Testtheorie- en praktijk

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Let op! College 2, 3, 4, 5,6 als pdf. vanwege illustraties.

College 1

Indeling tests:

Het betreft hier tests die proberen met vragen die op papier staan een indruk te krijgen van een persoonlijkheid.
1. Test die trachten de maximale prestatie van de persoon te bepalen en,
2. Tests die trachten de typische gedragswijze van de persoon te bepalen.
(3. Statistische formules & modules die we nodig hebben, wordt morgen behandeld)
Bij de maximale prestatie tests kan iemand niet net doen alsof deze beter is dan hij eigenlijk is. Bij de typische gedragswijze tests kunnen mensen wel net doen alsof ze iemand anders zijn, deze tests moeten daarom zo goed mogelijk gemaakt worden waardoor mensen dit zo min mogelijk kunnen manipuleren.
1.2
Webb, Campbell, Schwartz en Sechrest maken een onderscheid tussen een reactieve meting, het weten dat je beoordeeld/gemeten wordt, en niet-reactieve metingen. Omdat wij een pen-papier test doen hebben wij altijd te maken met een reactieve meting.
De kwalitatieve testgegevens bewerken:
1. Nominale schaal, simpelste schaal, het indelen op categorieën. (bijv. kleuren/steden)
2. Ordinale schaal, een volgorde in de categorieën. ( bijv beoordeling van lekker naar vies)
3. Intervalschaal, hierin zit een volgorde en de getallen die gebruikt worden hebben een betekenis, en deze getallen hebben een onderlinge gelijke afstand tot elkaar.
4. Ratioschaal, deze heeft een absoluut nulpunt en hier spreek je over verhoudingen tussen getallen.
Bij de tests die wij gaan doen gaan onze formules vooral gebruikt worden bij de intervalschaal, en eventueel ook de ordinale schaal.
1.3 Bewerking van testgegevens,
Je moet van kwalitatief naar kwantitatief. Het gaat erom dat de eigenschap van iemand wordt omgezet in een kwantitatief getal. Dus bijvoorbeeld depressie wordt omgezet naar getal 10. ( Elk antwoord geeft een bepaalde score en deze wordt gerepresenteerd voor een categorie)
Je gebruikt de a priori gewogen somscore ( de score is van te voren vastgesteld, bijv. 1 punt per vraag als deze goed is, en 0 als deze fout is. De hoeveelheid punten totaal representeren dan iets)
 

1.4 Testleer
T  X  meetfout
T is in dit geval het construct dat je probeert te meten. Maar je moet een bepaalde meting doen om een indruk te krijgen van het construct, en dat is X.
( De T is van true, voor de ware score) Nu wil je test X gaan afnemen, en de score op die test wordt bepaald door 2 dingen. Door de mate waarvoor je deze test hebt, maar ook door de meetfout. Die meetfout, ook wel een random meetfout genoemd, die kan door alles en nog wat ontstaan. Wat je gaat proberen tijdens deze opdracht ga je proberen de meetfout onder controle proberen te houden.
1.5.1. De testconstructie
De vragen die je gaat maken moeten duidelijk en eenvoudig zijn. Deze moet namelijk voor iedereen begrijpbaar zijn. Als er verwarring ontstaat over een vraag dan heb je al een meetfout, door foute interpretatie bijvoorbeeld.
Richtlijnen:
1. Vermijd dubbele vragen:
Dus niet “ik houd van actieve en zonnige vakantie” . Deze zou je dan moeten opsplitsen in “ik houd van actieve vakanties” & “ik houd van zonnige vakanties” . Als deze namelijk nee antwoord op een dubbele vraag, weet je niet waar deze persoon dan wel van houdt. Misschien houdt deze wel van zonnige vakanties, alleen niet van actieve vakanties, of andersom.
2. Vermijd directe ontkenningen:
Vermijden in de vraag de woorden “niet, geen, nooit”. Hier raken mensen namelijk van in de war. Deze woorden zou je kunnen vervangen door on-, in-, of zelden. Dus niet “Ik ben niet optimistisch” maar “ik ben zelden optimistisch.”
3. Noem in een item eerste de conditie, daarna pas het gedrag
Als je dit niet doet, dan lezen mensen de conditie niet zo goed. Dus niet “ik ben zenuwachtig op een tentamen” maar wel “op een tentamen ben ik zenuwachtig”.
4. Vermijd feitelijke uitspraken, doe geen aannames over respondenten.
Je kunt pas vragen over iemands kinderen of werk, nadat je zeker weet dat ze deze ook daadwerkelijk hebben. Dit kun je doen door eerst te vragen of ze deze hebben, of om het anders te formuleren. Dus niet “Bent u tevreden over uw werk?” maar wel “Bent u tevreden over uw dagelijkse bezigheden” .
5. Vermijd jargon (vaktaal) en vage bewoordingen.
Dus niet termen gebruiken die maar in een beperkte kring bekend zijn, of het woord “anders” gebruiken, waarmee niet echt heel duidelijk is wat je bedoelt. Dus niet “Heeft u last van gastritis?” maar wel “Heeft u last van uw maag?” . En dus ook niet “Ik voel me vaak anders op feestjes”.

Constructie methoden
Er zijn verschillende manieren om een vragenlijst te beginnen, en deze liggen aan de mate waarin je je onderwerp al kent.
A. Geen kennis over begrip
1. Rationele methode
Volgens de rationele methode is er een 1 op 1 relatie tussen verbale reportage van de mentale gesteldheid en de mentale gesteldheid zelf. De constructeur gaat direct uit van de typologische omschrijvingen, symptomen en categorieën, waarmee het begrip omschreven is. Op grond van je eigen ervaringen met een construct. Bijvoorbeeld het construct “achterdocht”. De vragen worden geformuleerd aan de hand van alles wat de constructeur ooit heeft gehoord of gelezen over achterdocht.
2. Prototypische methode
Het prototype de kern van het begrip. De vragen vermijden de grenskenmerken met andere constructen. De vragen worden gemaakt door mensen, die zich een persoon moeten voorstellen, die het construct in sterke mate bezit, en daarvoor typische gedragswijze opschrijven. Bijvoorbeeld, de mensen die achterdochtig lijken die gaan dit gedrag beschrijven en typische dingen van hun gedrag opnoemen, en de meest typische worden voor de vragenlijst gebruikt.
B. Weinig/globale kennis over begrip
1. Interne methode
Begrippen worden afgeleid op grond van de analyse resultaten. Begripsanalyse is dus onmogelijk. Items moeten relevant zijn voor het globaal omschreven domein en daardoor een zekere inhoudelijke homogeniteit vertonen. Je verzamelt de items, dus geen constructie. De interne methode: techniek om items te groeperen. Dan kijken welke groepen onderling hoog correleren. Deze meten dus hetzelfde, en dan kijken wat er dan dus gemeten wordt.
2. Externe methode
Het doel is een goede predictor voor een bepaald criterium te maken. Items worden verzameld, zo heterogeen mogelijk om alle aspecten aan bod te laten komen. Als items positief of negatief samenhangen met het criterium, worden ze in de test opgenomen. Het nadeel is dat geen theoretische verklaring kan worden gegeven. De samenhang telt.
C. Veel kennis over het begrip
1. Construct methode
2. Facet methode
Representativiteit van de test voor het begrip, het hele domein van het begrip moet worden bestreken. Essentieel is het beschrijven van het domein van het begrip, een diepgaande begripsanalyse. De verschillende aspecten ( facetten) van het begrip worden geïdentificeerd, en vervolgens komen de facet-elementen.

In de eerste plaats moet je je heel goed gaan realiseren dat je maar 1 construct moet gaan meten. Daarnaast moet je ook het tegenovergestelde vragen van wat je wilt meten, doordat mensen erg snel geneigd zijn om ( als ze het niet weten) ja in te vullen. Door deze vragen kan je testen of de deelnemers de juiste antwoorden geeft.

 

joho_testtheorie_en_praktijk_college_2.pdf
testtheorie_en_praktijk_college_3_10-06-2013.pdf
testtheorie_en_praktijk_college_5_17-06-2013.pdf
testtheorie_praktijk_college_6.doc

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
658