College Opzet, Culpa en Avas - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen sprake van veranderingen in de hoorcolleges.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen sprake van onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van nieuwe recente ontwikkelingen. 

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Belangrijk voor het tentamen is om van strafrecht 1 de voorwaarden voor strafbaarheid/structuur van het stafbare feit en het strafprocessueel beslissingsmodel van art. 350 Sv te begrijpen. Dit blijft ook in strafrecht 2 terugkomen
  • Indien het in een casus op het tentamen gaat om opzet. Gelden er drie kernvragen namelijk:

1. Waarop moet opzet gericht zijn?

Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd. Let op de geobjectiveerde bestanddelen! Een voorbeeld hiervn is art. 300 lid 1 jo. lid 2/3 

2. Betekenis van opzet?

Opzet is willen én weten. Had kunnen weten, had moeten weten en had behoren te beweten. 

3. Hoe is opzet te bewijs?

Bewijs van "weten": bewustheid van aanmerkelijke kans. Dit kan worden bewezen middels ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid.

  • Belangrijk voor het tentamen is de rechtsregels te kennen van: Slaan met pistool-arrest, Onvoldoende rechts houden te Winssen-arrest, Geervliet-arrest en Roekeloosheid in het verkeer-arrest.

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Voorwaarden voor strafbaarheid: wat is de structuur van een strafbaar feit?

Er is sprake van:

  • een gedraging

  • die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt,

  • wederrechtelijk (er mag geen rechtvaardigingsgrond zijn), als element

  • en aan schuld te wijten is (er mag geen schulduitsluitingsgrond zijn), als element

Strafprocessueel (rechterlijk) beslissingsmodel, art. 350 Sv

1. Is het ten laste gelegde feit bewezen?

2. Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?

De eerste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze eerste twee vragen.

3. Is de dader strafbaar? Hier wordt er gekeken of er strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.

De laatste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze derde stap.

4. Wat is de sanctie?

Bij sommige delicten zijn er afwijkingen van dit stappenplan, in het bijzonder bij culpose gevolgsdelicten, zie hierna.

Opzet

Voorbeeld: primair wordt poging tot zware mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen …, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.’

Subsidiair wordt eenvoudige mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk mishandelend een persoon een kopstoot heeft gegeven.’

Waar is het opzet op gericht? Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd.

Art. 279 lid 1 Sr: ‘Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan …’ Als de rechter hier een verklaring gelooft van de verdachte die zegt dat hij niet wist van de minderjarigheid, is het opzet niet te bewijzen en volgt vrijspraak.

Art. 285b Sr: Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer …’ In dit geval hoeft het opzet van de verdachte niet gericht te zijn op ‘wederrechtelijk’ of ‘stelselmatig’.

Uitzonderingen op de hoofdregel

  • Bij strafverzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld art. 300 lid 1 jo. lid 2. Bij mishandeling, zwaar letsel ten gevolge hebbend hoeft het opzet niet gericht te zijn op ‘zwaar letsel ten gevolge hebbend’, slechts op het toebrengen van pijn of letsel.

  • Hetzelfde geldt bij gemeengevaarlijke delicten, zoals art. 157 sub 3: ‘opzettelijk brandstichting, dood ten gevolge’.

  • Ten slotte is er een uitzondering als er ‘opzettelijk en wederrechtelijk’ in een artikel staat, neem als voorbeeld art. 350: ‘Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat … aan een ander toebehoort, vernielt’. In dit geval hoeft het opzet niet op de wederrechtelijkheid te zijn gericht.

Wat is opzet?

Opzet = het willen en weten. Had kunnen weten, had moeten weten, had behoren te weten valt allemaal onder culpa.

Schuld/culpa = niet willen, wel weten (bewuste schuld) of niet willen, niet weten maar wel behoren te weten (onbewuste schuld).

De verschillende gradaties van opzet:

  • Opzet als bedoeling: het willen domineert.

  • Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn: het weten domineert, en dit impliceert het willen

  • Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn: het weten domineert, en dit impliceert het willen

  • Voorwaardelijk opzet: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald gevolg intreedt.

Onder voorwaardelijk opzet volgt de culpa: bewuste en onbewuste schuld.

Opzet-uitdrukkingen en opzet-gradaties: wanneer volstaat voorwaardelijk opzet?

Bij gebruik van ‘opzettelijk’, wat vaak wordt gebruikt indien het gericht is op het veroorzaken van een gevolg, volstaat voorwaardelijk opzet om opzet te bewijzen. Zie art. 287 Sr, doodslag: ‘Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft.’

Bij gebuik van ‘weet’/’wetende dat’, wat vaak wordt gebruikt indien het opzet gericht is op ‘begeleidende omstandigheden van de gedraging’, volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel. Zie art. 416 lid 1 Sr, opzetheling, als voorbeeld.

Bij gebruik van ‘met het oogmerk om’ volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel niet. Zie art. 310 Sr, diefstal, als voorbeeld.

Bij opzet als stilzwijgend/impliciet bestanddeel, zoals bij mishandeling (art. 300 lid 1 Sr), volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel.

Voorwaardelijk opzet

‘Bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat …’

  • Een objectief element van voorwaardelijk opzet: is er een bestaan van een aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt?

  • Een subjectief element, het weten: is er een bewustheid van die aanmerkelijke kans dat …?

  • Een subjectief element, het willen: heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat … aanvaard?

Is er een bestaan van een aanmerkelijke kans?

Een kans zal niet sneller aanmerkelijk worden genoemd als de ernst van het gevolg ernstiger is. De aanmerkelijkheid is echter wel afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten (HIV arrest, RO 4.6).

Bewustheid van de kans en aanvaarding van de kans?

De enkele bewustheid dat het gevolg zou kunnen in treden, is niet voldoende, want anders zou er sprake van bewuste schuld zijn. Daarnaast moet de verdachte ook gedacht hebben: “Als het gebeurt, dan neem ik het op de koop toe. Ik aanvaard het.”

Als verdachte slechts denkt “Ik ben mij bewust van de kans dat het fout kan gaan, maar ik ga ervan uit dat het wel goed afloopt.”, is er geen voorwaardelijke opzet, maar bewuste schuld (HIV arrest).

Het bewijzen van de bewustheid van de aanmerkelijke kans

De rechter kan niet in het hoofd van de verdachte kijken, en soms weet de verdachte zelf ook niet meer wat hij wist. Daarom worden de ervaringsregels (of feiten van algemene bekendheid) gebruikt. Dit wordt het normaliteitssyllogisme genoemd. Dit wordt dus vooral gebruikt bij het bewijzen van de bewustheid van de kans. Hoe werkt dit?

  • Ieder normaal mens weet dat … bij het steken met een mes in hartstreek er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt (niet: behoort te weten!).

  • Verdachte is ook een normaal mens.

  • En dus weet de verdachte ook dat … bij het steken met een mes in de hartstreek er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt (wederom niet: behoort te weten!).

Het bewijzen van bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans

Op grond van het HIV arrest: “...indien de verklaringen van de verdachte en/of getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, zal het afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang.

Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.”

Het bestanddeel schuld: culpa

Culpa is een aanmerkelijke, verwijtbare onvoorzichtigheid. Het moet dus gaan om een onvoorzichtige gedraging: de dader had anders moeten/anders behoren te handelen. De onvoorzichtigheid moet aanmerkelijk zijn. Ten slotte moet de gedraging ook verwijtbaar zijn: de dader had anders kunnen handelen.

Er zijn verschillende vormen:

  • Culpa ten aanzien van een gevolg (gevolgsschuld). Voorbeeld: art. 307 Sr: “Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is”. Bij deze vorm zit de gedraging in de delictsomschrijving ingebakken. In de d.o. staat niet op welke manier verdachte zich heeft moeten gedragen om strafbaar te zijn, het gaat puur om het gevolg.

  • Culpa ten aanzien van een omstandigheid die de gedraging ‘begeleidt’. Voorbeeld: art. 417bis Sr: “Hij die een goed verwerft, terwijl hij ten tijde van de verwering van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Bij deze vorm wordt de gedraging wel apart beschreven van de culpa.

De onvoorzichtigheid van een gedraging

Bij een onvoorzichtige gedraging had de dader moeten voorzien dat zijn gedraging tot onwenselijke gevolgen zou leiden, en omdat hij het had kunnen voorzien, had hij die gedraging achterwege moeten laten. Wanneer is een gedraging onvoorzichtig?

Ten eerste moet je kijken of er objectieve voorzienbaarheid is. Een aanknopingspunt hiervoor is de overtreding van een bestaand concreet gedragsvoorscrhrift (wettelijke voorschriften, interne veiligheidsvoorschriften) dat juist strekt ter voorkoming van het gevolg.

Zo niet, moet je kijken of er subjectieve voorzienbaarheid is. Hier is sprake van als de normale mens het gevolg kon en behoorde te voorzien. Hierbij moet je wel rekening houden met eventuele Garantenstellung.

Indien de dader had moeten voorzien dat de gedraging tot de gevolgen zou leiden, zou hij die gedraging ook achterwege moeten laten, tenzij hij een geoorloofd risico neemt (neem als voorbeeld een arts die een patiënt opereert aan een tumor) of tenzij er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is. In dat geval had de dader niet anders moeten handelen.

De verwijtbaarheid van een gedraging

De gedraging is verwijtbaar indien de dader anders had kunnen handelen. Er mag dus geen schulduitsluitingsgrond aanwezig zijn. Het bestanddeel culpa/schuld omvat ook het element schuld en impliceert dus de afwezigheid van schulduitsluitingsgronden.

Hierbij is het Verpleegster-arrest van belang: medeschuld van anderen of het slachtoffer hoeft aan de schuld van de verdachte niet in de weg te staan.

Processuele gevolgen

Beroep op rechtvaardigings- en schulduitsluitinsgronden zijn bewijsverweren bij culpa: art. 358 lid 3 is niet van toepassing. Art. 359 lid 2 2e zin Sv is eventueel wel van toepassing, mits het een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is.

De verwijtbaarheid is meestal niet expliciet in de tenlastelegging opgenomen, maar het wordt ingelezen.

Let op de omschrijving van schuldgradatie in de tenlastelegging: roekeloosheid is de zwaarste vorm van culpa, “aanmerkelijk onvoorzichtigheid” van een gedraging is hierbij lang niet altijd voldoende.

Hierbij geldt nog steeds dat afwezigheid van strafuitsluitingsgronden aangenomen mag worden door de rechter. De verdachte moet met een verweer komen of de omstandigheden moeten anders doen vermoeden, pas dan wordt er gekeken naar aanwezigheid van strafuitsluitingsgronden.

Aanmerkelijk onvoorzichtig

Wanneer is een gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig? De rechter moet niet kijken wat we van de meest voorzichtige mens kunnen verwachten, maar wat we van ‘normaal voorzichtige mensen’ kunnen verwachten. Deze vraag is echter lastig.

Het gedrag in het Onvoldoende rechts houden in Winssen-arrest was onvoorzichtig omdat de verdachte onvoldoende rechts hield.

“De ernst van de gevolgen van gedrag dat een verkeersvoorschrift overtreedt, zoals onvoldoende rechts houden, is niet voldoende voor aanmerklijke onvoorzichtigheid. Dat komt aan op het geheel van de gedragingen van de vedachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.” RO 3.6.: “..de bestuurder heeft zich echter toch aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen omdat zij niet een klein stukje, maar volledig naar links is gestuurd en daardoor een ongeluk heeft veroorzaakt. Zij heeft dus ernstig het verkeersvoorschrift overtreden.”

De aanmerkelijke schuld hangt dus af van het geheel van de gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is één verkeersovertreding niet voldoende en dit is in het algemeen ook niet te beantwoorden. Ten slotte maakt de ernst van de gevolgen de schuld nog niet aanmerkelijk onvoorzichtig, net zoals de ernst van de gevolgen de “kans” bij voorwaardelijk opzet nog niet aanmerkelijk maakt.

Hoorcollegeaantekeningen 14/15

Opzet en schuld
Dit zijn psychische bestanddelen. We verwijten iemand dat hij feitelijk heeft gehandeld, maar dat hij ook anders had kunnen handelen en in deze omstandigheid ook anders had moeten handelen.

Het persoon van de dader staat centraal.

Opzet
Dit is een bewuste handeling en het meest voorkomende en belangrijkste subjectieve bestanddeel. Het is het belangrijkste compont van poging tot een misdrijf art. 45 Sr, voorbereiden art. 46 Sr en deelneming art. 47 en 48 Sr.

De betekenis van opzet is alleen in de memorie van toelichting te vinden (niet in de wet): Opzet is de wil om te doen en te laten die daden die bij de wet verboden of geboden zijn.

  1. bewust handelen

  2. willens en wetens handelen

  3. de feitelijke strekking van de (strafbaar gestelde) gedraging kennen en ook willen

  4. een concrete relatie tussen psyche en daad, een constatering

Opzet is een constatering en er is dus al snel aan voldaan. Wanneer een autorijder een overstekend kind wil vermijden en hierdoor een ruk aan zijn stuur geeft en tegen geparkeerde autos aanbotst, is er al sprake van opzet.

Opzet betekend dus niet het handelen met een een bepaald motief (behalve als de wet dat verlangt: oogmerk van wederrechtelijke toeeigening art. 310) of het bewust overtreden van de wet (boos opzet). Ook het handelen met een bepaalde mate van ernst hoeft geen opzet te zijn.

Opzet in de delictsomschrijving
Soms staat het woord opzet gewoon in de delictsomschrijving. Andere wettelijke varianten zijn: weten of wetende dat. In sommige woorden zit opzet ingeblikt: wegenmen (art. 310), mishandelen (art. 300), binnendringen (art. 138), valselijk opmaken (art. 225) deelnenem aan criminele organisatie (art. 140), openlijk geweld plegen (art. 141). Hieruit blijkt dus dat als iet per ongeluk is gegaan dat er dan geen sprake meer is van opzet.

Vormen van opzet

  • Volkomen opzet (zuiver willen en weten)

  • Opzet met zekerheidsbewustzijn (niet willen wel zeker weten)

  • Voorwaardelijk opzet ( niet willen, wel bewust een aanmerkelijke kans aanvaarden). Dit is de ondergrens van opzet. Het voorwaardelijke zit in het feit dat de voorwaarde nog niet is voorgedaan. Een synische houding.

Voorbedachte rade
DIt is echter geen aparte opzetvorm, maar meer een strafverzwarende omstandigheid.
Voorwaarden:

  • gedurende enige tijd kunnen beraden op het nemen of genomen besluit

  • niet gehandeld in en ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Schuld
Schuld in enge zin
Aan schuld te wijten (art. 307, 6 WVW)
Onachtzaam art. 199 lid 3
Gebrek aan de nodige voorzichtigheid of voorzorg (art. 429 sub 3)
Redelijkerwijs moeten vermoeden (art. 417bis)

Twee varianten van culpa
Bewuste schuld
Verdachte wist van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar er is achteraf ten onrechte van uitgegeaan dat dit gevolg niet zou intreden. Porsche arrest -> lichtzinnige optimist max straf van 2 jaar.

Onbewuste schuld
Verdachte wist niet van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar had daar gezien de omstandigheden van het geval wel aan moeten denken. Cynicus: max straf van 15 jaar.

Voorwaarden culpa

  • Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid: grove of aanmerkelijke geconstateerd onvoorzichtigheid, onzorgvuldigheid, onnadenkendheid.

  • Er moet sprake zijn van vermijdbaarheid waarvan hij de gevolgen had kunnen en moeten voorzien. Tevens is er de zorgplicht die de verdachte had om het gedrag achterwege te laten.

  • Er moet sprake zijn van verwijtbaarheid. Was hij in staat anders te handelen en dat dat van hem onder deze omstandigheden ook mag worden verwacht.

Deze voorwaarden gelden dus voor bewuste en onbewuste schuld.

Roekeloos
Roekeloosheid is een bijzondere vorm van culpa waardoor de strafmaat kan worden verhoogd (art. 307 en 308 lid 2, 6 jo 175 lid 2 en 3 WVW). Indien er sprake is van roekeloosheid buiten deze artikelen om moet het gaan om een strafverzwarende omstandigheid voor de meest roekeloze versies van bewuste, maar ook van onbewuste schuld. Dit is dan de zwaarste vorm van culpa.

In de jurisprudentie moeten er drie voorwaarden aanwezig zijn naast de gewone voorwaarden van culpa wil er sprake zijn van roekeloosheid.

  1. een buitengewoon onvoorzichtige gedraging

  2. dat een zeer ernstig gevaar in het leven roept

  3. de verdachte daarvan bewust was, althans had moeten zijn

Echter uit de jurisprudentie blijkt dat er niet snel aan deze voorwaarden is voldaan. Onvoldoende is dat de verdachte voldaan heeft aan de voorwaarden van art. 175 lid 3 WvW: dronken, veel te hard reed, geen voorrang verleende, gevaarlijke inhaalde. Dit kan slechts leiden tot een verhoging van de maximum gevangenisstraf met de helft. Voorbeelden van roekeloosheid zijn deelnemen aan een snelheidswedstijd op de weg of kat-en-muis spelletjes op de weg.

Hoorcollegeaantekeningen 13/14

Strafrecht 2 bouwt voort op strafrecht 1 en omvat voornamelijk materieelrechtelijke leerstukken, zoals opzet, culpa en verwijtbaarheid, poging en voorbereiding en daderschap. Het eerste hoorcollege zal gaan over opzet, culpa en verwijtbaarheid en wordt gegeven door professor Wolswijk.

Inleiding

Er zijn een aantal voorwaarden waaraan iemand moet voldoen, wil die strafbaar zijn. Er moet sprake zijn van een gedraging, die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt. Ook moet de gedraging wederrechtelijk zijn (geen rechtvaardigingsgrond) en aan zijn schuld te wijzen zijn (geen schulduitsluitingsgrond).

Het beoordelen of iemand strafbaar is, gebeurt aan de hand van het beslissingsmodel conform art. 350 Sv. De vragen zijn: kan het tenlastegelegde feit worden bewezen? Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op? Is de dader strafbaar? Welke sanctie kan nu worden opgelegd? Bij sommige delicten wordt hier van afgeweken, zoals culpoze delicten.

Opzet

De hoofdregel van opzet luidt: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het woord opzet worden genoemd. In art. 287 Sr staat bijvoorbeeld: ‘hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag…’. In art. 141 lid 1 Sr daarentegen is het begrip opzettelijk geïmpliceerd: ‘zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met…’.

Er bestaan echter ook een aantal uitzonderingen op de hoofdregel. Bij strafverzwarende omstandigheden heerst er een uitzondering, zoals in art. 300 lid 1 jo. lid 2 jo. lid 3 Sr: ‘mishandeling wat zwaar letsel of de dood tot gevolg heeft…’. Indien ‘wederrechtelijk’ en ‘opzettelijk’ beide in de delictsomschrijving staan genoemd, is er eveneens sprake van een uitzondering. Hierbij wordt echter wel een onderscheid gemaakt tussen opzettelijk wederrechtelijk en opzettelijk en wederrechtelijk.

Een voorbeeld van art. 350 Sr (hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielt) luidt: een man rent door het rozenperkje van de buurman, om een kind dat in de vijver van de buurman ligt van de verdrinkingsdood te redden. Bij de vijver aangekomen, blijkt het om een levensechte pop te gaan. De buurman heeft nu wel het rozenperkje vernield. Kan de tenlastelegging nu worden bewezen? Ja, want X heeft opzettelijk rozen vernield en hij heeft dat wederrechtelijk gedaan. Er was namelijk sprake van een pop en geen kind, waardoor er geen beroep mogelijk is op overmacht-noodtoestand. Er is sprake van putatieve overmacht, omdat X dacht dat er sprake was van een noodtoestand. De dader is dus niet strafbaar, omdat hij beroep kan doen op avas.

Opzet is het willen en weten van iets. Er wordt echter wel een onderscheid gemaakt tussen iets weten en iets behoren te weten. Opzet is niet hetzelfde als iets kunnen weten, iets moeten weten of iets behoren te weten. Dit is namelijk culpa. Er bestaan verschillende gradaties van opzet, namelijk opzet als bedoeling, opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn, opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn en voorwaardelijk opzet. Bij voorwaardelijk opzet is er sprake van een mogelijkheidsbewustzijn die wordt aanvaard.

Opzet wordt vaak gebruikt, indien het gericht is op het veroorzaken van een gevolg. In art. 287 Sr bijvoorbeeld: ‘hij die opzettelijk een ander van het leven berooft’. Ook in bijzondere wetten komt opzet veelvuldig voor, zoals in art. 2 Opiumwet: ‘het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst…’.

Overige opzet-uitdrukkingen zijn ‘weet’ of ‘wetende dat’, wat is gericht op begeleidende omstandigheden van de gedraging. Ook ‘oogmerk’ impliceert opzet; hierbij volstaat voorwaardelijk opzet niet. In andere gevallen wordt opzet als stilzwijgend bestanddeel geïmpliceerd.

Een omschrijving van voorwaardelijk opzet is: ‘bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat…’. Dit kan objectief zijn, in de definitie van ‘bestaan van aanmerkelijke kans dat…’ en subjectief zijn, in de definitie van ‘bewustheid of aanvaarden van die aanmerkelijke kans dat…’. Een voorbeeldcasus luidt: X heeft slachtoffer meermaals krachtig in de buik gestoken met een mes. Het slachtoffer is ten gevolge van dit feit overleden. Kon X dit verwachten? Ja, de rechter oordeelde dat er sprake was van een aanmerkelijke kans. X kon verwachten dat als hij het slachtoffer in de buikstreek stak, dit de dood tot gevolg kon hebben, aangezien er zich vitale organen bevinden. Hierbij kan het normaliteitssyllogisme worden gebruikt. Ieder normaal mens weet dat bij het steken met een mes in de hartstreek een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt. De verdachte is een normaal mens. De verdachte wist dus ook dat die aanmerkelijke kans bestond.

Culpa

Van culpa zijn er twee gradaties, namelijk bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn zonder aanvaarden; wel weten, maar niet willen) en onbewuste schuld (zelfs geen mogelijkheids- bewustzijn; niet weten, laat staan willen, maar wel behoren te weten). Bij culpa gaat het voornamelijk over de term ‘schuld’. De schuldige is degene die het delict heeft gepleegd. De schuldvormen zijn opzet en culpa. De schuldvorm is het bestanddeel culpa en het element schuld is verwijtbaarheid als voorwaarde voor strafbaarheid. Een delictsomschrijving, waarin gevolgschuld wordt beschreven, is art. 307 lid 1 Sr: ‘hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren’. Daarnaast bestaat er ook schuld ten aanzien van een omstandigheid die de gedraging begeleidt. Deze vorm van schuld houdt in dat er al sprake is van een situatie waar schuld aan te pas komt, waarbij je zelf ook nog een gedraging maakt, zoals schuldheling: ‘als schuldig aan schuldheling wordt gestraft hij die een goed verwerft, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist of behoorde te weten dat het goed van diefstal afkomstig was’.

Culpa is aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag wat de dader te verwijten is. Er moet dus sprake zijn van een onvoorzichtige gedraging; de dader had anders moeten behoren te handelen. De onvoorzichtige gedraging moet aanmerkelijk zijn en verwijtbaar zijn; de dader had anders kunnen handelen, want de onvoorzichtige gedraging was vermijdbaar.

Bij aanmerkelijke onvoorzichtigheid kijkt men naar de aanmerkelijke schuld. De vraag is wat we kunnen verwachten van een normaal voorzichtig mens en niet wat we verwachten van het voorzichtigste mens. Het gaat in casu om aanmerkelijke onvoorzichtigheid en niet om aanmerkelijke verwijtbaarheid. Een voorbeeldcasus van aanmerkelijke onvoorzichtigheid is het arrest van Onvoldoende rechts houden in Winssen: door onachtzaamheid van verdachte houdt hij niet voldoende rechts, waardoor een fietser in tegengestelde richting wordt geschept. De Hoge Raad gaf echter dat dat daarmee nog niet meebrengt dat in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Strafrecht 2: College aantekeningen - Rechten RUG B2

Strafrecht 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Strafrecht 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 2 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar2  aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

College Opzet, Culpa en Avas - Rijksuniversiteit Groningen

College Opzet, Culpa en Avas - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen sprake van veranderingen in de hoorcolleges.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen sprake van onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van nieuwe recente ontwikkelingen. 

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Belangrijk voor het tentamen is om van strafrecht 1 de voorwaarden voor strafbaarheid/structuur van het stafbare feit en het strafprocessueel beslissingsmodel van art. 350 Sv te begrijpen. Dit blijft ook in strafrecht 2 terugkomen
  • Indien het in een casus op het tentamen gaat om opzet. Gelden er drie kernvragen namelijk:

1. Waarop moet opzet gericht zijn?

Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd. Let op de geobjectiveerde bestanddelen! Een voorbeeld hiervn is art. 300 lid 1 jo. lid 2/3 

2. Betekenis van opzet?

Opzet is willen én weten. Had kunnen weten, had moeten weten en had behoren te beweten. 

3. Hoe is opzet te bewijs?

Bewijs van "weten": bewustheid van aanmerkelijke kans. Dit kan worden bewezen middels ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid.

  • Belangrijk voor het tentamen is de rechtsregels te kennen van: Slaan met pistool-arrest, Onvoldoende rechts houden te Winssen-arrest, Geervliet-arrest en Roekeloosheid in het verkeer-arrest.

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Voorwaarden voor strafbaarheid: wat is de structuur van een strafbaar feit?

Er is sprake van:

  • een gedraging

  • die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt,

  • wederrechtelijk (er mag geen rechtvaardigingsgrond zijn), als element

  • en aan schuld te wijten is (er mag geen schulduitsluitingsgrond zijn), als element

Strafprocessueel (rechterlijk) beslissingsmodel, art. 350 Sv

1. Is het ten laste gelegde feit bewezen?

2. Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?

De eerste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze eerste twee vragen.

3. Is de dader strafbaar? Hier wordt er gekeken of er strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.

De laatste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze derde stap.

4. Wat is de sanctie?

Bij sommige delicten zijn er afwijkingen van dit stappenplan, in het bijzonder bij culpose gevolgsdelicten, zie hierna.

Opzet

Voorbeeld: primair wordt poging tot zware mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen …, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.’

Subsidiair wordt eenvoudige mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk mishandelend een persoon een kopstoot heeft gegeven.’

Waar is het opzet op gericht? Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd.

Art. 279 lid 1 Sr: ‘Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan

.....read more
Access: 
Public
College Noodweer(exces), ontoerekeningsvatbaarheid en culpa in causa - Rijksuniversiteit Groningen

College Noodweer(exces), ontoerekeningsvatbaarheid en culpa in causa - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Bij "dubbele causaliteit" van noodweerexces wordt stilgestaan. Allereerst moet de hevige gemoedsbeweging zijn veroorzaakt door de aanranding, vervolgens dient deze hevige gemoedsbeweging te hebben geleid tot overschrijding van de grenzen.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen sprake van onderwerpen die niet worden besproken in de literatuur.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van recente ontwikkelingen.

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Voor het tentamen is het belangrijk om de vereisten van noodweer(exces) te kennen. Het is handig om deze te onderstrepen in de wettenbundel,artikel 41 lid 1 en lid 2 wetboek van Strafrecht. 
  • Voor het tentamen is het belangrijk de verschillende vormen van noodweerexces te kennen. Namelijk:
  1. Intensief exces:
  2. Extensief exces, 1e graad:
  3. Extensief exces, 2e graag.
  • Voor het tentamen is het belangrijk te weten wat putatief noodweer inhoud. Putatief noodweer is dat de verdachte denkt dat hij zich in een noodweersituatie bevindt, terwijl dit niet het geval is. Deze situatie valt niet onder artikel 41 Sr, omgelijk wel onder "afwezigheid van alle schuld" (avas).

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Opzetdelict en noodweer(exces) gaan prima samen bij de eerste materiele vraag: opzet kan worden bewezen ook al is er sprake van noodweer(exces). Het gaat pas mis bij de derde materiele vraag.

Noodweer, kenmerken en grondslag

Er is een overeenkomst met overmacht-noodtoestand: in beide gevallen is er sprake van een conflict van belangen. In beide gevallen is er sprake van een gerechtvaardigde verdediging van bepaald belangen in een conflictsituatie.

Het verschil is dat het bij overmacht-noodtoestand gaat om recht tegenover recht, en het bij noodweer gaat het om recht tegenover onrecht. Bij noodweer verdedig jij je dus tussen onrecht.

Tweeledige grondslag/ratio van noodweer: iedereen mag zich verdedigen tegen een aanval, het is een natuurrechtelijk verdedigingsrecht. Belangrijker is dat noodweer ook iets is waardoor het recht wordt gehandhaafd: in geval van een aanranding staat het recht het toe om dat onrecht tegen te gaan.

Vereisten noodweer

Er is sprake van een aanranding (van lijf/eerbaarheid/goed en van jezelf/een ander).

Het is een ogenblikkelijke aanranding: de aanranding moet al zijn begonnen en mag nog niet zijn afgelopen.

Het is een wederrechtelijke aanranding.

De verdediging is noodzakelijk: er moet zijn voldaan aan het onttrekkingsvereiste inclusief eis van subsidiariteit (terminologie van HR, werd nog niet zo genoemd bij Strafrecht 1).

Als er aan deze vereisten voldaan is, is er sprake van een noodweersituatie.

Daarna moet er nog wel worden voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De verdediging

Een noodzakelijke verdediging betekent niet

.....read more
Access: 
Public
College Poging en voorbereiding - Rijksuniversiteit Groningen

College Poging en voorbereiding - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen veranderingen in het hoorcollege.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen nieuw onderwerp die niet is behandeld in de literatuur.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Poging tot seksuele verleiding.  Nieuw wetsvoorstel voor artikel 248a Sr. Aan dit artikel wordt toegevoegd: "of iemand die zich voordoet als een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt".

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Art. 45 Sr gaat het om de poging een misdrijf dat strafbaar is wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Hierbij wordt de hoofdstraf met 1/3 vermindert. 

        Hierbij zijn 3 belangrijke punten te onderscheiden:

1. er dient sprake te zijn van een misdrijf. 

2. er dient sprake te zijn van een voornemen. (dit is in beginsel iedere opzet-vorm dus ook voorwaardelijk opzet) 

3. er dient sprake te zijn van een begin van uitvoering. Het kan hierbij zowel gaan om een voltooide poging als een onvoltooide poging. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het Cito-citerium, niet alleen wat iedereen ter plekke kan zien maar ook wat achteraf objectief komt vast te staan. En ook rekening houdend -subjectief- met criminele intentie. 

  • Art. 46 Sr gaat het om de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer gesteld is. Hierbij wordt de hoofdstraf met 1/2 vermindert.

Vereisten van artikel 46 arceren, namelijk: 

  1. Het moet gaan om een misdrijf met gevangenisstraf van 8 jaar of meer

  2. Opzet is vereist. Voorwaardelijk opzet volstaat.

  3. Dader moet een voorbereidingsmiddel hebben (voorwerpen, geld, stoffen, informatiedragers, ruimten, vervoermiddelen).

  4. Met dat middel moet verdachte een voorbereidingsgedraging verrichten (verwerven, vervaardigen, invoeren, door/uitvoeren, voorhanden hebben).

  5. Het voorbereidingsmiddel moet bestemd zijn tot het begaan van misdrijf.

  • Art. 46a Sr gaat het om een poging om een ander.. te bewegen om een misdrijf te begaan. Hierbij wordt de hoofdstraf met 1/3 vermindert.

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Wettelijke bepalingen

Art. 45 Sr: poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Van de oorspronkelijke straf wordt 1/3e afgetrokken indien de dader wordt veroordeeld voor de poging, zie lid 2.

Art. 46 Sr: voorbereiding. De veroordeelde krijgt de helft van de oorspronkelijke straf, zie lid 2. Voorbereiding is alleen mogelijk bij misdrijven met een gevangenisstraf van 8 jaar of meer. Het moet gaan om de dader die ‘opzettelijk voorwerpen,

.....read more
Access: 
Public
College Daderschap - Rijksuniversiteit Groningen

College Daderschap - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen inhoudelijke veranderingen in het hoorcollege.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen nieuwe onderwerpen besproken. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van recente ontwikkelingen. 

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • De dader is de pleger, maar "dader" is eigenlijk een veel ruimer begrip. Plegen van een strafbaar feit is aan alle delictsbestanddelen voldoen. 
  • Art. 51 Sr: strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen én door rechtspersonen. 
  • Visie van de wetgever 1886. Het plegen zou het fysiek de delictsomschrijving vervullen zijn. Hiervoor was uitbreiding van de strafbaarheid echter geboden via deelnemingsvormen. Met name noodzakelijk voor de deelnemingsvorm van "doen plegen": iemand zet een ander mens in als instrument en laat zo die ander de strafrechtelijke gedraging verrichten, terwijl die ander toch niet strafbaar is. Denk hierbij aan het melk- en water arrest. Er heeft een uitbreiding plaatsgevonden van fysiek daderschap naar ook functioneel daderschap. 
  • Voor het tentamen is het belangrijk het schema te kennen van (functioneel) daderschap: 
  1. De voorvraag: is X (natuurlijk persoon of rechtspersoon) normadressaat? ofterwijl kan hij het delict hebben gepleegd en is daarbij een bepaalde kwaliteit vereist? 
  2. Zo ja: heeft X het feit gepleegd (functioneel dader)?

- Eerst kijken naar de overtreding, kan de verboden gedraging aan X worden toegerekend?

- Vervolgens kijken of je te maken hebt met een natuurlijk- (ijzerdraadarrest) of rechtspersoon (drijfmestarrest)? 

  • Beschikkingscriterium
  • Aanvaardingscriterium

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Art. 47 Sr.: als daders van een strafbaar feit worden gestraft:

  • zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen

  • zij die door giften, beloften, … het feit opzettelijk uitlokken.

Art. 48 Sr.: als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:

  • zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf

  • zij die opzettelijk gelegenheid, … verschaffen tot het plegen van het misdrijf

Onder daderschap wordt dus verstaan: plegen, doen plegen, medeplegen en uitlokken.

Sinds 1886 kennen we fysieke en functionele daderschap:

  • Functionele dader (pleger): een ander dandegene die fysiek de verboden gedraging verricht is pleger en heeft dus (functioneel) de delictsgedraging verricht.

  • Delictsgedraging verkopen (uitvoeren bijvoorbeeld) hoeft niet alleen fysiek te worden geïnterpreteerd, maar kan ook “functioneel” worden geïnterpreteerd.

De vraag hierbij is wanneer je kan spreken van ‘functioneel verkopen/uitvoeren/etc.’

  • Vaak wordt die vraag geformuleerd als: Wanneer kan de fysieke gedraging worden ‘toegerekend’?

IJzerdraar arrest

‘Handelingen zijn slechts dan aan te merken als gedragingen van verd., indien verd. erover vermocht te beschikken, of die handelingen

.....read more
Access: 
Public
College Deelneming 1 - Rijksuniversiteit Groningen

College Deelneming 1 - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen sprake van veranderingen in het hoorcollege.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen sprake van een onderwerp dat niet in de literatuur wordt behandeld.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van recente ontwikkelingen.

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Voor het tentamen is het belangrijk artikel 47 en artikel 48 te arceren. Het verschil tussen art. 47 en 48 Sr is dat het bij art. 47 gaat om het straffen als "daders" en bij art. 48 om het straffen als "medeplichtigen".  Let op: de deelnemingsvormen die in artikel 47 worden genoemdn worden net zo zwaar gestraft als wanneer men de dader van het strafbare feit zou zijn geweest. 
  • Daderschap (art. 47 Sr) is mogelijk bij alle delicten, dus zowel misdrijven als overtredingen. Medeplegen (art. 48 Sr) is alleen mogelijk bij misdrijven, de strafmaximum geldt hierbij als 1/3 van de hoofdstraf. Zie hiervoor artikel 49 Sr. Voor het tentamen is het handig om bij artikel 48 dan ook "het misdrijf" te arceren zodat je hieraan wordt herrinert. 
  • Belangrijk voor het tentamen is de vereisten te weten van deelneming: 

- Allereerst dient er altijd een grondfeit/gronddelict te zijn, dit wordt accessoriteit genoemd ("het feit/het misdrijf"). Een. grondfeit kan ook een strafbare poging of voorbereiding zijn (art. 45/46 Sr). Hierbij is belangrijk dat de strafbaarheid wegens deelneming niet verder gaat dan het gepleegd gronddelict ongeacht de opzet van de deelnemer. 

- Naast de accessoriteit dient er sprake te zijn van een deelnemingsgedraging. Objectief gezien dient deze bij te dragen aan de totstandkoming aan het strafbare feit, dit wordt causaal verband gneoemd.  Subjectief gezien moet het opzet gericht zijn op de eigen deelnemingsgedraging. Hierbij kun je denken aan bewuste samenwerking of het opzettelijk een ander aanzetten tot.

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Sinds het plegen is uitgebreid, is ook de deelneming uitgebreid, in het bijzonder medeplegen.

Algemene kenmerken van deelneming

Directe deelneming:

  • medeplegen

  • (doen plegen)

Dit is sterk verwant aan plegen.

Indirecte deelneming:

  • uitlokking

  • medeplichtigheid

Minder sterk verwant aan het plegen. Het onderscheid tussen dirrect-indirect is van belang voor onder andere spreiding van bestanddelen en het vereiste opzet.

Verdeling van bestanddelen is alleen mogelijk bij directe deelnemingsvormen, niet bij indirecte.

Voorbeeld: A slaat een ruit in (braak) en B steelt het goed uit de woning (diefstal). Dit samen levert art. 311, diefstal met braak, op.

  • A en B kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, beiden medepleger van diefstal met braak zijn.

  • Indien A geen medepleger van diefstal

.....read more
Access: 
Public
College Deelneming 2 - Rijksuniversiteit Groningen

College Deelneming 2 - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen veranderingen

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen onderwerpen die niet in de literatuur worden besproken

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • De praktische betekenis van "doen plegen" is tegenwoordiger geringer geworden. Veel gevallen van doen plegen worden nu ook als plegen veroordeeld. 

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Voor het tentamen is het belangrijk de algemene vereisten van deelneming te kennen. Allereerst dient er sprake te zijn van een strafbaar grondfeit (accessoriteit). Hiernaast dient er sprake te zijn van zowel een objectieve als een subjectieve deelnemingsgedraging, Objectief houdt in dat er sprake dient te zijn van een bijdrage aan de totstandkoming van het feit door medeplegen of medeplichtigheid. Subjectief houdt in dat er opzet is op eigen deelnemingsgedraging of een andere schuldvorm ten aanzien van het grondfeit.
  • Voor het tentamen is het belangrijk te weten wanneer er sprake is van doen plegen. Hierbij dien je te denken aan het Melk en water-arrest. 
  • Voor het tentamen is het belangrijk de vereisten van uitlokking te kennen. Hierbij is art. 47 Sr van belang: als daders van een strafbaar feit kunnen worden gestraft zij die door giften, beloften, misbruik van gezag het feit opzettelijk uitlokken. 
    • Van belang is dat het strafbaar grondfeit (acessoriteit): het uitgelokte moet wel strafbaar zijn. Deelnemingsgedraging objectief dient het bij een ander een crimineel wilsbesluit op te wekken. Subjectief dient er sprake te zijn van opzettelijk uitlokken. 

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Vereisten van deelneming in het algemeen

Er moet een strafbaar grondfeit zijn (accessoriteit, zie week 5), en er moet een deelnemingsgedraging zijn. Het objectieve element hiervan eist dat er een bijdrage is aan het totstandkomen van het feit. Bij medeplegen moet dit komen door een nauwe samenwerking en bij uitlokking moet de verdachte een ander aanzetten totp legen van het delict met behulp van uitlokkingsmiddel.

Het subjectieve element eist opzet op de verdachte zijn eigen deelnemingsgedraging. Bij medeplegen moet het dus een bewuste samenwerking zijn en bij uitlokking moet het ‘een ander aanzetten tot’ opzettelijk gebeuren. Ook moet er een schuldvorm ten aanzien van het grondfeit zijn. Dit verschilt per deelnemingsvorm en de aard van het grondfeit (of het een opzetdelict, culpoos delict, of overtreding bijvoorbeeld is).

Doen plegen

Ook hier moet er een strafbaar grondfeit zijn gepleegd. Een bijzonderheid bij doen plegen is dat de onmiddellijke dader/pleger niet strafbaar mag zijn, wil iemand strafbaar zijn voor doen plegen.

Bij de deelnemingsgedraging vereist het objectieve element dat een ander wordt aangezet tot plegen van het grondfeit. Het subjectieve element vereist dat het ‘een

.....read more
Access: 
Public
College Deelneming 3 - Rijksuniversiteit Groningen

College Deelneming 3 - Rijksuniversiteit Groningen


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Geen sprake van veranderingen in het hoorcollege

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Geen sprake van stof die niet behandeld is in de literatuur

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Geen sprake van recente ontwikkeling in het vakgebied. 

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Voor het tentamen is het belangrijk leidinggeven ex art. 51 lid 2 sub 2 Sr te kennen. Een strafbaarfeit kan ook worden begaan door een rechtspersoon. Hiervoor gelden bijzondere vereisten. Allereerst dient er sprake te zijn van een strafbaar grondfeit accessoriteit, de bijzonderheid hier is dat het moet zijn begaan door een rechtspersoon. Verder dient er sprake te zijn van een objectieve deelnemingsgedraging: er moet sprake zijn van een bijdrage aan de totstandkoming van het strafbare grondfeit door: het feitelijk leidinggeven aan feit (of opdracht geven tot). Ook dient er sprake te zijn van een subjectieve deelnemingsgedraging, het opzet dient op de eigen deelnemingsgedraging gericht te zijn: dus het opzettelijk feitelijk leidinggeven. Schuldvorm t.a.v. grondfeit dient in beginsel gericht te zijn op alle bestanddelen.
  • Belangrijk voor het tentamen is te weten dat de deelnemingsgedraging die wordt begaan door een rechtspersoon verschillende personen kunnen zijn. De bestuurder is nog niet per definitie leiddinggever, maar de leidinggever hoeft ook geen bestuurder te zijn. Ook formeel lager geplaatste perosnen en ook personen die formeel geen band hebben met de rechtspersoon kunnen "feitelijk" leidinggeven. Tevens is het mogelijk dat meerdere personen leidinggever zijn. Een leidinggever kan ook zelf nog een leidinggever boven zich hebben, denk bijvoorbeeld aan afdelingshoofd vs. directeur. 
  • Voor het tentamen is het belangrijk het Slavenburg- II en het overzichtsarrest te kennen. Het belangrijkst van het Slavenburg II arrest is dat: ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat
  • Er gelden verschillende vervolgingsmogelijkheden. Zo is het mogelijk dat een en dezelfde persoon aansprakelijk is voor verschillende "hoedanigheden". Bijvoorbeeld afdelingshoofd is: feitelijk leidinggever, functionele pleger en deelnemer. 
  • Als deelneming mislukt kan het mogelijk zijn dat men wordt vervolgd voor een poging tot deelneming: art. 46a Sr. Bij artikel 46a gaat het om gedraging die er niet toe leiden dat het tot begin van uitvoering komt van misdrijf waarop die gedragingen waren gericht. Bij het pogen een ander te bewegen een misdrijf te begaaan wordt verstaan een poging tot uitlokking en poging tot doen plegen. Hier valt niet onder een
.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1344