Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1771 reads
Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431
Waar gaat dit arrest over?
In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?
Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?
Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?
Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274
Beschrijf de casus.
Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?
Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.
Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271
Beschrijf de casus.
Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).
Hoe luidt de standaardoverweging?
Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?
Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?
Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.
Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764
Geef de casus van dit arrest weer.
Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke werkzaamheden verricht? Waarom wel/niet?
Welke redenering volgen de rechtbank en de Afdeling voor het oordeel dat de appellant een afgeleid belang heeft bij het besluit van 24 juni 2014 waarbij aan de Stichting Nederlandse Veteranendag een vergunning is verleend voor het houden van de Nederlandse Veteranendag? Leg uw antwoord uit aan de hand van het ‘redeneerschema belanghebbende’.
Ondanks dat sprake is van een afgeleid belang is toch een mogelijkheid om als belanghebbende moet worden beschouwd. Leg uit onder welke voorwaarden iemand toch als belanghebbende bij een besluit kan worden aangemerkt.
Casusbeschrijving:
Het college aan [vergun- ninghouder] een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor het in wer-king hebben en uitbreiden van een pluimvee- houderij aan de [locatie 1] te Geerdijk. SLB en VROM? Maken hiertegen bezwaar, worden niet- ontvankelijk verklaard.
Uitspraak SOR
RO 2.3:
De Afdeling overweegt dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van art. 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan (actio popularis).
Naar het oordeel van de Afdeling kunnen evenmin als feitelijke werkzaamheden als bedoeld in art. 1:2, derde lid, van de Awb gelden het indienen van verzoeken tot handhavend optreden en het naar voren brengen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, nu beide dienen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten.
De Afdeling neemt voorts in aanmerking dat is gebleken dat de Stichting door het optreden in rechte in dit geval geen bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen.
RO 2.1 Voorts is volgens het college niet gebleken dat SLB en VROM? feitelijke werkzaamheden verrichten ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken.
In de bestreden besluiten is ten aanzien van SLB vermeld dat op basis van de verschafte informatie is gebleken van feitelijke werkzaamheden, gericht op een belang waarop de bestreden besluiten inbreuk zouden maken, over de periode tot 1 oktober 2015. Uit de overgelegde stukken blijkt onder meer dat SLB in juni 2015 een zienswijze heeft ingediend tegen een ontwerpbestemmingsplan, voor het werkgebied Overijssel samenwerkt met milieudefensie, in maart 2014 een inspraakreactie heeft ingediend bij de gemeente Almelo over de Verordening Buitengebied, een bewonersgroep begeleidt bij acties tegen de realisatie van een landbouwontwikkelingsgebied en bijeenkomsten bezoekt die verband houden met het buitengebied. Na voornoemde periode is niet gebleken van activiteiten anders dan het vanaf 1 januari 2016 indienen van een groot aantal bezwaarschriften tegen Nbw-vergunningen. Deze activiteiten kunnen echter niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
Nu is gebleken dat SLB sinds 1 oktober 2015 geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht, anders dan het indienen van een groot aantal bezwaarschriften, dient volgens het college te worden geconcludeerd dat SLB geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken.
RO 2.4: De Afdeling overweegt dat bij een beoordeling van de feitelijke werkzaamheden in dit verband acht dient te worden geslagen op de periode voorafgaand aan het indienen van bezwaar, hetgeen in het voorliggende geval een beoordeling met zich brengt van de feitelijke werkzaamheden van SLB in 2015, maar dat, zoals in de uitspraak van 19 december 2014 is overwogen, ook werkzaamheden langer dan een jaar geleden van belang kunnen zijn, nu de continuïteit van de activiteiten ter beoordeling voorligt.
De conclusie is dat SLB kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb bij de besluiten van 1 december 2015 en 22 december 2015. Hieruit volgt dat het college het bezwaar van SLB tegen deze besluiten ten onrechte niet- ontvankelijk heeft verklaard.
