter de surveillancewagen reed, komende uit de richting van het Willem Dreespark. De verbalisanten hebben de witte combo een stopteken gegeven. Aan dit bevel is voldaan. Toen de combo stilstond zijn de verbalisanten uitgestapt en hebben zij de verdachte en de medeverdachte aangehouden ter zake van diefstal met geweld. Vervolgens is de verdachte door collega verbalisanten vervoerd naar het bureau van politie Zuiderpark.

Naar

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (1)


Vragen

Casus 1

Uitspraak 3 november 2015
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Hengelo, zittingsplaats Hengelo, van 15 december 2012, in de strafzaak tegen Erik Schoenmaker, geboren te Urk op 10 mei 1956.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N.K. Ravolkovic, advocaat te Vriezenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal L.K. Lievendal heeft geconcludeerd (..) .

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte dan wel bewijsuitsluiting op onjuiste gronden, althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.

2.2.1.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen: "De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De politie heeft bij de aanhouding van de verdachte gehandeld in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: de Ambtsinstructie) door bij die aanhouding gebruik te maken van vuurwapens. Het hof is van oordeel dat het gebruiken van vuurwapens bij de aanhouding van verdachte inderdaad in strijd was met de Ambtsinstructie. Verdachte had immers voordat hij wegvluchtte zijn rijbewijs aan de verbalisanten getoond, waardoor zijn identiteit bij de verbalisanten bekend was. De verbalisanten hebben niet geschoten ter afwending van dreigend gevaar. Zij hebben de verdachte, nadat hij met een personenauto op een verbalisant was ingereden, immers achternageschoten. Het hof is echter van oordeel dat het handelen van de verbalisanten in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Het hof komt reeds hierom niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar-ministerie, zoals door de raadsman is bepleit. Evenmin zal dit handelen tot bewijsuitsluiting leiden. Bovendien heeft verdachte zichzelf in de situatie gebracht dat de politie zich genoodzaakt voelde om een vuurwapen te gebruiken, door weg te rennen terwijl hij door een verbalisant onder schot werd gehouden."

Vraag 1a

Het Hof oordeelt dat het handelen in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim oplevert in de zin van art. 359a Sv. Is dit oordeel juist? Rechtsvraag: is handelen in strijd met art. 7 Ambtsinstructie een “vormverzuim” i.d.z.v. art. 359a Sv?

Vraag 1b

Stel: het handelen in strijd met de Ambtsinstructie levert wel een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv op.

Aan de hand van welk criterium moet in dat geval naar geldend recht worden beoordeeld of het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard? Is aan dit criterium voldaan?

Rechtsvraag: wat is

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (2)


Vragen

Uitspraak

Uitspraak 14 februari 2014
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 juli 2007, in de strafzaak tegen: Juan Puntaverde, geboren te Barcelona, Spanje op 28 juni 1978.

1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd (..)

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.

2.2.
De verdachte is gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2007. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt het volgende in: ‘De verdachte, hoewel behoorlijk gedagvaard als: Juan Puntaverde, geboren te Barcelona, Spanje, op 28 juni 1978, niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats, is niet verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F. van der Meij, advocaat te Amsterdam, die desgevraagd verklaart zijn cliënt heden niet te verwachten, al een jaar geen contact meer met hem te hebben en door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat zowel op de datum van het uitreiken van de dagvaarding als drie dagen voor de zitting en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Op vordering van de advocaat-generaal verleent de voorzitter namens het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.’

De advocaat heeft in cassatie - door middel van aanhechting aan de schriftuur - overgelegd een aan de verdachte gericht schrijven van Dirk Oldenbroek, Casemanager Latijns-Amerika en de Caraïben (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Consulaire Zaken en Migratiebeleid, Consulaire aangelegenheden, Den Haag) van 21 mei 2014, waarin staat: ‘Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van vandaag, waarin u mij ten behoeve van een juridische aangelegenheid alhier om een detentieverklaring verzocht, bevestig ik hierbij dat u op 2 juni 2007 in Argentinië gearresteerd en gedetineerd werd en dat u op 15 mei 2011 door de bevoegde Argentijnse autoriteit werd uitgezet en aldus dat land verlaten heeft.’

