Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
SBR 3 – Hoofdstuk 3 nr. 81-118 - De vertegenwoordiging en volmacht
Inleiding
Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordigde (de principaal) de bevoegdheid door een rechtshandeling, een volmachtverlening aan de vertegenwoordiger verleent. Volmacht is geregeld in art. 3:60 e.v BW. Vertegenwoordiging in het algemeen is niet wettelijk geregeld. Alleen bestaat er een schakelbepaling in art. 3:78 en 79 BW met betrekking tot vertegenwoordiging en bestaan bijzondere regels voor bijzondere vormen van vertegenwoordiging.
Door directe vertegenwoordiging roept degene die voor de ander handelt niet voor zichzelf, maar voor de vertegenwoordigde rechtsgevolgen in het leven. Daar zijn twee eisen voor gesteld in art 3:60 lid 1 BW. De vertegenwoordiger moet de bevoegdheid hebben om te vertegenwoordigen én hij moet handelen in de hoedanigheid van de vertegenwoordiger of, in de naam van de principaal.
Wanneer de vertegenwoordiger handelt in naam van zijn principaal, wordt dat onmiddellijke of eigenlijke vertegenwoordiging genoemd. Wanneer iemand niet in naam van de ander handelt, maar wel in opdracht en voor rekening van de ander, wordt dat middellijke vertegenwoordiging genoemd.
De schakelbepaling art. 3:78 BW zorgt ervoor dat bepaalde bepalingen uit de titel volmacht ook gelden voor andere vormen van vertegenwoordiging binnen het vermogensrecht.
Art. 3:79 BW zorgt voor de toepassing van deze bepalingen buiten het vermogensrecht, bijvoorbeeld in het familierecht of het procesrecht.
In het privaatrecht zijn veel verschillende vormen van vertegenwoordiging. Hier een, misschien niet volledig, overzicht:
- De vertegenwoordiging bij familierechtelijke rechtshandelingen, denk aan de huwelijkssluiting van art. 1:66.
- De wettelijke vertegenwoordiging van onbekwamen, minderjarigen zijn bijvoorbeeld onbekwaam om rechtshandelingen te verrichten op grond van art. 1:234.
- De vertegenwoordiging van afwezigen (art. 1:409).
- De vertegenwoordiging van de rechtspersoon.
- De vertegenwoordiging krachtens volmacht (de volmacht wordt hierna uitvoerig besproken).
- De vertegenwoordiging krachtens rechterlijke uitspraak, bijvoorbeeld art. 3:300.
- De vertegenwoordiging bij bewind. Bewind is de rechtspositie die bestaat uit de beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van aan ene ander toebehorende goederen. Een voorbeeld hiervan is titel 1:19.
- De vertegenwoordiging bij zaakwaarneming. Op grond van art. 6:201 is de zaakwaarnemer bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van degene wiens belangen hij waarneemt.
- De vertegenwoordiging bij samenwerking in een ander verband dan de rechtspersoon, zie art. 7A:1676 en 1679 (de maatschap) en art. 17 K (de vennootschap onder firma).
- De vertegenwoordiging in faillissement, de faillissementscurator wordt doorgaans mede als vertegenwoordiger van de gezamenlijke schuldeisers beschouwd.
- De vertegenwoordiging bij processuele rechtshandelingen, bij de rechtbanken en hoven is rechtsbijstand verplicht, partijen moeten zich laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Dit overzicht laat de drie functies van de vertegenwoordiging in ons privaatrecht zien. In de eerste plaats maakt zij het mogelijk dat rechtspersonen aan het rechtsverkeer deelnemen. Verder zorgt zij ervoor dat voor handelingsonbekwamen die zelf geen rechtshandelingen kunnen verrichten, toch rechtsgevolgen tot stand kunnen worden gebracht. Tot slot maakt de vertegenwoordiging mogelijk dat iemand rechtshandelingen kan verrichten, ook al kan of wil hij door bepaalde omstandigheden de daartoe nodige verklaringen niet afleggen.
De publieke tegenhanger van de volmacht is mandaat. Dit is de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen, zie art. 10:1 Awb. Art. 10:2 Awb bepaalt dat de gemandateerde, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit, geldt als een besluit van de mandaatgever.
Volmacht
Volmacht is de bevoegdheid die de volmachtgever verleent aan de ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (art. 3:60 lid 1).
Het verlenen van volmacht is een eenzijdige gerichte rechtshandeling. De regels betreffende rechtshandelingen (titel 3.2) zijn daarom op de volmachtverlening van toepassing.
Lid 2 van art. 3:60 bepaalt dat in de titel onder de rechtshandeling het in ontvangst nemen van een verklaring ook is begrepen.
De heersende leer gaat ervan uit dat het bij de vertegenwoordiging en ook bij de volmacht gaat om het handelen in naam van de principaal. Dit vereiste ’in naam van’ moet niet al te formeel en letterlijk worden opgevat. Het gaat erom dat de tussenpersoon heeft gehandeld in hoedanigheid heeft gehandeld, dat hij niet zelf als partij is opgetreden. Dit is ook de visie van de Hoge Raad en komt tot uitdrukking in het kribbebijterarrest.
Of iemand in naam van een ander handelt, is niet altijd duidelijk. Partijen hoeven niet altijd expliciet te laten blijken voor een ander te handelen. Bijvoorbeeld een verkoopster bij een supermarkt.
Bepalend is wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Art. 3:33 en 3:35 moeten hier als maatstaven gehanteerd worden.
Aangenomen moet worden dat ook de verklaringen en gedraging en eventueel andere omstandigheden die plaatsvinden na het contracteren, ook relevant kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag wie de partij is.
De volmacht en lastgeving
Onderscheid dient gemaakt te worden tussen volmacht en lastgeving (art. 7:414 e.v BW.). De lasthebber is in tegenstelling tot de gevolmachtigde verplicht tot het verrichten van een of meer rechtshandelingen voor rekening van de lastgever. De lasthebber kan dit in eigen naam of in naam van de lastgever. In het laatste geval is sprake van een lastgeving met volmachtverlening.
Ook dient de gevolmachtigde niet verward te worden met de bode. Een bode brengt alleen een wilsverklaring over en is een soort communicatiemiddel (zie art. 3:37 lid 4 BW).
De volmachtverlening
De volmachtverlening is een rechtshandeling, omdat de handeling is gericht op het totstandbrengen van een rechtsgevolg, namelijk de bevoegdheid tot vertegenwoordiging. De autonomie van de menselijke persoon speelt ook bij de volmacht een rol. De mens is vrij om zich al dan niet te laten vertegenwoordigen. Hij is ook vrij om zelf een vertegenwoordiger te kiezen en om de omvang van zijn bevoegdheid te bepalen.
Art. 3:61 lid 2 speelt in dit kader een belangrijke rol. Het komt niet alleen aan op de verklaring van de handelende, maar ook op het vertrouwen van degene tot wie de verklaring is gericht.
Titel 2 is ook van toepassing. Dit brengt met zich mee dat op grond van art. 3:40 de volmachtverlening nietig kan zijn, of op grond van art. 3:44 vernietigbaar.
Meestal wordt een volmacht gekoppeld aan een overeenkomst, zoals lastgeving of een overeenkomst van opdracht. Wanneer deze overeenkomst nietig is wordt aangenomen dat de volmachtverlening vernietigbaar is.
Bij volmachtverlening wordt vaak voortgebouwd op een reeds bestaande rechtsverhouding. Ter uitvoering van een verplichting verleent de ene partij aan de andere een volmacht. Maar wat moet er gebeuren als de overeenkomst nietig is? Art. 6:229 geeft voor deze gevallen een regeling, maar deze regeling is niet rechtstreeks en ook niet via art. 6:216 (schakelbepaling) van toepassing op de eenzijdige volmachtverlening.
De volmacht kan door een verklaring aan de gevolmachtigde tot stand komen, maar ook door een verklaring aan de wederpartij. Eveneens kan de volmacht door een verklaring aan de wederpartij worden beperkt of ingetrokken.
Omdat de volmacht rechtshandelingen voor een ander tot stand doet komen, kan ook een handelingsonbekwame gevolmachtigde zijn (art. 3:63 lid 1 BW). Voor een handelingsonbekwame die de volmacht geeft, gelden de regels als handelde hij zelf (art. 3:63 lid 2 BW). In deze bepaling liggen twee regels besloten. Als de onbekwame bij uitzondering wel bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen (zie bijvoorbeeld art. 1:234), dan kan hij deze handelingen ook via volmacht tot stand brengen. En ten tweede, wanneer er een sanctie volgt, dan is deze hetzelfde als in geval van handelen van de onbekwame zelf.
In art 3:64 wordt bepaald dat de gevolmachtigde de volmacht in beginsel alleen zelf mag uitvoeren en niet door mag geven. Dit artikel is aanvullend recht en geeft drie uitzonderingen.
De volmachtverlening is vormvrij en mag op iedere wijze tot stand komen (art. 3:61 lid 1 en 62). Wel worden aan bijzondere vormen van volmacht vormvereisten gesteld door de wet, stelsel van de wet of aard van de betrokken rechtshandeling.
Naast wat de volmachtgever bepaalt, wordt de omvang van de volmacht mede bepaald door de wet, verkeersopvatting en gewoonte. De algemene volmacht geeft de gevolmachtigde bevoegdheid tot het behartigen van alle zaken en omvat alle rechtshandelingen van de volmachtgever. De algemene volmacht strekt enkel niet tot zaken die uitdrukkelijk zijn uitgezonderd (art. 3:62 lid 1 BW).
Art 3:62 lid 2 BW regelt de bijzondere volmacht: de volmacht tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling, van een bepaalde soort of tot een bepaald doel.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de gevolmachtigde en de bode. Een bode is degene die de wilsverklaring overbrengt aan een wederpartij, hij handelt dus niet namens een achterman, maar hij is een soort communicatiemiddel (art. 3:37 lid 4).
Volmacht is vaak het gevolg van een bepaalde aanstelling in een functie. De volmacht is dan (stilzwijgend) verleend bij een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst tot opdracht. Bijvoorbeeld: de verkoper of een advocaat. De wederpartij mag er op grond van de functie vanuit gaan dat een functionaris een volmacht heeft.
Vertrouwen van de wederpartij
Wanneer de tussenpersoon onbevoegd handelt, is de vraag wie daarvan de gevolgen draagt. Art 3:61 lid 2 BW beschermt de wederpartij: heeft deze op grond van een verklaring of gedraging van de volmachtgever redelijkerwijs aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend, dan kan op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.
De bescherming van de wederpartij ligt in het verlengde van art. 3:35 en 3:36 waarin de bescherming is geregeld van wederpartijen en derden bij rechtshandelingen.
In art. 3:61 lid 2 zijn er twee vereisten. Vereist moet zijn dat: de wederpartij heeft aangenomen en heeft mogen aannemen dat er een toereikende volmacht was. Er moet dus sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen op een volmacht. De redelijkheid en billijkheid kunnen hier meebrengen dat in omstandigheden de wederpartij een onderzoeksplicht heeft. Ook speelt de functie van de partijen mee. In de rechtspraak is een verschuiving gaande die meer uitgaat van het risico voor de achterman van het gebruik van een bepaald tussenpersoon.
De wederpartij krijgt bescherming wanneer zij, op grond van de verklaringen van de pseudoprincipaal, heeft aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend. Het is van belang dat de wederpartij daadwerkelijk erop vertrouwd heeft dat er sprake was van volmacht.
Daarnaast is er in aansluiting op art. 3:11, een normatief element: mocht de wederpartij in de gegeven omstandigheden aannemen dat er sprake was van volmacht? Was het vertrouwen wel gerechtvaardigd? Er kan hier ook een link worden gelegd naar de redelijkheid en billijkheid van art. 6:2. Er kan voor de wederpartij een onderzoekplicht zijn. Wanneer hij dat ten onrecht heeft nagelaten, dan verdient hij geen bescherming.
Een rijzende vraag hierbij is of de wederpartij die in goed vertrouwen met een tussenpersoon contracteerde, zich op het standpunt kan stellen dat hij niet gebonden is, wanneer hij achteraf de onbevoegdheid ontdekt. Deze vraag wordt in het ligt van art. 3:61 lid 2 bevestigend beantwoord.
Toedoen
Zoals art. 3:61 lid 2 zegt, moet het vertrouwen gegrond zijn op een verklaring of gedraging van de ander. De wil moet geopenbaard zijn om vertegenwoordigd te worden. Dit wordt ook het toedoenvereiste genoemd. De gedraging kan ook een niet-doen zijn. Dit leerstuk is mede daarom omstreden. De volmacht kan immers ook uit een functie voortvloeien. De grenzen zijn voor de wederpartij moeilijk te herkennen. Bijvoorbeeld: aangenomen kan worden dat een deurwaarder een afbetalingsregeling mag treffen. Terwijl dit niet de bedoeling van de achterman is, is deze hier in het algemeen toch aan gebonden.
Het vereiste van toedoen verschuift steeds meer in de richting van het beschermen van het vertrouwen van de wederpartij. Het toedoenvereiste is niet nodig indien de wederpartij uitging van de schijn van volmacht op grond van de feiten en omstandigheden, die niet door toedoen, maar wel onder het risico van de vertegenwoordigde vallen. (ING/Bera Holding)
Vervalste handtekening
Er kan zich de omstandigheid voordoen dat iemand valselijk de handtekening van de ander plaatst om te voorkomen dat die ander een verklaring aflegt. Art. 3:61 lid 2 is dan niet rechtstreeks van toepassing; er wordt niet een verklaring in naam van de ander afgelegd. Toch even kort iets over de vervalste handtekening.
De Hoge Raad heeft hierover geoordeeld dat in het algemeen degene wiens handtekening is vervalst, zich tegenover de wederpartij zich erop kan beroepen dat de verklaring niet van hem afkomstig was, ook wanneer degene tot wie de verklaring was gericht, redelijkerwijs mocht aannemen dat de handtekening echt was. In beginsel is er dus geen vertrouwensbescherming. Maar, zo oordeelde de Hoge Raad, kan dat in een specifiek geval toch anders zijn. Dit is het geval wanneer de omstandigheden van het geval zo zijn dat aan degene wiens handtekening is vervalst, valt toe te rekenen dat de wederpartij de handtekening voor echt heeft gehouden.
Maar wanneer is er sprake van toerekening? De Hoge Raad stelt hier vrij strenge eisen aan.
Bewijs van de volmacht
De wederpartij kan een verklaring van de gevolmachtigde als ongeldig behandelen, wanneer de gevolmachtigde niet kan bewijzen dat hij gevolmachtigd is. De gevolmachtigde kan dit doen door onverwijld een geschrift te overleggen of door bevestiging van de volmachtgever (art. 3:71 lid 1 BW). De wederpartij mag dan in beginsel van dat bewijs uit gaan.
Art. 3:75 BW regelt de ontkrachting van bewijsstukken, dit is van belang als de opdrachtgever mondeling beperkingen aan de volmacht heeft gesteld.
Een onderneming of rechtspersoon kan haar gevolmachtigden ter inschrijving in het handelsregister opgeven. Ook is publicatie van volmachten elders mogelijk. Dit versterkt de positie van de volmachtgever, maar sluit een beroep van de wederpartij op gerechtvaardigd vertrouwen van art. 3:62 lid 2 BW niet uit. Zie ook art 18 Handelsregisterwet.
Voor de praktijk is de vraag of de wederpartij zich onder de omstandigheden ook op de vertrouwensbescherming van art. 3:61 lid 2 kan beroepen wanneer een tussenpersoon met overschrijding van de gepubliceerde volmacht heeft gehandeld. Deze vraag wordt door de Hoge Raad, terecht, bevestigend beantwoord; het kan zo zijn dat de wederpartij in de gegeven omstandigheden, ondanks de publicatie, toch mag aannemen dat er een toereikende volmacht is verleend.
De bekrachtiging
Degene die onbevoegd als gevolmachtigde in naam van een ander handelt, brengt geen rechtsgevolgen teweeg. Echter, op grond van art. 3:69 lid 1 BW kan iemand voor wie een ander als gevolmachtigde is opgetreden, waar deze niet de bevoegdheid toe had, de rechtshandelingen bekrachtigen. Hierdoor treden dezelfde gevolgen in als wanneer er wel een volmacht geweest zou zijn.
De bekrachtiging moet echter worden onderscheiden van de bevestiging van art. 3:55 en de bekrachtiging van art. 3:58.
Een rechtshandeling door een pseudo-gevolmachtigde is niet geldig. Zij is daarom niet vernietigbaar, maar ongeldig, of zij is na bekrachtiging geldig.
De bekrachtiging is geen volmachtverlening achteraf. Zij moet gericht worden tot de wederpartij en staat los van de tussenpersoon.
De wederpartij kan volgens art. 3:69 lid 3 BW te kennen geven dat zij de handeling als ongeldig beschouwt, tenzij zij niet te goeder trouw is. Hier voegt lid 4 aan toe, dat de wederpartij de pseudo-principaal een termijn kan geven om te bekrachtigen. Doet hij dat niet, is de rechtshandeling niet geldig. Lid 5 voorziet in bescherming van derden, tegen de wederpartij die alsnog bekrachtigd heeft.
De rechtsgevolgen
Het belangrijkste gevolg van een volmacht is dat een gevolmachtigde de volmachtgever kan binden (art. 3:66 lid 1 BW). Daarnaast ontstaat er een relatie tussen de volmachtgever en gevolmachtigde, waardoor de gevolmachtigde verplichtingen jegens de volmachtgever kan hebben. Deze verplichtingen vloeien niet voort uit de volmacht maar uit de omstandigheden daarbij, zoals een contract of de relatie.