De statutaire doelstellingen zijn zeer ruim, desondanks worden ze toch belanghebbende geacht omdat dit wordt gecompenseerd door de feitelijke werkzaamheden die zijn verricht.
Casusbeschrijving: het belanghebbende bestuursorgaan
Aan de orde is een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van het pand als reguliere detailhandel. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle.
Het college van gedeputeerde staten heeft tegen de van rechtswege gegeven vergunning bezwaar gemaakt en het college heeft naar aanleiding van dit bezwaar de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning herroepen bij besluit van 17 mei 2016.
Het college van gedeputeerde staten en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college van gedeputeerde staten geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
Art 1:2 lid 2 BW: bij bestuursorganen gaat het om de aan hun toevertrouwde belangen. Gebruik hierbij tevens EPOAD.
Toevertrouwde belangen
RO 3.8: De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat in de artikelen 2.4.2 en 2.4.3 van de Omgevingsverordening weliswaar instructies zijn gegeven aan gemeenteraden, die bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht behoren te worden genomen, maar dat deze geen concrete verplichtingen bevat voor de beoordeling van individuele aanvragen om verlening van een omgevingsvergunning. In artikel 1.1.3 van de Omgevingsverordening is het provinciaal belang nadrukkelijk beperkt door te bepalen dat deze instructies niet rechtstreeks doorwerken bij de afgifte van bouwvergunningen, aanlegvergunningen en ontheffingen. De onderhavige omgevingsvergunning is daarmee gelijk te stellen, zodat GS de verlening daarvan, ook de verlening van rechtswege, nadrukkelijk geheel aan verweerder heeft overgelaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat GS niet op grond van de Omgevingsverordening als belanghebbende kon worden aangemerkt bij de verlening van een omgevingsvergunning van rechtswege aan eiseres.
RO 4: Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient, wegens strijd met artikel 7:1 van de Awb, te worden vernietigd
Rechtbank zegt het college heeft wel bevoegdheden maar de betrokken belangen zijn te beperkt om te kunnen stellen dat het college belanghebbende is.
R.O 4.2:De enkele omstandigheid dat in de omgevingsverordening niet is geregeld dat het college bij de onderhavige omgevingsvergunning een ontheffing van de omgevingsverordening hoeft te vragen, nu in artikel 1.1.3 van de omgevingsverordening is bepaald dat de instructieregels niet rechtstreeks doorwerken bij de afgifte van bouwvergunningen, aanlegvergunningen en ontheffingen, doet niet af aan de omstandigheid dat aan het college van gedeputeerde staten in het kader van de ruimtelijke ordening belangen zijn toevertrouwd. Het aan gedeputeerde staten toevertrouwde belang is gelet op het voorgaande rechtstreeks betrokken bij het ontstaan van de aan [wederpartij] gegeven vergunning van rechtswege.
In mechelen is een mestbassin die veel overlast veroorzaakt; verzoek gedaan tot bezwaar; bezwaar afgewezen want meer dan 250m afstand van het bassin; geen belanghebbenden. De vraag die de afdeling moet beantwoorden is; “ zijn zij belanghebbenden? “
Voor belanghebbendheid bij een omgevingsvergunning voor milieu moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning op het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
R.O. 3.2 ; Met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, heeft de rechtbank overwogen dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
2017; R.O. 3.2; Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon- , leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
2016; Bij de uitspraak van maart 2016 gaat het over het objectief belang en het rechtstreeks belang. “Appellante wordt dan ook niet geraakt in een objectief bepaalbaar belang dat rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening is betrokken.