Vraag 1

Heeft het middel kans van slagen?

Vraag 2a

Welke korting

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (1)


Vragen

Uitspraak

(…)

2 Beoordeling van het middel

2.1.

Het eerste middel klaagt over het feit dat het Hof de bewezenverklaring slechts heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

hij, op 4 januari 2013 te Groningen, Eline Verhagen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk aan voornoemde Eline Verhagen een dreigbrief te sturen met daarin de volgende boodschap: “Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”

2.2.2.

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende twee bewijsmiddelen:

1.

Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-1, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Eline Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:

‘Vanwege een zeer schokkende gebeurtenis die heeft plaatsgevonden wil ik aangifte doen van bedreiging door middel van een dreigbrief. Gisteren, 4 januari 2013 omstreeks 19.30 uur, was ik bij mijn oma, woonachtig op de Plutolaan 515 te Groningen, waar ik tijdelijk verblijf wegens financiële problemen. Zij stelde mij op de hoogte van het feit dat er een brief door de brievenbus was gegooid, gericht aan mij. Deze brief was afkomstig van mijn ex-man, Bart de Groot, te herkennen aan zijn typerende handschrift. In de brief stond vermeld dat Bart mij had opgegeven als de ontvoerder van ons dochtertje en dat hij mij en mijn oma binnenkort een bezoekje zou brengen met, ik citeer, “de nodige middelen om mijn dochter voor eens en altijd terug te krijgen. Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”’

2.

Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-2, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Sasja Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:

‘Graag wil ik aangifte doen van bedreiging door Bart de Groot, gepleegd op 4 januari 2013, omstreeks 20.00 uur. Nadat ik, mijn kleindochter en achterkleinkind hadden gedineerd, schoot mij te binnen dat er een brief was binnengekomen voor Eline. Nadat zij de brief had geopend en gelezen, zag ik dat zij schrok en overstuur werd. De tranen liepen haar over de wangen. Vervolgens heb ik zelf de brief doorgelezen en ook ik herkende Bart zijn handschrift. De inhoud was zeer shockerend. Hierna zag ik dat Eline helemaal wit was weggetrokken en

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (2)


Vragen

Uitspraak

(…)

2 Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
hij op 3 juli 2011 te Amsterdam Frida Langeveld heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Frida Langeveld telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet uitkijken waar je gaat staan. Ik zal je komen afmaken."

2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1.
Een proces-verbaal van aangifte van 18 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar F.L. Zusjes. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover verbalisant afgelegde verklaring van Frida Langeveld:
‘Ik wil aangifte doen van bedreiging, gepleegd op de Reguliersdwarsstraat 75a te Amsterdam. Gisteren was ik bij mijn moeder. Dirk van Slangen belde mij op mijn mobiele telefoon. Dirk zei dat hij mij had opgegeven als ontvoerder van ons kindje. Hij zei letterlijk tegen mij: "Je moet uitkijken waar je gaat staan. Ik zal je komen afmaken" Hij hing de telefoon op. Na een aantal minuten belde Dirk mij weer op.’

2.
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar F.L. Zusjes. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover verbalisant afgelegde verklaring van Nadia Karia:
‘Ik hoorde dat de mobiele telefoon van mijn dochter Frida Langeveld overging. Ik zag dat Frida de telefoon opnam. Ik zag dat Frida schrok en ging huilen. Na het telefoontje zei Frida dat ze Dirk van Slangen aan de telefoon had. Daarna hoorde ik dat de telefoon van Frida nog een keer overging. Ik zag en hoorde dat Frida de telefoon opnam en op de luidspreker zette. Ik hoorde aan zijn stem dat Dirk belde. Ik zag dat Frida hysterisch werd. Ze kon alleen nog maar huilen. Zo bang is ze voor Dirk.’

Vraag 1

Is art. 342 lid 2 Sv naar Uw oordeel geschonden?

