Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2


Vragen

Casus 1

Op 28 augustus 2010 lopen A en zijn twee goede vrienden B en C door Groningen. De jongens besluiten een biertje te gaan drinken op een terras aan de Grote Markt. De jongens lopen langs de Hema, waar zich op dat moment een andere groep jongens ophoudt. Omdat B een blikje dat op straat lag, had weggeschopt in de richting van deze groep, ontstaat er een woordenwisseling tussen beide groepen. Plotseling wordt B door een jongen uit de andere groep op zijn hoofd geslagen. B en zijn belager raken in gevecht. 

A ziet vervolgens dat een andere jongen uit de groep met gebalde vuist dreigend op hem afloopt. A overweegt weg te lopen, maar besluit uiteindelijk toch maar om te proberen de boel te sussen. Hij neemt een ontwapenende houding aan en zegt: ‘rustig aan, ik wil geen problemen’. Deze woorden blijken aan dovenmansoren gericht en de jongen maakt aanstalten uit te halen. Vervolgens geeft A hem een flinke schop tegen zijn been, waarop de jongen zijn actie staakt. Kort daarna gaan beide groepen uiteen.

A en zijn vrienden lopen door naar de Grote Markt. Na het nuttigen van een biertje besluiten de jongens naar de discotheek te gaan. Het is druk bij de discotheek. A en zijn vrienden sluiten achter aan in de rij. Ze merken niet op dat de groep jongens eveneens in de rij gaat staan. Op een gegeven moment worden A en zijn vrienden door de groep jongens in de rug geduwd. De jongen die tijdens het incident bij de Hema door A was geschopt, is dit niet vergeten en geeft A een klap in zijn nek. Vervolgens maakt de jongen aanstalten om A nog een keer te slaan. A (die zich op de drukke trap bevindt) geeft de jongen daarop een klap. Door deze klap verliest de jongen zijn evenwicht en valt op de grond. A voelt een enorme kwaadheid opborrelen als gevolg van de klap in zijn nek. De kwaadheid wordt nog versterkt door het feit dat hij deze jongens als eens eerder tot de orde heeft moeten roepen. Dit alles leidt ertoe dat hij nog enige tijd doorgaat met slaan. De jongen loopt als gevolg hiervan diverse kneuzingen op.

De officier van justitie besluit A ten aanzien van beide incidenten te vervolgen voor art. 300 lid 1 Sr. In de tenlastelegging zijn beide incidenten op correcte wijze toegesneden op art. 300 lid 1 Sr.

Ter zitting voert A zijn raadsman ten aanzien van beide incidenten primair het verweer dat bij zijn cliënt het voor mishandeling vereiste opzet ontbrak: “Wat betreft de schop tegen het been bij het eerste incident en de eerste klap bij het tweede incident is er geen opzet bij Ambrosius omdat hij zich enkel verdedigde. Wat betreft de klappen die hij daarna uitdeelde, bij het tweede incident, als de jongen op de grond ligt, komt daar nog bij dat A uit pure kwaadheid sloeg.”

Vraag 1a

Geef gemotiveerd aan of dit tweeledige verweer kans van slagen heeft.

Vraag 1b 

Geef gemotiveerd aan of het beroep op noodweer c.q. noodweerexces ten aanzien van het eerste incident kans van slagen heeft.

Vraag 1c

Geef gemotiveerd aan of het beroep op noodweer c.q. noodweerexces ten aanzien van het tweede incident kans van slagen heeft.

Stel dat terwijl A en zijn vrienden naar Het Paleis lopen, zien ze dat de andere jongens tevens aanstalten maken om naar Het Paleis te gaan. Ze twijfelen even of ze het geplande bezoek wel door moeten laten gaan, maar besluiten uiteindelijk dat ze zich niet door een stelletje raddraaiers een avondje dansen door de neus laten boren. Vervolgens arriveren ze vlak voor de groep jongens bij Het Paleis en de jongens sluiten achter hen aan. Daarop vindt de boven beschreven gang van zaken plaats.

Vraag 1d

Geef aan waarom deze omstandigheden juridisch relevant kunnen zijn. Leiden deze omstandigheden tot een ander oordeel dan bij vraag 1c?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Beide verweren zijn ondeugdelijk. A brengt opzettelijk pijn of letsel toe. Hij weet dat hij dat doet en hij wil dat ook. 

