Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1


Vragen

Casus 1

In de avond van 15 juli 2018 loopt C door een straat in Groningen. Hij ziet dat een man aan het slot van een swapfiets zit te morrelen en denkt dat de man de fiets wil stelen. “Blijf jij eens van die fiets af”, zegt C tegen de man. De man A draait zich om. Als C diens agressieve blik ziet, heeft hij direct spijt van zijn bemoeienis. A begint, onder het slaken van een aantal vreemde kreten, meteen op C in te slaan. C valt op de grond, maar A gaat door en geeft met zijn met ijzer beslagen laarzen schoppen tegen C’ hoofd. A gaat er op de fiets vandoor. De artsen constateren een zeer zware hersenschudding. De toestand is kritiek. Een paar uur later overlijdt C aan zijn verwondingen.

Artorius wordt vervolgd wegens art. 287 Sr. althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dan art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr. 

Ter zitting verklaart A “Ik vind het zo erg. Het was absoluut niet mijn bedoeling om C te doden. Ik had misschien wel kunnen weten dat er een behoorlijke kans bestaat dat als je iemand zo tegen het hoofd schopt, die persoon daaraan overlijdt, maar dat is achteraf.”

Vraag 1a 

Stel, de rechter hecht geloof aan A’s verklaring. Zal hij tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1b

Stel, de rechter hecht geen geloof aan de verklaring. Het voorval dateert van maanden geleden en hij denkt dat A geen idee (meer) heeft van wat er destijds door hem heen ging.

Zal de rechter tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1c

Stel: wanneer hij ziet dat C bewegingsloos op de grond ligt, beseft A dat hij ‘niet goed bezig is geweest’. Hij belt meteen een ambulance en probeert C in leven te houden. Nog voor de ambulance arriveert, overlijdt Corvinus.

Verandert deze gang van zaken uw antwoord op vraag 1b?

Vraag 1d

Stel: de raadsman van A merkt ter zitting het volgende op: “Mijn cliënt was ten tijde van het voorval in een vrij agressieve bui. Verder is hij bijzonder gevoelig voor opmerkingen van anderen en hij had die dag al een paar keer een aanvaring gehad. Bovendien was het gewoon zijn eigen fiets. De opmerking van het slachtoffer was de bekende druppel.”

De rechter komt tot een veroordeling.

Dient de rechter in zijn vonnis in te gaan op deze opmerkingen?

Casus 2

M is op vakantie op Aruba. Het is haar eerste vakantie buiten Nederland. Op het eiland heeft zij ene C ontmoet, een Nederlander die al enige tijd op Aruba verblijft. Ze hebben een paar keer samen wat gedronken. Op de dag van haar terugreis naar Nederland vraagt C haar om een koffer mee te nemen. Het is de bedoeling dat een vriend van C, haar op Schiphol opwacht en de koffer van haar overneemt. M neemt de koffer mee, zonder te kijken wat er in zit. Op Schiphol wordt de koffer door de douane onderzocht. Er blijkt maar liefst drie kilo heroïne in te zitten. De officier van justitie besluit M te vervolgen ter zake van primair (art. 2, lid 1, onder A jo. 10, lid 5 Opiumwet) en subsidiair (art. 2, lid 1, onder A jo. 10, lid 1 Opiumwet).

Ter zitting verklaart M het volgende: “Ik wist niet dat er heroïne in de koffer zat. Dat kon ik ook niet weten, want ik heb de inhoud van de koffer niet onderzocht. Ik heb de koffer niet eens opengemaakt. Die C zei me dat het om een koffer met bijbels ging.”

Vraag 2a 

Zal de rechter tot een bewezenverklaring van het primaire feit komen?

Vraag 2b

Stel, de rechter neemt aan dat Minerva niet wist dat er heroïne in haar koffer zat.

Zal de rechter tot een veroordeling wegens het subsidiaire feit komen?              

