Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Wetenschap en wetenschapstheorie in de eerste helft van de twintigste eeuw
Wetenschap houdt zich louter bezig met ervaringen. Deze ervaringen worden volgens een methode verkregen en verwoord, die systematisch de subjectieve elementen buitensluit.
Door relativiteitstheorie en kwantummechanica volgt een nieuw beeld van de wetenschap. Dit heeft gevolgen voor de wetenschapsfilosofie. Men kan er niet meer zomaar vanuit uit gaan dat wetenschap berust op het objectieve waarnemen met behulp van zuivere middelen. Ook kan men niet zonder meer op grond van wetenschappelijke observaties kiezen tussen twee verschillende theorieën.
De twintigste-eeuwse wetenschapsfilosofen kunnen niet meer met behulp van alleen wetenschappelijke methoden en ervaringen doen. Bijvoorbeeld de traagheidswet: 'Beweging is eeuwig wanneer de uitwendige oorzaken van versnelling of vertraging worden weggenomen'. Deze conclusie kan door geen experiment veroorzaakt worden. In ieder experiment komt een lichaam op een bepaald moment weer tot rust. De traagheidswet kan hierdoor niet rechtstreeks worden afgeleid uit experimenten. Deze wet is geen experimentele wet, maar een constructie: dit is een verzonnen beginsel.
In het begin van de twintigste eeuw vraagt men zich het volgende af: Hoe kan objectiviteit van wetenschappelijke kennis gegarandeerd worden als de onderzoeker een actieve rol speelt in het proces van kennisverwerving?
In de loop van de achttiende en negentiende eeuw heeft de mechanica van Newton haar wiskundige formulering gekregen en werd de mechanica invloedrijk en bepaald de wijze waarop mensen de wereld waarnemen.
Hertz toont op basis van theorie van Maxwell het bestaan van elektromagnetische golven aan. Maxwell zegt: elektromagnetische werking plant zich voort via een tussenstof die de ether wordt genoemd. In 1881 willen Michelson en Morley een verklaring voor de relatieve snelheid van de aarde ten opzichte van de ether geven. Dit lukt Lorentz. Volgens hem ondergaan, lichamen die ten opzichte van de ether bewegen, een verkorting in bewegingsrichting. De grootte van deze Lorentz-contractie is afhankelijk van de snelheid. Door een theoretische ingreep laat Lorentz de weerlegging van de theorie door Michelson en Morley omslaan in een nieuw bewijs vóór de theorie. Het tijdperk van Newton loopt ten einde.
In 'Annalen der Physik' geeft Albert Einstein een nieuwe interpretatie van de effecten die Lorentz beschreef. Bepaalde asymmetrieën zitten Einstein dwars. Resultaat is de relativiteitstheorie. Het verschil met deze theorie van die van Lorentz (die volgens de Newtoniaanse wetten redeneert) zijn niet nieuwe voorspellingen en experimenten, maar de grondslag. Einstein volgt de tegengestelde weg van Lorentz. Hij zegt dat alle fysische wetten geldig zijn in alle coördinatiesystemen waarin de mechanica van Newton geldig is. Bovendien heeft lichtsnelheid altijd dezelfde waarde. Door deze twee punten kan Einstein de resultaten van Lorentz afleiden. Fysica kan het nu stellen zonder absolute tijd, ruimte en ether, wat eerder de hoekstenen waren van het klassieke natuurwetenschappelijke mechanistische wereldbeeld.
Het kwantumbeginsel van Planck in 1900 is het einde van klassieke veronderstellingen over continuïteit van verschijnselen. Wat geldig is op macroscopisch niveau is niet zonder meer geldig voor fenomenen op microscopisch, atomair en subatomair niveau.
B.1 Het logisch-positivisme
De Wiener Kreis uit 1930 bestond onder meer uit: Carnap, Neurath, Schlick, Reichenbach.
De tweede generatie die hier uit voortkomt vormen het logisch empirisme wat ook wel het logisch positivisme wordt genoemd. Hierin zijn onder meer de filosofen Nagel, Hempel en Ayer vertegenwoordigd.
De Wiener Kreis wil een omwenteling teweeg brengen in de filosofie. Er moet een wetenschappelijk wereldbeeld komen. Een scherp geformuleerd criterium. Wittgenstein levert de eerste aanzet voor dit criterium. 'Tractatus-logico-philosophicus': om een zin te begrijpen moet men weten wat er aan de hand is, wanneer de zin waar is. Uitspraken waarvoor dit niet geldt zijn volgens de Wiener Kreis niet zinvol.
