Begrip | Definitie |
Aangenaamheid (“agreeableness”) | Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken: de neiging om coöperatief en empathisch te zijn ten opzichte van anderen |
Analytische psychologie (“Analytical psychology”) | De naam die Jung aan zijn psychologische system gegeven heeft. Deze psychologie richt zich minder op de seksualiteit dan de Freudiaanse psychologie en meer op de rol van cultuur, religie, droomanalyse, het collectieve onbewuste en psychologische types van temperament |
Being needs | De alternatieve term van Maslow voor zelfactualisatie, dat het individu aanspoort om de positieve mogelijkheden van de zelf te vervullen. Het staat in contrast met de deprivatiebehoeftes |
Big Five | Een factor-analytische benadering voor de persoonlijkheidstheorie, die de karaktertrekken ”openness, conscientiousness, extroversion, agreeableness and neuroticism “ (OCEAN) als de grote bouwblokken van persoonlijkheid ziet |
Contacthypothese | Gevormd door Gordon Allport, gaat over dat vooroordelen tussen groepen verminderd kunnen worden als de in-groep en de uit-groep in een situatie geplaatst worden waar ze met elkaar moeten interacteren, waar ze allemaal dezelfde status hebben en waar ze hetzelfde gemeenschappelijke doel hebben, dat ze alleen na samenwerking met elkaar kunnen behalen |
Deprivatiebehoeftes (“deprivation needs”) | Bedacht door Maslow, zijn de vier niveaus van zijn hiërarchie van behoeftes, gecreëerd door gebreken in het leven van een persoon. Het staat in contrast met de zelfactualisatie of de “being needs”. |
Egopsychologie | Een ontwikkeling binnen in de psychoanalyse, gaat erover dat met de normale ontwikkeling veel functies van de Freudiaanse ego onafhankelijk worden van de impulsen van de id |
Eupsychia | De term van Maslow voor een utopiaanse samenleving waar elke mens de vaardigheid heeft om zelf geactualiseerd te worden en om de eigen zelf volledig te ontwikkelen |
Existentiële psychotherapie | Een vorm van psychotherapie, gepromoot door May, die de zoektocht naar betekenis in het leven benadrukt |
Extraversie | Een persoonlijkheidsdimensie die door Jung geïntroduceerd is, en die gedefinieerd wordt als de neiging om op de externe wereld gericht te zijn. Men is dan vaak spraakzaam en assertief. Het staat in contrast met introversie. Ook is het een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken, en maakte het deel uit van de PEN persoonlijkheidsfactoren |
Functionele autonomie | Een term die door Gordon Allport gebruikt werd om de staat te beschrijven, die mede dankzij de motieven uit de kindertijd bereikt is, maar die behouden is omdat het versterkt of beloond werd en daarom autonoom is geworden |
Humanistische psychologie | Een derde kracht in de psychologie, na behaviorisme en psychoanalyse, die in 1950 door Maslow, Rogers, May en anderen opgericht is. Men richt zich hierbij vooral op de positieve motivatie, de potentie om te groeien, de behoefte aan zelfactualisatie en het creëren van betekenis |
Idiografische methodes | Onderzoeksmethodes waar men zich richt op het bestuderen van individuele cases. Vaak zijn deze kwalitatief en is het doel om te beschrijven wat het is dat mensen van elkaar onderscheidt |
Individual Will Temperament Test | Een van de eerste persoonlijkheidstoetsen, gecreëerd door Downey, om karaktertrekken zoals impulsiviteit, zorgvuldigheid en kracht te meten door middel van het analyseren van het handschrift |
Individuele psychologie (Adler) | Een theoretische benadering, gebaseerd op het idee dat de diepste bron van menselijke motivatie ligt in de vaardigheid om het minderwaardigheidsgevoel te overkomen |
Introversie | Een persoonlijkheidsdimensie, geïntroduceerd door Jung, die wordt gedefinieerd als de neiging om minder op de externe wereld gericht te zijn, en meer op de interne wereld. Men is dan introspectief, reflectief en heel erg op zichzelf, net zoals men zich niet op zijn gemak voelt in grote groepen. Het staat in contrast met extraversie |
Liefdesbehoeftes (“love needs”) | Het motief om affectie, vriendschap en het gevoel van ergens bij te behoren te verwerven. Het treedt pas op nadat aan de fysiologische- en veiligheidsbehoeften in de Maslow-hiërarchie voldaan is |
Minderwaardigheidscomplex (“inferiority complex”) | Een construct, voorgesteld door Alder, dat gaat over het patroon van minderwaardigheidsgevoelens. Het motiveert iemand om deze gevoelens te overkomen die bij alle kinderen voorkomen |
Nauwgezetheid (“conscientiousness”) | Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken. Het is de neiging om voorzichtig en zelf-gedisciplineerd te zijn |
Neuroticisme | Een persoonlijkheidsfactor in het PEN-model van Eysenck. Het is de neiging om angst te ervaren of erdoor bezig gehouden te worden |
Nomothetische methode | Een persoonlijkheidsonderzoeksmethode in termen van algemene dimensies of kenmerken. Het gaat om een kwantitatief onderzoek. Vaak worden er statistische vragenlijsten gebruikt |
Onvolwassen religie (“immature religion”) | Een concept van Gordon Allport over religieuze hechting, die vaak aangenomen wordt voor zelfverheerlijkingsredenen en vaak ook nog eens niet reflectief is. Men is beperkt in het denken en tolereert andere overtuigingen niet |
Openheid (“openness”) | Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken. Het is de neiging om open te staan voor nieuwe ervaringen, om verbeeldend en gevoelig voor de innerlijke gevoelens te zijn |
PEN-model | Een persoonlijkheidsmodel, voorgesteld door Eysenck, die persoonlijkheid beschrijft in drie primaire dimensies: psychoticisme, extraversie-introversie en neuroticisme |
Personal Data Sheet (PDS) | Een objectieve persoonlijkheidstest, ontworpen door Robert Woodworth, en bedoeld om te bepalen of soldaten geschikt zijn voor dienstplicht |
Personalistische psychologie | De benadering, gepromoot door William Stern, die zich bezighoudt met het centrale concept, dat de mens als een individu ziet |
Persoonlijkheidspsychologie | Een psychologische discipline, gepromoot door Gordon Allport en alle anderen die de aard van menselijke individualiteit bestuderen. Men maakt hier gebruik van zowel idiografische als nomothetische methodes |
Piekervaringen (“peak experiences”) | Volgens Maslow en Wertheimer sterke gevoelens van plezier en andere positieve emoties, vaak gepaard met Aha! momenten wanneer de wereld plotseling op een andere manier waargenomen wordt |
Positieve psychologie | Een discipline, gepromoot door Seligman, als reactie op de neiging van de mainstream psychologie om zich voornamelijk op abnormale condities en pathologie te richten. De positieve psychologie richt zich vooral op de psychologische positiviteit, gezondheid en de condities die geluk bevorderen |
Psychobiografie | Een levensbiografie die gebruikmaakt van de psychodynamische persoonlijkheidstheorie om het te interpreteren |
Psychogene behoeftes (“psychogenic needs”) | Het 27 behoeftes-systeem van Murray gebaseerd op onbewuste motivaties, inclusief behoefte aan aansluiting, succes, autonomie en macht |
Psychoticisme (“psychoticism”) | Een van de persoonlijkheidsfactoren in de PEN-model van Eysenck en verwijst naar de vaardigheid van een individu om met de werkelijkheid in contact te blijven |
Reflectie | Een psychotherapeutische techniek, ontworpen door Rogers, waarbij men terugkijkt op wat de cliënt gezegd heeft, maar dan wel geformuleerd in andere woorden |
Relationele individualiteit (“relational individuality”) | Een term gebruikt door Stern om de relatieve of statistische positie van een individu op een groot aantal gemeten persoonlijkheidskenmerken aan te geven |
Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF) | Een persoonlijkheidsschaal, ontwikkeld door Cattell, gebaseerd op factoranalyse van onderlinge correlaties tussen verschillende karaktertrekkenmetingen die zestien basisdimensies van persoonlijkheid beoordeelt |
Thematic Apperception Test (TAT) | Een projectieve persoonlijkheidstoets, gecreëerd door Henry Muray en Christiana Morgan, waarbij er een reeks gestandaardiseerde afbeeldingen een respondenten gepresenteerd wordt, en waar de deelnemers vervolgens een verhaal over moeten vertellen. De toets was ontworpen om onbewuste motivatie te beoordelen |
Volwassen religie (“mature religion”) | Een concept van Gordon Allport over de religieuze gevoeligheid. Men accepteert hierbij de mysteries en onwetendheid ten opzichte van een aantal grote vragen, net zoals men zich tolerant opstelt ten opzichte van andere overtuigingen en religies |
Waardebehoeftes (“esteem needs”) | Bedacht door Maslow. Volgens hem is dit de behoefte aan zelfrespect en persoonlijk succes. Deze behoeftes worden duidelijk zodra men aan de fysiologische, veiligheids- en liefdesbehoeftes voldaan heeft |
Werkelijke individualiteit (“real individuality”) | De term van Stern voor de Gestalt-achtige aanname dat de unieke zelf van een individu groter is dan alle individuele kenmerken |
Woordassociatietest (“word-association test”) | Een test gecreëerd door Jung. Deze bestaat uit een lijst met stimuli die aan de respondent gepresenteerd wordt met de instructies om elke eerste word of gedachte die opkomt te noteren |
Zelfactualisatie | Het streven naar de positieve vervulling van de potentie binnen de zelf. In de theorie van Maslow komt dit alleen voor nadat de eerste vier niveaus van zijn hiërarchie vervuld zijn |
Add new contribution