College Decentralisatie


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • De volgorde van de behandelde onderwerpen in het eerste hoorcollege van deze week is gewijzigd.

  • De Raad en uitleg over dit orgaan is een nieuw onderwerp, evenals art. 160 Gemeentewet en de taken van het College.

Wat is belangrijk voor het tentamen?

  • Belangrijk voor het tentamen is om op een rijtje te hebben wat de taken zijn van de diverse organen.

Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: decentraal bestuur

De organen die de gemeente en het provinciale bestuur hebben, wat mogen ze?

N.B. Wanneer er over de gemeente of over de provincie wordt gesproken, kan er vaak ook het andere orgaan worden bedoeld, tenzij anders aangegeven.

Belangrijke begrippen

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Primair is het een eenheidsstaat, secundair gedecentraliseerd. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat heeft een aantal belangrijke elementen. Ten eerste mag er nooit gehandeld worden in strijd met hogere wetgeving. De hogere organen houden toezicht. Ten tweede komt meer dan 90% van het geld van het rijk. Ten derde heeft elk domein een eigen huishouding. Door de openheid, het rijk dat kan zeggen wie wat doet, hebben de gemeenten en provincies minder te zeggen. De openheid is niet nieuw. Voor 1848 hadden gemeentes en provincies al een eigen huishouding.

In Nederland is er ook sprake van deconcentratie. Deconcentratie heeft niets met decentralisatie te maken. De centrale overheid kan besluiten delen van ministeries te verspreiden over het land. Simpelweg omdat het makkelijker is om meer locaties te hebben.

Een ander begrip is functionele decentralisatie. Organen die een bepaalde overheidstaak of functie hebben gekregen. Dit zijn bijvoorbeeld waterschappen en scholen.

Heel belangrijke begrippen zijn autonomie en medebewind. Autonomie geeft de bevoegdheid tot het maken van eigen regels. Medebewind ook, maar dan in opdracht van de rijksoverheid. Bij autonomie is er sprake van een alleenrecht. Het belang van autonomie is dat de gemeentes en provincies een handvat bezitten om nog enigszins mee te kunnen praten. Voor medebewind geldt dat de rijksoverheid op die manier meer grip houdt.

De bestuurlijke hoofdstructuur werkt in Nederland als volgt; er zijn drie bestuursorganen. Gemeente, provincie en het rijk. Deze drie organen voeren de overheidstaken uit. Het orgaan met de maximale democratische legitimatie heeft het meest te zeggen. Dat orgaan is het meest democratisch gekozen. Bij de gemeente geldt bijvoorbeeld dat de Raad het belangrijkste is. Dit komt omdat dit orgaan ten opzichte van het College het meest democratisch gelegitimeerd is.

Grondwettelijk kader sinds 1848

De pijlers van Thorbecke werken door in de Grondwet.

Ten eerste is het van belang dat de wetgever de uiteindelijke baas blijft. De opheffing van de gemeente, of een eventuele fusie kan alleen bij wet in formele zin.

Ten tweede was er, en lijkt er lokale autonomie te blijven. In werkelijkheid is er echter weinig meer van over.

Er is sprake van lokale democratie: eerder kenden we een stelsel van erfopvolging. Lokale besturen moeten tegenwoordig een democratische grondslag hebben in de vorm van een volksvertegenwoordiging.

Zoals zojuist gezegd, volgens artikel 125 hebben de organen met de maximale democratische legitimatie de zwaarste (wetgevende) bevoegdheden.

Er geldt een monistisch stelsel (volgens de Grondwet.) Vanuit de gemeentewet geldt een dualistisch stelsel, sinds 2002. Bestuurslichamen zijn verticaal geordend met organen. In gemeente geldt dat het College de uitvoerende macht is. De Raad heeft voor het grootste deel een controlerende bevoegdheid.

Volgens art. 125 lid 1 zijn er drie organen in de gemeente, ten eerste het College van B&W (wethouders en de burgemeester), ten tweede de burgemeester zelf en ten derde de raad. De burgemeester heeft een belangrijke bevoegdheid, daarom wordt hij door de kroon, bij koninklijk besluit benoemd. De raad wordt rechtstreeks door de bevolking gekozen. Hij heeft dan ook de maximale democratische legitimatie.

Het College van B&W

De wethouders worden door de Raad benoemd. Het kan enigszins vergeleken worden met de ministers, gekozen door de coalities van het parlement. De wethouders zijn zowel individueel als gezamenlijk verantwoordelijk voor het gezamenlijke bestuur.

Er is sprake van Collegiaal bestuur: De wethouders hebben een politieke verantwoordelijkheid t.o.v. de Raad. (art. 161). Het college, zowel geheel als individueel zijn zoals net gezegd verantwoordelijk voor het door het college gevoerde bestuur. Ze kunnen ook individueel worden weggestuurd. Toch is het niet helemaal zoals dat landelijk gebeurd. Landelijk kunnen ministers ook voor hun eigen functioneren worden aangesproken, meestal zullen ze ook wel weggestuurd wanneer het hun individueel handelen, betreft maar staatsrechtelijk gezien bestaan de wethouders niet individueel en zullen ze dus alleen aangesproken worden op gezamenlijk handelen.

Op grond van art. 49, p- en g- wet heeft de raad de mogelijkheid om één of meer leden van het College weg te sturen. Sanctie is de vertrouwensregel, die nu wel is geschreven.

De rechtspositie van een wethouder is erg politiek. Er zijn wel regelingen met betrekking tot het pensioen maar als je weg moet, moet je weg. De rechter zal zich er niet mee bemoeien.

Burgemeester en CdK.

De commissaris van de Koning is een rijksorgaan.. (art. 126 Ambtsinstructie) De Provincie- en de gemeentewet hebben hier niets over te zeggen, en een provinciaal orgaan. (art. 125 Gw.)

De minister van Binnenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het handelen van de Commissaris van de Koning.

De burgemeester is een lokaal bestuurder, tevens namens het rijk. Daarom is een Koninklijk Besluit vereist.

De aanstellingswijze wordt echter grotendeels door de Raad beheerst. Ze hebben op grond van art. 131 Gw en art. 61 een aantal rechten verworven;

  • De profielschets

  • Een ‘sollicitatiegesprek’ met een vertrouwenscommissie

  • Aanbeveling van commissie die eigenlijk altijd wordt opgevolgd.

Door deze drie dingen kan de keuze voor een nieuwe burgemeester worden beïnvloed.

Het ontslag van een burgemeester is ook grotendeels in handen van de Raad. Wanneer de verhouding tussen de raad en de burgemeester namelijk is verstoord is dat vaak reden genoeg om hem te ontslaan of te schorsen.

De burgemeester moet zich net als het College verantwoorden tegenover de Raad. De burgemeester is daar waar hij handelt, verantwoordelijk. Ook over zijn privéleven. De burgemeester heeft daarnaast ook een passieve informatieverplichting. Hij moet vragen altijd naar waarheid beantwoorden en eventueel informatie leveren.

Als burgemeester en wethouder moet je dus te allen tijde opletten wat je doet. Je bent vrij snel je baan kwijt.

Aantekeningen hoorcollege 2 16/17: functioneel decentraal bestuur

In het vorige college werd er gesproken over het institutionele decentrale bestuur. Nu over het functionele decentrale bestuur. Waar het vorige week ging over wie is wat, gaat het nu over wie mag wat. We beginnen met de gemeenteraad.

De gemeenteraad

De gemeenteraad is het hoofd van de gemeente. Art. 125 , jo. 124 lid 1 Gw. De raad zou ook in een dualistisch stelsel de baas zijn omdat het, het meest democratische orgaan is. Vorige keer hebben we gezien dat het orgaan met de maximale democratische legitimatie het hoogste orgaan is.

Gemeente én provincies mogen zich in principe mede-regelgevers noemen. Eigenlijk zijn bijna alle autonome taken van de gemeente wel weggenomen. Tegenwoordig speelt er voornamelijk medebewind. Dit laatste heeft als voordeel voor het rijk dat er veel gelijkheid heerst door het hele land.

Volgens de Grondwet is de raad het centrale orgaan. Volgens de gemeentewet ligt dat net iets anders. De Raad houdt zich voornamelijk bezig met het aansturen op hoofdlijnen. Het college houdt zich voornamelijk bezig met de dagelijkse gang van zaken.

In 2002 heeft zich een dualisering doorgevoerd. Het monistische stelsel was niet langer mogelijk in een verzorgingsstaat zoals die van ons. Met de wet wilde de overheid de gemeente en het college van elkaar afscheiden. Eerst was de raad het centrale orgaan in de gemeente, tegenwoordig heeft de raad alleen nog kader stellende en controlerende taken. Het college houdt zich bezig met bestuurlijke en uitvoerende taken binnen de door de raad gestelde kaders.

de gemeenteraad delegeert steeds meer taken aan het college. Ze houden zich steeds meer bezig met toezicht. Dat was ook één van de doelen van de dualisering. Dit heeft als gevolg dat het college steeds dominanter word. De voorbereidende rol die steeds meer wordt uitgebreid wordt langzaam maar zeker sturend. Het is de vraag of de raad dat wel wil.

Dat er zoveel discrepantie is tussen de grondwet en de gemeentewet komt doordat de wet op de dualisering in 2002 niet tot stand had kunnen komen wanneer de grondwet betrokken was geweest. Een grondwetswijziging komt namelijk zelden tot stand. Ze hebben zich dus gewoon heel veel moeite bespaard. De wetgever besloot simpelweg dat de wet niet in strijd is met de grondwet. Dat was verder voor iedereen voldoende.

De raad delegeerde dus ook bestuurlijke en wetgevende bevoegdheden naar het college. De raad heeft nu vooral controlerende bevoegdheden. Dat Is nu in het dualistische stelsel erg belangrijk. Ze plaatsen zich wel erg op afstand. Het is ook belangrijk om de invloed van de regering te drukken. De raad is immers het meest democratische orgaan.

De raad heeft dus een controlerende bevoegdheid, een regel stellende bevoegdheid en ook het begrotingsrecht. In de begroting wordt opgenomen; wat willen wij, wat doen wij en wat moet dat kosten. De begroting is het hoogtepunt in de Nederlandse gemeente. De drie W’s, zojuist genoemd zijn de doelstellingen voor de uitgaven van het college.

Verder mag de raad plannen maken voor bijvoorbeeld huisvesting, milieu, scholing et cetera en mag hij ook doelen stellen waar het college zich aan moet houden.

Het is belangrijk om te beseffen dat de Raad niet één figuur is. Het is wel één orgaan maar het bestaat uit verschillende mensen, verschillende ideeën en natuurlijk verschillende fracties. De praktijk is dus dat er erg politiek wordt bestuurd.

Regelgeving

Er ontstaan problemen bij bestuur wanneer de bevoegdheid niet zuiver verdeeld is. Op grond van 108 gemeentewet bijvoorbeeld is de bestuurstaak niet van de gemeenteraad afgeschreven.

In de gemeentewet wordt er in de artikelen 147 en 149 vermeld hoe de regelgeving moet worden gemaakt en wie dat mogen doen.

De gemeenteraad heeft hierin het recht van amendement en initiatief. (art. 143 a & b Gemeentewet)

De grenzen van de bevoegdheid van de raad met betrekking tot het maken van regelgeving liggen in het territoir (de zijgrens), de bovengrens en ondergrens.

De territoir is heel simpel te stellen. Gemeentelijke verordeningen mogen alleen gelden binnen het eigen grondgebied. De bovengrens betekent dat een gemeentelijke verordening niet in strijd mag zijn met een hogere regeling. De ondergrens is dat de gemeenteraad met zijn bevoegdheden niet verder mag gaan dan de openbare orde. Alleen in de publieke sfeer dus. De particuliere sfeer is behoudens enkele uitzonderingen verboden terrein. Je merkt dus al direct dat dat vragen oproept. Want waar eindigt de publieke sfeer dan? Dat is erg onduidelijk.

Er zijn verscheidende verordeningen. In principe mag er geen strijd zijn met hogere regelgeving en hoeven verordeningen die naast andere verordeningen bestaan niet te worden meegenomen als er in hogere regelgeving ook al iets over vermeld is. Bij een anterieure verordening bestaat de gemeentelijke verordening met hetzelfde onderwerp wél naast een hogere regeling. Dit mag alleen wanneer er sprake is van hetzelfde onderwerp én hetzelfde motief.

Bij de posterieure verordening is er sprake van een verordening die mag worden ingesteld wanneer er al hogere regelgeving is met hetzelfde onderwerp. Ook nu moet er sprake zijn van hetzelfde motief.

De raad heeft diverse controle-instrumenten. De eerste is het budgetrecht (189). Wanneer je kunt bepalen wat het budget is kun je immers ook een heleboel bepalen over wat daarmee wordt uitgegeven. Daarnaast bestaat het recht van interpellatie (art. 155) het vragenrecht. Er mogen echter alleen vragen worden gesteld wanneer deze van te voren zijn aangemeld. Voor schriftelijke vragen geldt een termijn van zes weken. Op grond van 155a hebben ze ook het onderzoeksrecht. Dit recht lijkt misschien een beetje op het enquêterecht. Het is echter lang niet zo uitgebreid. Veel van de vergaande bevoegdheden heeft de raad hiervoor niet. Ze hebben ook, net als Kamerleden het recht om een motie in te dienen en controleverordeningen uit te geven.

Het college

Het college heeft een bestuurstaak op grond van 160 Gemeentewet. Volgens lid 1 is het college in ieder geval bevoegd (dus er is nog meer) tot het;

  • Dagelijks bestuur

  • De voorbereiding en de uitvoer van het beleid

  • De organisatie van het ambtelijk apparaat

  • En contracten

Het dagelijks bestuur is heel breed te trekken. Het gaat over besluitvorming en beleidsmaatregelen. Het tweede kopje is daar eigenlijk ook een apart onderdeel van. De organisatie van het ambtelijke apparaat gaat over de ambtenaren. De raad staat daar tegenover met de begroting. Het ambtelijke apparaat is dan ook nummer 1 op het lijstje met bezuinigingsmogelijkheden. Het laatste puntje is het contract. Het college heeft daar wel een bevoegdheid voor maar met het oog op de vertrouwensregel wordt in contracten vaak vermeld dat ze gelden behoudens toestemming van de r raad.

Dat deze bevoegdheden bij wet zijn voorgeschreven wil niet zeggen dat dit exclusieve bevoegdheden zijn. de Raad mag zich hier best tegenaan bemoeien. Dat zou niet verstandig zijn, anders halen ze zich veel te veel op de hals, maar het zou in principe mogelijk zijn.

Sinds de veranderingen van 2002 zijn er een aantal wetten (sectorwetten) die moesten worden aangepast omdat de bestuursfuncties werden overgeheveld naar het college.

De burgemeester

Het burgemeesterschap is een gecompliceerd ambt. Als burgemeester ben je voorzitter van zowel de raad als van het college. Je hebt in de raad echter geen stem, welke je binnen de raad wel hebt. (Art. 9, 34 lid 2 Gemeentewet)

Daarnaast heb je als burgemeester vergaande zorgplichten. (art. 170 Gemeentewet) Je moet zorgen voor tijdige voorbereiding, vaststellingen en uitvoering van het beleid et cetera.

Als burgemeester ben je naast je taken in het college en de raad ook nog een zelfstandig orgaan en wordt je geacht de openbare orde tot op zekere hoogte te handhaven. (Art. 172)

    Check page access:
    Public
    This content is related to:
    Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes
    Check more or recent content:

    Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes

    College Staat, overheid en constitutie

    College Staat, overheid en constitutie


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • Montesquieu en de verdeling van de macht worden behandeld.

    • De democratische rechtsstaat wordt behandeld: wanneer is er sprake van een democratie en wanneer van een democratische rechtsstaat?

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Om na te kunnen gaan of er sprake is van een democratische rechtstaat, is het belangrijk de grondregels van een democratische rechtstaat te kennen.

    • Herken de kenmerken van het bijzondere karakter van het staatsrecht.

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: introductie

    Staatsrecht

    Het staatsrecht is de basis van onze staat en het recht dat door de staatsorganen gemaakt wordt. Het is het recht van én over een bepaalde staat en bindt de overheid aan het recht.

    Voor een staat geldt dat er rechtsregels zijn die voor hem verbindend zijn ook al worden deze rechtsregels door haarzelf gecreëerd.

    De rechtsregels zijn niet vastomlijnd en er speelt vooral veel politiek in mee. Er is geen orgaan om er voor te zorgen dat de overheid zich aan het staatsrecht houdt en het bestaat ook uit veel ongeschreven regels. Bijvoorbeeld de vertrouwensregel.

    Wonderland

    Bij Coevorden is er een stukje niemandsland van ongeveer 6 meter. Het wordt wonderland genoemd en bevolkt door ongeveer 14 man. In de tent die er staat zetelt de regering.

    Waarom zou dit stukje land geen staat zijn? De staat heeft een gemeenschap van mensen, een volk met een gemeenschappelijke cultuur, godsdienst et cetera. Er zijn immers veertien man. Er is ook sprake van een grondgebied; het is namelijk afgebakend en er wordt gezag uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen beschikt. Er valt te twisten over het gezag in Wonderland, kan Wonderland handhaven in tijden van nood? Is er een geweldsmonopolie?

    De meeste staten voldoen aan de drie eisen die een staat tot een staat maken. Deze ‘staat’ lijkt dat ook te doen. Het enige wat Wonderland niet heeft, en andere staten wel, is dat de staat door andere landen als staat erkend wordt. Dit laatste is niet één van de drie eisen die een staat tot een staat maken maar het lijkt wel belangrijk te zijn.

    Groningen bijvoorbeeld, is ook geen staat. In Groningen is dat omdat het hoogste gezag daar niet wordt uitgeoefend.

    Staten ontstaan vaak op revolutionaire momenten. Wanneer een staat ontstaat, begint de overheid regels op te stellen om haar eigen macht te beperken. Dat is wat het staatsrecht wordt genoemd. Voor het staatsrecht is het bestaan van de staat een gegeven. Het staatsrecht gaat immers óver de staat, de manier van ontstaan

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Regering & Staten-Generaal

    College Regering & Staten-Generaal


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • De volgorde van de behandelde onderwerpen is veranderd. De positie van het tweekamerstelsel wordt als eerste besproken.

    • Het onderwerp 'het kiesstelsel' en de artikelen uit de grondwet worden behandeld.

    • In 2017/2018 worden in het eerste hoorcollege de onderwerpen 'het Koningschap (de kenmerken e.d.) en de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42 Gw) behandeld in plaats van in het tweede hoorcollege.

    • Het budgetrecht van artikel 105 lid 1 Gw wordt behandeld.

    Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

    • De parlementaire controlemiddelen zijn uitgebreid: inlichtingenrecht (interpellatierecht/schriftelijk vragenrecht/mondeling vragenrecht) en het recht van parlementaire enquête (art. 70 Gw).

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • De vertrouwensregel behoort tot het ongeschreven staatsrecht.

    • Ken het verschil tussen het actief en het passief kiesrecht.

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: democratie en vertegenwoordiging

    De regering

    De regering bestaat uit de Koning en de ministers. (art. 42 Gw.) Er zijn ministers (43), staatssecretarissen (46) en ministeries (44). In het kabinet zitten de ministers en de staatssecretarissen.

    Een ministerie is een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een minister. Bij het ministerie werken ook staatssecretarissen. Zij kunnen als een soort onder- ministers worden beschouwd.

    De Staten-Generaal

    De Staten-Generaal, ook wel het parlement, bestaat uit de eerste en de tweede kamer. (Art. 50 jo. 51 Gw.) Er is in de Staten-Generaal sprake van Fracties. Fracties zijn groepen mensen in de kamer met dezelfde politieke kleur. Oftewel. Fracties zijn politieke partijen.

    In de Staten-Generaal bestaan ook commissies. Deze zijn juist niet gelijkgezind. Commissies zijn verdeeld om het werk te verdelen en overzicht te geven. Commissies doen voorbereidend werk maar hebben geen macht. In Nederland hebben zij geen bevoegdheid om belangrijke beslissingen te maken. Commissies zijn altijd gericht op een bepaald onderwerp. Vanuit elke fractie gaan een bepaald aantal mensen met een zetel in commissies. De hoofdregel is dat in elke commissie elke fractie vertegenwoordigd wordt.

    Directe Democratie

    In Nederland is er over het algemeen geen sprake van directe democratie. Er zijn echter wel mogelijkheden toe. De eerste is het burgerinitiatief; Het proces wordt beschreven in 132a RvOII, de mogelijkheid voor burgers om iets op de agenda te krijgen. Dat maakt dat erover gesproken moet worden. Een voorbeeld hiervan is Arjen Lubach die Farao der Nederlanden wilde worden. Voor een burgerinitiatief moeten er een bepaald aantal handtekeningen worden verzameld.

    Er zijn een aantal eisen waar een burgerinitiatief aan moet voldoen, deze staan opgenoemd in 132a RvOII, een van de belangrijkste eisen is, ‘Het burgerinitiatief

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Wetgeving en rechtspraak

    College Wetgeving en rechtspraak


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • Vanaf dit jaar is de volgorde van de behandelde onderwerpen gewijzigd. De onderwerpen zelf zijn hetzelfde. De colleges lopen in 2017/2018 een week voor ten opzichte van de aantekeningen.

    • De hiërarchie van wetgeving die in de aantekeningen staan is niet meer juist; Verdragen van de Unie en het statuut voor het Koninkrijk der Nederland is hieraan toegevoegd

    • De functies van de wet en wetgeving zijn onderwerpen die in 2017/2018 behandeld worden.

    • Alle artikelen uit de Grondwet zijn toegevoegd aan de wetgevingsprocedure.

    • De hoofdvragen en de inrichting van de rechtsbescherming ​​​​worden behandeld.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Ken de procesgang van de Awb en de toetsingscriteria van de Awb.

      • Ook de civiele rechter, haar bevoegdheid en de toetsingscriteria zijn belangrijke onderwerpen. 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: Staten-Generaal

      Verhouding SG en Ministers

      Tot 1848 waren er grote ontwikkelingen in het koninkrijk. De macht van de koning nam af en ministers namen deze langzaam maar zeker over. In 1848 werd de ministeriële verantwoordelijkheid geïntroduceerd. Zij moesten zich toen verantwoorden tegenover de Staten-Generaal.

      De verhoudingen waren na 1848 nog steeds niet geheel duidelijk. De verduidelijking kwam in 1866/1868. De opkomst van het parlementaire stelsel met als belangrijkste regel; de vertrouwensregel.

      De vertrouwensregel bepaald de gehele verhouding tussen de Staten-Generaal en de ministers. Immers, wanneer de Staten-Generaal het vertrouwen in een minister kwijt is, moet deze minister vertrekken. Dat maakt dat de Staten-Generaal een conflict in beginsel dus altijd zal winnen. De vertrouwensregel is zo belangrijk dat je zou kunnen zeggen dat eigenlijk al het staatsrecht op deze regel berust.

      De vertrouwensregel zorgt niet alleen voor vijandschap maar ook voor controle. De vertrouwensregel veronderstelt parlementaire controle, veronderstelt dus ook dat er overleg plaats vindt. De vraag rijst nu, hoe kun je de verhouding tussen beiden nu schetsen?

      Er zijn twee verhoudingsmodellen te benoemen, model 1 is het monisme. Model 2 is het dualisme. Monisme en dualisme zijn twee heel abstracte begrippen. Ze worden allebei op verschillende manieren gebruikt. in dit geval betekent het dualisme dat er sprake is van twee organen die onafhankelijk van elkaar opereren. Deze organen zijn gelijkwaardig en niet tot elkaar te herleiden.

      Bij het monisme is er sprake van een hoofdorgaan dat een onder-orgaan kiest. Het ene orgaan is dus ondergeschikt aan het andere en kan van het hoofdorgaan worden afgeleid.

      De verhouding tussen de regering en het parlement, hoe kun je die nu schetsen? Wanneer je voor één van beide stelsels zou kiezen zou het dualisme naar voren

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Decentralisatie

      College Decentralisatie


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De volgorde van de behandelde onderwerpen in het eerste hoorcollege van deze week is gewijzigd.

      • De Raad en uitleg over dit orgaan is een nieuw onderwerp, evenals art. 160 Gemeentewet en de taken van het College.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Belangrijk voor het tentamen is om op een rijtje te hebben wat de taken zijn van de diverse organen.

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: decentraal bestuur

      De organen die de gemeente en het provinciale bestuur hebben, wat mogen ze?

      N.B. Wanneer er over de gemeente of over de provincie wordt gesproken, kan er vaak ook het andere orgaan worden bedoeld, tenzij anders aangegeven.

      Belangrijke begrippen

      Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Primair is het een eenheidsstaat, secundair gedecentraliseerd. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat heeft een aantal belangrijke elementen. Ten eerste mag er nooit gehandeld worden in strijd met hogere wetgeving. De hogere organen houden toezicht. Ten tweede komt meer dan 90% van het geld van het rijk. Ten derde heeft elk domein een eigen huishouding. Door de openheid, het rijk dat kan zeggen wie wat doet, hebben de gemeenten en provincies minder te zeggen. De openheid is niet nieuw. Voor 1848 hadden gemeentes en provincies al een eigen huishouding.

      In Nederland is er ook sprake van deconcentratie. Deconcentratie heeft niets met decentralisatie te maken. De centrale overheid kan besluiten delen van ministeries te verspreiden over het land. Simpelweg omdat het makkelijker is om meer locaties te hebben.

      Een ander begrip is functionele decentralisatie. Organen die een bepaalde overheidstaak of functie hebben gekregen. Dit zijn bijvoorbeeld waterschappen en scholen.

      Heel belangrijke begrippen zijn autonomie en medebewind. Autonomie geeft de bevoegdheid tot het maken van eigen regels. Medebewind ook, maar dan in opdracht van de rijksoverheid. Bij autonomie is er sprake van een alleenrecht. Het belang van autonomie is dat de gemeentes en provincies een handvat bezitten om nog enigszins mee te kunnen praten. Voor medebewind geldt dat de rijksoverheid op die manier meer grip houdt.

      De bestuurlijke hoofdstructuur werkt in Nederland als volgt; er zijn drie bestuursorganen. Gemeente, provincie en het rijk. Deze drie organen voeren de overheidstaken uit. Het orgaan met de maximale democratische legitimatie heeft het meest te zeggen. Dat orgaan is het meest democratisch gekozen. Bij de gemeente geldt bijvoorbeeld dat de Raad het belangrijkste is. Dit komt omdat dit orgaan ten opzichte van het College het meest democratisch gelegitimeerd is.

      Grondwettelijk kader sinds 1848

      De pijlers van Thorbecke werken door in de Grondwet.

      Ten eerste is het van belang dat de wetgever

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU

      College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De onderwerpen van het eerste en het tweede hoorcollege in deze week zijn omgedraaid.

      • Daarnaast wordt het sluiten van verdragen uitgebreid behandeld, evenals art. 93 en 94 Gw.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Lees de artikelen 93 en 94 Gw goed door en arceer deze in de wettenbundel! 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: de rechterlijke organisatie

      De theorie van de rechtsstaat bestaat uit verschillende kernpunten. Ten eerste de grondwet en de constitutie, dan de machtenscheiding welke uiteenvalt in de democratische wetgeving (de hiërarchische regels), de heerschappij van de wet (bestuurslichamen moeten zich aan de wet houden, legaliteitsbeginsel) en in onafhankelijke rechtspraak, en als laatste de grondrechten.

      Deze week gaat het over rechters. De rechter krijgt steeds meer een rechtsvormende taak. Om fraude binnen deze rechterlijke macht te voorkomen zijn verschillende maatregelen genomen. Zo wijst op grond van art. 116 GW de wetgever de organen die tot de rechterlijke macht behoren, aan en worden deze op grond van art. 117 GW bij een koninklijk besluit benoemd. Rechters kunnen verder niet door iemand van buiten de rechterlijke macht worden ontslagen. Ze stoppen over het algemeen pas met hun functie wanneer ze 70 jaar zijn.

      De onafhankelijkheid is zowel grondrechtelijk als constitutioneel geregeld. In de grondwet (ook art. 6 EVRM) staan de beginselen van onpartijdigheid, zelfstandigheid en eerlijkheid waar de rechter zich aan moet houden. Staatsrechtelijk gezien kennen we de driehoek van de machtenscheiding (zie het plaatje hierboven) Door deze machtenscheiding zou in Nederland de macht gescheiden moeten zijn en de rechter dus onafhankelijk moeten kunnen opereren van deze twee andere organen.

      De bevoegdheid van de rechter wordt in de wet weergegeven. In art. 112 GW staat dat de rechter in beginsel besluit over haar eigen bevoegdheid. In lid 1 wordt ingegaan op de burgerlijke geschillen en in lid 2 de publiekrechtelijke geschillen.

      Over de bevoegdheid met betrekking tot het toepassen van wetten en voorschriften geldt het toetsingsverbod uit art. 120 GW en art. 94 GW wat gaat over het buiten toepassing laten van regels wanneer deze niet overeenkomen met verdragen. Halsema wil dat er een toetsingsmogelijkheid komt voor de klassieke grondrechten. Haar argumenten zijn onder andere de meer democratie, rechtspraak en het verdragsrecht.

      De vraag of je met publiekrechtelijke geschillen naar een civiele of administratieve rechter moet wordt beantwoord in art. 112 lid 2 GW. In art. 1:4 AWB staat dat de administratieve rechter niet tot de rechterlijke macht behoord.

      Voor administratieve (bestuursrechtelijke) rechtspraak kun je voor verschillende gebieden bij verschillende rechters terecht. Bij de

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Gastcollege en Inleiding grondrechten

      College Gastcollege en Inleiding grondrechten


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De onderwerpen die in week 6 behandeld worden in 2017/2018, staan in de aantekeningen in week 7. De onderwerpen worden voorts chronologisch behandeld.

      • De volgende onderwerpen zijn nieuw: wat zijn grondrechten en voor wie gelden deze?

      • Op art. 120 Gw ligt in 2017/2018 de nadruk.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Het is belangrijk om 120 Gw goed door te lezen en te begrijpen waar het over gaat (arceer in je wettenbundel)!

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: internationale rechtsorde

      Onderwerp van dit college:

      1. Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

      2. Europees Nederland als onderdeel van het koninkrijk der Nederland

      Doelen:

      1. Begrijpen hoe een verdrag tot stand komt, hoe verdragen voor burgers rechten en plichten kunnen meebrengen en hoe verdragsbepalingen zich verhouden tot het nationale recht.

      2. De staatsrechtelijke verhoudingen binnen het koninkrijk, de belangrijkste koninkrijksorganen. Verdragen: Internationale overeenkomst tussen volkenrechtelijke rechtssubjecten (staten) kunnen uitleggen welke bevoegdheden op koninkrijksniveau en welke op landsniveau liggen.

      Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

      Er zijn verschillende organisaties waar Nederland deel van uit maakt. Nederland wordt door verdragen en lidmaatschappen beperkt in haar handelen.

      Organisaties zijn bijvoorbeeld de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de NAVO en de EU. Al deze organisaties hebben eigen belangrijke verdragen die beperkend kunnen werken ten opzichte van haar leden.

      • VN:

        • Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR/BuPO) 1966)

        • Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) (1966)

      • Raad van Europa

        • Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (1950)

        • Europees sociaal Handvest (ESH) (1961/1996)

      • NAVO

        • NAVO-verdrag (1949)

      • EU (Wat in deze samenvatting staat, geldt NIET voor de Europese Unie)

      Artikel 90 Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Uit artikel 91 lid 1 GW blijkt dat het koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden zonder goedkeuring van de Staten-Generaal. Zowel de regering als de Staten-Generaal zijn dus van belang.

      Voor het oprichten van een verdrag moet er een stappenplan worden gevolgd;

      Ten eerste moet er overeenstemming over de inhoud zijn. Er wordt over het algemeen door diplomatieke afgevaardigden onderhandeld. De politieke leiders komen vaak pas voor de ondertekening van de inhoud. Zij zijn meer voor het plaatje.

      Daarna volgt het sluiten van het verdrag. Er wordt ondertekend door de regering of

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken

      College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets?

      • Dit college is erg de nadruk gelegd op artikel 7 van de Grondwet, met name lid 1 (Drukpers) 

      • Vorig jaar ging het vooral over artikel 10 Grondwet. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Geen recente ontwikkelingen (artikelen van de grondwet al zeer oud en zal niet gauw sprake zijn van een wijziging) 

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Zorg ervoor dat je artikel 7 Grondwet goed begrijpt, gebruik hierbij tevens de achtergrond bij dit artikel. 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: grondrechten

      Grondrechten

      Voorbeeld 1. Meneer van Ooijen, radicaal evangelist met 16 kinderen zet op zijn dakpannen ‘Jezus redt’. De gemeente wil dat niet hebben. Er speelt godsdienstvrijheid tegenover het welstandsbeleid van de gemeente.

      Voorbeeld 2. Rosti Rostelli, een hypnotiseur, wil optreden in Rijssen, een streng Christelijke gemeente. Zij willen echter geen provocerend gedrag in de zaal die hij wil huren van de gemeente. Er speelt vrijheid van meningsuiting tegenover het standpunt van de gemeente die zegt ‘Grondrechten gelden tussen de overheid en de burger, ik ben nu geen overheid, wij verhuren gewoon een zaal’

      Voorbeeld 3. Facebook, Microsoft, Google et cetera. Gelden de grondrechten ook tegenover deze bedrijven? (Gelden ze hetzelfde als tegenover de overheid?)

      Het ontstaan van de grondrechten

      De theoretische ontwikkeling van de grondrechten is begonnen met Locke, Life, liberty en property.

      Een grondrecht lijkt universeel en logisch, voor iedereen te gelden maar ze zijn pas vrij laat ‘ontdekt’. Hoe moeten deze grondrechten worden gefundeerd?

      Locke, een contractsfilosoof zegt; “Mensen zijn redelijke wezens. Ze willen bescherming. De staat is opgericht om life, liberty en property te beschermen en dus ook ter afbakening van het overheidsgezag

      Er is een verschil tussen wanneer de grondrechten ontstonden en wanneer deze werden opgenomen in de wet.

      In 1215 kwam er in Engeland de Magna Carta; De adel dwong de machthebbers tot meer politieke vrijheid en godsdienstvrijheid.

      In 1679, ook in Engeland, de Habeas Corpus Act; Dit was tégen willekeurige vrijheidsberoving. De koning sloot tegenstanders willekeurig zonder proces op. Dit is nog steeds geldend recht.

      In 1776 kwam in de VS de Declaration of Independence: Er kwamen individuele grondrechten, onvervreemdbare rechten. Life, liberty and persuit of happiness

      In 1789 de Déclaration des Droit de l’Homme et du Citoyen: Dit was ook een onafhankelijkheidsverklaring met ongeveer de zelfde grondrechten.

      In 1798 de Staatsregeling Bataafsche volk: Dit was de eerste keer dat in dit gebied allerlei grondrechten werden geformuleerd.

      In 1815 de Grondwet van.....read more

      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Check all content related to:
      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1656
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.