Casus 3 

V. rijdt met een tractor met daarachter een met mest gevulde giertank over de weg. Hij is op weg naar het land van G. Het land ligt links van de weg. Ter hoogte van het land van G stelt hij het linker knipperlicht in werking, kijkt naast zich over zijn linker schouder en slaat linksaf om het land van G op te rijden. Zover komt het niet. Toen V. linksaf sloeg werd hij ingehaald door een personenauto, bestuurd door ene V.D. Er volgt een aanrijding tussen de tractor en de personenauto. Daarbij raakt V.D. ernstig gewond; hij loopt onder meer een gecompliceerde beenbreuk op.
Tijdens het onderzoek naar deze aanrijding verklaart V. over zijn linker schouder te hebben gekeken. Op de vraag van de politie, waarom hij niet in de linker buitenspiegel heeft gekeken, verklaart V. dat deze stuk was.  Hij zou beter zicht hebben gehad met behulp van een deugdelijke linker buitenspiegel.
De Officier van Justitie legt Vaatstra ten laste – kort gezegd – primair: (art. 6 WVW 1994); en subsidiair (art. 5 WVW 1994).
De rechtbank komt tot een veroordeling ter zake het primaire feit.

V., die niet is bijgestaan door een raadsman, laat het vonnis aan een bevriende advocaat lezen. “Ik denk niet dat dit vonnis in hoger beroep stand houdt. Het is wat betreft de schuld, in de zin van art. 6 WVW 1994, te mager gemotiveerd. Er wordt wel gewezen op het ontbreken van de linkerbuitenspiegel, maar hoe het kan dat die spiegel ontbreekt en of jij daar wel iets aan kon doen".

Vraag 3a 

Op welk aspect van de schuld, in de zin van art. 6 WVW 1994, heeft hetgeen de advocaat opmerkt betrekking, dus welk aspect zou onvoldoende gemotiveerd zijn?

Vraag 3b

Is het vonnis inderdaad, zoals de advocaat stelt, te mager gemotiveerd?

Antwoordindicatie

Vraag 1a  

Primair: doodslag: Wil er sprake zijn van opzet dient er minimaal sprake te zijn van voorwaardelijk opzet. De dader moet zich niet alleen de mogelijkheid bewust zijn geweest, hij moet die mogelijkheid hebben aanvaard (op de koop toe hebben genomen). Voor voorwaardelijk opzet moet er sprake zijn van:

  1. een aanmerkelijke kans:

Slaan met pistool-arrest: of er sprake is van een aanmerkelijke kans hangt af van omstandigheden van het geval, het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die in algemene ervaringsregels als aanmerkelijk valt te achten.

Indien je iemand tegen het hoofd schopt met ijzeren laarzen is er een aanmerkelijke kans dat de dood als gevolg kan intreden.

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans:

Nee zie verklaring A. “Had kunnen weten” is relevant, hij wist niet van de kans dat A zou kunnen komen te overlijden, dus geen opzet op de dood.

3. De verdachte moet deze kans aanvaarden:

Hij heeft nooit de bedoeling gehad Corvinus te doden. Hij accepteert de risico’s, maar hiermee nog niet de gevolgen (Porsche-arrest). Betreft eerder bewuste schuld voorzag hij de volgen van zijn gedrag wel, maar meende lichtzinnig dat dit wel mee zou vallen.

Rechter komt hier niet tot een bewezen verklaring omdat niet er geen sprake is van bewuste aanvaarding de dood van Corvinus . 

Subsidiair: zware mishandeling, verklaring van A ziet slechts op de dood!! Niet op het lichamelijk letsel. Wil er sprake zijn van opzet dient er minimaal sprake te zijn van voorwaardelijk opzet. Voor voorwaardelijk opzet moet er sprake zijn van:

  1. een aanmerkelijke kans:

Slaan met pistool-arrest: Er bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt wanneer je hem met ijzer beslagen laarzen een aantal keer tegen de zijkant van het hoofd schopt.

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans:

Gebruik normaliteitssyllogisme: “ieder normaal persoon weet” dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt wanneer je hem met ijzer beslagen laarzen een aantal keer tegen de zijkant van het hoofd schopt. A is min of meer een normaal mens, A wist dit ook. 

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden:

Verder geen verklaringen gegeven dus kijken naar feitelijke omstandigheden van het geval; aard van de gedragingen en omstandigheden waaronder verricht – uiterlijke verschijningsvorm.

Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat A de aanmerkelijke kans op het zwaar lichamelijk letsel van C heeft aanvaard. Verder dient er sprake te zijn van een causaal verband tussen toebrengen zwaar lichamelijk letsel en de dood.

Rechter kan hier tot een bewezenverklaring komen van het subsidiaire feit omdat er in ieder geval sprake is van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel.

Vraag 1b

Primair: rechter geloofd A niet; dus geloofd niet dat A niet de bedoeling had om C te doden.

  1. een aanmerkelijke kans:

Slaan met pistool-arrest: of er sprake is van een aanmerkelijke kans hangt af van omstandigheden van het geval, het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die in algemene ervaringsregels als aanmerkelijk valt te achten.

Er bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt wanneer je hem met ijzer beslagen laarzen een aantal keer tegen de zijkant van het hoofd schopt.

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans:

Rechter hecht geen geloof aan de verklaring van A.

Gebruik normaliteitssyllogisme: “ieder normaal persoon weet” dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt waaraan men kan overlijden wanneer je hem met ijzer beslagen laarzen een aantal keer tegen de zijkant van het hoofd schopt. A is min of meer een normaal mens.

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden:

Verder geen verklaringen gegeven dus kijken naar feitelijke omstandigheden van het geval; aard van de gedragingen en omstandigheden waaronder verricht – uiterlijke verschijningsvorm.

Artorius begint, onder het slaken van een aantal vreemde kreten, meteen op Corvinus in te slaan. Corvinus valt op de grond, maar Artorius gaat door en geeft met zijn met ijzer beslagen laarzen nog een aantal flinke schoppen tegen de zijkant van Corvinus’ hoofd. Terwijl Corvinus bewegingsloos op de grond ligt, gaat Artorius er op de fiets vandoor. 

Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel/dood, dat het niet anders kan zijn dan dat A de aanmerkelijke kans op de dood van C heeft aanvaard.  (slaan met pistool arrest , R.O. 4.6)

De rechter kan tot een bewezenverklaring komen.

Vraag 1c 

Nee,  het gaat om de geestesgesteldheid op het moment van het schoppen. 

Vraag 1d 

De rechter mag uitgaan van afwezigheid van een strafuitsluitingsgrond, tenzij omstandigheden anders doen vermoeden of verdachte verweer voert (onvoldoende rechts houden te Winssen).  Verdachte lijkt aan te voeren dat het niet zijn schuld (culpa) is dat hij zo heeft gehandeld wegens psychische overmacht (art. 39 Sr).  Komt aan de orde bij de derde materiële vraag: gaat om strafbaarheid dader.

Geen sprake van een uitdrukkelijk voorgedragen verweer: 358 lid 3 Sv

  1. door/namens verdachte; ja het geval namelijk door de raadsman.

  2. uitdrukkelijk voorgedragen; 

  3. verworpen door rechter.

Ook geen sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunten (359 lid 2, 2e zin), 3 vereisten

  1. Duidelijk door argumenten geschraagd en voorzien van ondubbelzinnige conclusie; zeker niet het geval, onduidelijk over welke strafuitsluitingsgrond het gaat, geen ondubbelzinnige conclusie gegeven.

  2. Ten overstaan van de feitenrechter; het geval

  3. Moet zijn verworpen; het geval.

Vraag 2a 

Primair:  opzettelijk. Wil er sprake zijn van opzet dient er minimaal sprake te zijn van voorwaardelijk opzet. De dader moet zich niet alleen de mogelijkheid bewust zijn geweest, hij moet die mogelijkheid hebben aanvaard. Voor voorwaardelijk opzet moet er sprake zijn van:

  1. een aanmerkelijke kans: (globaal of er een algemene ervaringsregel)

Indien je van iemand een koffer aanneemt waarbij wordt aangegeven door iemand die je net kent en waarbij wordt vermeld dat de koffer vanaf Aruba op Schiphol weer wordt overgenomen is naar algemene ervaringsregels bekend dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat deze koffer eventueel gevuld is met verboden middelen.  

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans: (eerst weer benoemend dat er een algemene ervaringsregel is en vervolgens toepassen op specifiek persoon)

Gebruik normaliteitssyllogisme: “ieder normaal persoon weet”  dat indien je van iemand een koffer aanneemt waarbij wordt aangegeven door iemand die je net kent en waarbij wordt vermeld dat de koffer op Schiphol weer wordt overgenomen is naar algemene ervaringsregels bekend dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat deze koffer eventueel gevuld is met verboden middelen.  

M is min of meer een normaal Mens, M is zich dus ook bewust van die aanmerkelijke kans.