Vervolg casus

Stel:

De raadsman van de verdachte heeft in eerste aanleg, een maand voor de terechtzitting, aan de officier van justitie verzocht om Frida Langeveld op te roepen voor de terechtzitting. Deze heeft daarop contact opgenomen met Frida.
Zij gaf tegen de officier van justitie aan er erg tegenop te zien ter terechtzitting te moeten getuigen. Het zou alle herinneringen aan dat vreselijke telefoongesprek weer boven brengen. Ze was bang dat ze daar nachten niet van zou kunnen slapen.

Vraag 2

Biedt ons Wetboek van Strafvordering de officier van justitie in dit geval de mogelijkheid om oproeping van Frida Langeveld te weigeren?

Vervolg casus

Stel:

De officier van justitie laat oproeping achterwege.

Ter terechtzitting verzoekt de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (1)


Vragen

Casus

De twee opsporingsambtenaren Tonnie en Ronnie zijn op een nachtelijke surveillance in de straten van Amsterdam-West. Na hier en daar wat akkefietjes omtrent overlast te hebben opgelost, ontvangen ze een telefoontje van de meldkamer van de regiopolitie. Het betreft een melding over een vermeende inbraak, een aantal straten verderop van hun huidige locatie. Eenmaal bij de woning aangekomen, ontdekken zij dat het raam van de deur van buitenaf is ingeslagen (te herkennen aan al het glas wat binnen op de deurmat ligt), en zo gemakkelijk de deur te openen is. Naast een enkele bloeddruppel is er verder geen spoor van de inbreker te bekennen. Vervolgens komt de oudere buurvrouw aanwandelen, die verklaart dat zij degene was die de melding heeft gemaakt, en dat de bewoners van het pand, Johan en Mirjam de Vries, tijdelijk op vakantie zijn. Zij is door hen aangewezen om het huis in de gaten te houden en de kat dagelijks eten te geven. De buurvrouw weet Tonnie en Ronnie te vertellen dat de inbreker ‘hun tabletten en dure, nieuwe spelcomputer’ heeft weggenomen. Na verdere uitleg is het duidelijk dat het gaat om twee iPads en een Playstation 4. Daarnaast vertelt de buurvrouw dat zij een man in trainingspak en met grote sporttas heeft zien lopen in de straat. Op basis hiervan besluiten Tonnie en Ronnie de straten te verkennen. In een drukke straat vol cafés en dronken mensen zien ze een man in trainingspak en met grote sporttas iedereen aan de kant beuken, om zich zo snel mogelijk een weg uit de menigte te banen. Snel gaan ze erachteraan, terwijl Tonnie ondertussen de officier van justitie belt. Van hem krijgen ze een bevel om de man buiten heterdaad aan te houden op verdenking van diefstal met verbreking (art. 311 lid 1 sub 5 Sr). Uiteindelijk krijgen ze de man te pakken en houden hem aan. Na een korte ondervraging geeft de man, genaamd Govert van Hek, toestemming om zijn sporttas te onderzoeken. Zoals verwacht is deze gevuld met twee iPads en een Playstation 4, en wordt de sporttas in beslag genomen. Vervolgens wordt Govert meegenomen naar het politiebureau.

Govert wordt de volgende ochtend meteen voorgeleid aan de officier van justitie. Deze probeert een bekentenis uit Govert te krijgen, maar zonder succes. Govert blijft volhouden dat hij niet de dader is en rept geen woord over hoe de spullen dan toch in zijn tas terecht zijn gekomen. Voorafgaand aan dit verhoor heeft hij met zijn raadsman, mr. Riddersma, gesproken. Na het verhoor wordt Govert in verzekering gesteld omdat de officier van justitie van plan is hem verder te (laten) verhoren. Ook wil hij onderzoeken of het raadzaam is dat Govert langer in voorarrest blijft, na zijn inverzekeringstelling.

Vraag 1

Is de aanhouding van Harold rechtmatig?

