Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Samenvatting collegeaantekeningen deel 3

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

HC ‘Determinanten van gezondheid’ (23 september 2013)
 

Dit college gaat om de vraag welke factoren de gezondheid van een bevolking bepalen, oftewel de determinanten van gezondheid. Een determinant van de gezondheid is een factor die de gezondheid positief of negatief beïnvloedt. Een beroemd determinanten model is dat van Lalonde. Hierin stelt hij dat de volksgezondheid afhangt van het gezondheidszorgsysteem, biologische en genetische factoren, leefstijl en de fysieke en sociale omgeving.

Indicator = getal dat iets zegt over de toestand (bijvoorbeeld de gezondheid van een populatie).

Determinant biotische en fysieke omgeving

Een determinant uit de biotische omgeving is de blootstelling aan micro organismen, wat kan leiden tot infectieziekten (voedsel, SOA, zoönosen en de invloed van klimaatverandering). Een klimaatverandering kan leiden tot directe gezondheidseffecten, zoals een overstroming, of tot indirecte gezondheidseffecten. Een indirect gezondheidseffect is bijvoorbeeld de toename van vectorgebonden ziekten en allergieën. Dit zijn infectieziekten die via zogenoemde vectoren (bijvoorbeeld insectenbeten en knaagdieren) over worden gebracht op mensen. Determinanten uit de fysieke omgevingen zijn bijvoorbeeld de temperatuur en geluid, maar ook straling en bodemverontreiniging.
 

Determinant sociale omgeving

Deze determinant wordt vaak weergegeven met het begrip sociaal economische status (SES). De SES is de positie die mensen hebben op de sociale ladder. De sociaal economische status wordt bepaald door kennis, arbeid en bezit.
De dimensies van de SES zijn dus materiële omstandigheden, vaardigheden, capaciteiten, kennis, het sociaal netwerk, de status en macht van de mensen daarin.
Als indicatoren voor SES in gezondheidsonderzoek worden vaak opleidingsniveau en inkomen gebruik. Groepen worden ingedeeld aan de hand van de postcode van het woongebied. Dit laatste omdat mensen met een vergelijkbare sociaal economische status dicht bij elkaar blijken te wonen. Iemands sociaal economische status heeft invloed op zijn levensverwachting, levensverwachting in goede gezondheid en ervaren goede gezondheid. Er is vaker een stapeling van ongunstige omgevingsfactoren bij lagere inkomens. Mensen met lagere inkomens blijken bijvoorbeeld vaker te wonen in ongezond ingerichte buurten

 

Leefstijl

Belangrijke factoren van de leefstijl die invloed hebben op de volksgezondheid zijn roken, bewegen, voeding, het gebruik van alcohol en drugs en seksueel (risico)gedrag. Het voorkomen van deze factoren verschilt naar SES, etnische afkomst, leeftijd en geslacht. Zo roken vrouwen minder dan mannen en jongeren meer dan mensen van middelbare leeftijd.

 

Effect determinanten

HALE = aantal jaren dat nog gezond wordt geleefd = HLY

De etnologische factor geeft aan welk deel van de incidentie van de ziekte in de bevolking toe te schrijven is aan de blootstelling aan een bepaalde determinant.

Ecologisch onderzoek is het verband leggen tussen bestaande gegevens met mogelijke determinanten. Hierbij moet rekening gehouden worden dat een verband op groepsniveau niet hetzelfde is als een verband op individueel niveau. Dit noemt men “de ecologische valkuil.”

 

Verbetering van de volksgezondheid in de tijd

De verbetering van de volksgezondheid tot 1950 kwam door collectieve voorzieningen en de toename van de welvaart van het individu. De collectieve voorzieningen die de volksgezondheid verbeterden zijn riolering, betere drinkwatervoorziening, verbeterde woon- en arbeidsomstandigheden en een verbeterde gezondheidszorg. De toename van de welvaart van het individu leidde vooral tot een betere voedingstoestand.
Na 1950 verbeterde de gezondheid door een verder stijgende welvaart en steeds beter wordende gezondheidszorg.
Een meer actueel model van de volksgezondheid is het VTV-model:

Bron: site RIVM; http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o5423n30044.html

 

HC ‘Demografische ontwikkelingen en indicatoren’ (23 september 2013)

Uit een net gepubliceerde studie blijkt dat een maagbandje/gastric bypass 2x zo effectief is als conservatief afvallen in de preventie van type 2 diabetes bij obese patiënten. Bij zulke uitkomsten van onderzoeken rijst de vraag of een maagbandje of maagverkleining dan niet een betere oplossing is voor alle personen met ernstig overgewicht? Waar dan vervolgens aan gedacht moet worden, is hoeveel mensen dan zo’n operatie nodig zal hebben, wat de kosten zijn van zo’n operatie ( +/- 6000 euro) en wat de risico’s zijn. Hieruit blijken al enkele van de problemen van de preventie: kosten en effecten, haalbaarheid en risico’s voor de patiënten.

 

De gezondheidsbevorderaar

Een van de competenties van de arts uit het CanMeds model is die van de gezondheidsbevorderaar. De gezondheidsbevorderaar erkent en bepleit het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele patiënt, patiëntengroepen en de maatschappij. Hij draagt dit belang individueel en in teamverband uit aan beleidsmakers op het terrein van de volksgezondheid en brengt preventieve gezondheidszorg waar mogelijk in de praktijk.

 

Public Health/community health/ openbare gezondheidszorg

Public Health/community health/ openbare gezondheidszorg is het bevorderen van de volksgezondheid door (collectieve) maatregelen. Om te weten welke maatregelen ter preventie van een ziekte je moet nemen, moet je eerst weten hoe de bevolking eruit ziet, hoe vaak een bepaalde ziekte of aandoening voorkomt in die bevolking en welke groepen een verhoogd risico op de ziekte of aandoening hebben.

 

De bevolkingssamenstelling in Nederland

Belangrijk om te weten van de bevolkingssamenstelling is ten eerste de leeftijd en de man-vrouw verdeling (= demografie). Ook de demografische transitie is belangrijk. De demografische transitie is het verloop van de bevolkingsgroei of afname in de tijd. In Nederland daalden in de afgelopen 150 jaar de sterftecijfers en na enige tijd werd deze daling gevolgd door een daling in de geboortecijfers. Hierdoor steeg de bevolkingsomvang. De bevolkingsgroei oftewel de toename van de bevolking, wordt als volgt berekend:
(Geboorten - sterftes + (immigratie - emigratie) ) / Bevolking aan het begin van de periode.
Getallen die ook bij het meten van de bevolkingsomvang worden gebruikt zijn het bruto sterftecijfer en het bruto geboortecijfer. Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. De kans dat je overlijdt neemt toe naarmate je ouder wordt. In een land waar veel oude mensen wonen is het bruto sterftecijfer hoger dan in een jonger land. Het bruto geboortecijfer is het aantal geboorten per 1000 inwoners.

Behalve ruwe getallen is er ook andere handige informatie over de bevolking zoals de SES, de Sociaal Economische Status, en etnische en culturele verschillen. Begrippen hierbij zijn:
Autochtoon: woont net als beide ouders in het land van de geboorte. Dus de ouders zijn in hetzelfde land geboren als waar zij wonen.
Allochtoon: tenminste 1 ouder is in het buitenland geboren.
- eerste generatie allochtoon: de persoon zelf is elders geboren.
- tweede generatie allochtoon: de persoon zelf is in Nederland geboren.
- westerse allochtoon: alle landen in Europa, Noord-Amerika, Oceanië, Japan en Indonesië.
- niet westerse allochtoon: afkomstig uit Turkije en alle landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië.
Verder wordt er nog een onderscheid gemaakt wat betreft de status van verblijf (asielzoeker, illegaal en vluchteling), minderheden (de grootste (etnische) doelgroepen) en migranten.

 

De gezondheidstoestand van de bevolking

De gezondheidstoestand van een bevolking is af te lezen aan verschillende indicatoren. Deze zijn de levensverwachting, hoe vaak ziekten en aandoeningen voorkomen in de bevolking, het functioneren en de kwaliteit van leven en de samengestelde volksgezondheidsmaten.
De mate waarin ziekten en aandoeningen voorkomen in de bevolking wordt uitgedrukt in incidentiecijfers of de prevalentie.
Incidentie: het aantal nieuwe gevallen van een ziekte, sterfte of ziekenhuisopname.
Incidentiecijfer = incidentie/ aantal persoonsjaren.
Persoonsjaren = het aantal jaren dat geleefd is door de betreffende bevolkingsgroep.
De prevalentie = de bestaande gevallen van een ziekte. Dit is een absoluut cijfer, en druk je bijvoorbeeld uit in procenten of per 1000.
De periodeprevalentie = de prevalentie in een bepaalde periode
Puntprevalentie = de prevalentie op een bepaal moment
Incidentie x ziekteduur = prevalentie

Maar niet alleen of mensen een ziekte hebben is belangrijk, ook hoe zij hun gezondheid ervaren, oftewel: de kwaliteit van leven. Deze kan je meten door gevalideerde vragenlijsten die naar verschillende dimensies vragen.
Onder de samengestelde maten valt bijvoorbeeld de ziektelast. De ziektelast wordt uitgedrukt in DALY’s (disability adjusted Life-Years), een concept wat afkomstig is van de WHO. Het aantal DALY’s is het aantal gezonde levensjaren dat een populatie verliest door ziekten en aandoeningen. Door de DALY’s kunnen ziekten onderling worden vergeleken als het gaat om hun invloed op de volksgezondheid. In de berekening van de DALY’s worden vier belangrijke aspecten van ziekten meegenomen, namelijk het aantal mensen dat aan de ziekte lijdt, de ernst van de ziekte, de sterfte aan de ziekte en de leeftijd waarop de ziekte optreedt.
DALY= YLL + YLD

YLD= aantal jaren geleefd met de ziekte

YLL= jaren korter geleefd door de ziekte.

 

HC ‘Preventie en evaluatie van preventie I’ (24 september 2013)

Er zijn determinanten die invloed hebben op de volksgezondheid. Deze scheiden we in exogeen en persoonskenmerken. Onder exogeen valt bijvoorbeeld de fysieke omgeving, sociale omgeving en leefstijl. Onder de persoonskenmerken vallen de erfelijke eigenschappen, verworven somatische problemen of klachten en verworven psychische problemen of klachten.

 

Preventie en vormen van preventie

Er zijn twee indelingen van de preventie, de moderne en de klassieke. De klassieke indeling van preventie scheidt de preventie in primaire, secundaire (en tertiaire) preventie. Dit is afhankelijk van het stadium waarin de ziekte is.
De moderne indeling onderscheidt vier vormen van preventie: de universele preventie, de selectieve preventie, de geïndiceerde preventie en de zorg gerelateerde preventie. De universele en de selectieve preventie werken op populatieniveau. De universele preventie richt zich op iedereen in een populatie, de selectieve preventie op mensen met een verhoogd risico. De geïndiceerde preventie richt zich op het individu met een verhoogd risico en/of met reeds symptomen. De zorg gerelateerde preventie richt zich op patiënten in ziektestadium 1 en 2 en de preventie van sterven. Ziektestadium 1 is een diagnose zonder complicaties, 2 met complicaties. De zorg gerelateerde preventie is dus eigenlijk een soort ‘voorkomen van een ergere toestand.’

In Nederland zijn er twee geldstromen voor de gezondheidszorg, voor de curatieve zorg en de preventieve zorg. De curatieve zorg wordt voornamelijk betaald door premies en de universele preventie en selectieve preventie door belastinggeld.

 

Primaire preventie

In de periode waarin primaire preventie wordt toegepast heeft de persoon de ziekte nog niet. Hier ingrijpen is dus het ideaalbeeld voor de preventie. Bij primaire preventie voorkom je nieuwe ziektegevallen. Er zijn twee typen van primaire preventie; gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering. Gezondheidsbescherming is het beschermen tegen de blootstelling aan risicofactoren (vaccinatie). Gezondheidsbevordering is het bevorderen van gezond gedrag.

Primaire preventie is nuttig als het gezondheidsprobleem belangrijk is en de determinant belangrijk is. Ook moeten de risicofactoren om een bepaalde aandoening te krijgen bekend en beïnvloedbaar zijn. De determinant is belangrijk als het risico vaak voorkomt, wat te meten is met een prevalentiemeting, en als het risico groot genoeg is, wat te meten is met een relatief risico meting. De samengestelde maat om dit te meten is de PAF: Populatie Attributieve Fractie. Dit is dus welk deel van de incidentie toe te schrijven is aan een bepaalde risicofactor. De PAF is berekenbaar uit het relatief risico en de prevalentie van het risico. Het relatief risico is de verhouding van de ziekte-incidentie bij personen met en zonder blootstelling aan een specifieke risicofactor. Dus de kans die je hebt om ziek te worden als je wel of niet blootgesteld bent aan een bepaalde risicofactor.

Het relatief risico (RR) bereken je als volgt:
RR=ziek met risico/allen met risico : ziek zonder risico/allen zonder risico

Elke uitkomst van het relatief risico ruim boven de 1 is een aangetoond verhoogd risico. Als uit het relatief risico “oneindig” komt, oftewel als je deelt door 0 omdat er geen patiënten zijn die ziek zijn zonder risico, heb je de echte, perfecte oorzaak gevonden.

 

Het populatie attributieve risico (PAF) bereken je als volgt:
PAF=(Itot-I0) : Itot
Itot= de totale incidentie (dus inclusief de patiënten die de risicofactor wel hebben)
I0 = de incidentie in populatie zonder risicofactor

 

Preventie in de 19e eeuw

Preventie in de 19e eeuw bestond vooral uit infectieziektebestrijding. Denk aan bijvoorbeeld cholera.

Infectieziektebestrijding

Van oudsher deed men aan infectieziektebestrijding door de isolatie van de geïnfecteerde personen en het wegnemen van de besmettingsbron in de omgeving. Moderne methoden zijn vaccinatie en Bron- en contactopsporing en outbreakmanagement.

Bij het vaccineren is men eigenlijk tevreden als 90% van de mensen gevaccineerd is in de gehele populatie, want een eventuele besmetting is moeilijk door te geven. Maar er zijn bepaalde dorpen waar niemand wordt gevaccineerd en waar de mensen in een nauwe omgeving samenleven (kudde-immuniteit), en daar komt dan sneller een infectieziekte-uitbraak.

 

Gedragsgerichte gezondheidsbevordering

Gezondheidsvoorlichting en opvoeding (GVO) is meer dan alleen kennisoverdracht, bijvoorbeeld ook praktische vaardigheden oefenen en het stimuleren van gezond gedrag op vrijwillige basis (bijvoorbeeld gezond eten aanbieden in sportkantines).

Preventieparadox

De preventieparadox komt ter sprake als men het heeft over de verschillende benaderingen van preventie. Bij de hoogrisicobenadering richt men zich op een groep met verhoogd risico. Deze benadering heeft de voorkeur als het relatief risico van de aandoening in deze hoog risicogroep groot is en die hoog risicogroep maar een klein deel van de bevolking is. De populatie-benadering richt zich op iedereen en heeft de voorkeur als er een relatief grote groep is met een verhoogd risico, maar het relatief risico laag is. Hier komen we uit bij de preventieparadox: een preventieve interventie die grote volksgezondheidswinst kan opleveren, heeft voor het afzonderlijke individu weinig voordeel, omdat het relatief risico laag is.

 

HC ‘Preventie en Evaluatie van preventie II’ (24 september 2013)

Gezond gedrag wordt bepaald door de intentie van mensen. De intentie is de motivatie tot het gezonde gedrag. De intentie wordt weer bepaald door de attitude, sociale invloeden van de omgeving, de persoonlijke norm en de ervaren controle. De ervaren controle is de beoordeling en het vertrouwen van de patiënt in de uitvoerbaarheid van het gezonde gedrag. Deze 4 factoren worden bepaald door externe factoren, zoals cultuur, sociaal economische factoren et cetera.
De gezondheidsbevordering is gericht op het stimuleren van leerervaringen en voorwaarden scheppen die gezond gedrag mogelijk maken. Hierbij lijkt de integrale aanpak het meest succesvol. Dit houdt in dat aan alle facetten van preventie worden gedacht, zoals bijvoorbeeld bij roken: voorlichting, wetgeving, accijns, reclame en beschikbaarheid. De medische sector heeft ook een rol in gedragsgerichte gezondheidsbevordering, bijvoorbeeld huisartsen die patiënten wijzen op de risico’s van roken. Daarnaast zijn bij gedragsgerichte gezondheidsbevordering nog veel beleidssectoren betrokken buiten de gezondheidszorg.

 

Secundaire preventie

De secundaire preventie wil nieuwe ziektegevallen in een vroeg stadium opsporen. Dit wordt gedaan door aan een groep ‘gezonde zieken’ diagnostiek aan te bieden. Met gezonde zieken worden de mensen bedoeld die de ziekte al hebben, maar nog geen symptomen vertonen. Als dit collectief wordt gedaan heet het bevolkingsonderzoek.

Lead time en Patient Delay
Een ander woord voor Lead time is ziektewinst, door de vroege opsporing kan er een eerdere behandeling plaatsvinden voor de ziekte.

De tijd tussen de eerste voor de patiënt waarneembare verschijnselen en het moment waarop de patiënt naar aanleiding van de ziekteverschijnselen de arts bezoekt heet ‘Patiënt Delay.’
Bij secundaire preventie is de eerste test vooral bedoeld om mensen met een verhoogde kans op een bepaalde ziekte te identificeren, daarom maakt men gebruik van screenings. Daarna wordt eventueel aanvullende diagnostiek uitgevoerd. Screening kan individueel (denk aan de tandartscontrole) of collectief (denk aan uitstrijkjes maken). Collectieve screening heet bevolkingsonderzoek.
Het doel van het bevolkingsonderzoek is een zo groot mogelijke gezondheidswinst, tegen zo gering mogelijke kosten. Gezondheidswinst is te maximaliseren door een slimme keuze van bijvoorbeeld leeftijdsgrenzen en de frequentie van het onderzoek. Dit is een vorm van zogenaamde utilitaristische argumentatie, in de curatieve zorg wordt dit al snel als onethisch gezien. Utilitaristische argumentatie meet de morele handeling van een waarde af aan het algemeen nut van de handeling voor alle mensen.
 

Kanttekeningen bij gezondheidswinst
Vervroegde diagnose heeft niet alleen maar voordelen. Diagnosevervroeging leidt niet automatisch tot gezondheidswinst (Lead time bias). Ook heb je dat bij sommige vroeg opgespoorde gevallen de ziekte pas na hele lange tijd komt of dat de ziekte nooit het klinisch stadium bereikt (Length bias). Nadelen hierbij zijn dus dat mensen weten dat ze een ziekte hebben, wat ongerustheid veroorzaakt. Ook worden ze misschien onnodig behandeld, wat risico’s heeft.

 

Testeigenschappen

Bij testen kunnen verschillende waarden uitgerekend worden om te meten hoe goed deze test is. Uit een tabel met de testuitslagen en de werkelijke uitslagen, kunnen de volgende gegevens worden berekend:
Sensitiviteit: Dit getal geeft aan hoeveel van alle mensen die een bepaalde ziekte hebben aangewezen wordt bij de screening. Je hoopt dat deze breuk 100% is.
Sensitiviteit: terecht positief / (terecht positief + fout negatief)
Specificiteit: Dit getal geeft aan hoeveel van de uitslagen die negatief hadden moeten zijn, ook negatief is aangetoond door de test. Ook bij deze waarde word gestreefd naar 100%.
Specificiteit: terecht negatief / (fout positief +terecht negatief)
Positief voorspellende waarde: Dit getal geeft aan welk percentage van de volgens de test positieve gevallen ook echt positief is.
Positief voorspellende waarde: terecht positief / (terecht positief + fout positief)
Negatief voorspellende waarde: Dit getal geeft aan hoeveel van de negatieve testuitslagen terecht negatief is.
Negatief voorspellend waarde: terecht negatief / (fout negatief + terecht negatief)
Uit een dergelijke tabel kan je ook de prevalentie en fractie vervolgonderzoek uitrekenen.
Prevalentie: (terecht positief + fout negatief) / (alle uitslagen)
Fractie vervolgonderzoek: (terecht positief + fout positief) / (alle uitslagen)

Het verband tussen sensitiviteit en specificiteit wordt weergegeven in een ROC : Recieve Operator Characteristic curve. Op de y-as staat intensiviteit (%) en op de x-as 100- specificiteit(%). Je wil dus dat de curve zo dicht mogelijk bij de 100 % sensitiviteit is, want dan is de specificiteit 100-0% = 100 %.

 

Wanneer is screening nuttig? Voorwaarden gesteld door de Wilson en jungner werkgroep (1968)

1 Het moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn
2 Er moet een algemeen aanvaarde behandelingswijze voor de ziekte bestaan
3 Voorzieningen voor diagnose en behandeling van de ziekte moeten beschikbaar zijn
4 Er moet een herkenbaar latent stadium van de ziekte bestaan
5 Er moet een geschikte test of onderzoeksmethode voor het bevolkingsonderzoek bestaan.
6 De test moet aanvaardbaar zijn voor de bevolking.
7 Het natuurlijk beloop van ziekte moet bekend zijn
8 Er moet een duidelijk beleid zijn ten aanzien van wie er als patiënt behandeld moet worden.
9 De kosten van bevolkingsonderzoek moeten in redelijke verhouding staan tot de beschikbare fondsen voor de volksgezondheid
10 Bevolkingsonderzoek moet een continu proces zijn en geen eenmalig project.

 

Kosten en effecten

Ongeveer 4% van de totale kosten van de gezondheidszorg wordt besteed aan preventie. Dit geld wordt deels gehaald uit premies en deels uit de begroting van het ministerie VWS. De preventie is dus gevoelig voor politieke invloeden.
 

 

HC ‘Diabetes, een welvaartziekte?’ (25 September 2013)

In 2000 zijn de Millennium Development Goals opgesteld, die gericht zijn op 2015. Drie daarvan gaan specifiek over gezondheid, dit geeft wel aan hoe belangrijk dit is. Dit waren:
-Minder kindersterfte
-Verbetering van de gezondheid van moeders
-Bestrijding van HIV/aids, malaria en andere dodelijke infectieziekten
In het college hebben we het aan de hand van het voorbeeld India over armoede en diabetes. Het typische beeld wat wij hebben van armoede is dat van uitgehongerde kindertjes. Dit is wel afhankelijk van de deelstaten, maar niet in heel India zijn de kindertjes uitgehongerd. Ziekten die met overgewicht te maken hebben (diabetes en hart- en vaatziekten) treffen niet alleen de rijke landen. Steeds meer zijn het juist de ziekten van arme landen. In India dragen de chronische ziekten nu bij tot 53% van de doden en 44% van de verloren DALY’s. Cardiovasculaire ziekten en diabetes komen vaak voor in stedelijke gebieden. De tabak-gerelateerde prevalentie van kankers nemen een groot aandeel in van alle kankers. Tabak consumptie is gebruikelijk, vooral onder arme mensen.
In arme landen zie je dat de sterfte aan infectieziekten daalt, maar de sterfte aan NCD’s, zoals hart- en vaatziekten, stijgt. In de low and middle income countries is de sterfte aan NCD’s het belangrijkst. Risicofactoren voor NCD’s zijn urbanisatie, globalisering en vergrijzing. Dit leidt tot armoede, waardoor het voedingspatroon slechter wordt. In de arme landen is het in eerste instantie vooral de rijke bovenlaag die de welvaartsziekten krijgt, maar inmiddels zijn het net zo goed de arme inwoners in de grote steden. De hoogste prevalentiecijfers voor diabetes vind je bij de Indianen in Noord-Amerika, Geürbaniseerde Pacific-eilanders en gemigreerde Hindoestanen (Indiërs).
In India zijn de hoogste prevalentiecijfers in de geürbaniseerde gebieden en bij de mensen met een hogere SES. Diabetes en hart- en vaatziekten zijn dus ziekten van de groepen met een lage SES in de rijke landen en van de landen die zich economisch aan het ontwikkelen zijn.
Niet alleen de invloed van economie op de gezondheid is belangrijk in arme landen. Er is bijvoorbeeld ook een verschil in lichaamsbouw van Aziaten versus ‘de blanken’ Over het algemeen is voor hetzelfde BMI het lichaamsvetgehalte van Aziaten 3-5 procent hoger en voor hetzelfde lichaamsvetgehalte in procenten het BMI van Aziaten 3-4 procent lager, vergeleken met ‘de blanken’.
De BMI-indeling in normaal gewicht, overgewicht en obesitas moet dus ook anders zijn voor Aziaten, net zoals de definitie van centrale obesitas. Bij een BMI onder de 23 is er normaal gewicht en boven de 27 obesitas. De definitie van de buikomvang, is ook anders dan bij westerse mensen. (Voor mannen geen 102 maar 90 cm, voor vrouwen geen 88 maar 80 cm) Ook hebben bepaalde etnische groepen een natuurlijk hoger risico op welvaartsziekten.
Het verband tussen geboortegewicht en insulineresistentie in India is dat Indiase baby’s met een laag geboortegewicht op vierjarige leeftijd een verminderde glucosetolerantie hebben. Indiase kinderen met een laag geboortegewicht zijn vaak thin-fat, dat betekent dat ze weinig wegen, maar veel vet centraal om hun lichaam hebben. In het navelstrengbloed worden hoge insulinespiegels gevonden. Hierdoor zullen de baby’s erg gevoelig zijn voor het krijgen van diabetes en overgewicht.

 

HC ‘Global Health’ (25 september 2013)

In Indonesië zijn er twee pieken wat betreft de voeding van kinderen. Eén piek is die van de ondervoede/slecht gevoede kinderen en één piek is die van de kinderen met obesitas. Er is een grote toename van het aanbod van fastfood en een grote toename van overgewicht. Niet alleen overgewicht is een probleem, ook de toename van het gebruik van tabak is groot. Kinderen beginnen al op jonge leeftijd met roken. In Indonesië rookt zo’n 35% van de bevolking, waaronder veel kinderen.
Om de problemen van ondervoeding en overgewicht aan te pakken worden er verschillende projecten opgestart door de overheid, stichtingen, bedrijven en hulporganisaties. Maar het aanleren van betere en gezondere eetgewoontes gaat niet gemakkelijk en blijft dus nog een groot probleem.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
445