Carnap en Schlick stellen het criterium van zinvolheid van uitspraken voor: het verificatiecriterium. Volgens dit criterium zijn alleen die uitspraken van betekenis waarvan kan worden bepaald of zij waar zijn of niet. Observatie-uitspraken voldoen aan dit criterium en zijn dus zinvol.
Naast operationele definities en observatie-uitspraken bevatten theorieën ook wel uitspraken waarin begrippen voorkomen die niet direct naar waarneembare zaken verwijzen. Dit zijn de zogenaamde theoretische of dispositionele termen. Ze verwijzen niet rechtstreeks naar waarneembare zaken, maar met behulp van reductiezinnen kunnen ze in observantie-uitspraken geïnterpreteerd worden. Voor theoretische termen zijn geen reductiezinnen te formuleren. Uitspraken die theoretische termen bevatten voldoen dus niet aan het verificatiecriterium.
Het werk van de Wiener Kreis bestaat uit theorieën reconstrueren met logische middelen, om zo duidelijk te maken hoe uitspraken die theoretische termen bevatten een empirische betekenis hebben:
A. Ervan uitgaan dat voor wetenschap een empiristische grondslag nodig is. Volgens Carnap vormen protocolzinnen de 'rockbottom of knowledge' waarop wetenschap verankerd is.
B. Alle wetenschappen hebben dezelfde kennistheoretische structuur, de eenheid der wetenschappen.
C. Een filosoof heeft alleen te maken met de context of justification en niet met de context of discovery. De 'context of justification' houdt in dat alleen de wijze waarop kennis wordt kennis wordt verkregen en gerepresenteerd belangrijk is en niet zaken als de motivatie van de onderzoeker of de maatschappelijke achtergrond.
Voor de context van rechtvaardiging zijn er twee stappen:
1. Onderzoeken of de theorie thuishoort in het wetenschappelijk domein.
2. Onderzoeken of de theorie voldoet aan het verificatiecriterium.
Een voordeel van dit onderscheid tussen justification en discovery is dat de filosoof alleen de 'logische constructie' van de theorie hoeft te onderzoeken. Er wordt een speciaal type van logische constructie gebruikt en dat is de geaxiomatiseerde versie. Volgens Carnap is een theorie een verzameling uitspraken. Een theorie kun je axiomatiseren. Dus je gaat axioma's formuleren, waaruit uitspraken komen die samen de theorie vormen die met behulp van logische en wiskundige bewerkingen kunnen worden afgeleid. In plaats van de theorie als geheel te bestuderen beperken we ons tot het axiomastelsel. Er moet aangetoond kunnen worden dat axioma's een empirische betekenis hebben, dit betekent dat de theorie empirische betekenis heeft. Voor de empirische betekenis van een theorie is een dictionaire nodig. De regels die samen de dictionaire vormen, noemen we correspondentieregels.
Deze verbinden theoretische noties met observantie-uitspraken. Als deze regels gespecificeerd kunnen worden, kan dus alsnog een empirische betekenis worden toegekend.
Algemene wetten voldoen niet aan het verificatiecriterium.
Schlick: wetenschappelijke wetten zijn geen zinvolle uitspraken. Wetten zijn geen uitspraken, maar schema's met behulp waarvan je uitspraken voort kunt brengen. Wetten zijn dus in zijn ogen instrumenten: ze zijn niet waar of onwaar maar bruikbaar of minder bruikbaar. Dit noemen we de instrumentalistische visie op wetten en theorieën. Carnap vervangt het verificatiecriterium door een zwakkere maatstaf. Hij eist niet dat waarheid of onwaarheid van een uitspraak moet worden aangetoond, maar alleen of uitspraken kunnen worden bevestigd door waarnemingen. Aan wetten en theorieën kun je in beginsel waarheidswaarden toekennen. Tegenover de instrumentalistische visie staat een realistische visie. Deze beweert dat ook al ken je de waarheidswaarde van een uitspraak niet, toch wordt een uitspraak geacht waar of onwaar te zijn, dat wil zeggen met de feiten overeen te komen of niet. Carnap is ervoor om de confirmatiegraad van een theorie te bepalen (inductieve logica): dit is de waarschijnlijkheid dat een theorie waar is, gegeven de inmiddels verworven waarnemingen. In het ideale geval is de confirmatiegraad 1: de theorie is hier zeker waar. Dit zal echter nooit voorkomen: iedere theorie heeft onzekerheden, een hypothetisch karakter. Je weet namelijk nooit zeker of een nieuwe waarneming nog steeds dezelfde feiten laat zien.
Tot het begin van de jaren zestig werd de wetenschap gekenmerkt door de logisch empiristen. Het logisch-empiristische beeld van de wetenschap wordt hierom wel als het standaardbeeld van de wetenschap gezien. De manier waarop wetenschap wordt bedreven en onderwezen is in hoge mate beïnvloed door dit standaardbeeld.
B.2 Popper
Volgens de Wiener Kreis berust wetenschap op ervaring. Popper breekt met deze opvatting: volgens hem speelt inductie geen rol. Volgens Popper heeft de revolutie van Einstein ingrijpende consequenties tot gevolg gehad. De Gravitatietheorie van Newton en Newtons visie van wetenschap is volgens Popper aan vervanging toe.
Vanaf de jaren dertig geeft Popper een filosofie van de wetenschapsfilosofie die als uitgangspunt heeft: feilbaarheid. Dit wil zeggen dat een theorie altijd voor verbetering vatbaar blijft. Popper oefent kritiek uit op het neopositivisme. Popper hield zich naast de natuurkunde ook bezig met de sociale wetenschappen en de politieke filosofie.
De grondideeën van Popper zijn terug te vinden in zijn boek 'Logik der Forschung'. Dit is het eerste boek van Popper en het werd gepubliceerd in 1934. Deze grondideeën houden het volgende in:
· wetenschappelijke kennis blijft feilbaar.
· er bestaat een fundamenteel verschil tussen kritisch en dogmatisch denken.
· objectieve kennis = kennis die onder kritiek gesteld kan worden.
· onze kennis groeit via pogingen om deze te verbeteren.
· in de wetenschap moeten we wel naar de waarheid zoeken, maar er niet van uit gaan dat we deze ook vinden
· er bestaat geen rockbottom of knowledge.
B.3 Het falsificatiecriterium
Volgens Popper moet een filosoof dus geen fundering leveren voor wetenschappelijke kennis, maar laten zien hoe je de wetenschap kunt verbeteren, door middel van kritische methoden. Binnen de traditionele methode werd voor het onderscheid tussen wetenschappelijke en alledaagse kennis verwezen naar een zuivere bron (ervaring) en naar onberispelijke middelen (logica, wiskunde en statistiek). Wetenschappelijke kennis is in deze visie niet meer dan een met behulp van wiskundige en logische middelen tot stand gebrachte inductieve generalisering van naakte feiten. Zo werd ervoor gezorgd dat subjectieve elementen vermeden werden en men kennis ter beschikking kreeg die objectief was. Ook de Wiener Kreis vond dat algemene uitspraken als fundament moesten gelden en inductie als constructieprincipe. Volgens Popper is inductie overbodig, hij heeft hiervoor twee argumenten:
1. je kunt uit een verzameling singuliere/bijzondere uitspraken geen algemene of universele uitspraken afleiden aan de hand van logische regels.
2. het constructieprincipe (inductie) en het fundament (algemene uitspraken) is onbetrouwbaar. Volgens Popper komt wetenschappelijke kennis niet voort uit een zuivere bron. Je kunt niet van een zuivere bron of zuivere ervaring spreken (dit is een kentheoretisch argument). De logisch empirist is van mening dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen theoretische uitspraken en waarnemingsuitspraken. Popper zegt dat er geen natuurlijke grens kan worden getrokken tussen deze twee. Alle uitspraken zijn theoretisch, alleen sommige meer dan andere.
Waarnemingsuitspraken zijn altijd een interpretatie van feiten, dus komen altijd voort uit een impliciete of expliciete theorie (interpretatie vanuit een gezichtspunt met bepaalde verwachtingen). De gedachte: wetenschappelijke kennis berust op feiten, moet worden verlaten. Popper probeert een nieuw demarcatiecriterium te formuleren. Volgens hem onderscheidt wetenschappelijke kennis zich, omdat er sprake is van groei van kennis.
Deze groei komt voort uit het feit dat de wetenschap systematisch fouten probeert op te sporen in al geaccepteerde kennis en verbeteringen probeert voor te stellen. Popper werkt zijn nieuwe demarcatiecriterium uit: het falsificatiecriterium. Dit houdt in dat systemen van uitspraken die het stempel 'wetenschappelijk' willen, toetsbaar en falsifieerbaar moeten zijn. Wetenschappelijke systemen onderscheiden zich dus doordat ze op grond van ervaring kunnen worden bekritiseerd. Uitspraken die aan het falsificatiecriterium voldoen, kunnen worden geanalyseerd op fouten. Hier kan uit komen dat een dergelijke uitspraak nog niet voldoet aan het doel van de wetenschap namelijk: de reële wereld, de wereld der ervaring beschrijven.
Wetenschappelijke theorieën onderscheiden zich door toetsbaarheid, doordat ze bekritiseerd kunnen worden. Popper wil met dit criterium een onderscheid maken tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke uitspraken, dus onderscheid tussen serieuze en niet-serieuze wetenschappen (pseudo-wetenschappen). Pseudo-wetenschappen zijn systemen van kennis die de oppervlaktekenmerken van wetenschap hebben, maar die niet in eerste instantie het ontwikkelen van kennis tot doel hebben, maar het bewijzen van hun eigen gelijk (bijvoorbeeld psycho-analyse, marxisme en astrologie). Deze systemen hebben een kennissysteem dat niet falsifieerbaar is en dus hebben ze altijd gelijk, zegt Popper.
B.4 Basisuitspraken
Een basisuitspraak is volgens Popper de uitspraak waaraan een theorie kan worden getoetst. Binnen deze klasse van basisuitspraken bestaat een deelverzameling die in tegenspraak zijn met een gegeven theorie. Deze deelverzameling noemt Popper 'klasse van potentiële falsificatoren'. Als deze aanvaard worden, dan wordt de theorie gefalsifieerd (vergelijk de nul-hypothese en de 1-hypothese bij statistiek). Een theorie is falsifieerbaar als de klasse van potentiële falsificatoren niet leeg is, er moet dus minstens één basisuitspraak te formuleren zijn die in strijd is met de desbetreffende theorie. Voor basisuitspraken zijn twee vereisten:
1. basisuitspraken moeten waarneembare gebeurtenissen betreffen, publiekelijk waarneembaar.
2. een basisuitspraak is een singuliere existentiële uitspraak.
De basisuitspraak komt niet overeen met de 'protocolzinnen' van Carnap. Volgens Popper zijn dat filosofische ficties. De basisuitspraken van Popper zijn niet de rockbottom of knowledge, maar het zijn hypothesen waarover makkelijker besluiten te nemen zijn dan over de theorie als geheel.
B.5 De rol van de methodologie
Popper geeft ook aanwijzingen over hoe een onderzoeker hoort te handelen, hoe keuzes gemaakt kunnen worden tussen theorieën en hypotheses. Dit helpt de onderzoeker om zijn positie ten opzichte van de theorie te bepalen. Het voorstel van Popper is om kennis als product te onderscheiden van de productie van kennis. De regels die Popper in zijn voorstel behandelt, rechtvaardigen niet de theorie (theorieën kunnen niet worden gerechtvaardigd want er is geen 'rockbottom of knowledge'), maar de keuze van de onderzoeker om een theorie te aanvaarden of te verwerpen (de regels van wetenschappelijke methoden moeten dus bij de context of justification worden gerekend). Alle theorieën zijn vermoedens, maar sommige vermoedens zijn beter dan andere; de methodologie moet helpen om een keuze te maken tussen theorieën. Bij Popper is ervaring niet hetgeen waaraan een theorie wordt getoetst, maar ervaring is een begrip dat de methode van toetsen systematisch aanduidt. Om ervaring op te doen moeten we dus onze hypothesen toetsen. Op deze manier heeft Popper van het alledaagse begrip 'ervaring' een technisch-filosofische term gemaakt.
De basisvraag is nu: hoe kun je deze theorieën toetsen en van elkaar onderscheiden?
Door:
1. de theorie te vergelijken met voorgangers.
2. de logische consistentie van een theorie te onderzoeken. Dit kun je doen door na te gaan of er uit de theorie tegenstrijdige consequenties afgeleid kunnen worden.
3. te kijken of de theorie falsifieerbaar is.
4. de theorie te toetsen op de empirische toepassing van afgeleide consequenties.
Als twee theorieën aan het falsificatiecriterium voldoen en logisch consistent zijn en tot nu toe experimenten succesvol hebben doorstaan, wat is dan de beste theorie van die twee?
Voor dit probleem voert Popper een maat in: de empirische inhoud van theorieën. Een theorie sluit meer uit als zij meer informatie bevat. De uitspraken die de meeste informatie bevatten zijn uitspraken met de grootste kans op onwaarheid. De empirische inhoud van een theorie neemt toe als de falsificeerbaarheid toeneemt. De falsificeerbaarheid neemt toe als de theorie universeler wordt en voorspellingen doet die nauwkeuriger zijn en eenvoudiger is (minder variabelen gebruikt om verbanden duidelijk te maken). Naast de empirische inhoud is er nog een maat voor onderlinge vergelijking van theorieën: de corroboratiegraad. Deze maat geeft aan hoe de theorie tot op dit moment toetsen heeft doorstaan. De corroboratiegraad zegt niets over het toekomstig gedrag van een toets. Ook een theorie met een hoge corroboratiegraad blijft een vermoeden. De zwaarte van een toets is het voornaamste. Dit hangt af van:
· de 'nieuwheid' van een theorie, dus in hoeverre de theorie stoelt op al bekende achtergrondkennis.
· de toetsbaarheid van de theorie (empirische inhoud).
Het doel van de wetenschapper is het verhogen van de corraboratiegraad en het verhogen van de empirische inhoud. De termen 'empirische inhoud' en 'corraboratiegraad' brengen een koppeling aan tussen Poppers kennistheorie en zijn methodologie. Daarom staan deze begrippen bij Popper ook zo centraal. Het doel is het verhogen van de corroboratiegraad en een toename van de empirische inhoud. De theorie van Carnap is gericht op het verhogen van de 'confirmatiegraad' van theorieën; de waarschijnlijkheid dat een theorie waar is. Popper is van mening dat dit tot steeds oninteressantere theorieën zal leiden.
Wetenschappelijke kennis is feilbaar. Hieruit volgt dat het nodig is om een aantal methodologische regels te formuleren. Onderstaande methodologische regels kunnen worden afgeleid uit één moederregel: 'probeer de empirische inhoud van theorieën te vergroten, toets de theorieën kritisch en geef voorkeur aan de theorie met de hoogste corroboratiegraad.'
1. als de potentiële falsificator van een theorie aanvaard wordt, is de theorie gefalsificeerd. Deze regel sluit uit dat er gebruik kan worden gemaakt van 'conventionalistische strategie': de basisuitspraak herinterpreteren zodat deze niet langer in strijd is met de theorie.
2. een nieuwe theorie moet nieuwe potentiële falsificatoren hebben. Het kan niet zo zijn dat een gefalsificeerde theorie slechts wordt aangepast door ad hoc zaken te wijzigen.
3. theorie moet af en toe toetsen met succes doorstaan.
De regels die Popper ontleent aan zijn kennistheorie zijn:
· het streven naar eenvoud.
· het streven naar geünificeerde theorieën (unificatie levert een toename van empirische inhoud en het streven ernaar is daarmee gerechtvaardigd).
· het causaliteitsprincipe vervangen door de methodologische regel dat het zoeken naar algemene en coherente theorieën niet wordt opgegeven en niet wordt afgezien van pogingen om gebeurtenissen causaal te verklaren.
Popper geeft de volgende definitie van een causale verklaring: Als S een singuliere uitspraak is die een verklarende gebeurtenis aangeeft en T een theorie en UV een verzameling van singuliere uitspraken die initiële condities aanduiden, dan wordt S door T en UV verklaard als geldt dat S deductief af te leiden is uit T en UV.
S=explanadum. T=explanans en UV=explanans.
Deze formele definitie van Popper komt overeen met het taalgebruik in de moderne wetenschap. De wetenschappelijke verklaring is dus de verklaring van het bekende door het onbekende. In de aristotelische wetenschapsleer is dit net andersom.
Binnen de wetenschappelijke kennis bestaan hiërarchieën van uitspraken. Zo kan een gegeven niveau gebruikt worden om een ander niveau te verklaren. Deze hiërarchie is van belang voor de structuur van wetenschappelijke kennis. De logisch-empiristen zijn geïnteresseerd in hiërarchische verbanden omdat zij ervan uitgaan dat uitspraken op hogere niveaus hun betekenis en empirische ondersteuning danken aan lagere niveaus. Wetenschappelijke kennis is dus als geheel gebaseerd op de 'rockbottom of knowledge.', waarbij de ene theorie op de andere steunt. Deze rockbottom of knowledge wordt gevormd door protocoluitspraken. In het werk van Popper is weinig terug te vinden met betrekking tot interesse voor de structuurtheorieën, omdat er volgens hem geen sprake is van minder of meer hypothetisch karakter bij 'hogere' en 'lagere' theorieën. De aandacht van Popper gaat uit naar de ontwikkeling van wetenschap. Popper spreekt liever van de diepte van een theorie om verschillen tussen theorieën aan te geven: we noemen theorie A dieper dan B, als A B corrigeert en verklaart.
B.6 Visies op de sociale wetenschappen
Popper gaat uit van eenheid van methode in de empirische wetenschap. Er is echter een belangrijk verschil tussen de sociale wetenschap en de natuurwetenschap en dat is het doen van lange termijn voorspellingen in de sociale wetenschap. De historische gedachte dat sociale wetenschap zich moet richten op voorspelling van ontwikkeling op lange termijn, is volgens Popper een misvatting. Hij vindt dit geen 'ongeconditioneerde voorspellingen' maar 'profetieën'. Het is onmogelijk voorspellingen te doen over de ontwikkeling van de mensheid. Bovendien bestaat de kans dat politieke doelstellingen met de sociale wetenschappen verweven raken. Kritiek moet in de politiek centraal staan en wetenschap kan een nuttige bijdrage leveren aan de politieke discussie door geconditioneerde voorspellingen te doen, zoals over de gevolgen van een ongewijzigd beleid.
Popper is van mening dat theorieën in de sociale wetenschappen op dezelfde manier getoetst zouden moeten worden als in de natuurwetenschappen, omdat de aard van de wetenschappelijke kennis niet wezenlijk verschilt.
Over het hoe en waarom van de sociale wetenschappen is men het niet eens. Dit heeft enerzijds filosofische oorzaken, waarop in de onderstaande subparagraaf verder op wordt ingegaan. Anderzijds worden de problemen ingegeven door een verschil van menig over wat de sociale wetenschappen moeten inhouden. De tijdgeest speelt hierbij een belangrijke rol. Ook politieke discussies zijn nauw verwant aan de ontwikkelingen in de sociale wetenschappen.
Als gevolg van de meningsverschillen in de sociale wetenschappen zijn er vele stijlen van wetenschapsbeoefening ontstaan. Dit hoeft zeker geen nadeel te zijn; het weerspiegelt in zekere zin de politieke diversiteit.
B.7 Begripsexplicatie
Winch en anderen vinden, in tegenstelling tot Popper, dat natuurwetenschappelijke en sociaal-wetenschappelijke kennis wel degelijk verschillend van aard zijn. Volgens Winch zijn hypothesen en theorieën in de sociale wetenschap niet falsificeerbaar. Het zijn regels, die zijn ingebed in de praktijk, ook wel levensvorm genoemd.
Winch baseert zich op het werk van Wittgenstein. Wittgenstein stelde het taalgebruik centraal. Wie de betekenis van een begrip wil leren kennen, moet volgens hem onderzoeken hoe dat begrip binnen die desbetreffende cultuur/gemeenschap wordt gebruikt. Ze moeten proberen regels te expliciteren, waarmee het gebruik van begrippen of handelingen in overeenstemming is. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de betekenis van een handeling en de bedoeling die degene die de handeling uitvoert ermee heeft. Dus degenen die zich met de sociale wetenschappen bezighouden, houden zich volgens Winch bezig met begripsexplicatie (een interpretatieve taak). De sociale wetenschappen moeten 'Verstehend' te werk gaan.
In de natuurwetenschappen verklaren we een verschijnsel wanneer we het optreden van dit verschijnsel goed hebben kunnen voorspellen. In de sociale wetenschappen begrijpen we het sociale handelen wanneer de betekenis van dit handelen overeenkomt met de betekenis die de betrokkenen eraan geven. De opvattingen van Winch leiden tot: 'cultureel relativisme'. Weber gaat een stap verder dan Winch, door onvoorziene gevolgen te onderzoeken. Hier komt het toetsen van theorieën om de hoek kijken, omdat hierbij niet kan worden volstaan met het uitleggen van de culturele betekenis van een begrip.
Popper is het trouwens wel eens met de stelling dat begripsexplicatie de voornaamste taak van de sociaal-wetenschappelijke onderzoeker is. Popper noemt het feit, dat de onderzoeker de betekenis die handelingen in een cultuur hebben, moet onderzoeken, 'logica van de situatie'. In de 'Rationele keuzetheorie' wordt er vanuit gegaan dat individuen gedreven worden door eigenbelang. Modellen worden gebruikt om de handelingen binnen een cultuur begrijpelijk te maken en voorspellingen te doen over de consequenties ervan.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1015 |
Add new contribution