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden:

Het meenemen van de koffer – ondanks de wetenschap (zie onder 2) dat de koffer drugs kan bevatten en zonder erin te kijken terwijl dat eenvoudig had gekund duidt op aanvaarding.

Rechter komt hier tot een bewezenverklaring.

Vraag 2b

Bij het subsidiair t.l.l. feit hoeft er geen sprake te zijn van opzet.

Uit de casus volgt niet dat hoeft te worden getwijfeld aan de formele vragen, ik neem dan ook aan dat hieraan is voldaan (geldigheid dagvaarding/hare bevoegdheid/ontvankelijkheid OvJ/schorsing).

Art. 348 leidt niet tot toepassing van art. 349 lid 1 Sv.

Materiële vragen

  1. Kan het feit worden bewezen?

Ja Minerva heeft heroïne op NL grondgebied gebracht.

  1. Is het feit strafbaar?

Ja, art. 2 lid 1 onder A jo. 10 lid 1 Opiumwet.

  1. Is de verdachte strafbaar?  

Ja geen sprake van een strafuitsluitingsgrond. Beroep op AVAS. (Melk- en water arrest) ook al eist de delictsomschrijving geen schuld kan desalniettemin bij gebleken afwezigheid van alle schuld geen strafbaarheid worden aangenomen. Verdachte moet zich in voldoende mate hebben ingespannen om het plegen van een delict te vermijden en dat hem zodanig geen verwijt valt te maken dat straf moet volgen. Gaat hier om een verontschuldigbare dwaling met betrekking tot de feiten, Minerva stelt dat ze het niet wist en dacht dat er bijbels in de koffer zaten. Dit betekent echter niet dat zij het ook niet BEHOEFDE  te weten. Minerva heeft niet voldaan aan de zorgvuldigheid die van haar mag worden verwacht (onderzoeksplicht)

  1. Oplegging straf/maatregel (veroordeling)

Art. 351  Sv

De rechter kan tot een veroordeling komen.

Vraag 3a 

Op het aspect of de onvoorzichtige gedraging verwijtbaar is.

Vraag 3b

Uitgangspunt is dat de aanmerkelijke onvoorzichtigheid ook verwijtbaar is; de rechter hoeft die dus niet te motiveren. Behalve in geval van bijzondere omstandigheden of een daarop gevoerd verweer, zie bijv. R.O. 3.6 in arrest onvoldoende rechtshouden in Winssen .

In casu is er een aanmerkelijke onvoorzichtige gedraging en zijn er geen aanwijzingen dat verwijtbaarheid ontbreekt. 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1


Vragen

Casus 1

In de avond van 15 juli 2018 loopt C door een straat in Groningen. Hij ziet dat een man aan het slot van een swapfiets zit te morrelen en denkt dat de man de fiets wil stelen. “Blijf jij eens van die fiets af”, zegt C tegen de man. De man A draait zich om. Als C diens agressieve blik ziet, heeft hij direct spijt van zijn bemoeienis. A begint, onder het slaken van een aantal vreemde kreten, meteen op C in te slaan. C valt op de grond, maar A gaat door en geeft met zijn met ijzer beslagen laarzen schoppen tegen C’ hoofd. A gaat er op de fiets vandoor. De artsen constateren een zeer zware hersenschudding. De toestand is kritiek. Een paar uur later overlijdt C aan zijn verwondingen.

Artorius wordt vervolgd wegens art. 287 Sr. althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dan art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr. 

Ter zitting verklaart A “Ik vind het zo erg. Het was absoluut niet mijn bedoeling om C te doden. Ik had misschien wel kunnen weten dat er een behoorlijke kans bestaat dat als je iemand zo tegen het hoofd schopt, die persoon daaraan overlijdt, maar dat is achteraf.”

Vraag 1a 

Stel, de rechter hecht geloof aan A’s verklaring. Zal hij tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1b

Stel, de rechter hecht geen geloof aan de verklaring. Het voorval dateert van maanden geleden en hij denkt dat A geen idee (meer) heeft van wat er destijds door hem heen ging.

Zal de rechter tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1c

Stel: wanneer hij ziet dat C bewegingsloos op de grond ligt, beseft A dat hij ‘niet goed bezig is geweest’. Hij belt meteen een ambulance en probeert C in leven te houden. Nog voor de ambulance arriveert, overlijdt Corvinus.

Verandert deze gang van zaken uw antwoord op vraag 1b?

Vraag 1d

Stel: de raadsman van A merkt ter zitting het volgende op: “Mijn cliënt was ten tijde van het voorval in een vrij agressieve bui. Verder is hij bijzonder gevoelig voor opmerkingen van anderen en hij had die dag al een paar keer een aanvaring gehad. Bovendien was het gewoon zijn eigen fiets. De opmerking van het slachtoffer was de bekende druppel.”

De rechter komt tot een veroordeling.

Dient de rechter in zijn vonnis in te gaan op deze opmerkingen?

Casus 2

M is op vakantie op Aruba. Het is haar eerste vakantie buiten Nederland. Op het eiland heeft zij ene C ontmoet, een Nederlander die al enige tijd op Aruba verblijft. Ze hebben een paar keer samen wat gedronken. Op de dag van haar terugreis naar Nederland vraagt C haar om een koffer mee te nemen. Het is de bedoeling dat een vriend van C, haar op Schiphol opwacht en de koffer van haar overneemt. M neemt de koffer mee, zonder te kijken wat er in zit. Op Schiphol wordt de koffer door

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2


Vragen

Casus 1

Op 28 augustus 2010 lopen A en zijn twee goede vrienden B en C door Groningen. De jongens besluiten een biertje te gaan drinken op een terras aan de Grote Markt. De jongens lopen langs de Hema, waar zich op dat moment een andere groep jongens ophoudt. Omdat B een blikje dat op straat lag, had weggeschopt in de richting van deze groep, ontstaat er een woordenwisseling tussen beide groepen. Plotseling wordt B door een jongen uit de andere groep op zijn hoofd geslagen. B en zijn belager raken in gevecht. 

A ziet vervolgens dat een andere jongen uit de groep met gebalde vuist dreigend op hem afloopt. A overweegt weg te lopen, maar besluit uiteindelijk toch maar om te proberen de boel te sussen. Hij neemt een ontwapenende houding aan en zegt: ‘rustig aan, ik wil geen problemen’. Deze woorden blijken aan dovenmansoren gericht en de jongen maakt aanstalten uit te halen. Vervolgens geeft A hem een flinke schop tegen zijn been, waarop de jongen zijn actie staakt. Kort daarna gaan beide groepen uiteen.

A en zijn vrienden lopen door naar de Grote Markt. Na het nuttigen van een biertje besluiten de jongens naar de discotheek te gaan. Het is druk bij de discotheek. A en zijn vrienden sluiten achter aan in de rij. Ze merken niet op dat de groep jongens eveneens in de rij gaat staan. Op een gegeven moment worden A en zijn vrienden door de groep jongens in de rug geduwd. De jongen die tijdens het incident bij de Hema door A was geschopt, is dit niet vergeten en geeft A een klap in zijn nek. Vervolgens maakt de jongen aanstalten om A nog een keer te slaan. A (die zich op de drukke trap bevindt) geeft de jongen daarop een klap. Door deze klap verliest de jongen zijn evenwicht en valt op de grond. A voelt een enorme kwaadheid opborrelen als gevolg van de klap in zijn nek. De kwaadheid wordt nog versterkt door het feit dat hij deze jongens als eens eerder tot de orde heeft moeten roepen. Dit alles leidt ertoe dat hij nog enige tijd doorgaat met slaan. De jongen loopt als gevolg hiervan diverse kneuzingen op.

De officier van justitie besluit A ten aanzien van beide incidenten te vervolgen voor art. 300 lid 1 Sr. In de tenlastelegging zijn beide incidenten op correcte wijze toegesneden op art. 300 lid 1 Sr.

Ter zitting voert A zijn raadsman ten aanzien van beide incidenten primair het verweer dat bij zijn cliënt het voor mishandeling vereiste opzet ontbrak: “Wat betreft de schop tegen het been bij het eerste incident en de eerste klap bij het tweede incident is er geen opzet bij Ambrosius omdat hij zich enkel verdedigde. Wat betreft de klappen die hij daarna uitdeelde, bij het tweede incident, als de jongen op de grond ligt, komt daar nog bij dat A uit pure kwaadheid sloeg.”

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3


Vragen

Casus 1

T heeft het plan een inbraak te plegen bij de Kijkshop.  Hij zal de alarminstallatie moeten uitschakelen. T heeft het goed voorbereid. Hij is erachter gekomen dat de elektriciteitskabel van de alarminstallatie ondergronds, vanuit de achterzijde van het pand naar buiten loopt. Door de kabel door te knippen, kan hij de installatie uitschakelen. Verder heeft hij een plattegrond van de Kijkshop bij zich, zodat hij, eenmaal binnen, zijn weg gemakkelijk zal kunnen vinden.

T gaat ’s nachts op inbrekerspad. Hij graaft een gat in de grond, legt de kabel bloot, pakt de schaar uit zijn rugzak en wil de kabel doorknippen. Zo ver komt het echter niet, omdat hij wordt betrapt door een surveillerende politieagent. T wordt aangehouden.

T wordt vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, art. 311 lid 1, sub 5 jo. 45 Sr . Ter zitting betoogt T’ raadsman dat van een begin van uitvoering nog geen sprake is:

“T was bij lange na nog niet toe aan het ‘wegnemen’, terwijl dat toch de centrale delictshandeling is van diefstal met braak. Daarbij komt dat de plattegrond die Titus in zijn binnenzak had, voor niemand zichtbaar was. Gelet hierop kun je stellen dat er naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake was van een begin van uitvoering van de diefstal met braak.”

Vraag 1

Zal deze vervolging kans van slagen hebben? Betrek in uw antwoord de opmerkingen van de raadsman.

Casus 2

Drugscriminelen Dirk en Herman verdenken Geert ervan dat deze bij de politie een (voor hen) belastende verklaring zal afleggen. Dirk en Herman zullen Geert uitnodigen, zogenaamd voor een gezellige avond in hun woning. Het plan is om Geert enige tijd in die woning vast te houden. Voor dat doel wordt een slot aan de buitenkant van de badkamer gemonteerd. Het plan is Geert in de badkamer te krijgen door hem te bedreigen met een speciaal voor de gelegenheid uit België gehaalde Albini Braendlin M1873 Short Rifle. Op zaterdagavond wordt Geert gebeld. Geert zegt dat hij er binnen een paar minuten zal zijn. Dirk en Herman wachten zijn komst af. Geert vertrouwt het echter niet en blijft thuis.

Dirk en Herman worden vervolgd primair wegens poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (art. 282 Sr), subsidiair de voorbereiding daarvan.

Vraag 2   

Heeft die vervolging kans van slagen?

Casus 3

Claudius wil zijn vrouw om het leven brengen. Op een ochtend stelt hij haar voor gezellig een autoritje te maken. Hij plaatst enkele flessen met benzine in de achterbak van zijn auto en zorgt ervoor dat de autodeuren en -ramen niet van binnenuit kunnen worden geopend.

Claudius rijdt vervolgens met zijn vrouw naar een plek buiten de stad. Op de parkeerplaats slaat Claudius toe: hij draait het autoraampje een stukje open, stapt uit en pakt snel de flessen benzine. Éen fles giet hij leeg in de kofferbak, de andere

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4


Vragen

Casus 1

Kregel is eigenaar van een gespecialiseerd schilderbedrijf. Hij verwerft de opdracht om in een aantal te renoveren woningen begla­zing aan te brengen. Twee werknemers van het be­drijf, De Beuk en Slomp, worden door Kregel met de plaatsing belast. Volgens bedrijfsinstructies dienen de glazen niet dunner dan 3 mm te zijn. Of deze bedrijfsinstructies ook daadwerkelijk worden gevolgd, wordt door Kregel nooit gecontroleerd. Hij gaat ervan uit dat zijn werknemers dit wel goed doen, en heeft er eigenlijk ook geen zin om veel moeite in controlemaatregelen te steken. Tijdens het uitvoeren van het werk ontdekt De Beuk, dat Kregel onvoldoen­de glazen heeft besteld. De Beuk en Slomp nemen contact op met de leverancier van de glazen, maar deze heeft geen glazen van de vereiste dikte meer in voorraad. In overleg met Slomp besluit De Beuk dan maar glazen van een dunner soort te bestel­len.

De Beuk zet deze goedkopere glazen met extra stopverf in de kozijnen, terwijl de minder er­varen Slomp met het restant van de in eerste instantie bestelde glazen verder gaat. Na de eerste herfststorm regent het klachten bij de dienst Bouw- en Woning­toezicht van de gemeente over ingewaaide ramen. Bij in­spectie van de huizen komt aan het licht, dat de ingewaaide ramen niet voldoen aan art. 25 van de (fictieve) Bouwregeling, luidende:

  1. Het is verboden dubbele beglazing te plaatsen, tenzij is voldaan aan de volgende voorschriften:
    1. ..................
    2. De dikte van de glazen moet tenminste 3 mm be­dragen.

Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een geld­boete van tweehonderd euro.

Volgens art. 26 is opzettelijke overtreding van art. 25 een misdrijf.

Bij nader onderzoek ontdekt de plaatselijke poli­tie dat de te dunne glazen door De Beuk besteld en geplaatst zijn.

Vraag 1a           

Kan Kregel veroordeeld worden wegens het al dan niet opzettelijk overtreden van art. 25 Bouwregeling?

Tevens blijkt bij de inspectie van de huizen, dat van één pand, dat op de monu­mentenlijst staat, de kozijnen afwisselend rood en paars zijn geschil­derd. Ook dit is het werk van De Beuk geweest. Hij heeft op verzoek van Mulder de kleuren rood en paars aangebracht. Mulder, die hiervoor geen vergunning heeft aangevraagd, heeft voor deze werkzaamheden van Beuk een rekening betaald aan het bedrijf van Kregel.

Art. 28 van de Monumentenwet bestempelt het opzet­telijk han­delen in strijd met art. 14 tot een misdrijf; art. 29 bestem­pelt het handelen in strijd met art. 14 ‘sec’ tot een over­treding.

Mulder wordt vervolgd (als pleger) wegens opzet­telijk handelen in strijd met art. 14 Monumentenwet. Volgens Mulder heeft die vervolging geen kans van slagen, al was het maar omdat De Beuk, die de kozijnen geschilderd heeft, niet wist dat een vergunning ontbrak.

Vraag 1b           

Heeft de vervolging van Mulder kans van slagen? Betrek in uw antwoord de opmerking

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5


Vragen

Casus 1

Vraag 1a

Augustus is van plan Concorida een pak slaag te geven. Hij vertelt Benedictus van zijn plan en vraagt hem waar Concorida uithangt. Benedictus vertelt het hem. Als Augustus onderweg is naar Concorida, krijgt hij spijt en hij ziet af van zijn plan. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid (art. 48 onder 2° Sr, verschaffen van inlichtingen) aan mishandeling?

Vraag 1b

Augustus is van plan Concorida van het leven te beroven. Hij vraagt Benedictus waar Concorida uithangt en vertelt daarbij van zijn ‘moordplan’. Benedictus vertelt Augustus waar hij Concorida kan vinden. Als Augustus onderweg is naar Concorida, krijgt hij spijt, dat wil zeggen, hij besluit dat een pak slaag ook wel volstaat. Augustus geeft Concorida een paar klappen. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid ex art. 48 Sr?

Vraag 1c

Augustus is van plan Concorida van het leven te beroven. Hij vraagt Benedictus om een pistool en vertelt daarbij van zijn ‘moordplan’. Als Augustus – met pistool – aankomt bij de woning van Concorida, ziet hij dat het wemelt van de politie. Augustus is bang betrapt te worden en besluit van het plan af te zien. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid?

Vraag 1d

Augustus en Benedictus zullen Concorida eens flink ‘in elkaar timmeren’. Ze gaan naar Concorida toe en beginnen meteen op haar in te slaan. Augustus en Benedictus worden vervolgd wegens medeplegen van zware mishandeling. Benedictus wordt psychiatrisch onderzocht. Het blijkt dat hij aan een ernstige geestesstoornis lijdt. Aangenomen dat Benedictus niet strafbaar is, gelet op art. 39 Sr, omdat de feiten hem niet toegerekend kunnen worden: bespreek de strafbaarheid van Augustus.

Vraag 1e

Terwijl Augustus en Benedictus het lichaam van Concorida slaan, roept Concorida in paniek: ‘Niet tegen mijn hoofd, alsjeblieft, ik heb een eierschaalschedel!’ ‘Ja, ja, daar trappen we mooi niet in’, zegt Augustus, terwijl hij Benedictus lachend aankijkt. ‘Nee, houd je moeder voor de gek’, reageert Benedictus en hij geeft Concorida een klap tegen het hoofd. Concorida valt om en blijft bewegingsloos op de grond liggen. Nog geen uur later overlijdt zij. Concorida blijkt wel degelijk een eierschaalschedel te hebben. Bespreek de strafbaarheid van Augustus. U mag ervan uitgaan dat Augustus en Benedictus niet wisten dat Concorida een eierschaalschedel heeft.

Vraag 1f

Stel: Benedictus weet wel van Concorida’s eierschaalschedel en Augustus niet. Bespreek de strafbaarheid van Benedictus en Augustus.

Casus 2

Dolf vat het plan op om Bas, een welvarende boer, te beroven. Maar Dolf durft het niet alleen. Hij roept de hulp in van Kees. Kees is meteen enthousiast. Hij heeft wel vaker dit soort karweitjes geklaard en de opbrengst kan hij goed gebruiken. Dolf en Kees bereiden het plan voor de inbraak goed voor en bespreken wat er nog moet gebeuren. Kees zorgt voor een auto met vals kenteken. Dolf regelt neppruiken. Verder lijkt het hun wel verstandig wanneer gedurende de inbraak

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7


Vragen

Casus 1

Bosma is directeur van Afvalverwerking BV, een afvalverwerkingsbedrijf gevestigd te Assen. Er wordt genoeg afval ter verwerking aangeboden, maar het keurig volgens de wettelijke milieuvoorschriften verwerken van afval brengt zeer hoge kosten met zich mee. Tijdens het maandelijkse werkoverleg met zijn vijf afdelingschefs stelt Bosma het probleem aan de orde. Hij draagt De Vries, chef van de afdeling zwaar chemisch afval, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om meer kostenbesparend te werken. 

De Vries weet dat er nog wel plekken zijn waar je je afval kunt storten zonder dat goed gecontroleerd wordt om wat voor spul het gaat. ‘Daar moesten we maar eens gebruik van maken’, denkt hij, heel wel de mogelijke gezondheidsrisico’s beseffend. Afvalverwerking BV heeft daar al vaker – en steeds volgens de regels – afval naartoe gebracht. Hij besluit zijn directeur niets te vertellen. Bovendien, vorig jaar nog was er een akkefietje met justitie over een onjuiste belastingaangifte door Afvalverwerking BV. Ook zijn collega’s informeert hij niet, behalve Koster, de chef transport.

Een paar dagen later geeft De Vries aan twee transportmedewerkers opdracht een lading afval te dumpen. Hij vertelt er niet bij dat het om zwaar verontreinigd chemisch afval gaat en op de papieren die de twee chauffeurs meekrijgen staat vermeld dat het eenvoudig sloopafval betreft. Al na enkele weken komen de eerste gezondheidsklachten van medewerkers van de stortplaats en bewoners uit de buurt. Niet lang daarna ontdekt de politie dat het van Afvalverwerking BV afkomstige afval de oorzaak is. Directeur Bosma wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51, tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV.

Vraag 1a

Heeft de vervolging van Bosma kans van slagen?

Vraag 1b

Zou De Vries vervolgd kunnen worden (en op welke grondslag)?

Ook chef transport Koster wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51,tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV. Zijn advocaat zegt tegen hem: ‘Ik heb rechtsoverweging 3.5.2 van Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven er nog eens goed op nagelezen en wellicht zie ik gezien de positie die je in het bedrijf bekleedt toch een mogelijkheid om je vrij te pleiten.’

Vraag 1c

Waar stuurt de advocaat op aan? Heeft dit kans van slagen?

Vraag 2a

A wil, door een (wettelijk) uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B wijst het plan van A meteen af. Valt deze situatie onder art. 46a (jo. 289) Sr?

Vraag 2b

A wil, door een wettelijk uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B voelt in eerste instantie wel voor het plan, maar na een nachtje erover te hebben geslapen, besluit hij toch niets te doen. Valt deze situatie onder art. 46a Sr?

Vraag 2c

A wil, door middel van

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1501
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
vacatures

JoHo kan jouw hulp goed gebruiken! Check hier de diverse studentenbanen die aansluiten bij je studie, je competenties verbeteren, je cv versterken en een bijdrage leveren aan een tolerantere wereld