Hoewel het mestbassin op een afstand van ongeveer 300 m tot 600 m van hun woningen ligt, heeft het college niet weersproken dat [appellant] en anderen ter plaatse van hun woningen de geur van het in gebruik zijnde mestbassin waarnemen. De Afdeling wijst in dit kader op het aanvankelijk door het college in het besluit van 23 september 2014 ingenomen standpunt dat het aannemelijk is dat alle bezwaarmakers geuroverlast kunnen ondervinden. Er zijn ter plaatse van de woningen van betrokkenen dus feitelijke milieugevolgen als gevolg van het mestbassin. Dit betekent dat [appellant] en anderen belanghebbende zijn bij het besluit, tenzij geoordeeld moet worden dat ‘gevolgen van enige betekenis’ voor hen ontbreken. Met betrekking tot deze laatste vraag is van belang dat de geurhinder zich met name voordoet als het mestbassin net gevuld is en de wind in de richting van de betreffende woningen staat, dat de geurhinder niet continue maar wel regelmatig plaatsvindt en dat geur van mest doorgaans als penetrant wordt ervaren. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat voor de betreffende omwonenden van het mestbassin gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Het voorgaande betekent dat ook de op een afstand van meer dan 250 m van het mestbassin wonende bezwaarmakers belanghebbende zijn bij het besluit. Het college heeft de door hen gemaakte bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit van 15 september 2015 dient in zoverre te worden vernietigd. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.
VMC v.s. burgemeester van Den Haag. De burgemeester heeft aan de stichting Nederlandse Veteranendag een vergunning verleend voor het houden van de Nederlandse veteranendag. VMC komt in beroep omdat ze het niet eens zijn met de maatregel dat er geen hesjes mogen worden gedragen met het logo van de motorbende, dit willen zij wel.
De VMC komt op voor een collectief belang; voor alle leden van de motorclub. In de AWB staat vermeld dat 1:2 lid 3 Awb; ten aanzien van rechtspersonen geldt dat feitelijke werkzaamheden hier toe doen.
ECHTER; Arrest buurtplatform randwyk; feitelijke werkzaamheden zijn niet vereist omdat een collectieve belangbehartiger niet algemeen belang behartigt, maar individuele belangen bij elkaar opgeteld; dan is het handiger dat de collectieve belangbehartiger procedeert en niet alle individuen onderling. Dan geldt niet het feitelijke werkzaamheden vereiste.
Geen sprake van een direct geraakt belang, maar een afgeleid belang. Het belang is afgeleid van de stichting Nederlandse veteranendag, die heeft immers de dag georganiseerd. Zij worden direct geraakt. De belangen van de VMC en de stichting lopen echter niet parallel; dus niet zeer sterk argument.
Misschien nog kunnen komen dat ze geen belanghebbende zijn door te stellen dat ze zich niet onderscheiden van andere motorbendes.
Betreft hier een grondrecht;
Zendmast T-mobile uitspraak; betreft een zendmast die eigendom is van iemand en T-mobile huur deze zendmast. T-mobile stelde dat zij werden geraakt in hun grondrecht van artikel 10 EVRM; dit werd als uitzondering genoemd, ondanks een afgeleid belang ben je dan toch belanghebbende
Eigendomsrecht; is ook een uitzondering op het afgeleid belang; stel je voor dat er een weg wordt aangelegd voor je huis en je verhuurd dit huis. Alleen de huurder is misschien de belanghebbende want die heeft alleen last van de weg, maar de eigenaar van het huis wordt dan alsnog gezien als belanghebbende ; arrest gesloten verklaring Boxtel.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Vragen naar aanleiding van het arrest Vuurwerkvrije zone Hilversum ABRvS ECLI:NL:RVS:2016:3342
Wat was er in dit arrest aan de hand? Tegen welk besluit wordt er geprocedeerd? Op welk besluit is dat in rechte bestreden besluit gebaseerd? En op welke wet in formele zin is het besluit uiteindelijk gebaseerd?
Wie zijn opgekomen tegen het bestreden besluit en waarom?
Hoe heeft het college de bevoegdheid voor de Aanwijzingsbesluit verkregen?
In het arrest speelt o.a. de vraag of art. 2.7.3 APV onverbindend is, gelet op art. 172 en art. 160 Gemeentewet. Leg uit waarom die vraag is gerezen en welk antwoord de Afdeling bestuursrechtspraak geeft.
Zoek de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rb. Midden-Nederland in deze zaak (ECLI:NL:RBMNE:2014:6907) op rechtspraak.nl. Welke redenering volgde de Voorzieningenrechter om tot een andersluidend oordeel te komen dan de Afdeling bestuursrechtspraak?
In het arrest Fluoridering (HR 22 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AD2208) overwoog de Hoge Raad: ‘dat de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daar- mee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van de hem in art. 4 lid 1 van de Wet opgedragen taak de vrijheid heeft ́. Is het instellen van een vuurwerkvrije zone zo ingrijpend dat het gemeentebestuur van Hilversum daartoe niet de vrijheid heeft zonder wettelijke grondslag? Leg uit.
Het begrip ‘zo ingrijpend’ uit het Fluorideringsarrest is nogal onbepaald. Is overheidshandelen nog mogelijk, indien dat niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheidsgrondslag?
Leg uit waarom zowel art. 89 lid 2 Grondwet, Methadonbriefarrest als het Fluorideringsarrest relevant zijn voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.
De appellanten voerden tegen de regeling van de vuurwerkvrije zone in de APV aan, dat de regeling onverbindend zou zijn, omdat het in strijd is met het Vuurwerkbesluit. Wat is het oordeel van de ABRvS?
In rechtsoverweging 6.2 van bovenstaande uitspraak wordt ingegaan op het in art. 3:4 Awb gecodificeerde specialiteitsbeginsel. Wat houdt dat beginsel in en op welke wijze is het gerelateerd aan het legaliteitsbeginsel?
Zijn er redenen om de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel in de sociale rechtsstaat uit te breiden tot (feitelijk) ingrijpend overheidsoptreden?
Vragen naar aanleiding van het arrest Wielerronde ’s-Gravendeel ARRvS 02-06-1986, ECLI:NL:RVS:1986:AM9455
Wat is er in dit arrest aan de hand? Tegen welk(e) besluit(en) van het college van B&W procedeert de heer D. Visser?
In bovenstaand geschil blijkt de gemeente ’s-Gravendeel het parcours van de op 18 augustus 1984 te houden wielerronde te hebben verpacht aan het comite van de R.C. De Hoeksche Renners. Is die rechtshandeling publiekrechtelijk van aard?
De
.....read moreGeef voor alle onderdelen aan in hoeverre het daar al dan niet gaat om krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub a Awb, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub b Awb dan wel uitgezonderde organen ex art. 1:1 lid 2 Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Het Belgisch diploma voor sociale hygiëne Rb. Den Haag 20-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6929
Wat is de rechtsvraag?
Wie is eiseres en wie is verweerster?
Blijkens haar uitspraak heeft de rechtbank ambtshalve een oordeel gegeven over de vraag of verweerster een bestuursorgaan is. Leg aan de hand van de relevante bepaling uit de Awb uit op welke wijze de rechtbank tot een antwoord is gekomen.
De rechtbank stelt het volgende: “uit het voorgaande volgt dat verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 sub b Awb. Is het naar uw oordeel relevant of verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb of in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb is?
De rechtbank vervolgt: “hieruit volgt dat de brief van 27 februari 2012 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt waartegen bezwaar gemaakt kon worden”. Is naar uw oordeel –gelet op de relevante bepalingen uit hoofdstuk I van de AWB- steeds sprake van een besluit in de zin van de awb als een bestuursorgaan een brief schrijft?
De rechtbank overweegt ook: “Anders dan verweerster betoogt is de rechtbank van oordeel dat voor het in rekening brengen van kosten voor een aanvraag door verweerster een wettelijke grondslag is vereist” – Bent u het –gelet op de stof van de eerste collegeweek van het vak Bestuursrecht 1- eens met het oordeel van de Rechtbank?
Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Stek Jeugdhulp ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3318
Beschrijf de casus.
Waarom meent de appellant van doen te hebben met een bestuursorgaan?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het vooringenomen gemeenteraadslid ABRvS 20-03-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4957
Wat is de casus en welke rechtsvraag moet er beantwoord worden?
Is een gemeenteraadslid een bestuursorgaan? En de gemeenteraad?
Geef aan waarom de Afdeling oordeelt dat artikel 28 van de Gemeentewet strikt moet worden uitgelegd.
Onder welke omstandigheden zal de bestuursrechter volgens de afdeling moeten oordelen dat een besluit (op
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431
Waar gaat dit arrest over?
In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?
Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?
Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?
Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274
Beschrijf de casus.
Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?
Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.
Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271
Beschrijf de casus.
Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).
Hoe luidt de standaardoverweging?
Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?
Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?
Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.
Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764
Geef de casus van dit arrest weer.
Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Monumentale schapenboet ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3352
Waarover gaat dit arrest?
Beargumenteer of u het eens bent met het standpunt van de Afdeling dat sprake is van beoordelingsruimte;
In de uitspraak komt naar voren dat sprake is van een monumentale schapenboet. Stel dat het college van B&W deze schapenboet heeft geplaatst op de lijst van beschermde monumenten op grond van de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bergen:
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder: gemeentelijk monument: een onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
Artikel 3
Leg uit dat het college van B&W zowel beoordelingsvrijheid als beleidsvrijheid heeft bij aanwijzen van een gemeentelijk monument
Wat betekent dit voor de wijze van toetsing door de bestuursrechter?
Beredeneer welke belangen een rol spelen bij de belangenafweging om een onroerende zaak al dan niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Vragen naar aanleiding van het arrest Ongeldigverklaring rijbewijs ABRvS 01-02-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2415
Beschrijf de casus
Beargumenteer of het CBR volgens de Afdeling bestuursrechtspraak over beoordelingsruimte of bestuursvrijheid beschikt bij de uitoefening van artikel 132 lid 2 Reglement rijbewijzen.
Waarom is appellant van oordeel dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd?
Is de afdeling bestuursrechtspraak het op dit punt eens met appellant?
Artikel 2:37 Kennisgeving voetbalwedstrijden
Artikel 2:39 Verboden voetbalwedstrijd
Vragen naar aanleiding van het arrest Jetski ABRvS 18-09-2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE7801
Beschrijf de casus
Op grond van welke wettelijke bepaling(en) heeft de minister de bevoegdheid om de regeling snelle motorboten Rijkswateren vast te stellen?
Bevat de bevoegdheid van Minister beleidsvrijheid?
Wat bepaalt de betreffende regeling over de belangen die bij het uitoefenen van de betreffende bevoegdheid kunnen worden meegenomen?
Waarom had de minister volgens de appellanten de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 moeten wijzigen?
Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel wordt onderscheid gemaakt tussen algemene, openbare belangen en concrete particuliere belangen. Wat is het verschil tussen deze belangen?
Welke algemene belangen doen zich voor in deze casus?
Welke particuliere belangen doen zich voor in deze casus?
Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel voor het verlenen van vergunning wordt onderscheid gemaakt tussen precieze, de gematigde en de rekkelijke opvatting. Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het weigeren van een aangevraagde vergunning?
Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het stellen van voorschriften aan een vergunning?
Waarom is uiteindelijk een wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 terecht geweigerd?
Bestuursrechters zullen niet snel een bestreden besluit vernietigen vanwege strijd met specialiteitsbeginsel. Ook niet in deze uitspraak. Hoe komt dat?
Vragen naar aanleiding van het arrest Sinterklaasintocht en zwarte Piet ABRvS 12-11-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117
Beschrijf de casus
Waarom had de burgemeester volgens appellanten geen evenementenvergunning mogen verlenen voor de jaarlijkse sinterklaasoptocht in 2013?
Wat is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak de kernvraag die in hoger beroep beantwoord moet worden?
Leg uit aan de hand van welke bepaling(en) uit de APV van Amsterdam de burgemeester om een evenementenvergunning te verlenen dient te beoordelen. Betrek in uw antwoord of deze bevoegdheid beleidsvrijheid bevat.
Wat bepaalt de betreffende regeling over het verbinden van voorschriften/beperkingen aan de vergunning?
Hoe bepaal je welke belangen mee mogen wegen bij de belangenafweging in het geval een vergunning is aangevraagd?
Waarom is de burgemeester het niet eens met de uitspraak van de Rechtbank?
Leg uit hoe de Afdeling bestuursrechtspraak in deze uitspraak vaststelt wat de reikwijdte is van de belangenafweging?
Waarom is de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak in dit geval niet gehouden om te beoordelen of artikel 8 EVRM aan verlening van de vergunning in de weg staat?
Vragen naar aanleiding van het arrest Ligplaatsvergunning Delfzijl ABRvS 03-02-2016, ECLI:NL:RVS:2016:196
Beschrijf de casus
Beredeneer op welke bepaling(en) uit de APV van Delfzijl het besluit van het college van B&W van 15 januari is gebaseerd.
bevat
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest College van Beroep voor het bedrijfsleven 17-08-2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN4328
En de volgende brief van het college van B&W Noordenveld
Brief van het college van B&W van de gemeente Noordenveld aan de heer Van der Weide
---------------------------------------------
Aan de heer H.D. van der Weide
Roterij 23
9876 AB Peize
Roden, 28 augustus 2017
Geachte heer Van der Weide,
U bent eigenaar van een bruin-witte Drentsche Patrijshond, roepnaam Quibus. Op grond van ingediende klachten dient deze Drentsche Patrijshond te worden aangemerkt als gevaarlijk in de zin van artikel 29, aanhef en onder d, APV Noordenveld. Daarom gelasten wij u er zorg voor te dragen dat uw hond Quibus zich niet op de openbare weg kan be- vinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf of muilband.
De door u voor deze hond gebruikte muilband beschouwen wij niet als doelmatig, daar de hond ondanks deze band uw buurman, de heer Tollema, heeft kunnen verwonden. Deze last gaat in met ingang van de dag na ontvangst van deze brief.
Hoogachtend,
Namens het college van B&W van Noordenveld
De Burgemeester
De Secretaris
---------------------------------------------
Artikel 29 APV Noordenveld bepaalt dat de rechthebbende op een hond verplicht is er voor zorg te dragen dat: (...) d. die hond zich niet op de openbare weg kan bevinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf en muilba
Leg uit op welke grond het CBb in de casus "Herplantplicht" tot de conclusie is gekomen dat de beslissing van het bestuursorgaan wel/geen rechtsgevolgen had.
Welke vier beslissingen zijn in de brief van het college van de gemeente Noorderveld te vinden?
leg uit op grond van welke argument(en) de bestuursrechter ter zake van elk van die vier beslissingen tot de conclusie zou komen dat deze wel/geen rechtsgevolgen hebben?
Waar hangt het blijkens de casus “Herplantplicht” en “aanlijnplicht” vanaf of een beslissing van een bestuursorgaan rechtsgevolg heeft?
Zoek en lees via rechtspraak.nl de recente uitspraak van 20 december 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:3514. Welke conclusie kunt u na lezing trekken over het begrip ‘rechtshandeling’?
Vragen naar aanleiding van het arrest Melding uitweg o.g.v. de APV Leeuwarden, ABRvS 14-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:14
Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV Leeuwarden en onmiddellijk schriftelijk beslist de uitweg te verbieden. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.
Stel dat degene die een uitweg wil aanleggen daarvoor een stuk grond van 4 bij 2 meter nodig heeft dat in eigendom is
.....read moreVragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162
Zet in het kort de casus uiteen.
Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?
Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?
In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?
De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?
Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013
De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?
Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?
Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?
Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?
Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?
Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?
In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?
Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?
Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510
Zet de casus uiteen
In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?
Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.
Wat is volgens de
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution