Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoofdstuk 1: Fundamentele begrippen
Voor een goed begin van een filosofisch boek, zullen eerst een aantal belangrijke begrippen worden uitgelegd. Dit zal de basis vormen van de rest van het boek.
De vier rollen van politieke filosofie
In dit boek benadrukt John Rawls dat er in de geschiedenis veel onenigheid is geweest met betrekking tot de betekenis van politieke filosofische begrippen. Zeer fundamentele begrippen als vrijheid en gelijkheid hebben tot verschillende oorlogen geleid zoals de Amerikaanse burgeroorlog. Een praktische (eerst) rol van de politieke filosofie wordt daarmee omschreven als de concentratie op diep gewortelde vragen, ondanks oppervlakkige ideeën, waarbij een basis voor morele overeenstemming gevonden kan worden. Mocht deze overeenstemming niet worden gevonden kan het op zijn minst functioneren als een basis van filosofische en morele ideeën bij politieke verdeeldheid, opdat deze verminderd kan worden zodat sociale samenwerking met als basis respect bij de onderdanen wordt onderhouden.
Een tweede rol van de politieke filosofie is dat het bijdraagt aan hoe mensen denken over hun politieke en sociale instituut als geheel. En de gedachte over hun basis behoefte als een gemeenschap met een geschiedenis tegenover hun persoonlijke behoefte van henzelf of familie. Deze rol noemt John Rawls de oriëntatie, waarbij reflectie en redeneren, zowel theoretisch als praktisch, om je te oriënteren in jouw plaats in de politieke en sociale wereld.
Een derde rol van de politieke filosofie baseert John Rawls op het boek van Hegel; Philosophy of Right uit 1821. Politieke filosofie sust de frustraties en woede die kan ontstaan in de samenleving en de geschiedenis van de samenleving. Immers kan daardoor beter worden begrepen, vanuit een filosofisch standpunt, waarom de samenleving zich op een dergelijke manier heeft ontwikkeld tot wat het nu is. Deze rol noemt hij verzoening, waarbij een zekere bewuste acceptatie van de maatschappij wordt gezocht tegenover ‘het erbij laten zitten’.
Van belang bij een politieke gemeenschap is dat het niet kan worden gezien als een vereniging. Immers is er niet een bewuste keuze in deelname. Daarmee kun je concluderen dat je niet vrij bent in het zijn van ‘hier’. Hoe kun je dan zeggen dat inwoners bij een democratie vrij zijn, en wat zijn dan de uiterste grenzen van vrijheid? Een manier om deze vraag te beantwoorden is dat als je het politieke systeem ziet als een eerlijke samenwerking die gedurende enige tijd, van generatie op generatie, zich ontwikkelt.
De vierde rol van de politieke filosofie is een soort variatie op de vorige. We zien de politieke filosofie als een realistische versie van een utopie (perfecte wereld). De hoop voor de toekomst is dat onze gemeenschap gebaseerd is op een degelijke politieke orde, opdat een rechtvaardig, zij het niet perfect, democratisch regime mogelijk is. Er wordt een zekere ideale politieke wereld ontwikkeld, die echter is gebonden aan de limieten van de mogelijkheden van onze sociale wereld, tegenover onze sociale geschiedenis.
De gemeenschap als een eerlijk systeem van samenwerking
Een praktisch doel van de rechtvaardigheid als zijnde eerlijkheid is om een acceptabele filosofische en morele basis te vormen voor een democratisch instituut. Daarmee moeten de begrippen als vrijheid en gelijkheid worden omschreven en begrepen. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat inwoners van een democratische samenleving enigszins een begrip hebben van deze woorden.
John Rawls omschrijft fundamentele ideeën van een democratische samenleving als de ideeën die worden gebruikt om het rechtvaardige systeem te organiseren en vorm te geven. Een van de meest fundamentele ideeën in dit concept van rechtvaardigheid is de idee van een samenleving als een eerlijk systeem van sociale samenwerking die door de tijd heen van de ene generatie op de volgende. Dit zal verder als het centrale idee worden beschouwd.
Dit centrale idee is een versmelting van twee fundamentele ideeën:
- De idee van inwoners die vrij en gelijk zijn.
- De idee van een goed georganiseerde samenleving.
Dat een democratische samenleving vaak gezien wordt als een systeem van sociale samenwerking wordt gesuggereerd door het feit dat vanaf een politiek standpunt de inwoners hun plaats in de samenleving vaak niet zien als een natuurlijke toestand of hiërarchisch systeem(iedereen is gelijk met gelijke kansen).
Drie essentiële functies van dit centrale idee van sociale samenwerking:
- Sociale samenwerking is afkomstig van een absolute centrale overheid.
- De idee van samenwerking bevat ook de idee van een eerlijk systeem van samenwerking.
- De idee van samenwerking bevat ook de idee dat alle deelnemers’ rationeel bevoordeeld of goed zijn.
De rol van principes van rechtvaardigheid is om de eerlijke voorwaarden van een sociale samenwerking uit te werken. Deze principes verduidelijken de basis rechten en plichten afkomstig vanuit politieke en sociale instituten. Op deze manier zorgen deze principes een reactie op de fundamentele vraag van politieke filosofie voor een constitutioneel democratisch regime.
De vraag is: Wat is het meest acceptabele politieke idee van rechtvaardigheid om de eerlijke voorwaarden van een samenwerking tussen burgers, die vrij, gelijk, redelijk, rationeel en als normale en volledige leden van een samenwerking in een samenleving van de ene generatie op de volgende? Dit is een fundamentele vraag omdat het de focus is van de liberale kritiek op monarchie en aristocratie en van de socialistische kritiek van liberale constitutionele democratie. Het is ook de focus van het hedendaagse conflict tussen liberalisme en conservatieve ideeën over de claims van eigendom en wettigheid van sociaal beleid geassocieerd met een zorgstaat.
De idee van een goed georganiseerde samenleving
Drie dingen die benadrukken dat een politieke samenleving goed georganiseerd is:
- Een samenleving waarbij iedereen hetzelfde politieke concept van rechtvaardigheid accepteert en iedereen weet dat dit wordt geaccepteerd.
- De meest belangrijke politieke en sociale instituties en de manier waarop deze samenhangen en samenwerken is publiekelijk bekend, en geaccepteerd.
- Inwoners hebben een normaal en effectief idee van rechtvaardigheid.
In een goed georganiseerde samenleving is dus het publieke concept van rechtvaardigheid een gezamenlijk erkend standpunt waarvandaan inwoners hun claims over politieke rechten en de politieke instituten kunnen berechten, of tegen elkaar. Dit idee is echter wel geïdealiseerd. Maar als een politiek concept van rechtvaardigheid niet aan deze eisen kan voldoen, is die defect. Het helpt wel om een criterium te vormen over de centrale organisatie van een sociale samenwerking.
De idee van een goed georganiseerde samenleving heeft twee betekenissen. De algemene betekenis is hiervoor genoemd, dat een goed georganiseerde gemeenschap een gemeenschap is die effectief gereguleerd wordt door een openbaar (politiek) concept van rechtvaardigheid. Maar dit idee heeft een specifieke betekenis als wordt gerefereerd naar het feit dat iedereen het eens moet zijn over het concept van rechtvaardigheid. Natuurlijk is het niet mogelijk dat iedereen er precies hetzelfde over denkt, maar zijn het overwegend eens met het politieke concept van rechtvaardigheid.
De idee van een basisstructuur
Een ander fundamenteel idee is de idee van een basisstructuur. Dit idee is de manier waarop de centrale politieke en sociale instituten van de gemeenschap samenhangen als één systeem van sociale samenwerking. Een rechtvaardige basisstructuur stelt het achtergrond idee van rechtvaardigheid veilig.
Wat wel in gedachte moet worden gehouden is dat een rechtvaardig politiek systeem niet direct overal alles zou kunnen bepalen. Binnenin bepaalde groepen kunnen meer specifieke regels worden ontworpen, zij het binnen de grenzen gegeven door de overheid. Denk hierbij aan de mogelijkheid van een kerk om een lid daarvan te excommuniceren, maar niet om deze te verbranden. Waar rekening mee dient te worden gehouden is dat de principes die redelijk en rechtvaardig zijn voor de basisstructuur ook redelijk en rechtvaardig zijn voor instituties, associaties en sociale interacties algemeen.
Er zijn drie niveaus van rechtvaardigheid, oplopend van klein naar groot:
1. Locale rechtvaardigheid
2. Nationale rechtvaardigheid
3. Globale rechtvaardigheid
Rechtvaardigheid als zijnde eerlijk start bij het tweede niveau, bij de nationale rechtvaardigheid, voor de basisstructuur. Voor dit boek is geen vaste definitie gevormd van wat een basisstructuur precies inhoudt.
Grenzen aan dit onderzoek
Aan dit onderzoek naar wat de fundamentele ideeën zijn van eerlijkheid, moeten de grenzen worden vastgesteld. Dit zijn de volgende drie:
- Er moet worden geconcentreerd op de basisstructuur als een primair subject van politieke rechtvaardigheid en de locale rechtvaardigheid laten voor wat het is.
- We interesseren ons voornamelijk op de natuur en inhoud van rechtvaardigheid voor een goed georganiseerde gemeenschap.
- De belangrijke vraag of rechtvaardige omgang tussen mensen, en hoe de uitwerking van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk zich tot deze omgang verhoudt, wordt niet besproken in dit boek. Er zal hierbij vanuit worden gegaan dat Kant’s visie hierop correct is.
Wat verder van belang is, is een impliciet punt dat dit onderwerp niet een religieus, filosofisch of morele doctrine is. Een die toepasbaar zou zijn op alle onderwerpen en alle waarden dekt. Ook is het niet een uitvoering van een dergelijke doctrine tot een basisstructuur van een gemeenschap. Rechtvaardigheid als zijnde eerlijk is een politiek concept van rechtvaardigheid voor een speciaal onderdeel van de basisstructuur van een begrijpelijke filosofische en morele doctrines zoals het utilitarisme, perfectionisme, intuitivisme etc.
De idee van de originele positie
Een volgend fundamenteel idee is die van een originele positie. Dit zal worden gevormd door het organiseren van een idee van een gemeenschap als een eerlijk systeem van samenwerking tussen vrije en gelijke personen. De eerlijke voorwaarden van een sociale samenwerking worden gegeven door een overeenkomst waarbij zij die partij zijn hieraan gebonden zijn. Deze overeenkomst moet worden overeengekomen onder bepaalde voorwaarden om er een geldige overeenkomst van te maken, vanuit de politieke rechtvaardigheid. Deze voorwaarden dienen de vrije en gelijke personen eerlijk te plaatsen en mogen niet oneerlijke handels voordelen opleveren aan anderen. Verder mag er geen sprake zijn van bedreiging, dwaling, bedrog en overhalen. Deze (gewoonterechtelijke) eisen zijn terug te vinden in het dagelijks leven.
Rechtvaardigheid als zijnde eerlijk heeft de bedoeling op de idee van een eerlijke overeenkomst uit te rekken tot de basisstructuur zelf, in plaats van alleen een toepassing tussen de burgers onderling. Een rede hiervoor is dat de omstandigheden voor een eerlijke overeenkomst tussen vrije en gelijke mensen in de eerste principes van rechtvaardigheid voor die structuur, moeten de onderhandelingsvoordelen, die onoverkomelijk door de tijd heen ontstaan binnen iedere samenleving door zowel sociale als historische tendensen, worden geëlimineerd.
De idee van de originele positie is dus ontstaand uit de idee van een eerlijke overeenkomst tot een overeenkomst over de principes van politieke rechtvaardigheid voor een basisstructuur. Van belang is, is dat deze overeenkomst als hypothetisch en niet-historisch moet worden gezien. Het zou hypothetisch zijn omdat het gaat om waar de partijen het mee eens zouden zijn, niet waar zij het mee eens zijn. En het is niet-historisch omdat er nooit een dergelijke overeenkomst is gesloten. Dit houdt in dat, om te bepalen waar de mensen het mee eens zouden zijn, er een analyse moet plaatsvinden.
Een probleem hiermee is echter dat hypothetische overeenkomst niet bindend zijn, de overeenkomst tussen partijen in de originele positie zouden daarmee niet significant zijn. Daartegenover staat dat het belang van de originele positie gelegen zit in het feit dat het een als een representatie moet worden beschouwd, of als een gedachte experiment met als doel een publieke en zelf verduidelijking. Het staat model voor twee dingen:
1. Het staat voor eerlijke omstandigheden waaronder de vertegenwoordigers van de inwoners zouden instemmen met eerlijke voorwaarden van samenwerking waarbij de basisstructuur zal worden gereguleerd.
2. Daarnaast staat het voor acceptabele beperkingen van de redenen tot een basis waarvan de partijen op een normale manier enige principes van politieke rechtvaardigheid naar voren kunnen brengen en andere kunnen afwijzen.
Kortom de originele positie moet worden gezien als een representatie. Op deze manier staat het model voor onze overwogen overtuigingen als een redelijk persoon door de partijen te omschrijven als eerlijk gesitueerde en als tot een overeenstemming reikend subject naar passende beperkingen van redenen tot een voorkeur hebben van principes van politieke rechtvaardigheid.
De idee van vrije en gelijke personen
In dit boek worden inwoners beschouwd als hen die meedoen aan een sociale samenwerking, en volledig handelingsbekwaam zijn tot de samenwerking, en dit over hun gehele leven. Mensen hebben hierbij twee morele krachten. De eerste is een gevoel voor rechtvaardigheid, de tweede is de mogelijkheid tot het ontwikkelen van het concept ‘goed’. Hiermee kan worden geconcludeerd dat mensen in staat zijn om een voor beide partijen voordelige sociale samenwerking te creëren. Van belang is dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk een politiek concept is van rechtvaardigheid. Het is dus ontworpen voor het speciale geval van een basisstructuur van een gemeenschap en het is niet bedoeld als een morele doctrine. Daarom is de idee van een persoon, wanneer deze gespecificeerd wordt in een concept van een persoon, tot een politiek concept behoord. Een fundamenteel idee wordt een concept als de elementen op een specifieke manier worden gespecificeerd. Het politieke concept van de persoon zelf is bedoeld als zowel een normatief en politiek concept en niet een metafysisch of psychologisch concept.
Het concept van de persoon is dus ontstaan uit de wijze waarop inwoners worden gezien in de openbare politieke cultuur van een democratische samenleving, in de simpele politieke teksten en in de historische traditie van interpretatie van die teksten. Voor deze interpretaties wordt niet alleen gekeken naar de rechtbanken, politieke partijen en staatshoofden, maar ook de schrijvers van het constitutionele recht, jurisprudentie en alles wat geschreven is over de politieke filosofie van een samenleving.
Hoe worden inwoners als gelijke personen gezien? De gelijkheid van de inwoners wordt getoond in de originele positie door de gelijkheid van hun vertegenwoordigers. Dit ontstaat doordat deze vertegenwoordigers symmetrisch zijn gelegen in die positie en hebben gelijke rechten in de procedure voor het maken van een overeenkomst. Van belang is hierbij dat door het nemen van morele krachten als een basis voor gelijkheid, er een onderscheid wordt gemaakt tussen een politieke samenleving en de vele associaties binnenin en hiertegenover. De andere zijn associaties die kruisen met politieke grenzen zoals kerken en wetenschappelijke samenlevingen.
Op welke wijze worden inwoners als vrije personen gezien? Ten eerste zijn inwoners vrij in wat zij van henzelf en anderen ervaren als het hebben van de morele kracht van hun politieke concepten. Zij zien henzelf als onvermijdelijk verbonden met de achtervolging van een specifiek concept van wat zij als het goede ervaren. Daarnaast is er een gevoel van identiteit die refereert aan de diepere doelen van de inwoners. Dit zijn hun niet-legale of morele identiteit. Meestal hebben inwoners zowel politieke als niet-politieke doelen, waarmee zij waarden van politieke rechtvaardigheid bevestigen en willen werken voor de niet politieke waarden. Het kan voorkomen dat in hun persoonlijke omstandigheid de inwoners hun niet politieke doelen als heel anders ervaren als die van het politieke concept.
Ten tweede zien inwoners henzelf als vrij omdat zij zichzelf zien als bevestigende bronnen van deugdelijke claims. Dat wil zeggen, zij zien henzelf als recht hebbende tot het maken van claims in hun instituties om hu concept van goed te bevoordelen. Als inwoners zichzelf zien als zijnde vrij, wordt ervan uit gegaan dat inwoners neigen tot het denken over henzelf als het leven in een democratische samenleving zodra politieke rechtvaardigheid naar voren komt. Dat dit aspect behoort tot een specifiek politiek concept is duidelijk van het contrast met een ander politiek concept waarbij de inwoners van een samenleving zichzelf niet zien als het in staat zijn tot bekrachtigen van deugdelijke claims.
Om dit tot in het extreme duidelijk te maken; slaven zijn mensen die niet worden gezien als een bron van claims, niet eens claims gebaseerd op sociale verplichtingen. Dit is omdat slaven niet worden gezien als handelingsbekwaam over verplichtingen. Wetten die mishandeling van een slaaf verbieden zijn niet gebaseerd op claims vanuit de slaven voor henzelf. Deze wetten zijn gebaseerd op claims vanuit de slavenhouder. Slaven zijn zogezegd sociaal dood.
Relatie tussen de fundamentele ideeën
De vijf fundamentele ideeën die tot zover zijn besproken zijn nauw met elkaar verbonden als wordt gekeken naar de volgorde waarin zij zijn geïntroduceerd. Vanuit (1) een samenleving als een eerlijk systeem van samenwerking tot (2) de idee van een goed georganiseerde samenleving, tot (3) de idee van de basisstructuur van een dergelijke samenleving naar (4) de idee van de originele positie en als laatste (5) de idee van inwoners die in de samenwerking meedoen dat zij vrij en gelijk zijn. Met deze volgorde kan een begin worden gemaakt met het organiseren van de idee van een samenleving als een eerlijk systeem van samenwerking en daarna deze uit te werken door te zien welke resultaten dit idee meebrengt als dit volledig is.
De idee van openbare rechtvaardiging
Tot zo ver zijn de vijf fundamentele ideeën een begin van het centraal georganiseerde idee van een samenleving als een eerlijk systeem van sociale samenwerking. Nu komt een zesde en laatste fundamenteel idee. De idee van openbare rechtvaardiging. Daar komen drie nauw gerelateerde ideeën bij kijken
- Een reflecterend evenwicht
- Een overlappende consensus
- Een vrije openbare rede
De idee van een openbare rechtvaardiging gaat samen met de idee van een goed georganiseerde samenleving, want een dergelijke samenleving is effectief gereguleerd door een openbaar geaccepteerd concept van rechtvaardigheid. Er zijn drie kenmerken voor het concept van rechtvaardigheid, waardoor het een politiek concept van rechtvaardigheid wordt:
- Het is, ondanks dat het een moreel concept is, uitgewerkt als een specifiek subject voor een democratische samenleving.
- Het accepteren van dit concept houdt niet in dat je ook enige specifieke doctrine accepteert.
- Een politiek concept van rechtvaardigheid is geformuleerd voor zover dat mogelijk is puur en alleen op basis van de voorwaarden van fundamentele ideeën in de openbare politieke cultuur van een democratische samenleving.
Bij het onderwerp van een goed geordende samenleving die effectief wordt gereguleerd door een openbaar erkend politiek concept van rechtvaardigheid, iedereen dezelfde principes van rechtvaardigheid erkend. Deze principes zorgen voor een gezamenlijk geaccepteerd standpunt vanwaar de inwoners een claim op de grote instituten van de basisstructuur kunnen worden toegewezen. Een essentieel onderdeel van een goed georganiseerde samenleving is dat zijn openbare concept van politieke rechtvaardigheid een gedeelde basis voor inwoners creëert om hun politieke argumenten te onderbouwen. Allen bouwen, zowel politiek als sociaal, met de rest aan de voorwaarden die zij allen als eerlijk ervaren.
Een complete overeenstemming op alle politieke vragen is niet mogelijk, maar praktisch wel te verminderen. Bijvoorbeeld op de onderwerpen als;
- de fundamentele principes die specifiek de algemene structuur van de overheid en het politieke proces uitleggen. De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, de grenzen van de meerderheidsregel en;
- de gelijke basisrechten en vrijheden van inwonerschap dat de wetgevende macht moet respecteren. Bijvoorbeeld het actief en passief stemrecht
is het van belang dat er overeenstemming wordt bereikt, omdat deze zo essentieel zijn.
De idee van een reflectief evenwicht
Om dit idee uit te leggen wordt gestart vanuit een gedachte dat inwoners de mogelijkheid hebben tot redeneren, net als het gevoel voor rechtvaardigheid. Onder normale omstandigheden in een mensenleven ontwikkelen deze mogelijkheden zich geleidelijk. Vanuit ons oordeel over politieke rechtvaardigheid worden overwogen oordelen of overwogen besluiten gekozen om op verder te gaan. Deze oordelen geven onder omstandigheden waarin onze mogelijkheid tot oordelen het meest voor de hand liggend is om volledig uitgeoefend te worden en niet wordt beïnvloed door andere invloeden.
Met overwogen oordelen wordt bedoeld, een oordeel dat gegeven is wanneer de omstandigheden ideaal zijn om de uitoefening van onze kracht tot redenering en gevoel voor rechtvaardigheid, de mogelijkheid en de wil om een waardig oordeel te vellen, of op zijn minst geen wil hebben om dat niet te doen.
In dit boek worden alle oordelen opnieuw overwogen om tot een uitspraak te komen van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk. Hoe deze oordelen ook in het algemeen worden ervaren.
Opnieuw terugkomend op de idee dat een goed georganiseerde samenleving een samenleving is die effectief gereguleerd wordt door een openbaar concept van rechtvaardigheid. Alle onderdanen in een dergelijke samenleving moeten worden beschouwd als het hebben bereikt van een ruime reflectieve evenwichtigheid. Maar aangezien inwoners erkennen dat zij dezelfde openbare concepten van politieke rechtvaardigheid bevestigen, kan onder het reflectieve evenwicht ook worden begrepen: hetzelfde concept zoals bevestigd door eenieders overwogen oordelen.
De idee van een overlappende consensus
Dit idee wordt geïntroduceerd om de idee van een goed georganiseerde samenleving meer realistisch te maken en om het aan te passen in de historische en sociale omstandigheden van democratische samenlevingen. Hieronder valt ook het feit van redelijk pluralisme. Hoewel in een goed georganiseerde samenleving alle inwoners hetzelfde politieke concept van rechtvaardigheid bevestigen, wordt niet aangenomen dat zij dat doen voor dezelfde redenen. Inwoners hebben conflicterende religieuze, filosofische en morele zienswijzen en op deze manier bekijken zij politieke concepten op een heel andere manier en bevestigen deze vanuit een heel andere doctrine. Maar dit doet niet af aan het ontwikkelen van een gezamenlijk standpunt wat betreft een politiek concept.
Om dus een realistisch idee te formuleren van een goed georganiseerde samenleving, gegeven onder de historische omstandigheden van de moderne wereld, kunnen we niet zeggen dat zijn openbare politieke concept van rechtvaardigheid is bevestigd door de inwoners binnenin dezelfde doctrine. Het feit van redelijk pluralisme impliceert dat er geen doctrine is waaronder alle inwoners wel of niet kunnen accepteren tot het vestigen van fundamentele vragen over politieke rechtvaardigheid. Maar juist kan worden gezegd dat een goed georganiseerde samenleving het politieke concept is bevestigd door wat wij refereren aan de redelijke overlappende consensus. Met dit wordt bedoeld dat het politieke concept wordt onderbouwd door de redelijke hoewel tegenstrijdige religieuze, filosofische en morele doctrines die van de ene generatie op de andere kan worden ontwikkeld.
De gedachte dat inwoners in een goed georganiseerde samenleving twee aparte visies erop na houden. Een van deze visies in het politieke concept van rechtvaardigheid die zij allen accepteren. De andere zijn de tegenstrijdige doctrines, religies, filosofisch en moreel die in een samenleving voorkomen. Voor die doctrines is het dat binnenin een dergelijke doctrine deze inwoners het politieke concept van rechtvaardigheid accepteren. De fundamentele concepten, principes en waarden van het politieke concept zijn stellingen van hun visies.
Van belang zijn twee opmerkingen om misverstanden te voorkomen bij de idee van een overlappende consensus:
1. Gegeven de actuele visies die binnen een samenleving ontstaan, ongeacht wat dit zijn, is er duidelijk geen garantie dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk, of enig ander redelijk concept voor en democratisch regime de support van een overlappende consensus op die manier de stabiliteit van de politieke instituties kan verzekeren. Veel doctrines gaan simpelweg niet samen met de waarden van een democratie.
2. We beginnen van een overtuiging dat een constitutioneel democratisch regime een redelijk eerlijk en werkbaar is en daarnaast het waard om te verdedigen. Maar gegeven het feit van redelijk pluralisme, wordt geprobeerd de verdediging zo neer te zetten dat het de mensen wint die redelijk zijn.
Hoofdstuk 2: De principes van rechtvaardigheid
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op wat dit boek verstaat onder de twee principes van rechtvaardigheid. Deze zullen vervolgens worden toegepast op de basisstructuur en de verschillende gronden die voor en tegen dit pleiten.
Drie basispunten
Er zijn drie basispunten welke zien op sommige onderwerpen die in het voorgaande hoofdstuk zijn behandeld. Als eerste is van belang dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk is gelegen in een democratische samenleving. Diens principes zijn bedoeld om antwoord te geven op de volgende vraag: Als we eenmaal de democratische samenleving als een eerlijk systeem van sociale samenwerking tussen inwoners, die vrij en gelijk zijn, zien, welke principes passen hier dan het beste bij? Met andere woorden, welke principes zijn het beste voor en democratische samenleving die niet alleen onderwijst maar ook serieus de idee van vrije en gelijke inwoners wil realiseren in de algemene instituties?
Ten tweede is dat dit boek voornamelijk het subject is van politieke rechtvaardigheid las een basisstructuur voor een samenleving. Dat wil zeggen de algemene politieke en sociale instituten en hoe zij in elkaar passen in een systeem van samenwerking. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat inwoners zijn geboren in een samenleving en normaal gesproken hun hele leven in deze basis instituties zullen doorbrengen. De natuur en rol van de basisstructuur hebben een grote invloed op sociale en economische ongelijkheden en zijn van belang voor het bepalen van welke principes van belang zijn in rechtvaardigheid.
Het derde punt is dat dit boek een vorm is van politiek liberalisme. Het probeert om een familie met hoge morele waarden te vormen waarbij het kan worden toegepast op politieke en sociale instituties van de basisstructuur. Het geeft een overzicht van deze waarden in het licht van zekere speciale vaardigheden van de politieke relatie die anders is dan andere relaties (familie, persoonlijk etc.).
- Het is een relatie van personen binnenin de basisstructuur van een samenleving, een structuur waarin je alleen kan komen door geboorte en alleen uit kan bij de dood. Een politieke samenleving is gesloten en we kunnen er niet vrijwillig in en/of uit.
- Politieke macht is altijd een gedwongen macht die wordt toegepast door de status en wijze van handhaving. Maar in een constitutioneel regime is politiek macht tegelijkertijd de macht van de vrije en gelijke burgers als een collectief systeem. De politieke macht is dus de macht van de inwoners, welke zij op henzelf en elkaar opdringen als zijnde vrij en gelijk.
De idee van een politiek liberalisme ontstaat als volgt: Het begint met twee feiten. Als eerste vanuit het feit van redelijk pluralisme, het feit dat de diversiteit van redelijke doctrines een permanent onderdeel is van een democratische samenleving. Als tweede vanuit het feit dat in een democratisch regime de politieke macht wordt gezien als de macht van vrije en gelijke inwoners als een collectief systeem. Deze twee punten ontwikkelen een probleem van politieke wettigheid. Want als het feit van redelijk pluralisme altijd de democratische samenleving karakteriseert en als politieke macht inderdaad de macht is van de vrije en gelijke burgers, in welk licht kan een burger wettig de macht van de ene burger op de ander uitvoeren?
Politiek liberalisme beantwoordt dit met het concept van rechtvaardigheid dat moet worden gezien als een politiek concept. Een dergelijk concept staat ons toe te zeggen dat politieke macht is gelegitimeerd door een constitutie, die de essentiële onderdelen bevat waarvan alle inwoners die onderschrijven. Dit is het sociale contract, alle inwoners zijn het onderling met elkaar eens dat er een zekere macht moet zijn om hen te beschermen van elkaar.
Deze drie punten gegeven, ontstaat de volgende vraag: Als de samenleving als een eerlijk systeem van samenwerking tussen inwoners, gezien als vrij en gelijk, welke principes van rechtvaardigheid zijn het beste om de basisrechten en vrijheden te specificeren, en welke zijn het beste om de sociale en economische ongelijkheden bij de inwoners te reguleren?
De twee principes van rechtvaardigheid
Om de vraag te kunnen beantwoorden moeten twee principes die eerder zijn overwogen worden aangepast. Deze worden als volgt aangepast:
- Ieder persoon heeft dezelfde onaantastbare claim tot een volledig adequaat stelsel van gelijke basis vrijheden, welk stelsel samen gaat met dezelfde als het stelsel voor eenieders vrijheden.
- Sociale en economische ongelijkheden zijn er om aan twee condities te voldoen. Als eerst zijn ze er om alle (werk)posities beschikbaar te maken onder omstandigheden van eerlijke gelijkheid en mogelijkheid. Als tweede zijn ze er om de slechtst gesitueerde leden van de samenleving te bevoordelen.
Een lijst van basis vrijheden kan worden opgesteld op twee verschillende manieren. De eerste is historisch, er wordt gekeken naar verschillende democratische regimes en we voegen een lijst samen van rechten en vrijheden die de basis lijken en beschermen wat historisch gezien de beste democratische regimes. Natuurlijk betekent dit dat zekere informatie niet beschikbaar is voor de partijen in de originele positie, maar het is beschikbaar aan ons (John Rawls en wij, de lezers) om een rechtvaardig systeem op te stellen.
Een tweede manier van het maken van een lijst met rechten en vrijheden is analytisch. Hierbij gaan we na welke vrijheden politieke en sociale omstandigheden verzorgen om een adequate ontwikkeling van de twee morele machten van de vrije en gelijke mensen. Hierop volgt als eerst dat de gelijke politieke vrijheden en vrijheid van meningsuiting de inwoners de mogelijkheid geeft tot het ontwikkelen en uitwerken van deze machten door de rechtvaardigheid van de basisstructuur en samenleving in twijfel te trekken.
Van belang is dat het eerste principe van rechtvaardigheid niet alleen toepasbaar is op de basisstructuur, maar ook op wat wij denken dat de constitutie behoort te zijn. Van belang hierbij is dat sommige van deze vrijheden behoren te worden gegarandeerd door een constitutie.
Het is van belang om een onderscheid te maken tussen het eerste en tweede principe van rechtvaardigheid. Het eerste principe bevat de constitutionele essentiële waarden. Het tweede principe vereiste en eerlijke gelijkheid van mogelijkheid en dat sociale en economische ongelijkheden door verschillende principes worden gereguleerd. Hoewel een deel van het principe van mogelijkheid een constitutioneel essentieel idee is, is meer vereist bij eerlijke gelijkheid van mogelijkheid. De basis voor het onderscheid tussen de twee principes is niet dat de eerste politieke waarden uitdrukt terwijl de tweede dat niet doet. Beide principes drukken zekere politieke waarden uit. Maar in de basisstructuur van een samenleving kunnen twee verschillende rollen worden onderscheiden. Het eerste principe past toe op de eerste rol, en het tweede principe op de tweede rol.
In een rol specificeert de basisstructuur de gelijke basisrechten van de inwoners en bevestigd een eerlijk constitutioneel regime. In de andere rol zorgt het voor een achtergrond aan instituties van sociale en economische rechtvaardigheid in de vorm die het beste past bij de inwoners die gezien worden als vrij en gelijk. De vraag die bij de eerste rol van belang is, is die van de uitwerking van de politieke macht.
De gronden voor het onderscheid tussen de constitutionele essentiële onderwerpen die door het eerste principe worden behandeld, en de instituties van rechtvaardigheid door de tweede. De volgende vier gronden voor het onderscheid zijn van belang:
1. De twee principes zijn toepasbaar op verschillende delen in de toepassing van principes en hebben twee aparte rollen in de basisstructuur.
2. Het is meer van belang om de constitutionele essentiële waarden vast te leggen.
3. Het is veel makkelijker om die essentiële waarden zijn gerealiseerd
4. Het is mogelijk om een tot een overeenkomst te omen van wat die essentiële waarden in grote lijnen zouden moeten zijn.
Het probleem van de verdelende rechtvaardigheid
Het probleem van de verdelende rechtvaardigheid als zijnde eerlijk is altijd het volgende: Hoe behoren de instituties in de basisstructuur te worden gereguleerd als een stelsel van instituties zodat een eerlijk, efficiënt en productief systeem van sociale samenwerking kan worden onderhouden door de tijd heen van de ene generatie op de volgende?
Aangezien het verschil in principes toeziet op de instituties als een openbaar systeem van regels, zijn de eisen voorzienbaar. Zij bevatten geen doorgaande of normale storing tussen plannen en acties van individuen dan de bekende formulieren van belasting. Aangezien het effect van die regels voorzienbaar zijn, wordt daar rekening mee gehouden wanneer de inwoners hun plan opmaken.
Inwoners begrijpen dat wanneer zij deelnemen in een sociale samenwerking, hun eigendom, rijkdom en hun deel van dat wat zij produceren zijn onderwerp van belasting. Verder nog, het verschillende principe respecteert wettige verwachtingen gebaseerd op de publiekelijk erkende regels en rechten van individuen. De regels op de achtergrond instituten zijn door de twee principes van rechtvaardigheid, ontworpen om de doelen van een eerlijk sociale samenwerking te bereiken.
De basisstructuur: De eerste manier van rede
Een karakteriserend onderdeel van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk is een politiek concept dat als primaire vorm de basisstructuur neemt. Hier zijn twee verschillende redenen voor. De eerste is hoe sociale instituten werken en de natuur van e principes vereist om hen te reguleren door de tijd heen. Hierbij dient te worden begonnen met de idee dat de sociale omstandigheden van een persoon en hun relaties met anderen zich ontwikkelen door de tijd heen in samenwerking met eerlijke overeenkomsten. Dit komt overeen met het beeld van Locke. Voor dit boek wordt ervan uit gegaan dat de status van eenieders bezittingen in beginsel rechtvaardig zijn. Dan kan worden gezegd dat wanneer iedereen respect heeft voor andermans rechten en plichten, en de principes voor het goederenrecht, de status ook rechtvaardig is.
Om dit idee uit te werken moet niet alleen de beginstatus van alle eerlijke overeenkomsten in acht worden genomen, maar ook de eerlijke sociale omstandigheden onder welke eerlijke overeenkomsten worden bereikt. Rijkdom en eigendom kunnen zich opstapelen in een paar handen en deze concentraties zorgen zeer waarschijnlijk voor een ondermijnen van een eerlijk systeem van gelijkheid van mogelijkheden, van de eerlijke waarde van politieke vrijheden etc. De limieten die Locke toepast tot de aparte transacties van individuen en associaties in de status van de natuur zijn niet streng genoeg om ervoor te zorgen dat de eerlijke achtergrond omstandigheden worden onderhouden.
Om deze condities wel te onderhouden, wordt overgelaten aan regels van pure procedurele achtergrond rechtvaardigheid. Wat nodig is, is een onderscheid tussen twee soorten principes in werk. Eerst diegene die de basisstructuur reguleren en ontworpen zijn om de achtergrond rechtvaardigheid te behouden van de ene generatie op de volgende. Ten tweede diegene die direct toepasbaar zijn op de aparte en vrije transacties tussen individuen en associaties. Fouten in een van beide principes kan resulteren in een serieus falen van het concept van rechtvaardigheid als geheel.
De basisstructuur: De tweede manier van rede
De tweede manier van rede om een basisstructuur als een primair subject te ontwerpen, komt van de invloed op de mensen die leven onder de instituten. Dit boek legt de focus op ongelijkheden in de levensverwachtingen van inwoners, als deze verwachtingen door drie soorten dingen worden aangetast:
- Ze worden aangetast door hun sociale klasse. Dit houdt in de klasse waarin ze zijn geboren en ontwikkelen voordat zij in staat zijn te redeneren.
- Ze worden aangetast door hun aangeboren talenten en hun mogelijkheden om deze te ontwikkelen in de klasse waarin zij zijn geboren.
- Ze worden aangetast door geluk of pech, gedurende hun leven.
Zelfs in een goed georganiseerde samenleving, zijn onze verwachtingen van het leven onderhevig aan veel dingen als sociale, natuurlijke en lot gerelateerde omstandigheden, en door de basisstructuur het bereiken van zekere sociale doeleinden.
Als inwoners van een goed georganiseerde samenleving elkaar willen erkennen als vrij en gelijk, moet dit onderwezen worden door zekere basis instituten. Deze basisinstituten moeten hen onderwijzen in dit concept van henzelf en anderen, en moedigen het ideaal van een politieke rechtvaardigheid aan. Deze taak van onderwijs behoort tot wat we noemen een uitgebreide rol van het politieke concept. In deze rol is een dergelijk concept een deel van de openbare politieke cultuur. Op die manier zal de deelname aan de cultuur op enige manier de inwoners het concept leren van henzelf als zijnde vrij en gelijk.
Wie zijn de minder bevoordeelden?
Eerder zijn de mensen benoemd die minder bevoordeeld zijn in de samenleving. Wie worden daar precies mee bedoeld? Om dit te beantwoorden wordt de idee van primaire goederen ontwikkeld. Dit zijn verschillende sociale omstandigheden en wijze die algemeen noodzakelijk zijn om inwoners adequaat te helpen tot het ontwikkelen en uitoefenen van hun twee morele machten, en om hun concept van goed te na te leven. Wat valt onder primaire goederen hangt af van verschillende algemene feiten over menselijke benodigdheden en mogelijkheden. Hun normale eisen aan verzorging, relaties en sociale inter-afhankelijkheid.
Er zijn vijf verschillende soorten primaire goederen:
1. De basis rechten en vrijheden. Denk hierbij aan vrijheid van meningsuiting
2. De vrijheid om jezelf te bewegen en het gebruikmaken van verschillende mogelijkheden.
3. Machten en rechten van overheden met die verantwoordelijkheid
4. Inkomen en rijkdom, als begrepen alle wijze waarom zij worden bereikt.
5. De sociale basis van zelf respect.
De twee principes van rechtvaardigheid behandelen de basisstructuur volgens de wijze waarop de inwoners hun primaire goederen delen. Deze verdelingen worden gespecificeerd in de eisen van een passende index. Het komt erop neer dat primaire goederen zijn wat vrije en gelijke personen nodig hebben als inwoners. Zij die dus minder bevoordeeld zijn, hebben niet alle primaire goederen die zij nodig hebben om als vrije en gelijke personen een inwoner van een democratische samenleving te zijn.
De betekenis van het verschillende principe
De betekenis zal worden behandeld in een nauwe setting. Het is hierbij van belang om onderschikking in zowel het eerste principe van rechtvaardigheid en het principe van eerlijke gelijkheid en mogelijkheden. Het werkt in een tandem met deze twee principes en is altijd op de achtergrond instituties van toepassing. Sociale samenwerking is altijd productief en zonder samenwerking zou er niets worden geproduceerd en dus niets kunnen worden gedistribueerd. In het boek staat het volgende figuur dat als verduidelijking wordt gebruikt:
In dit figuur wordt geïmpliceerd dat er een productie is: MAG en LAG staan voor vertegenwoordigde individuen van de meer en minder bevoordeelde groepen. De twee groepen gaan een productieve samenwerking aan. De OP curve (P staat voor productie) gaat langs het noordoosten vanaf het beginpunt tot het naar beneden buigt naar het zuidoosten.
In het figuur is de afstand tussen de twee assen worden gemeten in termen van een index van primaire goederen, met de x-as wordt de meer bevoordeelde groep (MAG) bedoeld. Met de y-as wordt de minder bevoordeelde groep (LAG) bedoeld. De Lijn JJ parallel aan de x-as is de hoogste gelijkheid lijn. Geraakt door de OP curve op zijn maximum bij D. Van belang is dat D het efficiënte punt is die het dichtst bij gelijkheid komt die wordt gerepresenteerd door de 45 graden lijn. N is het Nashpunt, waar het product van nut op het maximum is, en B is het Bentham punt waar de som van individueel nut is gemaximaliseerd. De set van efficiënte punten gaat van D naar het Feudal punt F, waar de OP curve verticaal wordt.
Je moet je voorstellen dat de gehele ruimte in het zuidoosten van de 45 graden lijn gevuld is met parallelle gelijkheid lijnen. Dus vanaf ieder punt op de 45 graden lijn die naar het noordoosten loopt vanaf het beginpunt, is er een gelijkheid lijn. De JJ lijn is simpelweg de hoogste gelijkheid lijn die aan worden bereikt wanneer we zijn gebonden aan de OP lijn.
Een stelsel van samenwerking wordt gegeven voor een groot deel door hoe de openbare regels de productiviteit organiseert. Deze stelsels bevatten ook schema’s van inkomens en salarissen. Door het verschil in salaris kan er meer worden geproduceerd. Dit is omdat door de tijd heen een grotere teruggave van degene die meer verdienen wordt verwacht. Een ander onderdeel van het verschillende principe is dat het geen eis heeft van een economische groei door de generaties heen om de verwachtingen van de minst bevoordeelden te helpen. Dat zou geen redelijk onderdeel zijn van een concept van rechtvaardigheid.
In een ideale theorie zijn de twee principes van rechtvaardigheid toepasbaar op de basisstructuur door het te bekijken van zekere standaard standpunten. Voornamelijk zij die representatieve gelijke inwoners en vertegenwoordigers van verschillende niveaus van inkomen en rijkdom.
Wanneer onderscheid in een bepaalde manier worden gemaakt, dus op basis van geslacht of ras, zijn verder van belang voor de posities waarvandaan speciale vormen van de het verschillende principe toepasbaar is. Er wordt gehoopt dat in een goed georganiseerde samenleving onder goede omstandigheden met de gelijke basis vrijheden en eerlijke gelijkheid van mogelijkheid is vastgesteld, geslacht en ras geen onderscheid meer hoeven aan te brengen in standpunten.
Tegenargumenten
Een deel van de idee van een reflectief evenwicht is de test of het allemaal klopt van het eerste principe door te zien of het tegenargumenten aan kan. Om een goed tegenargument te vormen, moeten alle aannames worden nagegaan om het toe te passen op de principes van rechtvaardigheid. De volgende tegenwerpingen worden behandeld:
1. Stel dat de meest effectieve OP curve langzaam opkomt tot zijn maximum. Dan is de verdeling van de al bevoordeelde nog groter dan die van de minder bevoordeelden. Dit lijkt op een onrechtmatige bevoordeling.
2. Ga ervan uit dat de meest effectieve OP curve erg langzaam daalt na het maximum, dan ontvangen de meer bevoordeelden niet een veel groter deel ook al betekent de vermindering van hun deel een kleine vermindering in het deel van de minder bevoordeelden. Dit kan ook voorkomen als oneerlijk naar de meer bevoordeelden.
In beide zaken is de OP curve als deze relatief vlak is het probleem. Dit betekent dat een groot potentiële winst of verlies (respectievelijk) voor een groep gepaard gaan met het kleine potentiële verlies of winst (respectievelijk) van de andere groep. In dergelijke gevallen neigen we om te denken e dat sommige aanpassingen gemaakt dienen te worden om een maatschappelijke winst te behalen (iedereen wint). De reactie hierop is dat, gegeven dat de vereiste achtergrond instituties zowel de gelijke basis vrijheden als de eerlijke gelijkheid van mogelijkheid, en de vele mogelijkheden van een sociale organisatie veiligstellen, de meest effectieve OP curve niet zo snel dergelijke vlakke vormen zal aannemen.
In reactie op het onder 1. genoemde: als inwoners eerlijke en gelijke mogelijkheden hebben om hun talenten te ontwikkelen en om sociale productieve vaardigheden te ontwikkelen, en als het stelsel van samenwerking effectief is ontworpen, dan zou de OP curve snel genoeg omhoog gaan tot het maximum, opdat de ratio van delen in het voordeel komen van de meer bevoordeelden is niet aannemelijk om aan te nemen als oneerlijk. De idee is dat, gegeven de gelijke basis vrijheden en eerlijke gelijke mogelijkheden, de pen competitie tussen de grotere nummers van de goed getrainde en beter onderwezen de ratio van aandelen daalt tot het ligt binnen een acceptabel gebied. Hier valt het op dat bij het inzien van de tegenwerping, er een afhankelijkheid is op de wijze dat het verschillende principe als een tandem werkt met de eerdere principes van rechtvaardigheid.
In reactie op het onder 2. genoemde: in de zelfde aannames als onder het vorige, is er zeker enige institutionele werkwijzen om het kleinste deel van de grote teruggave van de meer bevoordeelde over te brengen naar de minder bevoordeelde door middel van belasting, bijvoorbeeld door de OP curve te verminderen voorbij het maximum op de OP curve.
In beide reacties is de idee dat de vorm van de OP curve aangenomen in beide tegenwerpingen niet in feite zullen voorkomen als de basisstructuur voldoet aan eerdere principes. Het doel is bereikt als het verschillende principe bevredigende conclusies in de sociale wereld verzorgt die het principe vervult dat ervoor komt. De gedachte van de aandelen is een observeerbaar onderdeel van de distributie van goederen, en een die apart van het stelsel van de samenwerking zelf kan worden beschouwd.
Wetmatige verwachtingen, recht en verdienste
Eerder is naar voren gekomen dat bij rechtvaardigheid als zijnde eerlijk de distributie plaatsheeft in samenwerking met wetmatige claims en verdiende rechten. Deze verwachtingen en rechten zijn door openbare regels van het stelsel van sociale samenwerking duidelijk gemaakt. Stel dat deze regels onder andere bepalingen bevat voor salarissen voor ofwel van de compensatie voor het werk gebaseerd op een index van marktgerelateerde ervaringen. Dan zijn degene die deze overeenkomsten maken een wetmatige claim op het ontvangen van de overeengekomen hoeveelheid op de overeengekomen tijd. Zij hebben recht op deze hoeveelheden. Wat individuen verder doen is afhankelijk van wat de regels en overeenkomsten zeggen waar zij recht op hebben, wat afhankelijk is van wat ze doen.
Er zijn tenminste drie ideeën die in een normaal leven worden gezien als ideeën van morele verdienste.
1. Ten eerste de idee van een moreel verdienste is in de meest strenge omschrijving, de morele waarde van het karakter van een persoon als geheel. Deze worden gegeven door de morele doctrine, en de morele waarde van de acties van de persoon.
2. Ten tweede, de idee van wetmatige verwachtingen, welke de andere kant is van het principe van eerlijkheid
3. Ten derde de idee van verdienste kan worden gespecificeerd door een stelsel van openbare regels ontworpen om bepaalde doeleinden te behalen.
Het concept van morele verdienste wordt niet in twijfel getrokken. De gedachte is juist dat een concept van morele verdienste als een morele waarde van het karakter en de acties kunnen niet naar een politiek concept van rechtvaardigheid worden omgezet vanuit het standpunt van het redelijke pluralisme.
De idee van de wetmatige verwachting suggereert juist een dergelijke vervanging. Het behoort tot een politiek concept van rechtvaardigheid en is gemaakt om toegepast te worden op dat domein. Hoewel het politieke concept als geheel toepasbaar is op de familie als een instituut die toebehoort aan de basisstructuur, zijn meerdere principes zijn niet als direct toepasbaar bedoeld op relaties tussen leden van een familie of individuen onderling. Evenmin is het toepasbaar op relaties in leden van kleine groepen of verenigingen.
Talenten als een gemeenschappelijk goed
Talenten zijn niet te verdienen in het distributiecentrum. Dit is bedoeld als een moreel gemeenschappelijk goed. Kan dit worden tegengeworpen? Hebben mensen de idee dat zij moreel het verdienen om met meer giften te zijn geboren dan anderen? Dit zijn retorische vragen, maar het antwoord is nee.
Het verschillende principe staat voor een overeenkomst die moet worden gezien als de distributie van talenten als een gemeenschappelijk goed en moet worden gedeeld in de voordelen van deze distributie wat daar ook uit zou komen. Deze distributie is echter geen gemeenschappelijk goed.
De term gemeenschappelijk goed houdt in een zeker standpunt naar de natuurlijke verdeling van talenten. Is het dan mogelijk voor vrije en gelijke personen om het verschil in talenten niet te zien als een ongelukkige situatie. Is er een politiek principe dat algemeen acceptabel is voor vrije en gelijke inwoners om een samenleving te begeleiden naar de verdeling van talenten? Is het mogelijk voor de meer en minder bevoordeelden om tot een gemeenschappelijk principe overeen te komen?
Opmerkingen over verdeling van rechtvaardigheid en verdienste
Dit boek ontkent een concept van morele verdienste vanuit religie, filosofie of andere morele doctrine, niet. In tegenstelling, bezien vanuit redelijk pluralisme, kan een dergelijke doctrine niet het voorwerp zijn van een politiek concept over de verdeling van rechtvaardigheid. Sterker nog, het is niet werkbaar of praktisch voor het politieke leven. Het probleem is om een vervanging daarvoor te vinden die het soort werk doet wat nodig is voor een politieke visie. Daarom wordt een concept van legitieme verwachtingen en het concept van rechthebbende in dit boek ontwikkeld.
Naast dat het praktische en werkbare begrippen moeten zijn, moeten ze ook voldoen aan de volgende 5 eisen:
1. Het moet de sociale en economische ongelijkheden mogelijk moeten maken.
2. Het moet een principe van wederkerigheid uitdrukken aangezien het om een systeem van samenwerking gaat tussen vrije en gelijke personen van de ene generatie op de volgende.
3. Het moet de ergste ongelijkheden behandelen vanuit het standpunt van politieke rechtvaardigheid.
4. De principes die een eerlijke verdeling bevatten, dienen te worden omschreven op de wijze waarop het openbaar kan worden bediscussieerd.
5. De principes moeten zijn dusdanig zijn omschreven dat de inwoners deze aannemelijk kunnen begrijpen, zodat ze de basis begrijpen van de openbare politieke cultuur.
De vraag is of het verschillende principe aan deze eisen voldoet of zelfs beter is dan andere beschikbare politieke principes.
Van belang blijft dat als er in dit boek gesproken wordt over het feit dat je moreel gezien de plaats in de gemeenschap of in het systeem van verdeling van talenten niet verdiend hebt, er een zekere gemeenschapsplaats wordt bedoeld. Dit houdt echter niet in dat dit nooit zou zijn verdiend. In een goed georganiseerde samenleving zijn deze dingen wel verdiend, als verdienste wordt gezien als een recht dat is verkregen onder eerlijke omstandigheden. Dit boek houdt de idee van een verdienste als een recht als adequaat voor een politiek concept van rechtvaardigheid. Dit is een moreel idee omdat het politieke concept een moreel concept is. De vraag is of er meer nodig is of gewild is dan dit politieke concept.
Eerder is de vraag gesteld wat de beste principes zijn om eerlijke voorwaarden van een sociale samenwerking tussen inwoners die vrij en gelijk zijn? Dit boek beantwoordt deze vraag met dat de inwoners zelf de beste principes, die dit idee verwezenlijken, zullen selecteren, indien deze eerlijk worden getoond als vrij en gelijk.
Hoofdstuk 3: De discussie vanuit de originele positie
In dit deel worden twee onderdelen besproken. Ten eerste de opzet van de originele positie en de discussie vanuit de originele positie voor de twee principes van rechtvaardigheid. Deze discussie is opgedeeld in twee fundamentele vergelijkingen. De originele positie is een wijze van voorstelling, daarbij moet voor ogen worden gehouden dat de originele positie model staat voor twee dingen. Ten eerste staat het model voor wat wij zien als eerlijke omstandigheden waaronder de vertegenwoordigers van inwoners, die vrij en gelijk zijn, in kunnen stemmen met de eerlijke voorwaarden van sociale samenwerking waarbij de basisstructuur wordt georganiseerd. Ten tweede staat het model voor wat wij zien als acceptabele restricties op de rede van de basis waarvan de partijen naar behoren zekere principes van rechtvaardigheid naar voren kunnen brengen en andere kunnen weigeren.
De originele positie heeft ook andere doelen. Zo zorgt het voor een wijze om onze verwachtingen in kaart te brengen. We kunnen zien wat we verwachten door te ijken naar de wijze waarop partijen en hun situatie wordt beschreven. De originele positie brengt ook de gemengde krachten van onze verwachtingen bijeen door ze samen te voegen in een overzienbaar idee dat ons de mogelijkheid geeft om de implicaties beter te zien.
De opzet van de originele positie
Als eerste behandelen we de overeenkomst tussen de discussie vanuit de originele positie en de discussie in de economische en sociale theorie. De elementaire theorie van de consument bevat meerdere voorbeelden van de discussie in de economische en sociale theorie. In beide gevallen is er sprake van redelijke mensen die besluiten nemen, of tot een overeenkomst komen, die onderhavig zijn aan zekere voorwaarden. Besluiten of overeenkomsten van deze mensen kan worden achterhaald vanuit de kennis, wensen, interesses en geloof. Tenzij zij zich vergissen bij de redenering of op een andere wijze falen om redelijk te handelen.
Ondanks de overeenkomst tussen familiaire discussies in de economische en sociale theorie en de discussie vanuit de originele posities, zijn er ook fundamentele verschillen. Een verschil is dat ons doel niet is om te omschrijven en uitleggen hoe mensen zich gedragen in sommige situaties, of hoe de instituties eigenlijk werken. Ons doel is om een openbare basis voor een politiek concept van rechtvaardigheid te ontdekken en dit behoort tot de politieke filosofie, niet de sociale theorie.
Bij deze uitleg is opnieuw het verschil tussen rationeel en redelijk van belang. Een onderscheid dat parallel staat aan Kant’s onderscheid tussen de hypothetische imperatief en de categorische imperatief. Voor het onderscheid tussen rationeel en redelijk, worden ze niet expliciet gedefinieerd. Hun betekeneis wordt afgeleid uit hoe deze woorden worden gebruikt door het contrast tussen beide. Wat nog wel wordt toegevoegd is het volgende: het redelijke wordt gezien als de basis voor een intuïtief moreel idee, het kan worden toegepast op personen, hun beslissingen, hun handelingen en op de principes en standaarden bij ingewikkelde doctrines en vele andere dingen. Als eerst zullen de redelijke principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur worden behandeld. Deze principes zijn redelijk voor vrije en gelijke inwoners om de eerlijke voorwaarden te specificeren van de sociale samenwerking. Dit boek vermoedt dat de principes die voor dit doel redelijk lijken, dezelfde principes zijn die rationele vertegenwoordigers van inwoners zouden aannemen om hun basis instituties te organiseren. Redelijke beperkingen ontstaan uit het symmetrisch neerzetten van de vertegenwoordigers op het moment dat zij puur als vrij en gelijk worden neergezet en niet behorend tot een bepaalde sociale klasse of hebbende van bepaalde talenten.
De omstandigheden van rechtvaardigheid
De omstandigheden van rechtvaardigheid moeten worden gezien zoals weergegeven in de historische omstandigheden waaronder de moderne democratische samenlevingen bestaan. Dit houdt in dat de objectieve omstandigheden van de schaarste en noodzaak van sociale samenwerking voor iedereen is om een redelijke standaard van leven te hebben. Verder is van belang dat de omstandigheden die laten zien dat moderne democratische samenleving van inwoners zich anders gedragen en onmeetbaar, onverzoenlijk, toch redelijk begrijpbare doctrines in het licht waarvan zij de omstandigheden van ‘goed’ begrijpen. Dit is de idee van redelijk pluralisme. Er is geen politieke manier om deze diversiteit uit te bannen behalve door misbruik te maken van de macht van de staat om een zekere doctrine op te dringen en andere meningen te onderdrukken.
Een rol van politieke filosofie is om ons te helpen om tot een overeenstemming te komen van een politiek concept van rechtvaardigheid. Hierbij is van belang dat er niet vanuit wordt gegaan dat er maar een mogelijkheid is tot een goed antwoord. Er is geen ware doctrine of een beste concept van het goede.
De partijen, als vertegenwoordigers van de vrije en gelijke inwoners, zijn de beschermers en vertrouwelingen voor de inwoners. Daarmee moeten ze bij het overeenkomen van een principe van rechtvaardigheid de fundamentele belangen van hun inwoners veiligstellen. Dit houdt dus in dat zij indirect alleen voor zichzelf (en hun inwoners) werken en niet voor de andere van dezelfde staat en samenwerking. Dit laat ook een essentieel aspect zien van hoe inwoners zich laten bewegen als vragen over politieke rechtvaardigheid naar voren komen over de basisstructuur. Diepe religieuze en morele conflicten maken de subjectieve omstandigheden van rechtvaardigheid. Degene die hiermee zijn gemoeid zijn niet in het algemeen met hun eigen belangen bezig, maar zien henzelf als de verdedigers van hun grondrechten en vrijheden die hun legitieme en fundamentele belangen veiligstellen.
Formele beperkingen en de sluier van onwetendheid
De originele positie is een wijze van vertegenwoordiging. Het staat model voor eerlijke omstandigheden voor de voorwaarden van sociale samenwerking waarmee in moet worden gestemd. Daarnaast staat het model voor wat wij zien als redelijke restricties op redenen die gebruikt mogen worden in de discussie voor de principes van rechtvaardigheid om de basisstructuur te kunnen reguleren.
Verschillende formele beperkingen van het concept van ‘recht’ zijn gevormd in de originele positie door van partijen te eisen om de principes van rechtvaardigheid na te gaan vanuit een algemeen standpunt. Hoe rationeel dit lijkt voor de partijen om de principes van hun eigen inwoners te promoten, als zij de mogelijkheid hebben, de beperkingen van het recht, gepaard met de limieten aan informatie, maken dat mogelijk. De limiet aan informatie wordt ook wel de sluier van onwetendheid genoemd.
Het is algemeen acceptabel dat om morele filosofie te kunnen bereiken, er eerst principes die algemeen en universeel zijn moeten worden bereikt. Principes zijn algemeen als het mogelijk is om hen te omschrijven zonder het gebruik van namen of opgetuigde omschrijvingen. Ze zijn universeel als ze kunnen worden toegepast zonder de tegenstrijdigheid naar alle morele tussenpersonen, voor ons de inwoners in de samenleving. Dit boek vereist ook dat eerst de principes van politieke rechtvaardigheid openbaar zijn. Dit is een politiek concept, niet een moreel concept.
Aangezien de sluier van onwetendheid ervoor zorgt dat de partijen de doctrines en concepten van het goede van de mensen niet weten, moeten ze op een andere manier bepalen welke principes zij selecteren in de originele positie. Daarbij moet dus een originele positie worden gecreëerd, opdat de partijen de principes van rechtvaardigheid overeen kunnen stemmen, anders kan rechtvaardigheid als zijnde eerlijk niet worden volbracht.
De idee van openbare redelijkheid
Om de discussies voor de twee principes te omschrijven, moet er worden gerefereerd aan de algemene kennis van de partijen van sociale theorie en de psychologie van de mens. Deze kennis is gespecificeerd door dit boek, het is aan ‘ons’ om te bepalen wat de partijen weten vanuit onze doelen om een politiek concept van rechtvaardigheid die kan overlappen met de consensus en openbare basis van rechtvaardigheid.
Om de principes van rechtvaardigheid tot een effectieve overeenkomst te laten komen, en om de openbare basis van rechtvaardiging te vormen, moet er een gelijkende overeenkomst zijn op de richtlijnen voor openbaar onderzoek en op de criteria over wat voor soort informatie en kennis relevant is om politieke vragen te beargumenteren. De originele overeenstemming bestaat daarmee uit twee delen:
1. De overeenstemming op de principes van politieke rechtvaardigheid voor de basisstructuur.
2. De overeenstemming op de principes van redeneren en de regels van bewijs in het licht van welke inwoners mogen bepalen of de principes van rechtvaardigheid toepasbaar zijn en welke wetten het beste hun eisen vervullen in de sociale omstandigheden.
Het principe van wetmatigheid maakt het mogelijk dat de partijen om algemene geloven en vormen van redelijkheid te vinden in gezond verstand, en de methoden en conclusies van de wetenschap, tenzij deze controversieel zijn, te vormen.
Politieke waarden die in dit boek als een politiek concept wordt benadrukt zijn twee soorten, beide gepaard met een of twee delen van de originele overeenkomst.
- De eerste soort, de waarden van politieke rechtvaardigheid, vallen onder de principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur. Zij bevatten de waarden van gelijke politieke en burgerlijke vrijheid; eerlijke gelijkheid van mogelijkheid; sociale gelijkheid en wederkerigheid.
- De tweede soort van politieke waarden, de waarden van openbare redelijkheid, vallen onder de richtlijnen voor het openbare onderzoek en voor de stappen die moeten worden genomen om er van uit te kunnen gaan dat het onderzoek vrij en openbaar is en zowel geïnformeerd als redelijk. Zij bevatten niet alleen het behoorlijke nut van de fundamentele concepten van oordeel, gevolgtrekking en bewijs, maar ook de deugden van redelijkheid zoals getoond is in de aanhankelijkheid van de criteria en procedures van gezond verstand en de methodes en conclusies van wetenschap als deze niet controversieel is.
De eerste fundamentele vergelijking
We gaan hier verder voor de redenering van de partijen voor de twee principes van rechtvaardigheid. Deze beredenering is opgezet als twee fundamentele vergelijkingen. Door dit te doen, zijn we in staat om de redenen die de partijen leiden om het verschillende principe te selecteren, te onderscheiden van de redenen die hen leiden tot het principe van de gelijke basis vrijheden. Ondanks de formele vergelijking tussen het verschillende principe als een principe van verdelende rechtvaardigheid en de ‘maximin’ regel als een regel voor besluiten bij onzekerheid. De redenering voor het verschillende principe is niet afhankelijk van deze regel.
De twee vergelijkingen die zullen worden besproken zijn een klein onderdeel van de discussie die nodig is om een redelijke concluderend argument voor de twee principes van rechtvaardigheid te geven. Dit is omdat de twee principes worden vergelijken met het principe van gemiddeld nut en de vergelijking laat op zijn best hun beste kant zien over dat principe. De eerste vergelijking, welke de redenering geeft voor het eerste principe is enigszins concluderend. De tweede vergelijking welke de redenering geeft voor het verschillende principe is dat niet.
De twee vergelijkingen zijn als volgt ontstaan. In de geschiedenis van de democratische gedachten hebben twee contrasterende ideeën van een samenleving een prominente plaats. Een is de idee van een samenleving als een eerlijk systeem van sociale samenwerking tussen inwoners die vrij en gelijk zijn. De ander is de idee van een samenleving als een sociaal systeem dat zo georganiseerd is om de meeste goederen over de inwoners te produceren, waar dit goede een compleet ‘goed’ is wat gespecificeerd is door een doctrine.
De traditie van het sociale contract hoort bij het eerste idee, het utilitaristische traditie is een speciaal geval van de tweede. Tussen deze twee tradities is er een basis contrast: De idee van een samenleving als een eerlijk systeem van sociale samenwerking wordt gespecificeerd om de ideeën van gelijkheid en wederkerigheid te bewerkstelligen.
De structuur van de discussie en de ‘Maximin’ regel.
Als eerste, wat is de maximin regel: Het vertelt ons de slechtste uitkomst van alle mogelijke alternatieven en geeft dan aan welk alternatief waarvan de uitkomst het beste is te kiezen over de slechtste alternatieven. Om deze regel te volgen in het selecteren van de principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur, moet de focus worden gelegd om de slechtste sociale positie die mogelijk zou zijn wanneer die structuur effectief wordt gereguleerd door die principes onder verschillende omstandigheden.
De discussie kan als volgt worden gedefinieerd:
- Als er zekere omstandigheden zijn waarin het rationeel is om je door de maximin regel te laten leiden bij het overeenkomen tot de principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur, dan zouden onder die omstandigheden de twee principes van rechtvaardigheid worden overeengekomen dan het principe van algemeen nut.
- Er zijn drie zekere omstandigheden die wanneer zij ontstaan, het rationeel is om je te laten leiden door de maximin regel op het moment dat de principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur overeen worden gekomen.
- Deze drie omstandigheden kunnen ontstaan in de originele positie
- De twee principes zouden daarom worden overeengekomen door de partijen.
De drie omstandigheden zijn als volgt:
1. Aangezien de maximin regel geen rekening houdt met ‘mogelijkheden’, dat wil zeggen hoe groot de kans is dat de omstandigheden zich voor doen om hun respectievelijke slechtste uitkomst te realiseren, de eerste eis is dat de partijen geen betrouwbare basis hebben voor het aannemen van de mogelijkheden van de mogelijke sociale omstandigheden die de fundamentele interesses van de personen die zij vertegenwoordigen. Deze eis kan worden verworven wanneer het concept van mogelijkheid niet toepasbaar is.
2. Aangezien de maximin regel de partijen dirigeert naar het evalueren van de alternatieven door alleen de slechtste mogelijke uitkomsten te bezien, moet het rationeel voor de partijen als vertrouwelingen, niet worden gekeken naar wat er misschien kan worden gewonnen, boven wat kan worden gegarandeerd door de alternatieve uitkomsten aan te nemen waarvan de uitkomst beter is dan de slechtste van de andere alternatieven. Deze beste, slechtste uitkomst heet het ‘garandeerbare niveau’ De tweede omstandigheid wordt verworven als het garandeerbare niveau acceptabel is en is op zijn best als dit niveau compleet bevredigend is.
3. Aangezien de maximin regel de partijen weg leidt van alternatieven waarvan de slechtste uitkomst onder het garandeerbare niveau zit, is de derde omstandigheid dat de slechtste uitkomst van alle andere alternatieven significant onder het garandeerbare niveau zit. Wanneer die uitkomsten ver onder dat niveau, en dus onacceptabel zijn, dus moeten deze alternatieven worden vermeden om de derde omstandigheid te kunnen verwerven.
De discussie om de derde omstandigheid
De eerste omstandigheid wordt niet dieper behandeld omdat er een sterk argument is voor de twee principes die gebaseerd zijn op het feit dat de tweede en derde omstandigheid beide aan een hoge graad vast zitten. Dit feit zorgt voor het meest duidelijke argument voor de twee principes in de eerste vergelijking. Er wordt dus vanuit gegaan dat het geen belang heeft, omdat de eerste omstandigheid moeilijke onderwerpen naar voren brengt in de theorie van mogelijkheden die we zo veel mogelijk willen vermijden.
Het argument wat de tweede en derde omstandigheid benadrukt is als volgt: als het inderdaad het geval is dat een goed georganiseerde samenleving wordt gereguleerd door de twee principes van rechtvaardigheid, dan is dat een hoog bevredigende vorm van een politieke samenleving die de grondrechten en vrijheden voor iedereen veiligstelt. En als het principe van nut soms toestaat of nodig is om de restricties van rechten en vrijheden van sommigen voor het groter aggregaat van sociale gezondheid, dan moeten de partijen het eens zijn over de twee principes van rechtvaardigheid. Alleen op deze manier kunnen zij verstandig handelen als vertrouwelingen. Dat wil zeggen, effectief de fundamentele interesses van degenen die zij vertegenwoordigen waarborgen, en tegelijkertijd ervoor zorgen dat de mogelijkheden die onacceptabel zijn worden ontweken.
Verder is er nog een overweging in de discussie die komt uit de derde omstandigheid. De partijen worden gezien als het maken van een overeenkomst. Het is niet simpelweg dat zij onafhankelijk van elkaar dezelfde keuze maken. Een overeenkomst moet te goeder trouw worden opgemaakt, dus niet alleen met de goede intenties van eer, maar ook met redelijke overtuiging dat iemand in staat is om dat te doen. Maar als er een overeenkomst wordt gemaakt, moeten we de uitkomst accepteren en leven naar de overeenkomst. Aangezien in dit geval de inhoud van de overeenkomst de principes van rechtvaardigheid algemeen geaccepteerd en bekend tot in de eeuwigheid moet zijn, betekent het dat het naleven van de overeenkomst die principes vrijwillig als een openbaar concept van rechtvaardigheid voor de basisstructuur wordt toegepast en om de implicaties in onze gedachten te bevestigen en toe te passen over een compleet leven.
De prioriteit van de basis vrijheden
Geen enkele basis vrijheid is absoluut, aangezien deze vrijheden in specifieke gevallen in conflict kunnen gaan en hun claims moeten worden aangepast om het tot een samenwerkend geheel van vrijheden te laten vormen.
De kracht van de eerste discussie benadrukt de tweede en derde omstandigheid van de maximin regel afhankelijk is van de idee dat gegeven onze mogelijkheid als inwoners om vrij en gelik te zijn, we onze grondrechten en vrijheden niet zouden riskeren voor zover er een beschikbaar en meer bevredigend alternatief is. De partijen zullen daarvan afhankelijk redeneren. Daarom zullen de partijen als er slechts een concept van rechtvaardigheid beschikbaar is deze zal worden gekozen. De sluier van onwetendheid impliceert dat de partijen geen basis hebben voor onwetendheid of vaststellen of de inwoners die zij vertegenwoordigen een meerderheid of een minderheid van een religieuze of andere doctrine zijn. Van belang is dat de partijen geen risico’s nemen door een minder alternatief aan te nemen voor minderheidspartijen terwijl een betere beschikbaar is.
Het eerste principe van rechtvaardigheid heeft de prioriteit over de tweede, van belang is dat de basis vrijheden de fundamentele belangen beschermen die een speciale significantie heeft. Dit onderscheidende onderdeel is gekoppeld aan de vaak daarmee inter-acterende natuur van religieuze, filosofische en morele conflicten bij de afwezigheid van de baste openbare basis van gelijk vertrouwen.
Een bezwaar tegen de afkeer van onzekerheid
Eerst een onderscheid tussen onzekerheid en risico en daarna de status van het bezwaar vormgeven. Het onderscheid is als volgt: in het geval van een risico, is er een objectieve evidente basis voor het aannemen van zekere mogelijkheden. Bijvoorbeeld relatieve frequenties, of de relatieve sterkte van verschillende neigingen van dingen die de uitkomst beïnvloeden. In het geval van onzekerheid is er geen objectieve basis. Een dergelijke basis is vaak intuïtief en oppervlakkig.
Een kenmerk van de situatie van de partijen in de originele positie is dat zij geen betrouwbare basis hebben voor het inschatten van de mogelijkheden van de mogelijke sociale en historische omstandigheden, of de mogelijkheid dat de personen die zij vertegenwoordigen de ene doctrine aannemen en niet de andere. Dit kenmerk is ontstaan uit hoe de originele positie is neergezet.
De partijen gebruiken de maximin regel om hun overwegingen te organiseren, waarbij zij obsessief en irrationeel afwijkend zijn tot onzekerheid. Wanneer de partijen als rationeel worden omschreven, zouden de twee principes niet worden aangenomen. In beide fundamentele vergelijkingen wordt aangenomen dat de mening van de partijen wat betreft onzekerheid gelegen ligt in wat zij zien als fundamentele belangen van de inwoners die zij vertegenwoordigen. In de omstandigheden van de originele positie, is die mening overzien door het doel van de partijen om de grondrechten, vrijheden en eerlijke mogelijkheden veilig te stellen en op zijn minst een adequaat deel van alle materiële dingen opdat de inwoners die worden vertegenwoordigd de mogelijkheid hebben om deze rechten en vrijheden uit te oefenen en de mogelijkheden naar hun voordeel om te zetten.
Hoe de partijen de onzekerheid bezien hangt af van de fundamentele belangen en behoeften van de inwoners die vrij en gelijk zijn. Als de partijen op een voorzichtige manier hun overwegingen door de maximin regel laten organiseren, of als blijkt dat zij onzekerheid ernstig ontwijken.
De verklaring van de natuur van de belangen van die de partijen moeten beschermen, leidt tot het verdere bezwaar dat de discussie van de derde omstandigheid toch utilitaristisch is. De beredenering daarachter is gegeven in onderstaand schema. De vraag is of vanuit dit standpunt, rechtvaardigheid als zijnde eerlijk utilitaristisch is. In het boek wordt er niet vanuit gegaan dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk utilitaristisch is. Dit is omdat de partijen het gebruik van de nutsfunctie zo hebben ontworpen dat dit het ideale normatieve concept dat gebruikt wordt om rechtvaardigheid als zijnde eerlijk te organiseren, reflecteert. Hiermee wordt bedoeld de ideeën van een samenleving als een eerlijk systeem van samenwerking en van inwoners die vrij en gelijk zijn en gekarakteriseerd door twee morele krachten. Deze gemaakte nuts functie is gebaseerd op de behoefte en eisen van de inwoners, en niet op de echte voorkeuren en interesses.
G = De goed georganiseerde samenleving die correspondeert met de twee principes van rechtvaardigheid in redelijk goede omstandigheden
A = Een mogelijk utilitaristische samenleving waar zekere redelijk goede omstandigheden restricties opleggen aan de basis gelijke vrijheden die worden toegestaan door het principe van het gemiddeld nut
B = Een mogelijk utilitaristische samenleving onder verschillende redelijk goede omstandigheden dan A, en zonder de restricties op de basis gelijke vrijheden.
G, A, B = Situaties van de slechtste-van groep, met het corresponderend nut gegeven door de UU curve
UU = De gelijke nuts curve van alle inwoners afgeleid van de gemaakte nuts functie.
Uitleg bij het schema:
Het nut is gemeten op de y-as. Verschillende basisstructuren zijn geordend op de x-as afhankelijk van hoe goed zij de twee principes van rechtvaardigheid bevredigen. We gaan er hierbij vanuit dat deze structuren altijd bestaan onder redelijk goede omstandigheden. De utilitarist zou als volgt redeneren: het gebruik van de partijen van de maximin regel berust op hun kennis dat de totale nut curve van de personen die zij vertegenwoordigen gelijk zijn en een scherpe bocht hebben naar een punt welke samenvalt met het garandeerbare niveau die wordt gespecificeerd door een goed georganiseerde samenleving van de twee principes van rechtvaardigheid. Daarmee is aan de rechterkant van de bocht, op punt G, is eenieders nut curve ineens heel plat. Dit verklaart waarom de partijen als vertegenwoordigers zich niet interesseren in uitkomsten die beter zijn dan het garandeerbare niveau, en de tweede omstandigheid van de maximin regel geldt. Aan de linkerkant van de bocht valt eenieders nut curve snel naar beneden, en daarmee is de derde omstandigheid van de maximin regel van toepassing. Dit verklaart waarom de partijen alternatieven moeten afwijzen die de basis vrijheden niet kunnen garanderen. Op deze manier moet in de eerste vergelijking de twee principes worden aangenomen.
Vanuit dit is duidelijk dat als het doel van de partijen is veranderd van het vaststellen van de fundamentele belangen van de mensen die zij vertegenwoordigen naar dat van het maximaliseren van het algemeen nut over alle inwoners van de samenleving. Daarmee zouden zij nog steeds instemmen met de twee principes van rechtvaardigheid. Het is dan nog mogelijk dat de verliezen soms door de restricties van de grondrechten en vrijheden worden uitgebalanceerd door de grotere som aan voordelen.
De discussie van de tweede omstandigheid
Nu wordt een tweede discussie voor de twee principes die gaan over de tweede omstandigheid van de regel dat het garandeerbare niveau het meest bevredigend is. Als we ons afvragen waarom dit niveau het meest bevredigend is, dan ligt het antwoord voor een deel in dat die principes meer effectief zijn dan het principe van het algemeen nut in het garanderen van de gelijke basis vrijheden en daarom drie essentiële eisen voor een stabiel constitutioneel regime tegemoet komen.
De eerste eis is om de grondrechten en vrijheden vast te stellen en om hen een speciale prioriteit te geven. Dit haalt deze garanties van de politieke agenda af van de politieke partijen, en het zet deze voorbij de sociale interesse waardoor ze duidelijk en goed aan de voorwaarden van sociale samenwerking zijn veiliggesteld. De twee principes van rechtvaardigheid doen dit.
De tweede eis van een stabiel constitutioneel regime is dat het politieke concept niet alleen een gedeelde, maar als het mogelijk is ook een duidelijke basis van openbare redenering vormen, en een die openbaar kan worden gezien om effectief betrouwbaar te zijn naar zijn eigen voorwaarden. Het maximum dat rechtvaardigheid niet alleen moet heersen, maar moet worden gezien, houdt goedheid niet alleen in de wet maar ook in de openbare redenering. Hierbij lijken de twee principes beter dan het principe van nut. De vraag is niet simpelweg wat waar is, of wat wij denken dat waar is, maar wat we redelijkerwijs verwachten van gelijke inwoners die vaak politiek anders zijn, om hen te overtuigen dat een ander waar is, of redelijkerwijs, zelfs als het tegendeel wordt bewezen.
De derde eis van een stabiel constitutioneel regime is dat de basisinstituties de coöperatieve deugden van het politieke leven aanmoedigen. De deugden van redelijkheid en een gevoel voor eerlijkheid en om in staat te zijn om compromissen te sluiten. Deze deugden benadrukken de wil om samen te werken met andere op voorwaarden die openbaar worden geaccepteerd als eerlijk op de voet van gelijkheid en wederzijds respect. De twee principes koesteren deze deugden, ten eerste door bepaalde onderwerpen van de politieke agenda te vermijden en ten tweede door een basis te vormen voor vrije openbare redenering.
De tweede discussie concentreert zich voor de twee principes niet op het individuele goede van de inwoners, maar op de natuur van de openbare politieke cultuur die wordt gerealiseerd door de twee principes van rechtvaardigheid.
Tweede fundamentele vergelijking
De tweede vergelijking is fundamenteel omdat onder de concepten van rechtvaardigheid waarin het nuts principe een prominente rol heeft, het principe van beperkt nut zou worden gezien als de sterkste rivaal van de twee principes van rechtvaardigheid. Zouden deze principes nog steeds de voorkeur hebben in deze vergelijking, dan zou blijken dat de andere vormen van het beperkte nut principe ook worden afgewezen.
De gronden die worden behandeld vallen onder de idee van openbaarheid, wederkerigheid en stabiliteit. Als eerst wordt de openbaarheid behandeld, dan de wederkerigheid en als laatste de stabiliteit. Voordat de gronden die het verschillende principe prefereert bekijken, worden er drie niveaus van openbaarheid onderscheiden die een goed georganiseerde samenleving kan bereiken.
1. Het eerste niveau is de wederzijdse erkenning door inwoners van de principes van rechtvaardigheid samen met de openbare kennis dat de instituties van de basisstructuur deze principes bevredigen.
2. Het tweede niveau is de wederzijdse erkenning door de inwoners van algemene feiten op de basis waarvan de partijen in de originele positie die principes selecteren.
3. Het derde niveau is de wederzijdse erkenning van de complete rechtvaardiging van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk op zijn eigen voorwaarden. Dat wil zeggen, inwoners kennen de rechtvaardiging volledig.
Het feit dat het verschillende principe een idee van wederkerigheid in zich heeft, onderscheidt het van het nuts principe. Het laatste is een maximaliserend aggregatie principe zonder de tendens naar gelijkheid of wederkerigheid. De twee fundamentele vergelijkingen maken gebruik van dit feit. Het eerste benadrukt hete voordeel van de twee principes met respect naar gelijkheid, de tweede met respect naar wederkerigheid. Om de vergelijking makkelijk te maken wordt er nu vanuit gegaan dat er maar twee groepen mensen in de samenleving zijn, de meer en minder bevoordeelden, en er wordt alleen gekeken naar de ongelijkheden van het inkomen en rijkdom.
Een politiek concept van rechtvaardigheid moet rekening houden met de eisen van een sociale organisatie en economische efficiëntie. De partijen zouden de ongelijkheden in inkomen en rijkdom accepteren als deze effectief werken om eenieders situatie te verbeteren.
Het verschillende principe benadrukt de idee dat, gezien vanuit de eerlijke verdeling, de meer bevoordeelden niet per se beter af zijn op een ander punt wat de minder bevoordeelden slechter af zijn. Maar aangezien het verschillende principe toepasbaar is op de basisstructuur, impliceert een beter idee van wederkerigheid in de sociale instituties dat er geen voordeel mag worden getrokken uit talenten of sociale positie, tenzij dit voor iedereen beter uit zal pakken.
Om vervolgens stabiel te zijn moet een politiek concept van rechtvaardigheid zijn eigen ondersteuning verzorgen en de instituten waar toe het leidt moeten zelf bevoegd zijn. Dit houdt in dat zij die opgroeien in een goed georganiseerde samenleving waarin dat concept is gerealiseerd, zich normaal ontwikkeld in de gedachte van berechting en ongelijkheden. Inwoners accepteren de bestaande instituten als eerlijk en hebben geen wens om hen te trotseren.
Opmerkingen over gelijkheid
Dit boek is een egalitaire visie, maar op welke manier? Er zijn veel wijze van gelijkheid en veel redenen om er bezorgd over te zijn. Daarom gaan we een aantal redenen na voor het reguleren van economische en sociale ongelijkheden.
Een rede is dat, in de afwezigheid van bijzondere omstandigheden, het fout lijkt dat sommigen of meerderen van de samenleving ruimschoots voor wordt gezorgd, terwijl veel, of misschien een aantal, hard moeten werken. Urgente benodigdheden en eisen worden niet vervuld, terwijl de minder urgente benodigdheden van anderen wel worden vervuld. Maar hier hoeft geen sprake te zijn van ongelijkheid van inkomen of rijkdom dat ons dwars zit. In plaats daarvan wordt gedacht dat tenzij er echte schaarste heerst, iedereen op zijn minst de basisbehoefte moet kunnen vervullen.
Een tweede rede voor het controleren van de economische en sociale ongelijkheden is om te voorkomen dat een deel van de samenleving domineert over de rest. Op het moment dat de twee soorten ongelijkheden groot zijn, is er een grote kans op politieke ongelijkheid.
Een derde rede brengt ons dichterbij wat er fout is met ongelijkheid op zichzelf. Significante politieke en economische ongelijkheden worden vaak geassocieerd met ongelijkheden van sociale status waardoor hen die van de lagere status als onderdanig worden gezien.
Ongelijkheid kan slecht of oneerlijk op zich zijn, als een samenleving gebruik maakt van eerlijke procedures. Twee voorbeelden: Eerlijke, open en werkbare competitieve markten, en eerlijke politieke verkiezingen. In deze gevallen een zekere gelijkheid, of goed gemodereerde ongelijkheid is een omstandigheid van economische en politieke rechtvaardigheid. Een monopolie is niet geaccepteerd, niet voor e slechte effecten, maar ook omdat, als er geen speciale rechtvaardiging is, zij de markt oneerlijk maken.
De laatste twee manieren waarop ongelijkheid als oneerlijk op zichzelf is, wordt gevolgd in dit boek. Vooral de fundamentele status van een politieke samenleving, waarbij gelijke inwonerschap een status is die alle gelijke en vrije personen hebben. Als vrije en gelijke personen hebben we een eerlijke toegang tot de eerlijke procedures waarvan de basisstructuur afhangt. De idee van gelijkheid is van belang op zichzelf op het hoogste niveau. Het komt binnen in ofwel waarbij een politieke samenleving zelf is ontwikkeld als een eerlijk systeem van sociale samenwerking door de tijd heen tussen personen die vrij en gelijk zijn, of op een andere manier. Het is vanuit het tandpunt van gelijke inwoners dat de rechtvaardiging van andere ongelijkheden worden begrepen.
Dit alles geeft ons de mogelijkheid om te zeggen dat in een samenleving die goed georganiseerd is door de principes van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk, inwoners gelijk zijn op het hoogste niveau en op de meest fundamentele opzichten. Gelijkheid is aanwezig op het hoogste niveau op de manier dat inwoners elkaar erkennen en zien als gelijken. Hun zijn wat zij zijn, inwoners, maakt hen tot gelijk en het gelijk zijn is een deel van wie zij zijn en als wat zij worden erkend door anderen. De sociale band is hun openbare politieke toewijding tot het behoud van de omstandigheden die de gelijke relatie vereist.
Deze gelijke relatie op het hoogste niveau prefereert een sociaal minimum gebaseerd op een idee van wederkerigheid over een dat alleen de menselijke eisen die essentieel zijn voor een degelijk menselijk leven. Hier zien we hoe het bijbehorende concept van een sociaal minimum afhankelijk is van de inhoud van de openbare politieke cultuur, die op zijn beurt afhankelijk is van hoe een politieke samenleving zelf wordt ontvangen door zijn politieke concept van rechtvaardigheid. Het concept van het bijbehorende minimum wordt niet gegeven door de basis behoefte van de mens die psychologisch anders dan een andere sociale wereld. Het hangt af van de fundamentele intuïtieve ideeën van een persoon en de samenleving op voorwaarden waarvan rechtvaardigheid als zijnde eerlijk uiteen is gezet.
Dit is de conclusie van de twee fundamentele vergelijkingen, welke behoren tot het eerste deel van de discussie voor de twee principes van rechtvaardigheid. Er komt nog een tweede deel voor de discussie die verder in het boek wordt behandeld, in de vraag of de stabiliteit van een goed georganiseerde samenleving van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk.
Hoofdstuk 4: Instituten van een rechtvaardige basisstructuur
De eerste discussie voor de twee principes van rechtvaardigheid die worden gegeven in de twee fundamentele vergelijkingen is nu behandeld. Nu zullen de hoofd bestanddelen van een goed georganiseerd democratisch regime worden bekeken die de principes realiseert in de basisinstituties. Hierbij worden een reeks van beleid die gericht zijn op de achtergrond van rechtvaardigheid door de tijd heen veilig te stellen. Dit houdt in dat de sociale theorie moet worden onderzocht, wat nu niet mogelijk is, de discussies en suggesties zijn vaag en intuïtief.
Een rede voor het behandelen van deze moeilijke onderwerpen is om het onderscheid tussen democratie met eigendom waarbij alle hoofdzakelijke politieke waarden worden benadrukt door de twee principes van rechtvaardigheid en tussen een kapitalistische zorgstaat waarbij dat niet gebeurt. Ons onderzoek is kort en de meeste vragen zijn zeer controversieel. Bijvoorbeeld de vragen over openbare financiering van verkiezingen en politieke campagnes, ander soorten eigendom en belastingen. Deze vragen worden niet beantwoord en de opmerkingen zijn illustratief bedoelt.
Er zijn vijf soorten regime die worden gezien als sociale systemen, compleet met hun politieke, economische en sociale instituties.
1. Laissez-faire kapitalisme
2. Zorgstaat kapitalisme
3. Staatssocialisme met een order economie
4. Democratie met eigendom
5. Liberaal (democratisch) socialisme
Als een regime werkt in samenwerking met zijn ideale institutionele omschrijving, welke van de vijf regimes voldoen dan aan de twee principes van rechtvaardigheid? Met de ideale institutionele omschrijving van een regime wordt bedoeld de omschrijving van hoe het werkt als het goed werkt, dat wil zeggen in overeenstemming met de openbare doelen en principes van het ontwerp. Hierbij gaan we ervan uit dat als een regime geen doel heeft tot bepaalde politieke waarden, en geen voorzorgsmaatregelen daarvoor neemt, dan zullen de waarden niet worden gerealiseerd. Maar terwijl een regime instituties kan hebben die expliciet zijn ontworpen om zekere waarden te realiseren, kan het daar nog steeds in falen.
Als eerste worden de eerste drie soorten regimes behandeld, en geconcludeerd dat zij alle drie de twee principes van rechtvaardigheid op zijn minst op een enkele manier tegenwerkt.
De eerste, Laissez-faire kapitalisme, is het systeem van natuurlijke vrijheid. Het bewaakt alleen de formele gelijkheid en wijkt af van zowel de eerlijke waarde van gelijke politieke vrijheden en eerlijke gelijkheid van mogelijkheden. Het doel is om economische efficiëntie te ontwikkelen en de groei is gedwongen.
De tweede, zorgstaat kapitalisme wijkt ook af van de eerlijke waarde van de politieke vrijheden. Hoewel het enigszins kijkt naar de gelijkheid van mogelijkheden, is het beleid dat ervoor nodig is om dat te bereiken niet ontwikkeld. Het laat grote ongelijkheden in eigendom van onroerend goed toe opdat de controle op de economie en een groot deel van het politieke leven in maar een paar handen rust.
De derde, staatssocialisme met een order economie, wordt gecontroleerd door een één-partij regime die de gelijke grondrechten en vrijheden schendt en daarnaast de eerlijke waarde van die vrijheden. Een order economie is er een die wordt geleid door een algemeen economisch plan wat is aangenomen vanaf het centrum en maakt vrij weinig gebruik van democratische procedures of markten. De andere twee regimes zijn wel in staat om aan de twee principes van rechtvaardigheid te voldoen.
Contrast tussen de regimes
Zowel de democratie met eigendom als het liberaal (democratisch) socialistisch regime ontwikkelen een constitutionele basis voor democratische politiek, die de basis vrijheden met de eerlijke waarde van de politieke vrijheden en een eerlijke gelijkheid van mogelijkheid garanderen, en de economie en sociale ongelijkheden reguleren door een principe van wederkerigheid, en anders het verschillende principe.
Het eerste principe van rechtvaardigheid houdt ook in het recht tot eigendom, maar dit is anders van het recht op eigendom in productieve activa. Als een praktisch besluit moet worden genomen tussen het vierde en vijfde regime, wordt er gekeken naar de omstandigheden in de geschiedenis van de samenleving, naar de tradities van de politieke gedachte en uitvoering etc. Dit boek maakt geen keuze uit een van deze twee regimes, maar ontwerpt richtlijnen voor hoe het besluit redelijk kan worden gemaakt.
Het contrast tussen de twee regimes moet hiervoor duidelijker worden gemaakt. Een groot verschil tussen beide is dat de achtergrond instituten van het vierde regime zorgt voor een verdeling van eigendom in rijkom en kapitaal en daarmee voorkomt dat een klein deel van de gemeenschap de controle heeft over de economie en indirect het politieke leven. Echter staat het vijfde regime een kleine groep toe om een bijna monopoly te hebben op de wijze van productie. Dit wordt door de vierde ontweken, niet door de herverdeling van inkomen naar degene die minder hebben aan het eind van iedere maand, maar door het eigendom van productieve activa en menselijk kapitaal (kunde) aan het begin van iedere periode te verdelen.
Hier zijn twee verschillende concepten van het doel van de achtergrond aanpassingen door de tijd heen. In het vijfde regime is het doel dat niemand onder een minimum aan levensstandaard valt. Dat wil zeggen, waarbij aan de basisbehoeften wordt voldaan en iedereen een zekere bescherming geniet tegen ongevallen en onheil zoals werkeloosheid.
De idee van het goede in rechtvaardigheid als zijnde eerlijk
Het volgende gaat in op het vierde regime, dus de democratie met eigendom. Daarbij wordt getracht om de basisstructuur samen te laten komen met de twee principes van rechtvaardigheid. Hiervoor moet de idee van het goede in rechtvaardigheid als zijnde eerlijk als een politiek concept worden gedefinieerd. Hierbij zullen belangrijke aspecten van het vierde regime naar voren komen. Er komen totaal zes ideeën hiervan naar voren.
1. Het eerste idee is dat het goede rationeel is, en in enige vorm wordt het als vanzelfsprekend gezien door sommige politieke concepten van rechtvaardigheid.
2. Het tweede idee is dat van primaire goederen. Het is ontwikkeld om samen met het doel van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk als een politiek concept. Het specificeert de benodigdheden van een inwoner in samenwerking met het politieke concept van hun status als vrije en gelijke personen.
3. Het derde idee van het goede is dat van toelaatbare concepten van goed. De prioriteit van het recht wordt soms geïntroduceerd met deze connectie.]
4. Het vierde idee van het goede is dat van de politieke deugden. Deze deugden specificeren het ideaal van een goed inwoner van een democratisch regime.
5. Het vijfde idee van het politieke goede is een samenleving die goed geordend is door de twee principes van rechtvaardigheid
6. Het zesde idee van het goede is van een dergelijke samenleving als een sociale eenheid van sociale eenheden.
Constitutioneel tegenover procedurele democratie
Het regime van democratie met eigendom wordt omschreven als een constitutioneel regime en niet als wat kan worden genoemd als een procedurele democratie. Een constitutioneel regime is er een waarin de wetten en statuten consistent zijn met zekere fundamentele rechten en vrijheden. Er is dus een grondwet met een ‘Bill of rights’ waarin de vrijheden worden gespecificeerd die weer worden geïnterpreteerd door de rechtbanken als een constitutioneel limiet aan wetgeving.
In contrast is een procedurele democratie er een waarin er geen constitutionele limieten zijn aan wetgeving en wat de meerderheid doet is de wet, gegeven door de passende procedures. Hoewel deze regels de vereiste democratische procedures vereisen, geven deze procedures zelf geen limieten aan de inhoud van de wetgeving.
Welke van de twee zou dan beter zijn tegenover de ander? Of zou de vraag eerder gelegen zijn in politieke sociologie en dus een zaak is welke het beste resulteert in eerlijke wetgeving gegeven in de historische omstandigheden van specifieke mensen met hun tradities van politieke gedachte en handelingen. Sommige hebben gedacht dat als een groep mensen waarlijk democratisch is, een constitutie met een ‘Bill of rights’ niet nodig is, terwijl een groep mensen die niet echt democratisch zijn, dergelijke constituties niet zo op zouden kunnen maken.
De eerlijke waarde van de gelijke politieke vrijheden
Nu zal de eerlijke waarde van gelijke politieke vrijheden waardoor inwoners mee kunnen doen in het openbare leven worden bekeken. De idee van hun eerlijke waarde is geïntroduceerd als een poging om antwoord te geven op de volgende vraag: Hoe bekijk je het familiaire bezwaar, vaak gemaakt door radicale democraten en socialisten, dat de gelijke vrijheden in een moderne democratische staat praktisch alleen formeel zijn?
Om deze vraag te beantwoorden, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de basis vrijheden en de waarde van deze vrijheden. Deze vrijheden zijn gelijk voor alle inwoners en de vraag of hoe te compenseren voor een mindere vrijheid zal niet voorkomen. De waarde, of de bruikbaarheid van deze vrijheden wordt vastgesteld door de index kan primaire goederen, is niet hetzelfde voor iedereen. Het verschillende principe maximaliseert de waarde tot hen van de gelijke vrijheden die door iedereen wordt genoten. Toch hebben sommigen meer inkomen en rijkom dan anderen en hebben dus andere behoeften.
Dit onderscheid tussen gelijke vrijheden en hun waarde is simpelweg een definitie. Het beantwoord geen belangrijke vraag, noch beantwoord dit het bezwaar dat in een moderne democratische staat de politieke vrijheden slechts formeel zijn. Om dat bezwaar tegemoet te komen behandelt dit boek de politieke vrijheden op een speciale manier. Hierbij omvat het eerste principe van rechtvaardigheid een voorbehoud dat de gelijke politieke vrijheden hun waarde wordt gegarandeerd. Om dit verder uit te leggen betekent deze garantie ten eerste dat de waarde van de politieke vrijheden aan alle inwoners moet gelden, ongeacht hun afkomst of sociale positie. Ten tweede wanneer de principes van rechtvaardigheid worden aangenomen in de originele positie, wordt begrepen dat het eerste principe dit voorbehoud omvat en dat de partijen dit meenemen in hun redenering. De eis van de eerlijke waarde van politieke vrijheden, en die van het gebruik van primaire goederen, is een deel van de betekenis van de twee principes van rechtvaardigheid.
Twee kenmerken van de garantie van de eerlijke waarde van de politieke vrijheden zijn:
1. Het stelt eerlijk en ongeveer gelijke toegang veilig voor inwoners om van openbare faciliteiten gebruik te maken die gemaakt zijn om een zeker politiek doel te dienen. Voornamelijk het doel dat wordt gespecificeerd door de constitutionele regels en procedures die het politieke proces overzien en de toegang tot politieke bevoegdheden controleert.
2. Deze openbare faciliteit heeft beperkte plaats. Zonder de garantie van de eerlijke waarde van de politieke vrijheden, waarvan die met een grotere waarde samen worden gevoegd en die van een mindere waarde worden uitgesloten. Het verschillende principe is waarschijnlijk niet voldoende om dit te voorkomen. De beperkte plaats van een openbaar politiek forum zorgt ervoor dat het nut van de politieke vrijheden meer afhankelijk zijn van de sociale positie van inwoners en economische doeleinden dan het nut van andere basis vrijheden. Daarom is de eis van de eerlijke waarde voor politieke vrijheden van belang.
Weigering van de eerlijke waarde voor andere basisvrijheden
Tegenover de idee van de eerlijke waarde van politieke vrijheden staat de eerlijke waarde van alle basis vrijheden. De garantie hiervoor rekt de idee voor gelijkheid verder dan de twee principes. De idee van deze brede garantie is ofwel irrationeel, ofwel overbodig, ofwel sociaal scheidend. Want het kan als volgt worden opgevat:
- Als die garantie inhoud dat inkomen en rijkom gelijk zou moeten worden verdeeld, dan is dat irrationeel. Het laat de samenleving niet toe om aan de eisen van een sociale organisatie en efficiëntie te voldoen. Als het betekend dat een zeker niveau van inkomen en rijkdom wordt verzekerd aan iedereen om het ideaal van gelijke waarde van de basisvrijheden, dan is dat overbodig als het aan het verschillende principe ligt.
- Als de bredere garantie inhoudt dat inkomen en rijkdom wordt verdeeld aan de hand van de inhoud van bepaalde belangen die worden gezien als centraal aan de plannen van leven van de inwoners, bijvoorbeeld religieus, dan is het sociaal scheidend.
Een contrast van politiek en uitgebreid liberalisme
Liberalisme staat bekend als zijnde vijandig tegenover zekere manieren van leven en partijdig tegenover andere. Of het staat bekend als dat het zekere waarden van autonomie en individualiteit bevoordeelt en waarden van een gemeenschap of verenigingsleven afstoot. Echter staat ten eerste dat de principes van enig redelijk politiek concept zekere restricties op toelaatbare standpunten opleggen en de basis instituties die principes vereisen onvermijdelijk het bevoordelen sommige manieren van leven en het ontmoedigen van andere, of zelfs het uitbannen. Hoe bemoedigt en ontmoedigt de basisstructuur dan sommige doctrines en hun waarden, en is dit rechtvaardig?
Er zijn minstens twee manieren waarop doctrines kunnen worden ontmoedigd. Die doctrines en de bijbehorende manier van leven staan direct tegenover de principes van rechtvaardigheid. Een eerste voorbeeld is vooroordelen op basis van bijvoorbeeld ras, het tweede voorbeeld is een manier van leven opgelegd vanuit een bepaalde religie die intolerantie aanmoedigt. In dergelijke situaties zou het voor de staat gerechtvaardigd zijn om deze doctrines te ontmoedigen of zelfs compleet uit te bannen.
Opmerking over belastingen en de prioriteit van vrijheid
Marx schreef het volgende voorschrift uit voor de uiteindelijke fase van een communistische samenleving: “Van ieder aan de hand van zijn mogelijkheden, naar ieder aan de hand van zijn behoefte”. Als je dit voorschrift van rechtvaardigheid neemt, lijkt het dat het verschillende principe hieraan kan voldoen als een gemeenschap eenmaal aan belastingen op aangeboren talenten invoert. Daarbij zullen degene met meer talenten ook meer belasting betalen. Daarbij zullen ongelijkheden in inkomen en rijkdom in de toekomst verwachtingen van de mensen grotendeels worden verminderd en misschien wel worden geëlimineerd.
Hier zijn twee problemen mee. Het eerste probleem lijkt slechts praktisch, maar gaat veel dieper. Er is geen manier om aangeboren talenten dusdanig accuraat te meten om er zeker van te zijn dat er een goede belasting wordt opgelegd. Daarnaast is belasting openbare kennis zodra deze vaststaat, dus dat zou betekenen dat mensen dergelijke informatie geheim zouden houden.
Het invoeren van een dergelijke belasting is daarnaast een beklemming van de prioriteit van de vrijheid. Mensen met meerdere talenten zullen worden gedwongen om een bepaalde baan te vinden waarbij ze hun belastingen kunnen betalen. Als zij immers een baan zouden hebben die minder betaald wordt, dan kunnen ze hun belastingen niet betalen.
Economische instituten van een democratie met eigendom
Een van de voornaamste redenen voor dit boek om te kijken naar de basisstructuur als een primair subject van rechtvaardigheid is dat als de basisstructuur effectief kan worden gereguleerd door relatief simpele en duidelijke openbare principes van rechtvaardigheid, dan kunnen de meeste dingen worden overgelaten aan de inwoners zelf. De basisstructuur is er om de vrijheid en onafhankelijkheid van de inwoners te garanderen. Daarnaast is het er om de tendensen die ongelijkheid veroorzaken te reguleren en om gebruik te maken van beschikbare mogelijkheden. Maar hoe ver is de huidige generatie gebonden aan de claims van de voorgangers? Het principe van eerlijk sparen gaat samen met dit punt.
De relatie tussen het verschillende principe en het principe van eerlijk sparen is als volgt: Het principe van eerlijk sparen staat tussen generatie, terwijl het verschillende principe binnenin de generaties werkt. Sparen is vereist voor rechtvaardigheid om de omstandigheden te ontwikkelen die nodig zijn om een rechtvaardige basisstructuur te ontwikkelen en te behouden door de tijd heen. Een onderdeel van het verschillende principe is dat het geen economische groei door de generaties heen vereist om de verwachtingen van de minder bevoordeelden te maximaliseren wat betreft inkomen en rijkdom.
Voor het determineren van een eerlijk principe van sparen, zullen de volgende stappen worden doorlopen. Om de huidige interpretatie van de originele positie te behouden, moet de vraag van sparen worden behandeld door beperkingen die tussen inwoners als tijdgenoten staat. Aangezien de samenleving een eerlijk systeem van samenwerking tussen generaties door de tijd heen is, is een principe van overheid sparen vereist. Er is geen directe overeenkomst tussen alle generaties, dus zijn de partijen gehouden om overeen te stemmen over een spaar principe dat afhankelijk is van de omstandigheid dat zij moeten willen dat alle vorige generaties het zouden hebben gevolgd.
De familie als een basis instituut
Dit boek ziet de familie als een deel van de basisstructuur, de rede daarvoor is dat een van de essentiële rollen van een familie is reproductie van de samenleving en zin cultuur van de ene generatie op de volgende. Een politieke samenleving wordt altijd gezien als een st4elsel van samenwerking door de tijd heen. Het idee van de toekomst als de zaken moeten worden geliquideerd en de samenleving ontbonden staat ver af van ons concept van een samenleving. Reproductieve werkzaamheden is sociaal noodzakelijk. Dit aangenomen moeten inwoners een zeker gevoel hebben voor rechtvaardigheid en de politieke waarden die eerlijke en politieke instituten waarborgen onderhouden. Verder moet de familie deze rol in passende nummers onderhouden gedurende een samenleving. Deze eisen geven een limiet aan alle voorbereidingen van de basisstructuur.
Het is niet waar dat de principes van rechtvaardigheid niet toepasbaar zijn op de familie en daardoor de gelijke rechtvaardigheid voor vrouwen en hun kinderen niet zouden kunnen waarborgen. Het primaire onderwerp van rechtvaardigheid is de basisstructuur van een samenleving begrepen als de regeling van de hoofd instituten van de samenleving naar een eendrachtig systeem van sociale samenwerking door de tijd heen. De principes van politieke rechtvaardigheid zijn direct toepasbaar op deze structuur, maar zijn niet direct toepasbaar op het interne leven van de vele verenigingen binnenin de structuur, inclusief de familie. Hoe kunnen dan de principes wel de gelijke rechtvaardigheid voor vrouwen gelijk met hun mannen worden gewaarborgd?
Het principe: politieke principes zijn niet direct toepasbaar op het interne leven maar zij leggen wel essentiële beperkingen op de familie als ene instituut en garandeert de basisrechten en vrijheden en eerlijke mogelijkheden voor alle leden. Dit doen ze door de basis claims van de gelijke inwoners die lid zijn van een familie te specificeren. De familie als een deel van de basisstructuur kan die vrijheden niet ontzeggen. Aangezien vrouwen gelijke inwoners zijn met hun echtgenoten, hebben zij dezelfde rechten en vrijheden en eerlijke mogelijkheden als hun echtgenoten. Dit, samen met de juiste toepassing van de andere principes van rechtvaardigheid, zou hun gelijkheid en onafhankelijkheid moeten veiligstellen.
Als politiek liberalisme een onderscheid maakt tussen politieke rechtvaardigheid dat toepasbaar is op de basisstructuur en andere concepten van rechtvaardigheid die toepasbaar zijn op de verschillende verenigingen binnenin die structuur, is er geen onderscheid wat betreft politieke en niet-politieke domeinen. Zelfs als de basisstructuur zelf het primaire onderwerp is van rechtvaardigheid, leggen de principes van rechtvaardigheid nog steeds essentiële restricties op de familie en alle andere verenigingen. De volwassen leden van de familie en andere verenigingen zijn gelijke inwoners, dat is hun basis positie.
De flexibiliteit van een overzicht van primaire goederen
Er is een bezwaar tegen een overzicht van primaire goederen, dit bezwaar had twee punten. De eerste is dat voor het gebruik van een overzicht van deze goederen is, effectief, om te werken in de verkeerde ruimte, en heeft dus een misleidende metriek. Dat wil zeggen dat de primaire goederen zelf niet zouden kunnen worden gezien als de belichaming van voordeel, aangezien het voordeel afhankelijk is op de relatie tussen personen en goederen. Een acceptabele basis van inter-persoonlijke vergelijkingen, rust op de meting van de basis mogelijkheden van een persoon. Daarentegen staat dat de primaire goederen niets te maken hebben met de basis mogelijkheden van een persoon. Namelijk de mogelijkheden van inwoners als vrij en gelijke personen in de waarde van hun twee morele krachten. Deze krachten zorgen ervoor dat zij normale en volledig samenwerkende leden zijn van een samenleving over een compleet leven en om hun status als vrij en gelijke inwoner te waarborgen.
Deze rechten en vrijheden zijn essentiële omstandigheden om een adequate ontwikkeling en volledig gebruik van die krachten te waarborgen in zekere fundamentele zaken van groot belang:
- De gelijke politieke vrijheden, en vrijheid van meningsuiting en bijeenkomst etc. zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling en uitoefening van het gevoel van rechtvaardigheid bij inwoners en is vereist als inwoners rationele oordelen kan maken in de aanname van eerlijke politieke doelen en in het streven naar effectief sociaal beleid.
- De gelijke civiele vrijheden, vrijheid van gedachte en vrijheid van vereniging etc. zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling en uitoefening van de capaciteit van de inwoner voor een concept van het goede.
- Inkomen en rijkdom zijn over het algemeen vereist om een brede behoefte te kunnen vervullen. Een daarvan is het realiseren van de twee morele krachten en bevoordelen
Van belang bij de hoofdinstituten van de democratie met eigendom zijn nog de volgende belangrijke regelingen
- Voorzieningen om de eerlijke waarde van politieke vrijheden te waarborgen, ook al is niet in detail uitgewerkt wat deze zijn.
- Voor zover dit praktisch is, voorzieningen om de eerlijke gelijkheid van mogelijkheden in opleiding en training van verschillende soorten te realiseren.
- Een basis level van zorg die voor allen beschikbaar is.
Marx’s kritiek op het liberalisme
De visie van Marx’s worden vanuit één perspectief bekeken, namelijk zijn kritiek op het liberalisme.
- Het bezwaar dat sommige van de basisrechten en vrijheden, dus grondrechten, drukken de zelfzucht van inwoners uit en beschermt deze in de civiele samenleving van een kapitalistische wereld. Het antwoord hierop is dat in een goed georganiseerde democratie met eigendom dergelijke rechten en vrijheden de hogere orde van interesses van inwoners als vrij en gelijk benadrukken en beschermen.
- Het bezwaar dat de politieke rechten en vrijheden van een constitutioneel regime slechts formeel zijn wordt als volgt beantwoord: Door de eerlijke waarde van de politieke vrijheden alle inwoners, ongeacht sociale positie, wordt een eerlijke mogelijkheid om politieke invloed aan te wenden, verzekerd.
- Het bezwaar dat een constitutioneel regime met eigendom alleen de zogenoemde negatieve vrijheden veiligstelt wordt als volgt beantwoord: De achtergrond instituten van een democratie met eigendom, samen met de eerlijke gelijkheid van mogelijkheid en het verschillende principe, geven juist bescherming aan de positieve vrijheden.
- Het bezwaar jegens de verdeling van werk onder kapitalisme wordt geantwoord dat de verminderende onderdelen van de verdeling geen probleem zou zijn op het moment dat de instituten van de democratie met eigendom zijn gerealiseerd.
Hoewel het idee van een democratie met eigendom probeert om de legitieme doelen van de socialistische traditie te bereiken is het idee van een goed georganiseerde samenleving van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk toch enigszins anders dan Marx’s idee van een volledig communistische samenleving. Een volledig communistische samenleving lijkt er een te zijn die verder gaat dan rechtvaardigheid in de zin dat de omstandigheden die het probleem doen opkomen van een verdelende rechtvaardigheid aan voorbij wordt gegaan en inwoners behoren niet, en zijn daar niet mee gemoeid in het dagelijks leven.
Rechtvaardigheid als zijnde eerlijk daarentegen, gaat ervan uit dat gegeven de algemene feiten van politieke sociologie van democratische regimes (zoals het feit van redelijk pluralisme), zullen de principes en politieke waarde die onder rechtvaardigheid allen altijd een rol spelen in het openbare politieke leven. De verdwijning van rechtvaardigheid, zelfs van verdelende rechtvaardigheid, is niet mogelijk. Ook is het niet mogelijk dat dit gewenst is, maar dit zal niet worden besproken.
Natuurlijk zou Marx zeggen dat, zelfs bij het accepteren van het ideaal van een democratie met eigendom, een dergelijk regime politieke en economische krachten genereert die zich te veel los maken van de ideale institutionele omschrijving. Hij zou zeggen dat geen regime met eigendom in de zin van productie de twee principes van rechtvaardigheid kan bereiken, of zelfs veel kan doen om de idealen van de inwoners en samenleving te realiseren door rechtvaardigheid als zijnde eerlijk.
Dit is een grote moeilijkheid en moet worden bezien. Er moet worden afgevraagd of het liberale socialistische regime significant beter is in het realiseren van de twee principes. Als dat zo is, dan zou vanuit het standpunt van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk de zaak van het liberaal socialisme zijn gemaakt. Maar je moet voorzichtig zijn met het maken van een vergelijking van het ideaal van slechts één concept met de actualiteit van de ander. Daarentegen moet je de actualiteiten met elkaar vergelijken, en voor wat betreft dit boek zijn dat de specifieke historische omstandigheden.
Marx zou nog een ander bezwaar hebben, met name dat onze instituten van de democratie met eigendom geen rekening heeft gehouden met het belang van democratie op de werkplaats en in het ontwikkelen van de algemene koers van de economie. Dit is ook een grote moeilijkheid. Mill had hier echter een oplossing voor, namelijk dat mensen liever werkte in dergelijke firma’s. dit zorgde ervoor dat de firma’s in staat waren om minder salaris uit te betalen en toch zeer efficiënt zouden zijn. Door de tijd heen zouden juist deze firma’s het winnen van de kapitalistische firma’s. Een kapitalistische economie zou geleidelijk verdwijnen en langzaam worden vervangen door de arbeiders’ firma’s in een competitieve economie.
Aangezien dit nog niet is gebeurd, en waarschijnlijk ook binnenkort niet zal gebeuren, ontstaat de vraag of Mill het fout had voor wat betreft de mensen liever zouden hebben. Ofwel de arbeiders’ firma heeft nog geen kans gehad om zichzelf volledig op te richten. In het laatste geval zou de vraag zijn of deze firma’s subsidies zouden moeten krijgen, op zijn minst voor enige tijd, opdat zij zich volledig kunnen oprichten. Zouden er voordelen ontstaan die zouden kunnen worden gerechtvaardigd in de zin van politieke concepten van rechtvaardigheid voor een democratisch regime?
Vrije tijd
In dit boek wordt er van uit gegaan dat alle inwoners normaal en volledig samenwerkende leden zijn van een samenleving over een compleet leven. Dit is van belang omdat de vraag over de eerlijke voorwaarden van samenwerking tussen inwoners is fundamenteel en wordt dus als eerst behandeld. Deze assumptie impliceert dat iedereen gewillig is om te werken en om hun deel te doen in het dragen van de lasten van het sociale leven, er van uitgaande dat de voorwaarden van samenwerking worden gezien als eerlijk.
Maar hoe is deze aanname uitgewerkt in het verschillende principe? Het overzicht van de primaire goederen behandelt dit niet en de minder bevoordeelden zijn degene met de laagste index. Zijn dat dan de mensen die leven van de bijstand?
Deze vraag kan op twee manieren worden behandeld. De ene manier is door aan te nemen dat iedereen een standaard dag werkt. De ander is om in het overzicht van primaire goederen een zekere hoeveelheid van vrije tijd in op te nemen, bijvoorbeeld zestien uur per dag als de standaard werkdag acht uur is. Degene die niet werken hebben acht extra uren vrije tijd en die acht extra uren worden gezien als het equivalent van de minst bevoordeelden in het overzicht, die een standaard dag werken.
Natuurlijk valt vrije tijd al onder het overzicht, de samenleving moet zich ervan vergewissen dat mogelijkheden voor een vruchtbare werkdag over het algemeen beschikbaar zijn. De complexe problemen worden hier verder niet behandeld. Wat van belang is, is dat vrije tijd in het overzicht wordt toegevoegd en dat het overzicht in staat is om het idee dat alle inwoners hun deel van de lasten dragen in de samenwerking van de samenleving in werk.
Hoofdstuk 5: De vraag van stabiliteit
In dit laatste deel wordt de stabiliteit van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk behandeld en hoe deze stabiliteit verbonden is aan het goede van een politieke samenleving die daardoor goed georganiseerd is. Het doel is om de discussie voor de twee principes van rechtvaardigheid af te maken. De discussie van de originele positie is in twee stukken verdeeld. In het eerste deel, waarin de principes van rechtvaardigheid zijn gekozen, gaan de partijen er van uit dat de personen en die zij vertegenwoordigen niet worden bewogen door bijzondere houdingen. Dit houdt in dat de partijen de neigingen van de personen om jaloers of wraakzuchtig te zijn negeren. Deze aanname maakt de redenering van de partijen in de originele positie voor het selecteren van de principes een stuk makkelijker.
Toch zijn deze houdingen belangrijk voor het menselijk leven en moet toch rekening mee worden gehouden. Een probleem ontstaat hierdoor, dat het niet duidelijk is wat voor een probleem mensen zouden vormen voor de hoofd instituten en de basisstructuur die dan zou zijn ontwikkeld.
Het tweede deel van de discussie gaat over de vraag over de stabiliteit van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk. Dit is de vraag of rechtvaardigheid als zijnde eerlijk zichzelf voldoende zou kunnen onderhouden. De partijen behoren te vragen of de mensen die opgegroeid zijn in een goed georganiseerde samenleving door de twee principes van rechtvaardigheid een sufficiënt sterke en effectief gevoel voor rechtvaardigheid ontwikkelen opdat zij normaal omgaan met de omstandigheden en zich niet zo maar anders zouden gedragen.
Stabiliteit
Nu dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk wordt gezien als een politiek concept, is van belang dat de partijen ook rekening moeten houden of de principes worden aangenomen. En daarnaast of het concept waar zij toe behoren de steun van de diversiteit van redelijke doctrines kan krijgen in een goed georganiseerde democratische samenleving. Hier komt de idee van een overlappende consensus naar voren. Een consensus waarin dezelfde politieke concepten worden onderschreven door de tegenovergestelde redelijke doctrine die een behoorlijke aanhang heeft en doorstaan van de ene generatie op de volgende. Om het tweede deel van de discussie te omschrijven moet vast staan dat een politiek concept praktisch en uitvoerbaar moet zijn.
Er zijn twee manieren waarop een politiek concept stabiel kan zijn. In de een gaan we ervan dat stabiliteit puur praktisch is. Als een concept niet stabiel is, is het nutteloos om het te realiseren. Maar wellicht zijn er twee aparte taken. De een is om uiteen politiek concept uit te zoeken dat goed of redelijk klinkt, en de ander is om mensen te vinden die het afwijzen of steunen of die zich ernaar gedragen. Zolang de wijze van overtuiging of handhaving kan worden gevonden, is het concept stabiel.
Maar als een liberaal concept is rechtvaardigheid als zijnde eerlijk houdt het zich anders bezig met de stabiliteit. Om een stabiel concept te vinden is niet slechts het ontwijken van nutteloosheid Maar wat van belang is, is het soort stabiliteit. De idee is dat, gegeven zekere aannames die redelijke menselijke psychologie en de normale omstandigheden van menselijk leven specificeren. Degene die opgroeien onder de eerlijke basis instituten, zullen een redelijk en geïnformeerde trouw zweren aan die instituten, waardoor deze stabiel zullen zijn. Met andere woorden, het gevoel van rechtvaardigheid van de inwoners is sterk genoeg om de normale tendensen van onrechtvaardigheid te weerstaan.
De soort stabiliteit die is vereist van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk is gebaseerd op het zijn van een liberaal politieke visie die tot doel heeft om acceptabel te zijn voor redelijke en rationele inwoners die ook vrij en gelijk zijn. Dit onderdeel van liberalisme heeft een connectie met het onderdeel van politieke macht in een constitutioneel regime. Namelijk dat het de macht is van de gelijke inwoners als een gezamenlijk lichaam. Het is zo dat als rechtvaardigheid als zijnde eerlijk niet ontworpen is om redelijke steun van inwoners te verkrijgen, dan is het niet liberaal.
Is rechtvaardigheid als zijnde eerlijk politiek op de verkeerde manier?
Er wordt nu gekeken of het concept van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk niet politiek is op de verkeerde manier. Iedere dag ontstaan er ideeën over de consensus van politiek en hoe de consensus wordt ontstaan met misleidende bijbetekenissen. Het moet duidelijk zijn dat deze bijbetekenissen niet betrokken worden in de idee van een overlappende consensus.
Om een politiek concept niet op de verkeerde manier politiek te laten zijn, moet het een onafhankelijke visie hebben van de grote morele waarden die toepasbaar zijn op de politieke relatie. Het moet ook een openbare basis van rechtvaardiging van vrije instituten uiteenzetten op een manier die toegankelijk is voor openbare redenering. In contrast, een politiek concept is op de verkeerde manier politiek als het wordt omlijst als een werkbare compromis tussen bekende en bestaande politieke interesses, of wanneer het erop lijkt dat bepaalde doctrines bestaan in de samenleving.
Ons gebruik van een overlappende consensus ontstaat dus als volgt: We nemen aan dat een constitutioneel democratisch regime redelijk eerlijk en werkbaar is en het waard om te verdedigen. Maar met het redelijke pluralisme is de vraag hoe de verdediging moet worden vormgegeven zodat het een breed scala aan support kan garen en daarmee voldoende stabiliteit heeft?
Hoe is politiek liberalisme mogelijk?
Hoe kunnen de waarden van een onderscheidend domein van de politiek laten opboksen tegen andere waarden die daarmee in conflict zijn? Met andere woorden, hoe kan een specifieke doctrine als waar en redelijk worden beschouwd maar toch er van uit gaan dat het opleggen vanuit de macht van de staat om de acceptatie te verkrijgen niet redelijk is. Het antwoord hierop bestaat uit twee delen. Het eerste deel zegt dat de karakteristieke waarde van de politiek van zeer grote waarde zijn en dus niet makkelijk vernietigd. Deze waarden houden het overzicht over het basis kader van het sociale leven en specificeert de fundamentele voorwaarden van politieke en sociale samenwerking.
In rechtvaardigheid als zijnde eerlijk zijn sommige van deze grote waarden, de waarden van rechtvaardigheid uitgedrukt door de principes van rechtvaardigheid voor de basisstructuur. De waarden van gelijke politieke en civiele vrijheid, eerlijke gelijkheid van mogelijkheid, economische wederkerigheid en de sociale basis voor het zelf respect van de inwoners.
Politiek liberalisme probeert deze waarden onder te brengen in een politiek domein als een onafhankelijke visie. En daarnaast als waarden die kunnen worden begrepen en bevestigd zonder een voorafgaande doctrine die hen dat zou aanleren. Het is aan de inwoners zelf om individueel als onderdeel van hun vrijheid van gedachte om te beoordelen wat zij denken van de grote waarden van het politieke domein en hoe die verbonden is met andere waarden.
Het tweede deel van het antwoord van hoe politiek liberalisme mogelijk is, sluit aan bij de eerste. Dit tweede deel zegt dat de geschiedenis van religie en filosofie toont dat er veel redelijke manieren zijn waarop een groter scala aan waarden kunnen ontstaan zonder dat zij in conflict zouden raken met de grote waarden van het politieke domein, die zijn gespecificeerd door een politiek concept van rechtvaardigheid. De geschiedenis vertelt van een pluraliteit van niet onredelijke doctrines en dit maakt een overlappende consensus mogelijk.
Hoe het dan mogelijk is, wordt getoond door een casus van overlappende consensus, deze casus bestaat uit drie visies.
1. Een visie bevestigt het politieke concept omdat diens religieuze doctrine leiden naar een principe van tolerantie en steun van de basis vrijheden van een constitutioneel regime.
2. De tweede visie bevestigt het politieke concept op basis van een liberale morele doctrine zoals die van Kant of Mill.
3. De derde visie is een vaag omschreven doctrine die een groot scala heeft aan waarden die niet politiek zijn, als aanvulling op de politieke waarden van een constitutioneel regime.
Alleen de eerste twee visies zijn algemeen en veelomvattend. De derde is vrij los en niet systematisch, hoewel bij redelijk goede omstandigheden is het adequaat voor vragen van politieke rechtvaardigheid.
Een niet utopische overlappende consensus
Er kan worden gezegd dat de idee van een overlappende consensus een utopie is. Dus dat er onvoldoende politieke, sociale of psychologische krachten zijn om ofwel de overlappende consensus op te richten of om er een stabiel te houden. Een hypothetische situatie, waarin door verschillende historische omstandigheden de principes van een liberaal concept worden geaccepteerd als een levensstijl , en dat bestaande politieke instituten voldoen aan de eisen. Deze acceptatie zou zijn ontstaan op dezelfde manier at de acceptatie van het principe van tolerantie als een levensstijl na de Reformatie is ontstaan. Eerst met wat tegenzin, maar uiteindelijk als enige optie om het destructieve burgerlijke leven te verbeteren.
Hoe kan het gebeuren dat door de generaties heen de eerste ideeën over rechtvaardigheid als zijnde eerlijk als een levensstijl kan ontwikkelen tot een stabiel en langdurig overlappende consensus? Dit wordt beantwoord door de vraag hoe veel is in de praktijk de trouw voor een politiek concept afhankelijk van een specifieke visie? Hier zijn drie mogelijkheden van belang.
- Het politieke concept is afkomstig van de doctrine
- Het is niet afkomstig maar past in die doctrine
- Het politieke concept past niet in de doctrine.
In het alledaagse leven is vaak niet besloten, of zelfs over nagedacht, tot welke van de drie mogelijkheden de situatie behoort.
Een redelijk morele psychologie
Het redelijke ontwikkelt zichzelf en beantwoord zichzelf. Het is niet alleen in de bepalingen in dit opzicht. Wat maakt het uniek is de connectie met de rede. Deze aanname van psychologisch essentiële situatie dat personen in staat zijn om redelijk en rationeel te zijn en om zich te mengen in eerlijk sociale samenwerking.
1. In lijn met het politieke concept van de persoon met twee morele krachten, hebben inwoners de mogelijkheid voor een concept van het goede en een capaciteit om de concepten van rechtvaardigheid op te doen en om te handelen zoals deze concepten dat verwachten. Met ander woorden, zij hebben de capaciteit om zowel redelijk als rationeel te zijn.
2. Als zij geloven dat instituten of sociale praktijken rechtvaardig of eerlijk zijn, dan zijn inwoners klaar en gewillig om hun deel te doen, waarbij zij er van uit moeten kunnen gaan dat anderen hun deel zullen doen. Dit behoort tot het redelijke.
3. Wanneer anderen de evidente intentie hebben om hun deel te doen in rechtvaardige of eerlijke instituten, zullen de inwoners geloof en vertrouwen ontwikkelen in hen.
4. Het geloof en vertrouwen zijn meer gewillig en steviger erkend in het openbare politieke leven.
5. Er mag vanuit worden gegaan dat iedereen de historische en sociale omstandigheden van een moderne democratische samenleving erkent. Dat is ten eerste het feit van redelijk pluralisme, ten tweede het feit van de permanentie en daarnaast het feit dat deze pluralisme alleen kan worden vernietigd door onderdrukkend gebruik van de machten van de staat.
6. Wat ook een deel uit maakt van de historische en sociale omstandigheden van een democratie zijn het feit van matige schaarste en het feit dat er ontelbare mogelijkheden zijn om een goed georganiseerde sociale samenwerking te doen ontwikkelen, er van uit gaande dat het kan worden ontwikkeld onder eerlijke voorwaarden. Deze laatste twee feiten en de vier algemene feiten specificeren de omstandigheden van politieke rechtvaardigheid.
Hoe kan dan een overlappende consensus op en liberaal concept van rechtvaardigheid ontwikkelen vanuit de acceptatie als een simpele levensstijl? Hierbij komt de aanname dat doctrines van de meeste mensen niet volledig uitgebreid is en dat dit ontwikkeling van een onafhankelijke trouw naar een liberaal concept mogelijk is. Deze onafhankelijke trouw leidt mensen om te handleen met een evidente intentie die samengaan met de liberale voorbereidingen aangezien zij de redelijke zekerheid hebben at anderen dit ook zullen doen. Door de tijd heen, als de politieke samenwerking zich ontwikkeld, zullen de inwoners steeds meer geloof en vertrouwen hebben in elkaar.
Het goede van een politieke samenleving
Dit goede van een politieke samenleving wordt gerealiseerd door de inwoners, zowel als personen en als een samenwerkend lichaam als zij handelen als een eerlijk constitutioneel regime. Hierbij zal eerst het bezwaar worden behandeld dat omdat het niet gebaseerd is om een religieus, filosofisch of morele doctrine, verlaat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk het ideaal van een politieke gemeenschap. Het ziet de samenleving als veel aparte individuen of aparte organisaties die alleen samenwerken om hun eigen persoonlijke voordeel na te streven. Het wordt soms gezegd dat rechtvaardigheid als zijnde eerlijk een individualistische visie is en dat het politieke instituten puur ziet als instrumenteel voor individuele doeleinden. In dit geval is de politieke samenleving zelf niet het goede, maar slechts een wijze voor individueel goed.
Rechtvaardigheid als zijnde eerlijk verlaat inderdaad het ideaal van een politieke gemeenschap, als dat ideaal bedoeld is om een politieke samenleving die is samengebracht door een religieus, filosofisch of morele doctrine. Dat concept van sociale eenheid is weg gezet door het feit van redelijk pluralisme.
Om te zeggen dat een samenleving goed georganiseerd is door een concept van rechtvaardigheid, betekent dat drie dingen
1. Dat het een samenleving is waarin alle inwoners accepteren en erkennen wat zij accepteren als dezelfde principes van rechtvaardigheid.
2. Dat de basisstructuur, zijn grote politieke en sociale instituten en de manier waarop zij samenhangen als een systeem van samenwerking zien die openbaar bekend is of waarbij vanuit mag worden gegaan dat zij aan de principes voldoen.
3. Dat inwoners een normaal effectief gevoel hebben voor rechtvaardigheid. Dat wil zeggen dat het hun in staat brengt om hen te begrijpen en toe te passen op de principes van rechtvaardigheid, en voor een groot deel om ernaar te handelen als de omstandigheden dat van hen vergen.
Een goed georganiseerde samenleving is stabiel omdat de inwoners tevreden zijn, onder alle omstandigheden, met de basisstructuur van hun samenleving. De overweging dat hun beweegt worden niet gezien als bedreigingen of gevaar vanuit buiten, maar behorend in de voorwaarden van het politieke concept die zij allen bevestigen. Voor een goed georganiseerde samenleving van rechtvaardigheid als zijnde eerlijk, passen rechtvaardigheid en het goede samen op een manier dat inwoners die een deel uitmaken van het goede dat redelijk en rationeel is en zo worden gezien, worden bewogen door redenen van het goede om wat rechtvaardigheid vereist.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1165 |
Add new contribution