Vervolg casus

Na

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (2)


Vragen

Casus 1

Op een prachtige zomerdag in juli in het pittoreske Groningse plaatsje Oude Pekela besluit Dirk Durksma, actief lid van de Hells Angels, om op zijn Harley Davidson eens flink wat kilometers te maken. Echter, nog voordat hij de snelweg betreedt, komt hij de bejaardenvereniging van het dorp tegen die net begonnen zijn aan hun jaarlijkse fietstocht. De begeleider van de fietstocht ziet en hoort Dirk aanstormen, en sommeert tevergeefs de traag reagerende bejaarden om te stoppen. Vervolgens begint hij wild met zijn armen te zwaaien om Dirk zijn aandacht te trekken, maar het mag niet baten. Doordat Dirk de toegestane snelheid fors overschrijdt en daardoor de begeleider pas op het laatste moment ziet, kan hij de groep niet meer ontwijken en veroorzaakt een ongeval waarbij de begeleider letsel oploopt.

Door het ongeval heeft Dirk veel woede opgewekt bij de bejaardenvereniging en andere inwoners van Oude Pekela. Na een storm van dreigementen is hij ter bescherming, nadat hij was aangehouden en na de inverzekeringstelling, een paar dagen in voorlopige hechtenis gehouden.

Na zijn vrijlating blijft het stil aan de kant van het Openbaar Ministerie (OM), dat Dirk had beloofd om hem zo snel mogelijk op de hoogte te stellen over een eventuele verdere vervolging. Omdat hij binnenkort met de Nederlandse Hells Angels richting Duitsland vertrekt om ditmaal de Autobahn onveilig te maken, besluit Dirk een telefoontje te plegen naar de officier van justitie (OvJ). Die geeft aan dat er nog geen officiële beslissing is genomen omtrent een verdere vervolging, aangezien er nog een grondig opsporingsonderzoek moet worden uitgevoerd.

Vraag 1

Bestaat er een mogelijkheid voor Dirk om ervoor (proberen) te zorgen dat het opsporingsonderzoek wordt beëindigd in geval van nodeloze vertraging, en om ervoor (proberen) te zorgen dat hij een verklaring krijgt dat de zaak is beëindigd?

Vervolg casus

Stel:

Het telefoontje van Dirk heeft zijn nut gehad en ervoor gezorgd dat de OvJ besloten heeft om snel de zaak af te sluiten. Hij besluit om, in plaats van een verder opsporingsonderzoek uit te voeren, direct een strafbeschikking uit te vaardigen. Dit terwijl er alle reden bestond voor een grondig opsporingsonderzoek; de verdenking was zeer mager, met enerzijds de strikte ontkenning van Dirk dat hij ook maar iets fout had gedaan, en anderzijds de aangifte van het slachtoffer.

De OvJ neemt op grond van het bewijsmateriaal het besluit om Dirk te vervolgen op grond van art. 5 WVW en legt hem een geldboete op van €250,-.

Vraag 2

In welke opzichten was er in casu niet voldaan aan de voorwaarden om Bart in voorlopige hechtenis te kunnen nemen?

Vervolg casus

Terwijl Dirk met zijn geliefde Harley Davidson over de Autobahn scheurt, valt bij hem thuis het afschrift van de strafbeschikking op de mat. Deze is ongeveer 2 maanden na het ongeval

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Casus

Tom is een fanatieke supporter van voetbalvereniging Wormerveerse Boys. De club heeft een slechte periode achter de rug, waardoor Wormerveerse Boys troosteloos onderaan de ranglijst bungelt. De laatste wedstrijd werd ruimschoots verloren van aartsrivaal Zaandijk. Tom is het spuugzat. Hij besluit zijn opgekropte woede te koelen op de eigendommen van de vereniging Zaandijk. In de ochtend van zondag 3 april 2011 betreedt hij het sportpark van voetbalvereniging Zaandijk. Hij besprenkelt een deel van het clubgebouw met benzine en zet het gebouw vervolgens in vuur en vlam. Het gebouw brandt tot de grond toe af.

Tom is niet over een nacht ijs gegaan. Een onderdeel van zijn plan is om Jakob, supporter van Zaandijk, valselijk te beschuldigen van het stichten van die brand. Tom ligt al jarenlang overhoop met Jakob. Jakob is kort geleden door de club Zaandijk geroyeerd, zo weet Tom, omdat hij meerdere keren betrokken is geweest bij supportersrellen. Na die royering heeft de woedende Jakob de voorzitter van Zaandijk toegeschreeuwd dat ze ‘vanzelf zullen merken hoe boos hij is’. Tom stapt naar de politie en verklaart dat hij op zondag 3 april 2011, omstreeks 8.00 uur, op weg van de kroeg naar huis, heeft gezien dat Jakob een jerrycan in de kofferbak van zijn auto schoof. Door naspeuringen bij de club Zaandijk is de politie inmiddels op de hoogte van het dreigement dat Jakob heeft geuit tegen de voorzitter. De voorzitter heeft daarover tegen de politie een verklaring afgelegd. Daarbij heeft ene Teun, de plaatselijke houder van een pompstation, verklaard dat Jakob op vrijdag 1 april bij hem een jerrycan benzine heeft gekocht. Het is de politie bovendien bekend dat Jakob in het verleden twee keer onherroepelijk is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting (artikel 157 Sr).

Op basis van een bevel van de OvJ wordt Jakob op 5 april 2011 aangehouden en onmiddellijk daarop in verzekering gesteld. Het doel van die inverzekeringstelling is zowel om Jakob stevig aan de tand te voelen over zijn mogelijke betrokkenheid bij de opzettelijke brandstichting als de wenselijkheid te onderzoeken van een vordering tot inbewaringstelling (artikel 157 sub 1 Sr). Na voorafgaand aan het eerste verhoor zijn raadsman te hebben geconsulteerd, geeft Jakob aan dat hij bij zijn vriend woont aan De Heerd, op nummer 10. Voor het overige beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Op 6 april 2011 gelast de Hulp-OvJ, vanwege miscommunicatie met de OvJ, de invrijheidstelling van de verdachte. De dag erop raakt de OvJ op de hoogte van de fout van de Hulp-OvJ. Op 7 april 2011 wordt Jakob opnieuw op basis van een aanhoudingsbevel aangehouden en onmiddellijk daarop in verzekering gesteld. De OvJ wil nog eenmaal onderzoeken of het wenselijk is om te vorderen dat Jakob in bewaring wordt gesteld. Op 8 april krijgt Jacob wederom de gelegenheid zijn advocaat

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Casus I

Op maandag 19 september 2011 stapt Floris van der Wouden om 07:00 uur uit de kroeg op de Grote Markt te Groningen. Hij loopt door de Papengang naar de Peperstraat om zijn fiets op te halen. In de Papengang ziet hij twee mannen dicht bij elkaar staan. Als hij de mannen passeer, ziet hij dat één van de mannen een pistool in zijn handen heeft. Op dat moment zien de mannen Floris en schreeuwt één van de mannen naar hem: ‘Waag het niet om naar de politie te gaan! We hebben een pistool en jagen zo een kogel door je kop’. Floris schrikt, rent naar zijn fiets en fietst hard naar huis.

Enkele minuten later lopen twee verbalisanten hun eerste ronde door de binnenstad van Groningen. In de Peperstraat zien zij twee mannen schichtig om zich heen kijkend uit de Papengang lopen. Dit trekt de aandacht van de verbalisanten, omdat de Papengang bekend staat als een onveilige straat: een doorgang waar regelmatig wapens worden verhandeld. De verbalisanten aarzelen geen moment en houden beide mannen, Arie en Patrick, aan op verdenking van wapenhandel (artikel 31 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 sub a WWM). Bij Arie wordt het pistool aangetroffen.

Beide mannen worden overgebracht naar het politiebureau om te worden voorgeleid aan de officier van justitie. Arie bekent direct na binnenkomst in het eerste inhoudelijke verhoor met opsporingsambtenaar De Vries.

Arie verklaart:
‘Ik had het pistool net gekocht van Patrick, omdat ik het wel stoer vond om in het bezit van een pistool te zijn. Maar ik geef toe dat dat natuurlijk nergens op slaat. Jullie mogen het pistool hebben. Jullie moeten niet mij, maar Patrick hebben, want hij is de wapenhandelaar.’

Vraag 1

Is de aanhouding van Patrick rechtmatig?

Stel, de aanhouding van Patrick is onrechtmatig. Niettemin stelt de officier van justitie Patrick in verzekering om hem nader te verhoren. Tijdens Patricks inverzekeringstelling wordt zijn woning doorzocht. In zijn woning worden vele pistolen en een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen. De pistolen en het geld worden in beslag genomen. De officier van justitie vordert na drie dagen inverzekeringstelling de bewaring, met de volgende onderbouwing:

‘Ondanks de onrechtmatige aanhouding, is de inverzekeringstelling rechtmatig. Op dit moment zijn er voldoende gronden om Patrick van zijn vrijheid te beroven. Ten eerste is het aantal schietpartijen in de binnenstad sterk toegenomen en is de veiligheid op straat in geding. Daarnaast ben ik bang dat Patrick, gelet op de ernst van het delict waar hij van wordt verdacht, naar het buitenland zal vertrekken. Ik vorder daarom de bewaring.’

De rechter-commissaris toetst na drie dagen en vijftien uur de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling op grond van artikel 59a Sv en beoordeelt de vordering tot bewaring.

Vraag 2

Kan de rechter-commissaris Patrick in bewaring

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Casus I

Op vrijdag 16 oktober 2009 om 04:00 uur belt Marten de meldkamer van de regiopolitie Groningen en doet melding van een gewelddadige diefstal. Twee mannen hebben eerder die nacht zijn woning aan de Westerhavenstraat 5b te Groningen overvallen. In de woning hebben zij Marten geschopt, geboeit en geslagen met een pistool. Marten beschrijft de daders: het waren twee blanke mannen en zij droegen grijze sweaters met capuchon en donkere trainingsbroeken. Zij hadden een rode sporttas bij zich. De twee mannen hebben Martens autosleutels en zijn auto gestolen: een donkerblauwe Renault Mégane met kenteken 00-AAW-1.

Twee opsporingsambtenaren ontvangen van de meldkamer de melding om 04:10 uur en om 06:00 uur zien zij tijdens een reguliere surveillance op de ring Groningen de donkerblauwe Renault Mégane rijden. Het kenteken komt overeen met de gestolen auto. Op de hoedenplank zien de opsporingsambtenaren bovendien een rode sporttas liggen. Daarop besluiten zij de auto een stopteken te geven. Er zit één persoon in de auto, dat is Oscar en hij voldoet aan het signalement. Hij stapt uit en gooit meteen zijn handen in de lucht. De opsporingsambtenaren twijfelen geen moment en houden Oscar aan op verdenking van artikel 312 lid 2 sub 1 en 2 Sr en brengen hem vervolgens naar het politiebureau.

Vraag 1

Is Oscar rechtmatig aangehouden?

Stel, de aanhouding heeft op rechtmatige wijze plaatsgevonden. Oscar wordt vervolgens om 09:00 uur voorgeleid aan de hulp-OvJ. Oscar heeft contact gehad met zijn advocaat Ernst Pleiten. Zijn advocaat is aanwezig bij de voorgeleiding. Oscar bekent dat hij samen met medeverdachte Joppe de gewelddadige diefstal in de woning van Marten heeft gepleegd. De hulp-OvJ stelt Oscar daarop in verzekering, omdat hij hem verder wil verhoren en daarnaast de wenselijkheid van een vordering inbewaringstelling wil onderzoeken.

Vraag 2

Kan Oscar in verzekering worden gesteld op de genoemde gronden?

Stel, de inverzekeringstelling is rechtmatig en Oscar wordt op maandag 19 oktober 2009 om 09:00 uur ’s ochtends in bewaring gesteld. Vervolgens wordt op maandag 2 november 2009 de gevangenhouding voor 90 dagen bevolen. Halverwege november 2009 wordt geprobeerd de dagvaarding ter zake van dit feit aan Oscar te betekenen. Volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA) woont Oscar aan de Heymanslaan 10 te Groningen. Daar wordt echter niemand aangetroffen. De postbode laat schriftelijk bericht achter waarin staat dat de dagvaarding gedurende een week kan worden afgehaald op het postkantoor aan het Floresplein 32 te Groningen. De dagvaarding wordt niet opgehaald. Na een week wordt zij teruggestuurd naar het OM te Groningen. Uit verificatie bij de GBA blijkt dat Oscar nog steeds aan de Heymanslaan 10 woont (sinds 1 oktober 2008). De dagvaarding wordt vervolgens op 10 december 2009 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Groningen. Het OM verstuurt de dagvaarding vervolgens als afschrift naar de Heymanslaan 10 te Groningen.

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (2)


Vragen

Casus I

Op 7 juni 2010 om 10:10 uur komt er een telefonische melding binnen van Gerda Lobetrotter bij de meldkamer van de politie Friesland dat zojuist een gewapende overval heeft plaatsgevonden op haar reisbureau E-Reizen in Leeuwarden, gelegen aan de Minnemastraat 32.

Verbalisanten Bennie Rom en Stefan Nor krijgen opdracht ter plaatse een onderzoek naar de gewapende overval in te stellen. Enige minuten later staat Bennie Rom buiten het reisbureau op de stoep en wordt hij aangesproken door een passerende automobilist. Die vertelt Bennie Rom dat hij gezien heeft dat de jongen die uit het reisbureau kwam rennen Pieter Latzak is en dat deze het huis aan de Minnemastraat 64 is binnengegaan. Pieter had een helm bij zich en hield een rugzak voor zijn borst geklemd.

Pieter Latzak is ambtshalve bekend bij deze verbalisanten, hij is eerder veroordeeld voor overvallen.

Bennie Rom en Stefan Nor lopen in de richting van Minnemastraat 64 en zien plotseling een witte Volkswagen Polo met hoge snelheid de straat inrijden. De auto komt met piepende remmen ter hoogte van Minnemastraat 64 tot stilstand en Bennie Rom en Stefan Nor zien Pieter Latzak met een rugzak tegen de borst geklemd, snel naar de witte auto rennen en instappen. De auto scheurt daarop weg in de richting van de binnenstad. Verbalisanten hollen naar hun dienstauto en zetten de achtervolging in. Bennie rijdt en Stefan neemt ondertussen contact op met de dienstdoende OvJ. Die geeft een bevel tot aanhouding van de inzittenden van de auto. Na een wilde achtervolging weten de verbalisanten om 11:00 uur precies de witte Volkswagen Polo tot stoppen te brengen. De inzittenden van de witte Volkswagen Polo worden aangehouden voor betrokkenheid bij een gewapende overval op reisbureau E-Reizen (artikel 312 Sr). De mannen worden meegenomen naar het politiebureau en aan de hulp-OvJ voorgeleid.

In de politieauto onderweg naar het politiebureau protesteert Pieter Latzak tegen zijn aanhouding. Hij zegt dat hij een regelmatige kijker is van RTL Boulevard en de juridische praatjes van Bram Moszkowicz altijd goed beluister. Bram Moszkowicz zou hebben gezegd dat aanhouden een erg ingrijpend dwangmiddel is. De uitoefening van dit dwangmiddel moet in overeenstemming zijn met de eisen van het EVRM. Zo moet het geregeld zijn bij nationaal rechter en moet dat nationale recht voldoen aan de kwaliteitseisen van ‘accessibility’ en ‘foreseeability’.

Vraag 1a

Geef aan wat volgens het EHRM onder de kwaliteitseisen van ‘accessibility’ en foreseeability’ moet worden verstaan.

Vraag 1b

Beoordeel of de Nederlandse regeling van aanhouding buiten heterdaad aan deze eisen voldoet.

Nadat Pieter contact heeft gehad met zijn raadsman, wordt hij uitgebreid verhoord. Pieter ontkent elke betrokkenheid bij de gewapende overval. Wel verklaart hij dat hij geen inkomen heeft en wel veel schulden. Pieter wordt vervolgens door de OvJ rechtmatig in verzekering gesteld.

Op 7, 8 en 9

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG

Strafrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 3 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1974
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer