College Staat, overheid en constitutie


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Montesquieu en de verdeling van de macht worden behandeld.

  • De democratische rechtsstaat wordt behandeld: wanneer is er sprake van een democratie en wanneer van een democratische rechtsstaat?

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Om na te kunnen gaan of er sprake is van een democratische rechtstaat, is het belangrijk de grondregels van een democratische rechtstaat te kennen.

  • Herken de kenmerken van het bijzondere karakter van het staatsrecht.

Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: introductie

Staatsrecht

Het staatsrecht is de basis van onze staat en het recht dat door de staatsorganen gemaakt wordt. Het is het recht van én over een bepaalde staat en bindt de overheid aan het recht.

Voor een staat geldt dat er rechtsregels zijn die voor hem verbindend zijn ook al worden deze rechtsregels door haarzelf gecreëerd.

De rechtsregels zijn niet vastomlijnd en er speelt vooral veel politiek in mee. Er is geen orgaan om er voor te zorgen dat de overheid zich aan het staatsrecht houdt en het bestaat ook uit veel ongeschreven regels. Bijvoorbeeld de vertrouwensregel.

Wonderland

Bij Coevorden is er een stukje niemandsland van ongeveer 6 meter. Het wordt wonderland genoemd en bevolkt door ongeveer 14 man. In de tent die er staat zetelt de regering.

Waarom zou dit stukje land geen staat zijn? De staat heeft een gemeenschap van mensen, een volk met een gemeenschappelijke cultuur, godsdienst et cetera. Er zijn immers veertien man. Er is ook sprake van een grondgebied; het is namelijk afgebakend en er wordt gezag uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen beschikt. Er valt te twisten over het gezag in Wonderland, kan Wonderland handhaven in tijden van nood? Is er een geweldsmonopolie?

De meeste staten voldoen aan de drie eisen die een staat tot een staat maken. Deze ‘staat’ lijkt dat ook te doen. Het enige wat Wonderland niet heeft, en andere staten wel, is dat de staat door andere landen als staat erkend wordt. Dit laatste is niet één van de drie eisen die een staat tot een staat maken maar het lijkt wel belangrijk te zijn.

Groningen bijvoorbeeld, is ook geen staat. In Groningen is dat omdat het hoogste gezag daar niet wordt uitgeoefend.

Staten ontstaan vaak op revolutionaire momenten. Wanneer een staat ontstaat, begint de overheid regels op te stellen om haar eigen macht te beperken. Dat is wat het staatsrecht wordt genoemd. Voor het staatsrecht is het bestaan van de staat een gegeven. Het staatsrecht gaat immers óver de staat, de manier van ontstaan werkt door in de organisatie.

De staat en de overheid

Het begrip staat wordt vaak gebruikt wanneer het begrip overheid bedoeld wordt. Onder overheid worden de verschillende organen verstaan die de staatsmacht uitoefenen. De bevoegdheden berustten bij de specifieke organen en niet bij de overheid als één begrip. De bevoegdheden worden uit de wet gegeven.

De overheidsmacht wordt uitgeoefend in het algemeen belang maar moet wel in bedwang worden gehouden. Dat maakt dat er een verschil is met het toeschrijven van wettelijke bevoegdheden naar burgers en de overheid.

Bij burgers wordt er vanuit gegaan dat ze alles mogen, tenzij de wet daartegenin gaat. Bij de overheid is dat precies andersom. De overheid mag namelijk niets tenzij de wet haar bevoegdheden toespeelt. (Hier zijn wel veel uitzonderingen op)

De macht van de overheid

Overheidsmacht wordt beperkt, overheden hebben vaak het beste met het land voor maar iedere overheid vindt iets anders goed voor het land. Daarom moet de macht alsnog in bedwang worden gehouden. Sommige bestuurders vinden zichzelf immers erg belangrijk, vaak omdat ze erg van zichzelf overtuigd zijn en vinden dat ze om die reden meer macht zouden moeten hebben.

De macht wordt op verschillende manieren beperkt. Ten eerste door de machtenscheiding van Montesquieu. Daarmee wordt de macht verdeeld over wetgevende organen, bestuur en rechtsprekende organen. De tweede manier is het systeem van Checks & Balances, de evenwicht tussen deze machten. Deze laatste manier laat de organen hun controle behouden.

De organisatie van de staat

Macht kan ook op andere manieren worden verspreid. Doormiddel van staatsvormen bijvoorbeeld. Zo bestaat er een eenheidsstaat, een gedecentraliseerde eenheidsstaat, een federatie en een confederatie.

Een eenheidsstaat is gecentraliseerd. Er is één orgaan of in ieder geval één groep organen op dezelfde plek waarvan de macht uit gaat. De centrale macht houdt dus de uiteindelijke macht.

Een gedecentraliseerde eenheidsstaat is een eenheidsstaat met een centrale macht. Gedeeltes van de overheidsmacht worden doormiddel van decentralisatie over meer onderdelen verdeeld. De uiteindelijke macht blijft echter bij de centrale macht.

De federatie, een bondsstaat, heeft onderdelen met meer macht dan bij de eenheidsstaten. De macht tussen de centrale macht en de onderdelen is bijna gelijk.

De Confederatie, een statenbond is eigenlijk al geen staat meer. De onderdelen hebben alle macht. Het is eigenlijk een soort eenheid van staatjes.

Het karakter van het staatsrecht is anders dan in andere rechtsgebieden. Het is lastiger te interpreteren. Om deze reden wordt er vaak naar de geschiedenis gekeken. De bedoeling van de wetgever. Daarnaast ook naar de systematiek van de wetten. Daardoor is de historische systematische methode ontstaan. Voor deze methode moet er naar de ontwikkeling van het staatsrecht gekeken worden, de bijzonderheden van de staat, naar de uitleg van de betrokken organen en naar het staatsrechtelijk systeem. Het is belangrijk om te beseffen dat wanneer er alleen naar de historische verklaring gekeken wordt de ontwikkeling van het staatsrecht kan worden afgebroken. Daarom moet het heden te allen tijde worden meegenomen.

Het staatsrecht kan worden gevonden in de grondwet, het ongeschreven recht (het gewoonterecht, jurisprudentie etc.), de organieke wetten (ontstaan uit de grondwet) en uit overige regels met betrekking tot de Staatsorganisatie.

Nederland

Het koninkrijk der Nederlanden bestaat uit vier landen; namelijk uit Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Nederland is dus niet hetzelfde als het koninkrijk der Nederlanden. Aruba hoort dan ook niet bij Nederland maar bij het koninkrijk der Nederlanden.

Na 2010 is het allemaal nog ingewikkelder geworden. Sindsdien valt onder Nederland uit Nederland in Europa en de BES-eilanden; Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Deze laatste landen zijn niet zelfstandig zoals de andere vier landen. Sinds 2010 zouden ze kunnen beschouwd als een soort gemeente van Nederland.

In een tabel zou het er als volgt uit zien;

Het Koninkrijk der Nederlanden;

  • Nederland

    • BES-eilanden

      • Bonaire

      • Sint-Eustatius

      • Saba

    • Nederland in Europa

  • Aruba

  • Curaçao

  • Sint-Maarten

Aantekeningen hoorcollege 2 16/17: de ontwikkeling van de Nederlandse staat

Deel 2.1

Er zijn gedurende dit college vier periodes te onderscheiden; De Landsheerlijke periode; De Republiek (1588-1795); de Franse tijd (1795-1813) en het Koninkrijk (1814)

De Landsheerlijke periode

Nederland is in de middeleeuwen nooit een eigen gebied geweest, het was altijd onderdeel van een ander gebied. Nederland stond in het begin niet erg goed bekend. Het had ‘rare’ gewoontes.

Voor de heersers, de leenmannen was het, het gemakkelijkste om alles zo te laten zoals het was. Daardoor was Nederland een lappendeken van verschillende staatjes.

Toch was het feodalisme datgene dat de Nederlandse gebieden deed ontwikkelen.

Naar de Republiek

In 1477 was daar het Groot Privilege; de Bourgondische gewesten spraken met de Bourgondische Vorst (Filips De Goede) af dat zij hun eigen gebruiken, gewoontes en regels behielden in ruil voor belastingen et cetera.

In 1543 sneuvelde Karel de Stoute, de 17 gewesten komen zo onder het Habsburgs bestuur.

In 1549 kwam de Pragmatieke Sanctie; Nederland werd een aparte zelfbesturende eenheid binnen het rijk, (het werd administratief los geweekt). Er werden afspraken gemaakt tussen de landvoogdes en de Staten-Generaal. Nederland wilde meer inspraak.

Het ontstaan van de Republiek

Filips II had een opdracht, hij was streng katholiek en zag dat graag net zo onder zijn onderdanen. In zijn tijd waren er veel hervormers, protestanten. Hij wilde dit bestrijden en daarnaast meer eenheid creëren. Dit laatste was van belang voor het eerste want door meer eenheid kon er meer belasting worden geheven welke werd gebruikt voor het betalen van de ketterbestrijding.
Willem van Oranje, stadhouder, wilde niet langer werken onder Filips II omdat hij zich niet langer kon vinden in de politiek die Filips bedreef. Hij vond Filips II niet langer rechtvaardig en kwam zo in opstand. (1568-1648)

In 1579 werden er doormiddel van de Unie van Utrecht afspraken tussen zeven gewesten gemaakt. Het was een verbond met afspraken om samen de oorlog te bekostigen. Er werd in opgenomen dat ze vrijheid van Godsdienst en meer tolerantie wilden, dit rechtvaardigde de opstand.

In 1581 vaardigen ze daarop het Placaet van Verlatinghe uit. Ze vertellen Filips II zo dat hij niet langer rechtvaardig is en dat hij daarom niet langer als vorst wordt beschouwd. Ze wisten echter niet wie er nu de baas zou moeten zijn. Niemand wilde Nederland hebben.

In 1588 bepalen ze dan dat de soevereiniteit bij de gewesten ligt. De Staten-Generaal wordt de gemeenschappelijke vergadering. Dit is de start van de Nederlanden als staat.

De opstand gaat nog een hele tijd door. Nederland wordt in de 17e eeuw een belangrijk en machtig land. In 1648 wordt uiteindelijk de Vrede van Münster getekend en wordt Nederland erkend als zelfstandige staat. Dit is dan het einde van de 80-jarige oorlog.

Nederland ging zo als enige land een compleet andere kant op. Het had zo een compleet versnipperde autonomie.

De Republiek

De Republiek had als kenmerk dat het een confederatie was, de macht lag bij kleinere onderdelen en dat het een gewestelijke autonomie was. Dat laatste betekent eigenlijk hetzelfde als het eerste.

Het bestuur van de Republiek was als volgt verdeeld; er was een stadhouder; een landsadvocaat; een Staten-Generaal; een Raad van State en een Rekenkamer.

De Stadhouder was onder andere Willem van Oranje. Als stadhouder kreeg je een hoop privileges en je mocht je met een hoop dingen bemoeien. Je had rechten om overal, wanneer je dat belangrijk vond, mensen neer te zetten die je daar graag wilde hebben. Verder waren ze veel betrokken binnen de militaire functies. De Stadhouder werd door de Staten-Generaal zo klein mogelijk gehouden maar ze werden verder als vorsten behandeld.

De landsadvocaat was een soort minister-president zonder parlement en kabinet. Hij stond aan het hoofd van de Staten-Generaal.

De Staten-Generaal was de algemene vergadering. Hierin moest unaniem worden beslist, dat leverde nogal eens problemen op. Er bestond immers niet iets zoals de telefoon.

De Gewestelijke Staten waren de uiteindelijke gezaghebbers in de staten.

De Raad van State is het oudste instituut dat we in het Nederlandse Staatsrecht kennen. Hieraan kon de landvoogdes bijvoorbeeld advies vragen.
De Rekenkamer is eigenlijk net zoiets als de Raad van State, deze was net zo oud en ook voor het advies.

De Franse Tijd (1797-1813)

De republiek heeft het niet gered. De Franse legers bezetten de Republiek voor 20 jaar. Ze namen nieuwe systemen en concepten mee. Dat vormde een snelle verandering, een hervorming.

In 1798 kregen we de meest moderne grondwet die we in Nederland ooit gehad hebben. Hierin werd de volkssoevereiniteit, de scheiding van kerk en staat, de scheiding van machten etc. etc. beschreven. Het boek werd afgekondigd door de nationale vergadering, opgezet door de Fransen.

De Fransen zorgden verder en door middel van het boek voor de vestiging van een eenheidsstaat, staatsregelingen(constitutionaliseren) en centralisatie. Dat laatste maakte Nederland tot één vorm zodat het makkelijker bij de rest van Europa kon voegen.

De grondwet sloeg niet erg goed aan in Nederland. Nederlanders bleken niet goed in concept-denken en niemand begreep er wat van. De Fransen moesten zich hierin een klein beetje terugtrekken.

Koninkrijk der Nederlanden

Nederland wist na Frankrijk niet erg goed wat ze moesten doen. Een koningshuis of een Republiek. Hierop volgde een typisch Nederlandse oplossing; Geen van beiden.

In 1813 werd Willem I Sire, later koning. Het was geen opvolging van Willem van Oranje maar een lid van een Friese familie, ook Oranjes.

In 1814 werd er een grondwet uitgevaardigd waarmee de Raad van State en de Staten-Generaal terugkwamen. Daarmee werd Nederland een eenheidsstaat, een constitutionele monarchie. Dus wel een koningshuis dat zich moest aanpassen aan de grondwet.

In 1815 voegde Nederland België aan Frankrijk toe. Willem I werd zo ook koning van België, België vond dit op zich geen probleem, er moest alleen een extra kamer bij. Dat maakte dat er nu sprake is van de 1e en de 2e kamer.

In 1840 werd het eerste stukje van de macht van de koning verbonden aan de grondwet. Tot dan toe had de koning alleenrecht.

In 1848 was de gehele macht van de koning verbonden aan de grondwet.

Deel 2.2

Er zijn verschillende fasen waarin staten zich kunnen bevinden; de soevereine staat; de rechtsstaat; de democratische staat en de waarborgstaat.

Zonder absolute vorstenstaat had er nooit een democratische rechtsstaat kunnen bestaan. We hadden een hiërarchische staat, veel verticale relaties. Aan het eind van de middeleeuwen was er veel angst door onder andere de pest en godsdienstoorlogen en dat leidde weer tot nieuwe oorlogen.

Er moest rust en orde komen door middel van centralisatie, de staat moest worden gekoppeld aan soevereiniteit wat werd overgelaten aan enkele grote denkers in de soevereiniteitstheorieën.

De soevereine staat heeft te maken met uitoefening van macht. Alles in de politieke gemeenschap gaat over uitoefening van macht over andere mensen.

Er zijn verschillende soevereiniteitstheorieën. De eerste is die van Machiavelli (macht en politiek); zei dat het de taak van de prins is, te zorgen voor rust en orde. Er moest worden opgehouden met religie en de macht moest in handen worden gehouden. Er moest politiek worden bedreven. Het maakte niet uit hoe, als je maar tot het juiste komt. Het was machtsvorming met een doel, wat de soevereiniteit was. Soevereiniteit werd il stato genoemd.

Bodin (macht en soevereiniteit) ging uit van een staat. Wanneer er een staat was moest worden aangenomen dat deze soeverein was. Zonder soevereiniteit kon er volgens Bodin simpelweg geen staat bestaan. Deze staat bestaat alleen wanneer er een vorst is. Deze heeft de soevereiniteit. Zo ontstond er een drie eenheid van vorst-staat- soevereiniteit.

Hobbes (macht en consent); Hobbes bedacht dat er een verdrag tussen volk en vorst kon bestaan (fictief). De vorst kon zich daarop beroepen. In dat verdrag beloofde de vorst protection in ruil voor obediance.

Naar rechtstaat en democratie;

Mensen gaan meer nadenken.

Locke (macht en recht); Wat Hobbes zegt, klopt niet. Er wordt geleefd in een state of nature. Van nature heerst er natuurrecht. Dat is het kenmerk van een natuurstaat waarin er wordt geleefd als individu en beschikt wordt over individuele vrijheidsrechten. Dit zijn de oorspronkelijke grondrechten.

De uitoefening van de staatsmacht wordt een hekel punt, er is wel een maatschappelijk verdrag, zegt Locke maar het is beperkt. Niet alles omvattend. De grondrechten van Locke; die overdraag je niet. Alleen de mate waarin je bestuurd wordt.

De grondrechten van Locke zijn als volgt; Recht of life; Liberty; Property. Deze kunnen dus niet worden overgedragen, gezamenlijke welvaart en welzijn echter wel.

Dit is dus de start van de rechtsstaat. Er zijn rechten waar de staat niet aan mag zitten.

Rousseau (macht en identiteit) zegt; Alle mensen worden goed geboren. Mensen in een politieke gemeenschap zijn van nature niet egoïstisch. Het zijn vrije en individuele mensen. Hoe kun je als vrije en individuele mens je vrijheid maximaliseren. Locke zegt, grondrechten en afstand houden. Rousseau zegt; je moet juist je eigen politiek gaan bedrijven. Eigen regels maken, eigen gemeenschap creëren. Waar Locke wegduwt haalt Rousseau juist aan. Een sociaal contract wordt met z’n allen gesloten. Elke individu brengt zijn wil in, in een volonté tous, de volonté tous wordt omgezet in een volonté génèrale (een wil) De vestiging van de volkssoevereiniteit, de macht gaat uit van onderop. Niet van een overheid of een godsdienst.

Een begin van een liberale verandering in samenleving. Mensen worden burgers, ofwel belangrijke individuen.

Aan een rechtsstaat zitten twee belangrijke elementen gekleefd. De eerste is de scheiding van machten (dus NIET van Montesquieu), de macht van de staten moeten volgens Locke enigszins beperkt worden. De tweede is grondrechten.

Bij Rousseau is er helemaal geen sprake van een machtenscheiding, iedereen wil namelijk hetzelfde. Tegen wie zou je dan beschermd moeten worden? Je hoeft tegen jezelf geen machtenscheiding en grondrechten in te richten om jezelf tegen jezelf te beschermen.

3. Theorie van de rechtstaat

De rechtstaat bestaat uit de grondwet, de machtenscheiding bestaande uit democratische wetgeving; heerschappij van de wet (legaliteitsbeginsel) en onafhankelijke rechtspraak en als derde de grondrechten.

De rechtstaat is gebaseerd op het recht en de hoogste regels.

4. Theorie van de democratie

Belangrijke elementen zijn; vertegenwoordiging, meerderheid, verantwoording, openbaarheid en participatie.

Democratie is een staatsvorm op basis van de gelijkwaardigheid van de mensen, dat wil zeggen de volksinvloed op het staatsbestuur.

  •  
Access: 
Public
This content is related to:
Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes

College Staat, overheid en constitutie

College Staat, overheid en constitutie


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Montesquieu en de verdeling van de macht worden behandeld.

  • De democratische rechtsstaat wordt behandeld: wanneer is er sprake van een democratie en wanneer van een democratische rechtsstaat?

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Om na te kunnen gaan of er sprake is van een democratische rechtstaat, is het belangrijk de grondregels van een democratische rechtstaat te kennen.

  • Herken de kenmerken van het bijzondere karakter van het staatsrecht.

Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: introductie

Staatsrecht

Het staatsrecht is de basis van onze staat en het recht dat door de staatsorganen gemaakt wordt. Het is het recht van én over een bepaalde staat en bindt de overheid aan het recht.

Voor een staat geldt dat er rechtsregels zijn die voor hem verbindend zijn ook al worden deze rechtsregels door haarzelf gecreëerd.

De rechtsregels zijn niet vastomlijnd en er speelt vooral veel politiek in mee. Er is geen orgaan om er voor te zorgen dat de overheid zich aan het staatsrecht houdt en het bestaat ook uit veel ongeschreven regels. Bijvoorbeeld de vertrouwensregel.

Wonderland

Bij Coevorden is er een stukje niemandsland van ongeveer 6 meter. Het wordt wonderland genoemd en bevolkt door ongeveer 14 man. In de tent die er staat zetelt de regering.

Waarom zou dit stukje land geen staat zijn? De staat heeft een gemeenschap van mensen, een volk met een gemeenschappelijke cultuur, godsdienst et cetera. Er zijn immers veertien man. Er is ook sprake van een grondgebied; het is namelijk afgebakend en er wordt gezag uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen beschikt. Er valt te twisten over het gezag in Wonderland, kan Wonderland handhaven in tijden van nood? Is er een geweldsmonopolie?

De meeste staten voldoen aan de drie eisen die een staat tot een staat maken. Deze ‘staat’ lijkt dat ook te doen. Het enige wat Wonderland niet heeft, en andere staten wel, is dat de staat door andere landen als staat erkend wordt. Dit laatste is niet één van de drie eisen die een staat tot een staat maken maar het lijkt wel belangrijk te zijn.

Groningen bijvoorbeeld, is ook geen staat. In Groningen is dat omdat het hoogste gezag daar niet wordt uitgeoefend.

Staten ontstaan vaak op revolutionaire momenten. Wanneer een staat ontstaat, begint de overheid regels op te stellen om haar eigen macht te beperken. Dat is wat het staatsrecht wordt genoemd. Voor het staatsrecht is het bestaan van de staat een gegeven. Het staatsrecht gaat immers óver de staat, de manier van ontstaan

.....read more
Access: 
Public
College Regering & Staten-Generaal

College Regering & Staten-Generaal


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • De volgorde van de behandelde onderwerpen is veranderd. De positie van het tweekamerstelsel wordt als eerste besproken.

  • Het onderwerp 'het kiesstelsel' en de artikelen uit de grondwet worden behandeld.

  • In 2017/2018 worden in het eerste hoorcollege de onderwerpen 'het Koningschap (de kenmerken e.d.) en de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42 Gw) behandeld in plaats van in het tweede hoorcollege.

  • Het budgetrecht van artikel 105 lid 1 Gw wordt behandeld.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • De parlementaire controlemiddelen zijn uitgebreid: inlichtingenrecht (interpellatierecht/schriftelijk vragenrecht/mondeling vragenrecht) en het recht van parlementaire enquête (art. 70 Gw).

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • De vertrouwensregel behoort tot het ongeschreven staatsrecht.

  • Ken het verschil tussen het actief en het passief kiesrecht.

Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: democratie en vertegenwoordiging

De regering

De regering bestaat uit de Koning en de ministers. (art. 42 Gw.) Er zijn ministers (43), staatssecretarissen (46) en ministeries (44). In het kabinet zitten de ministers en de staatssecretarissen.

Een ministerie is een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een minister. Bij het ministerie werken ook staatssecretarissen. Zij kunnen als een soort onder- ministers worden beschouwd.

De Staten-Generaal

De Staten-Generaal, ook wel het parlement, bestaat uit de eerste en de tweede kamer. (Art. 50 jo. 51 Gw.) Er is in de Staten-Generaal sprake van Fracties. Fracties zijn groepen mensen in de kamer met dezelfde politieke kleur. Oftewel. Fracties zijn politieke partijen.

In de Staten-Generaal bestaan ook commissies. Deze zijn juist niet gelijkgezind. Commissies zijn verdeeld om het werk te verdelen en overzicht te geven. Commissies doen voorbereidend werk maar hebben geen macht. In Nederland hebben zij geen bevoegdheid om belangrijke beslissingen te maken. Commissies zijn altijd gericht op een bepaald onderwerp. Vanuit elke fractie gaan een bepaald aantal mensen met een zetel in commissies. De hoofdregel is dat in elke commissie elke fractie vertegenwoordigd wordt.

Directe Democratie

In Nederland is er over het algemeen geen sprake van directe democratie. Er zijn echter wel mogelijkheden toe. De eerste is het burgerinitiatief; Het proces wordt beschreven in 132a RvOII, de mogelijkheid voor burgers om iets op de agenda te krijgen. Dat maakt dat erover gesproken moet worden. Een voorbeeld hiervan is Arjen Lubach die Farao der Nederlanden wilde worden. Voor een burgerinitiatief moeten er een bepaald aantal handtekeningen worden verzameld.

Er zijn een aantal eisen waar een burgerinitiatief aan moet voldoen, deze staan opgenoemd in 132a RvOII, een van de belangrijkste eisen is, ‘Het burgerinitiatief

.....read more
Access: 
Public
College Wetgeving en rechtspraak

College Wetgeving en rechtspraak


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Vanaf dit jaar is de volgorde van de behandelde onderwerpen gewijzigd. De onderwerpen zelf zijn hetzelfde. De colleges lopen in 2017/2018 een week voor ten opzichte van de aantekeningen.

  • De hiërarchie van wetgeving die in de aantekeningen staan is niet meer juist; Verdragen van de Unie en het statuut voor het Koninkrijk der Nederland is hieraan toegevoegd

  • De functies van de wet en wetgeving zijn onderwerpen die in 2017/2018 behandeld worden.

  • Alle artikelen uit de Grondwet zijn toegevoegd aan de wetgevingsprocedure.

  • De hoofdvragen en de inrichting van de rechtsbescherming ​​​​worden behandeld.

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Ken de procesgang van de Awb en de toetsingscriteria van de Awb.

    • Ook de civiele rechter, haar bevoegdheid en de toetsingscriteria zijn belangrijke onderwerpen. 

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: Staten-Generaal

    Verhouding SG en Ministers

    Tot 1848 waren er grote ontwikkelingen in het koninkrijk. De macht van de koning nam af en ministers namen deze langzaam maar zeker over. In 1848 werd de ministeriële verantwoordelijkheid geïntroduceerd. Zij moesten zich toen verantwoorden tegenover de Staten-Generaal.

    De verhoudingen waren na 1848 nog steeds niet geheel duidelijk. De verduidelijking kwam in 1866/1868. De opkomst van het parlementaire stelsel met als belangrijkste regel; de vertrouwensregel.

    De vertrouwensregel bepaald de gehele verhouding tussen de Staten-Generaal en de ministers. Immers, wanneer de Staten-Generaal het vertrouwen in een minister kwijt is, moet deze minister vertrekken. Dat maakt dat de Staten-Generaal een conflict in beginsel dus altijd zal winnen. De vertrouwensregel is zo belangrijk dat je zou kunnen zeggen dat eigenlijk al het staatsrecht op deze regel berust.

    De vertrouwensregel zorgt niet alleen voor vijandschap maar ook voor controle. De vertrouwensregel veronderstelt parlementaire controle, veronderstelt dus ook dat er overleg plaats vindt. De vraag rijst nu, hoe kun je de verhouding tussen beiden nu schetsen?

    Er zijn twee verhoudingsmodellen te benoemen, model 1 is het monisme. Model 2 is het dualisme. Monisme en dualisme zijn twee heel abstracte begrippen. Ze worden allebei op verschillende manieren gebruikt. in dit geval betekent het dualisme dat er sprake is van twee organen die onafhankelijk van elkaar opereren. Deze organen zijn gelijkwaardig en niet tot elkaar te herleiden.

    Bij het monisme is er sprake van een hoofdorgaan dat een onder-orgaan kiest. Het ene orgaan is dus ondergeschikt aan het andere en kan van het hoofdorgaan worden afgeleid.

    De verhouding tussen de regering en het parlement, hoe kun je die nu schetsen? Wanneer je voor één van beide stelsels zou kiezen zou het dualisme naar voren

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Decentralisatie

    College Decentralisatie


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • De volgorde van de behandelde onderwerpen in het eerste hoorcollege van deze week is gewijzigd.

    • De Raad en uitleg over dit orgaan is een nieuw onderwerp, evenals art. 160 Gemeentewet en de taken van het College.

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Belangrijk voor het tentamen is om op een rijtje te hebben wat de taken zijn van de diverse organen.

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: decentraal bestuur

    De organen die de gemeente en het provinciale bestuur hebben, wat mogen ze?

    N.B. Wanneer er over de gemeente of over de provincie wordt gesproken, kan er vaak ook het andere orgaan worden bedoeld, tenzij anders aangegeven.

    Belangrijke begrippen

    Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Primair is het een eenheidsstaat, secundair gedecentraliseerd. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat heeft een aantal belangrijke elementen. Ten eerste mag er nooit gehandeld worden in strijd met hogere wetgeving. De hogere organen houden toezicht. Ten tweede komt meer dan 90% van het geld van het rijk. Ten derde heeft elk domein een eigen huishouding. Door de openheid, het rijk dat kan zeggen wie wat doet, hebben de gemeenten en provincies minder te zeggen. De openheid is niet nieuw. Voor 1848 hadden gemeentes en provincies al een eigen huishouding.

    In Nederland is er ook sprake van deconcentratie. Deconcentratie heeft niets met decentralisatie te maken. De centrale overheid kan besluiten delen van ministeries te verspreiden over het land. Simpelweg omdat het makkelijker is om meer locaties te hebben.

    Een ander begrip is functionele decentralisatie. Organen die een bepaalde overheidstaak of functie hebben gekregen. Dit zijn bijvoorbeeld waterschappen en scholen.

    Heel belangrijke begrippen zijn autonomie en medebewind. Autonomie geeft de bevoegdheid tot het maken van eigen regels. Medebewind ook, maar dan in opdracht van de rijksoverheid. Bij autonomie is er sprake van een alleenrecht. Het belang van autonomie is dat de gemeentes en provincies een handvat bezitten om nog enigszins mee te kunnen praten. Voor medebewind geldt dat de rijksoverheid op die manier meer grip houdt.

    De bestuurlijke hoofdstructuur werkt in Nederland als volgt; er zijn drie bestuursorganen. Gemeente, provincie en het rijk. Deze drie organen voeren de overheidstaken uit. Het orgaan met de maximale democratische legitimatie heeft het meest te zeggen. Dat orgaan is het meest democratisch gekozen. Bij de gemeente geldt bijvoorbeeld dat de Raad het belangrijkste is. Dit komt omdat dit orgaan ten opzichte van het College het meest democratisch gelegitimeerd is.

    Grondwettelijk kader sinds 1848

    De pijlers van Thorbecke werken door in de Grondwet.

    Ten eerste is het van belang dat de wetgever

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU

    College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • De onderwerpen van het eerste en het tweede hoorcollege in deze week zijn omgedraaid.

    • Daarnaast wordt het sluiten van verdragen uitgebreid behandeld, evenals art. 93 en 94 Gw.

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Lees de artikelen 93 en 94 Gw goed door en arceer deze in de wettenbundel! 

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: de rechterlijke organisatie

    De theorie van de rechtsstaat bestaat uit verschillende kernpunten. Ten eerste de grondwet en de constitutie, dan de machtenscheiding welke uiteenvalt in de democratische wetgeving (de hiërarchische regels), de heerschappij van de wet (bestuurslichamen moeten zich aan de wet houden, legaliteitsbeginsel) en in onafhankelijke rechtspraak, en als laatste de grondrechten.

    Deze week gaat het over rechters. De rechter krijgt steeds meer een rechtsvormende taak. Om fraude binnen deze rechterlijke macht te voorkomen zijn verschillende maatregelen genomen. Zo wijst op grond van art. 116 GW de wetgever de organen die tot de rechterlijke macht behoren, aan en worden deze op grond van art. 117 GW bij een koninklijk besluit benoemd. Rechters kunnen verder niet door iemand van buiten de rechterlijke macht worden ontslagen. Ze stoppen over het algemeen pas met hun functie wanneer ze 70 jaar zijn.

    De onafhankelijkheid is zowel grondrechtelijk als constitutioneel geregeld. In de grondwet (ook art. 6 EVRM) staan de beginselen van onpartijdigheid, zelfstandigheid en eerlijkheid waar de rechter zich aan moet houden. Staatsrechtelijk gezien kennen we de driehoek van de machtenscheiding (zie het plaatje hierboven) Door deze machtenscheiding zou in Nederland de macht gescheiden moeten zijn en de rechter dus onafhankelijk moeten kunnen opereren van deze twee andere organen.

    De bevoegdheid van de rechter wordt in de wet weergegeven. In art. 112 GW staat dat de rechter in beginsel besluit over haar eigen bevoegdheid. In lid 1 wordt ingegaan op de burgerlijke geschillen en in lid 2 de publiekrechtelijke geschillen.

    Over de bevoegdheid met betrekking tot het toepassen van wetten en voorschriften geldt het toetsingsverbod uit art. 120 GW en art. 94 GW wat gaat over het buiten toepassing laten van regels wanneer deze niet overeenkomen met verdragen. Halsema wil dat er een toetsingsmogelijkheid komt voor de klassieke grondrechten. Haar argumenten zijn onder andere de meer democratie, rechtspraak en het verdragsrecht.

    De vraag of je met publiekrechtelijke geschillen naar een civiele of administratieve rechter moet wordt beantwoord in art. 112 lid 2 GW. In art. 1:4 AWB staat dat de administratieve rechter niet tot de rechterlijke macht behoord.

    Voor administratieve (bestuursrechtelijke) rechtspraak kun je voor verschillende gebieden bij verschillende rechters terecht. Bij de

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Gastcollege en Inleiding grondrechten

    College Gastcollege en Inleiding grondrechten


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • De onderwerpen die in week 6 behandeld worden in 2017/2018, staan in de aantekeningen in week 7. De onderwerpen worden voorts chronologisch behandeld.

    • De volgende onderwerpen zijn nieuw: wat zijn grondrechten en voor wie gelden deze?

    • Op art. 120 Gw ligt in 2017/2018 de nadruk.

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Het is belangrijk om 120 Gw goed door te lezen en te begrijpen waar het over gaat (arceer in je wettenbundel)!

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: internationale rechtsorde

    Onderwerp van dit college:

    1. Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

    2. Europees Nederland als onderdeel van het koninkrijk der Nederland

    Doelen:

    1. Begrijpen hoe een verdrag tot stand komt, hoe verdragen voor burgers rechten en plichten kunnen meebrengen en hoe verdragsbepalingen zich verhouden tot het nationale recht.

    2. De staatsrechtelijke verhoudingen binnen het koninkrijk, de belangrijkste koninkrijksorganen. Verdragen: Internationale overeenkomst tussen volkenrechtelijke rechtssubjecten (staten) kunnen uitleggen welke bevoegdheden op koninkrijksniveau en welke op landsniveau liggen.

    Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

    Er zijn verschillende organisaties waar Nederland deel van uit maakt. Nederland wordt door verdragen en lidmaatschappen beperkt in haar handelen.

    Organisaties zijn bijvoorbeeld de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de NAVO en de EU. Al deze organisaties hebben eigen belangrijke verdragen die beperkend kunnen werken ten opzichte van haar leden.

    • VN:

      • Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR/BuPO) 1966)

      • Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) (1966)

    • Raad van Europa

      • Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (1950)

      • Europees sociaal Handvest (ESH) (1961/1996)

    • NAVO

      • NAVO-verdrag (1949)

    • EU (Wat in deze samenvatting staat, geldt NIET voor de Europese Unie)

    Artikel 90 Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Uit artikel 91 lid 1 GW blijkt dat het koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden zonder goedkeuring van de Staten-Generaal. Zowel de regering als de Staten-Generaal zijn dus van belang.

    Voor het oprichten van een verdrag moet er een stappenplan worden gevolgd;

    Ten eerste moet er overeenstemming over de inhoud zijn. Er wordt over het algemeen door diplomatieke afgevaardigden onderhandeld. De politieke leiders komen vaak pas voor de ondertekening van de inhoud. Zij zijn meer voor het plaatje.

    Daarna volgt het sluiten van het verdrag. Er wordt ondertekend door de regering of

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken

    College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets?

    • Dit college is erg de nadruk gelegd op artikel 7 van de Grondwet, met name lid 1 (Drukpers) 

    • Vorig jaar ging het vooral over artikel 10 Grondwet. 

    Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

    • Geen recente ontwikkelingen (artikelen van de grondwet al zeer oud en zal niet gauw sprake zijn van een wijziging) 

    Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

    • Zorg ervoor dat je artikel 7 Grondwet goed begrijpt, gebruik hierbij tevens de achtergrond bij dit artikel. 

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: grondrechten

    Grondrechten

    Voorbeeld 1. Meneer van Ooijen, radicaal evangelist met 16 kinderen zet op zijn dakpannen ‘Jezus redt’. De gemeente wil dat niet hebben. Er speelt godsdienstvrijheid tegenover het welstandsbeleid van de gemeente.

    Voorbeeld 2. Rosti Rostelli, een hypnotiseur, wil optreden in Rijssen, een streng Christelijke gemeente. Zij willen echter geen provocerend gedrag in de zaal die hij wil huren van de gemeente. Er speelt vrijheid van meningsuiting tegenover het standpunt van de gemeente die zegt ‘Grondrechten gelden tussen de overheid en de burger, ik ben nu geen overheid, wij verhuren gewoon een zaal’

    Voorbeeld 3. Facebook, Microsoft, Google et cetera. Gelden de grondrechten ook tegenover deze bedrijven? (Gelden ze hetzelfde als tegenover de overheid?)

    Het ontstaan van de grondrechten

    De theoretische ontwikkeling van de grondrechten is begonnen met Locke, Life, liberty en property.

    Een grondrecht lijkt universeel en logisch, voor iedereen te gelden maar ze zijn pas vrij laat ‘ontdekt’. Hoe moeten deze grondrechten worden gefundeerd?

    Locke, een contractsfilosoof zegt; “Mensen zijn redelijke wezens. Ze willen bescherming. De staat is opgericht om life, liberty en property te beschermen en dus ook ter afbakening van het overheidsgezag

    Er is een verschil tussen wanneer de grondrechten ontstonden en wanneer deze werden opgenomen in de wet.

    In 1215 kwam er in Engeland de Magna Carta; De adel dwong de machthebbers tot meer politieke vrijheid en godsdienstvrijheid.

    In 1679, ook in Engeland, de Habeas Corpus Act; Dit was tégen willekeurige vrijheidsberoving. De koning sloot tegenstanders willekeurig zonder proces op. Dit is nog steeds geldend recht.

    In 1776 kwam in de VS de Declaration of Independence: Er kwamen individuele grondrechten, onvervreemdbare rechten. Life, liberty and persuit of happiness

    In 1789 de Déclaration des Droit de l’Homme et du Citoyen: Dit was ook een onafhankelijkheidsverklaring met ongeveer de zelfde grondrechten.

    In 1798 de Staatsregeling Bataafsche volk: Dit was de eerste keer dat in dit gebied allerlei grondrechten werden geformuleerd.

    In 1815 de Grondwet van.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    special isis de wereld in

    Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1643