Vraag 1b

Is er sprake van ogenblikkelijke aanranding? de jongen maakt aanstalten om te gaan slaan, zodat er sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar.

Eerst dient te worden nagegaan of er sprake is van aanranding van lijf, eerbaarheid, goed? Dit is het geval, namelijk het lijf van A. Ook moet het wederrechtelijk zijn, dit is het geval. Er is geen sprake van toestemming. Ook moet de verdediging noodzakelijk zijn. Hier komt het betoog van de officier van Justitie dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt omdat hij had kunnen weglopen, aan de orde. Boze buurman arrest van belang. Dat A weg had kúnnen lopen, staat tegen de achtergrond van het feit dat hij de boel probeerde te sussen en zijn vriend op dat moment een pak slaag kreeg, niet in de weg aan het aannemen van noodweer. Dat betekent dat wel degelijk sprake is van een noodzakelijke verdediging. Er is dus sprake van een noodweersituatie. 

Nu er sprake is van een noodweersituatie moet worden nagegaan of de verdediging ook geboden is. Is er voldaan aan de proportionaliteit? Ja dit is het geval want er is sprake van een redelijke verhouden. Tevens voldaan aan de subsidiariteit want sprake van de minst heftige reactie van verdediging. Een beroep op noodweer heeft kans van slagen. 

Vraag 1c

Er dient te worden nagegaan of er sprake is van ogenblikkelijke aanranding? Dit is het geval, er is namelijk sprake van onmiddellijk dreigend gevaar (Bijlmer schietpartij). Ook moet het gaan om aanranding van lijf, eerbaarheid of goed. In casu sprake van het lijf van Ambrosius. Ook dient het wederrechtelijk te zijn, dit is het geval. 

Vervolgens wordt nagegaan of de verdediging noodzakelijk is. Kon en behoorde de aangerande zich aan de aanranding te onttrekken? Nee dit is niet het geval. A staat in de rij op een trap.

Hier is voldaan aan een aspect van subsidiariteit: de verdachte kon niet kiezen voor de mogelijkheid om te vluchten in deze situatie. Vervolgens nagaan of er is voldaan aan de proportionaliteit? De eerste klap was zeker wel geboden. Echter de klappen die hierna volgen als de jongen al op de grond ligt zijn niet meer noodzakelijk. Geen sprake van noodweer. 

De gemoedsbeweging is niet alleen veroorzaakt door de aanranding, want de kwaadheid werd versterkt door de gedachte aan de eerder aanranding. Dit feit staat echter niet het aannemen van noodweerexces in de weg.

Vraag 1d

Er was geen sprake van actieve provocatie, zodat niet gezegd kan worden dat men uit was op een confrontatie. De enkele omstandigheid dat een verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten vind is onvoldoende. Daarbij kan in dit geval een rol spelen dat de jongens natuurlijk volledig in hun recht stonden om het Paleis te bezoeken. En verder is van belang dat met name de andere groep jongens van het eerste incident een verwijt gemaakt kan worden. Onrecht hoeft niet getolereerd te worden.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1


Vragen

Casus 1

In de avond van 15 juli 2018 loopt C door een straat in Groningen. Hij ziet dat een man aan het slot van een swapfiets zit te morrelen en denkt dat de man de fiets wil stelen. “Blijf jij eens van die fiets af”, zegt C tegen de man. De man A draait zich om. Als C diens agressieve blik ziet, heeft hij direct spijt van zijn bemoeienis. A begint, onder het slaken van een aantal vreemde kreten, meteen op C in te slaan. C valt op de grond, maar A gaat door en geeft met zijn met ijzer beslagen laarzen schoppen tegen C’ hoofd. A gaat er op de fiets vandoor. De artsen constateren een zeer zware hersenschudding. De toestand is kritiek. Een paar uur later overlijdt C aan zijn verwondingen.

Artorius wordt vervolgd wegens art. 287 Sr. althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dan art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr. 

Ter zitting verklaart A “Ik vind het zo erg. Het was absoluut niet mijn bedoeling om C te doden. Ik had misschien wel kunnen weten dat er een behoorlijke kans bestaat dat als je iemand zo tegen het hoofd schopt, die persoon daaraan overlijdt, maar dat is achteraf.”

Vraag 1a 

Stel, de rechter hecht geloof aan A’s verklaring. Zal hij tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1b

Stel, de rechter hecht geen geloof aan de verklaring. Het voorval dateert van maanden geleden en hij denkt dat A geen idee (meer) heeft van wat er destijds door hem heen ging.

Zal de rechter tot een bewezenverklaring kunnen komen?

Vraag 1c

Stel: wanneer hij ziet dat C bewegingsloos op de grond ligt, beseft A dat hij ‘niet goed bezig is geweest’. Hij belt meteen een ambulance en probeert C in leven te houden. Nog voor de ambulance arriveert, overlijdt Corvinus.

Verandert deze gang van zaken uw antwoord op vraag 1b?

Vraag 1d

Stel: de raadsman van A merkt ter zitting het volgende op: “Mijn cliënt was ten tijde van het voorval in een vrij agressieve bui. Verder is hij bijzonder gevoelig voor opmerkingen van anderen en hij had die dag al een paar keer een aanvaring gehad. Bovendien was het gewoon zijn eigen fiets. De opmerking van het slachtoffer was de bekende druppel.”

De rechter komt tot een veroordeling.

Dient de rechter in zijn vonnis in te gaan op deze opmerkingen?

Casus 2

M is op vakantie op Aruba. Het is haar eerste vakantie buiten Nederland. Op het eiland heeft zij ene C ontmoet, een Nederlander die al enige tijd op Aruba verblijft. Ze hebben een paar keer samen wat gedronken. Op de dag van haar terugreis naar Nederland vraagt C haar om een koffer mee te nemen. Het is de bedoeling dat een vriend van C, haar op Schiphol opwacht en de koffer van haar overneemt. M neemt de koffer mee, zonder te kijken wat er in zit. Op Schiphol wordt de koffer door

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2


Vragen

Casus 1

Op 28 augustus 2010 lopen A en zijn twee goede vrienden B en C door Groningen. De jongens besluiten een biertje te gaan drinken op een terras aan de Grote Markt. De jongens lopen langs de Hema, waar zich op dat moment een andere groep jongens ophoudt. Omdat B een blikje dat op straat lag, had weggeschopt in de richting van deze groep, ontstaat er een woordenwisseling tussen beide groepen. Plotseling wordt B door een jongen uit de andere groep op zijn hoofd geslagen. B en zijn belager raken in gevecht. 

A ziet vervolgens dat een andere jongen uit de groep met gebalde vuist dreigend op hem afloopt. A overweegt weg te lopen, maar besluit uiteindelijk toch maar om te proberen de boel te sussen. Hij neemt een ontwapenende houding aan en zegt: ‘rustig aan, ik wil geen problemen’. Deze woorden blijken aan dovenmansoren gericht en de jongen maakt aanstalten uit te halen. Vervolgens geeft A hem een flinke schop tegen zijn been, waarop de jongen zijn actie staakt. Kort daarna gaan beide groepen uiteen.

A en zijn vrienden lopen door naar de Grote Markt. Na het nuttigen van een biertje besluiten de jongens naar de discotheek te gaan. Het is druk bij de discotheek. A en zijn vrienden sluiten achter aan in de rij. Ze merken niet op dat de groep jongens eveneens in de rij gaat staan. Op een gegeven moment worden A en zijn vrienden door de groep jongens in de rug geduwd. De jongen die tijdens het incident bij de Hema door A was geschopt, is dit niet vergeten en geeft A een klap in zijn nek. Vervolgens maakt de jongen aanstalten om A nog een keer te slaan. A (die zich op de drukke trap bevindt) geeft de jongen daarop een klap. Door deze klap verliest de jongen zijn evenwicht en valt op de grond. A voelt een enorme kwaadheid opborrelen als gevolg van de klap in zijn nek. De kwaadheid wordt nog versterkt door het feit dat hij deze jongens als eens eerder tot de orde heeft moeten roepen. Dit alles leidt ertoe dat hij nog enige tijd doorgaat met slaan. De jongen loopt als gevolg hiervan diverse kneuzingen op.

De officier van justitie besluit A ten aanzien van beide incidenten te vervolgen voor art. 300 lid 1 Sr. In de tenlastelegging zijn beide incidenten op correcte wijze toegesneden op art. 300 lid 1 Sr.

Ter zitting voert A zijn raadsman ten aanzien van beide incidenten primair het verweer dat bij zijn cliënt het voor mishandeling vereiste opzet ontbrak: “Wat betreft de schop tegen het been bij het eerste incident en de eerste klap bij het tweede incident is er geen opzet bij Ambrosius omdat hij zich enkel verdedigde. Wat betreft de klappen die hij daarna uitdeelde, bij het tweede incident, als de jongen op de grond ligt, komt daar nog bij dat A uit pure kwaadheid sloeg.”

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3


Vragen

Casus 1

T heeft het plan een inbraak te plegen bij de Kijkshop.  Hij zal de alarminstallatie moeten uitschakelen. T heeft het goed voorbereid. Hij is erachter gekomen dat de elektriciteitskabel van de alarminstallatie ondergronds, vanuit de achterzijde van het pand naar buiten loopt. Door de kabel door te knippen, kan hij de installatie uitschakelen. Verder heeft hij een plattegrond van de Kijkshop bij zich, zodat hij, eenmaal binnen, zijn weg gemakkelijk zal kunnen vinden.

T gaat ’s nachts op inbrekerspad. Hij graaft een gat in de grond, legt de kabel bloot, pakt de schaar uit zijn rugzak en wil de kabel doorknippen. Zo ver komt het echter niet, omdat hij wordt betrapt door een surveillerende politieagent. T wordt aangehouden.

T wordt vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, art. 311 lid 1, sub 5 jo. 45 Sr . Ter zitting betoogt T’ raadsman dat van een begin van uitvoering nog geen sprake is:

“T was bij lange na nog niet toe aan het ‘wegnemen’, terwijl dat toch de centrale delictshandeling is van diefstal met braak. Daarbij komt dat de plattegrond die Titus in zijn binnenzak had, voor niemand zichtbaar was. Gelet hierop kun je stellen dat er naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake was van een begin van uitvoering van de diefstal met braak.”

Vraag 1

Zal deze vervolging kans van slagen hebben? Betrek in uw antwoord de opmerkingen van de raadsman.

Casus 2

Drugscriminelen Dirk en Herman verdenken Geert ervan dat deze bij de politie een (voor hen) belastende verklaring zal afleggen. Dirk en Herman zullen Geert uitnodigen, zogenaamd voor een gezellige avond in hun woning. Het plan is om Geert enige tijd in die woning vast te houden. Voor dat doel wordt een slot aan de buitenkant van de badkamer gemonteerd. Het plan is Geert in de badkamer te krijgen door hem te bedreigen met een speciaal voor de gelegenheid uit België gehaalde Albini Braendlin M1873 Short Rifle. Op zaterdagavond wordt Geert gebeld. Geert zegt dat hij er binnen een paar minuten zal zijn. Dirk en Herman wachten zijn komst af. Geert vertrouwt het echter niet en blijft thuis.

Dirk en Herman worden vervolgd primair wegens poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (art. 282 Sr), subsidiair de voorbereiding daarvan.

Vraag 2   

Heeft die vervolging kans van slagen?

Casus 3

Claudius wil zijn vrouw om het leven brengen. Op een ochtend stelt hij haar voor gezellig een autoritje te maken. Hij plaatst enkele flessen met benzine in de achterbak van zijn auto en zorgt ervoor dat de autodeuren en -ramen niet van binnenuit kunnen worden geopend.

Claudius rijdt vervolgens met zijn vrouw naar een plek buiten de stad. Op de parkeerplaats slaat Claudius toe: hij draait het autoraampje een stukje open, stapt uit en pakt snel de flessen benzine. Éen fles giet hij leeg in de kofferbak, de andere

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4


Vragen

Casus 1

Kregel is eigenaar van een gespecialiseerd schilderbedrijf. Hij verwerft de opdracht om in een aantal te renoveren woningen begla­zing aan te brengen. Twee werknemers van het be­drijf, De Beuk en Slomp, worden door Kregel met de plaatsing belast. Volgens bedrijfsinstructies dienen de glazen niet dunner dan 3 mm te zijn. Of deze bedrijfsinstructies ook daadwerkelijk worden gevolgd, wordt door Kregel nooit gecontroleerd. Hij gaat ervan uit dat zijn werknemers dit wel goed doen, en heeft er eigenlijk ook geen zin om veel moeite in controlemaatregelen te steken. Tijdens het uitvoeren van het werk ontdekt De Beuk, dat Kregel onvoldoen­de glazen heeft besteld. De Beuk en Slomp nemen contact op met de leverancier van de glazen, maar deze heeft geen glazen van de vereiste dikte meer in voorraad. In overleg met Slomp besluit De Beuk dan maar glazen van een dunner soort te bestel­len.

De Beuk zet deze goedkopere glazen met extra stopverf in de kozijnen, terwijl de minder er­varen Slomp met het restant van de in eerste instantie bestelde glazen verder gaat. Na de eerste herfststorm regent het klachten bij de dienst Bouw- en Woning­toezicht van de gemeente over ingewaaide ramen. Bij in­spectie van de huizen komt aan het licht, dat de ingewaaide ramen niet voldoen aan art. 25 van de (fictieve) Bouwregeling, luidende:

  1. Het is verboden dubbele beglazing te plaatsen, tenzij is voldaan aan de volgende voorschriften:
    1. ..................
    2. De dikte van de glazen moet tenminste 3 mm be­dragen.

Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een geld­boete van tweehonderd euro.

Volgens art. 26 is opzettelijke overtreding van art. 25 een misdrijf.

Bij nader onderzoek ontdekt de plaatselijke poli­tie dat de te dunne glazen door De Beuk besteld en geplaatst zijn.

Vraag 1a           

Kan Kregel veroordeeld worden wegens het al dan niet opzettelijk overtreden van art. 25 Bouwregeling?

Tevens blijkt bij de inspectie van de huizen, dat van één pand, dat op de monu­mentenlijst staat, de kozijnen afwisselend rood en paars zijn geschil­derd. Ook dit is het werk van De Beuk geweest. Hij heeft op verzoek van Mulder de kleuren rood en paars aangebracht. Mulder, die hiervoor geen vergunning heeft aangevraagd, heeft voor deze werkzaamheden van Beuk een rekening betaald aan het bedrijf van Kregel.

Art. 28 van de Monumentenwet bestempelt het opzet­telijk han­delen in strijd met art. 14 tot een misdrijf; art. 29 bestem­pelt het handelen in strijd met art. 14 ‘sec’ tot een over­treding.

Mulder wordt vervolgd (als pleger) wegens opzet­telijk handelen in strijd met art. 14 Monumentenwet. Volgens Mulder heeft die vervolging geen kans van slagen, al was het maar omdat De Beuk, die de kozijnen geschilderd heeft, niet wist dat een vergunning ontbrak.

Vraag 1b           

Heeft de vervolging van Mulder kans van slagen? Betrek in uw antwoord de opmerking

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5


Vragen

Casus 1

Vraag 1a

Augustus is van plan Concorida een pak slaag te geven. Hij vertelt Benedictus van zijn plan en vraagt hem waar Concorida uithangt. Benedictus vertelt het hem. Als Augustus onderweg is naar Concorida, krijgt hij spijt en hij ziet af van zijn plan. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid (art. 48 onder 2° Sr, verschaffen van inlichtingen) aan mishandeling?

Vraag 1b

Augustus is van plan Concorida van het leven te beroven. Hij vraagt Benedictus waar Concorida uithangt en vertelt daarbij van zijn ‘moordplan’. Benedictus vertelt Augustus waar hij Concorida kan vinden. Als Augustus onderweg is naar Concorida, krijgt hij spijt, dat wil zeggen, hij besluit dat een pak slaag ook wel volstaat. Augustus geeft Concorida een paar klappen. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid ex art. 48 Sr?

Vraag 1c

Augustus is van plan Concorida van het leven te beroven. Hij vraagt Benedictus om een pistool en vertelt daarbij van zijn ‘moordplan’. Als Augustus – met pistool – aankomt bij de woning van Concorida, ziet hij dat het wemelt van de politie. Augustus is bang betrapt te worden en besluit van het plan af te zien. Is Benedictus strafbaar wegens medeplichtigheid?

Vraag 1d

Augustus en Benedictus zullen Concorida eens flink ‘in elkaar timmeren’. Ze gaan naar Concorida toe en beginnen meteen op haar in te slaan. Augustus en Benedictus worden vervolgd wegens medeplegen van zware mishandeling. Benedictus wordt psychiatrisch onderzocht. Het blijkt dat hij aan een ernstige geestesstoornis lijdt. Aangenomen dat Benedictus niet strafbaar is, gelet op art. 39 Sr, omdat de feiten hem niet toegerekend kunnen worden: bespreek de strafbaarheid van Augustus.

Vraag 1e

Terwijl Augustus en Benedictus het lichaam van Concorida slaan, roept Concorida in paniek: ‘Niet tegen mijn hoofd, alsjeblieft, ik heb een eierschaalschedel!’ ‘Ja, ja, daar trappen we mooi niet in’, zegt Augustus, terwijl hij Benedictus lachend aankijkt. ‘Nee, houd je moeder voor de gek’, reageert Benedictus en hij geeft Concorida een klap tegen het hoofd. Concorida valt om en blijft bewegingsloos op de grond liggen. Nog geen uur later overlijdt zij. Concorida blijkt wel degelijk een eierschaalschedel te hebben. Bespreek de strafbaarheid van Augustus. U mag ervan uitgaan dat Augustus en Benedictus niet wisten dat Concorida een eierschaalschedel heeft.

Vraag 1f

Stel: Benedictus weet wel van Concorida’s eierschaalschedel en Augustus niet. Bespreek de strafbaarheid van Benedictus en Augustus.

Casus 2

Dolf vat het plan op om Bas, een welvarende boer, te beroven. Maar Dolf durft het niet alleen. Hij roept de hulp in van Kees. Kees is meteen enthousiast. Hij heeft wel vaker dit soort karweitjes geklaard en de opbrengst kan hij goed gebruiken. Dolf en Kees bereiden het plan voor de inbraak goed voor en bespreken wat er nog moet gebeuren. Kees zorgt voor een auto met vals kenteken. Dolf regelt neppruiken. Verder lijkt het hun wel verstandig wanneer gedurende de inbraak

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7

Strafrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7


Vragen

Casus 1

Bosma is directeur van Afvalverwerking BV, een afvalverwerkingsbedrijf gevestigd te Assen. Er wordt genoeg afval ter verwerking aangeboden, maar het keurig volgens de wettelijke milieuvoorschriften verwerken van afval brengt zeer hoge kosten met zich mee. Tijdens het maandelijkse werkoverleg met zijn vijf afdelingschefs stelt Bosma het probleem aan de orde. Hij draagt De Vries, chef van de afdeling zwaar chemisch afval, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om meer kostenbesparend te werken. 

De Vries weet dat er nog wel plekken zijn waar je je afval kunt storten zonder dat goed gecontroleerd wordt om wat voor spul het gaat. ‘Daar moesten we maar eens gebruik van maken’, denkt hij, heel wel de mogelijke gezondheidsrisico’s beseffend. Afvalverwerking BV heeft daar al vaker – en steeds volgens de regels – afval naartoe gebracht. Hij besluit zijn directeur niets te vertellen. Bovendien, vorig jaar nog was er een akkefietje met justitie over een onjuiste belastingaangifte door Afvalverwerking BV. Ook zijn collega’s informeert hij niet, behalve Koster, de chef transport.

Een paar dagen later geeft De Vries aan twee transportmedewerkers opdracht een lading afval te dumpen. Hij vertelt er niet bij dat het om zwaar verontreinigd chemisch afval gaat en op de papieren die de twee chauffeurs meekrijgen staat vermeld dat het eenvoudig sloopafval betreft. Al na enkele weken komen de eerste gezondheidsklachten van medewerkers van de stortplaats en bewoners uit de buurt. Niet lang daarna ontdekt de politie dat het van Afvalverwerking BV afkomstige afval de oorzaak is. Directeur Bosma wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51, tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV.

Vraag 1a

Heeft de vervolging van Bosma kans van slagen?

Vraag 1b

Zou De Vries vervolgd kunnen worden (en op welke grondslag)?

Ook chef transport Koster wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51,tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV. Zijn advocaat zegt tegen hem: ‘Ik heb rechtsoverweging 3.5.2 van Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven er nog eens goed op nagelezen en wellicht zie ik gezien de positie die je in het bedrijf bekleedt toch een mogelijkheid om je vrij te pleiten.’

Vraag 1c

Waar stuurt de advocaat op aan? Heeft dit kans van slagen?

Vraag 2a

A wil, door een (wettelijk) uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B wijst het plan van A meteen af. Valt deze situatie onder art. 46a (jo. 289) Sr?

Vraag 2b

A wil, door een wettelijk uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B voelt in eerste instantie wel voor het plan, maar na een nachtje erover te hebben geslapen, besluit hij toch niets te doen. Valt deze situatie onder art. 46a Sr?

Vraag 2c

A wil, door middel van

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1385
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.