De volmachtgever kan voorwaarden verbinden aan de volmacht of verplichten het op een bepaalde manier te gebruiken. Naast de gekregen bevoegdheid kan de gevolmachtigde dezelfde bevoegdheden ook gewoon nog voor zichzelf uitvoeren. Ook de volmachtgever kan de gegeven bevoegdheden zelf nog uitvoeren.
Met betrekking tot de vraag in hoeverre het handelen van de gevolmachtigde de volmachtgever is toe te rekenen, bepaalt art 3:66 lid 2 BW dat dit afhankelijk is van het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud. Ofwel: naarmate de gevolmachtigde meer vrijheid heeft, is het gevolg hem meer en de volmachtgever minder toe te rekenen.
Art. 3:67 BW regelt het geval dat een overeenkomst gesloten wordt met een onbekende volmachtgever. Wanneer hij niet binnen een bepaalde termijn de volmachtgever bekend maakt is de ‘tussenpersoon’ zelf gebonden.
Wanneer de gevolmachtigde ook wederpartij is (Selbsteintritt, art 3:68 BW), is dit alleen toelaatbaar wanneer de overeenkomst duidelijk vaststelt wat de inhoud van de rechtshandeling is, zodat geen strijd mogelijk is tussen beider belangen.
Aansprakelijkheid bij onbevoegdheid
Wanneer iemand onbevoegd als gevolmachtigde handelt, of buiten de grenzen van zijn volmacht gaat, is de vraag wie daar aansprakelijk voor is. (De bevoegdheid jegens de wederpartij, wordt bepaald door het vertrouwensbeginsel.)
Volgens art. 3:70 BW staat de ‘gevolmachtigde’ in voor het bestaan en de inhoud van de volmacht, tenzij de wederpartij weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld.
Aangenomen wordt dat het instaan van art. 3:70 BW betekent dat de tussenpersoon verplicht is tot het betalen van schadevergoeding en het positieve belang. Dit betekent dat de tussenpersoon moet zorgen dat de wederpartij in die positie wordt gebracht als hij ware wel bevoegd en was de rechtshandeling geldig tot stand gekomen.
Het instaan voor de volmacht heeft ook gevolgen voor bewijslast. Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv rust op de derde die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde feiten, de bewijslast hiervan.
Art. 3:70 is naar huidige opvattingen niet de grondslag van de onrechtmatige. Toch kan de vraag rijzen of onbevoegde vertegenwoordiging een rechtmatige daad kan opleveren. Voor de vertegenwoordiger is dit praktisch niet van belang, aangezien hij toch op grond van art. 3:70 tot schadevergoeding verplicht is. Maar voor de tussenpersoon kan het wel aantrekkelijk zijn om een organisatie aan te spreken.
De achterman is in beginsel dus niet aansprakelijk. Alleen is vaak de achterman de werkgever van de tussenpersoon en kan hij daarom op grond van art. 6:170 BW aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daad van zijn werknemers. Vereist is dat de tussenpersoon in strijd met wat het maatschappelijk verkeer betaamd heeft gehandeld, bijvoorbeeld opzettelijk voordoen als bevoegde terwijl je dat niet bent.
In art. 6:172 is geregeld dat de vertegenwoordigde kwalitatief aansprakelijk kan zijn voor de schade die de vertegenwoordiger veroorzaakt door zijn onrechtmatige daad. Volgens de Hoge Raad houdt dit in dat de vertegenwoordigde alleen kwalitatief aansprakelijk is wanneer de vertegenwoordiger de bevoegdheid heeft om de principaal te vertegenwoordigen, en dus niet wanneer de vertegenwoordiger onbevoegd was maar de derde heeft aangenomen dat de vertegenwoordiger wel bevoegd was. In dit laatste geval kan de derde zijn schadevergoedingsvordering alleen baseren op art. 3:61 lid 2 in verbinding met art. 6:74.
Einde van de volmacht
In art. 3:72-76 is een uitvoerige regeling neergelegd omtrent het einde van de volmacht. Art 6:72 BW bepaalt wanneer de volmacht eindigt.
Naast de in het artikel genoemde oorzaken, kan de volmachtgever de volmacht herroepen en de gevolmachtigde kan de volmacht opzeggen (art. 3:72 BW).
Het einde van de volmacht kan alleen tegenover de wederpartij worden tegengeworpen wanneer hij het einde van de volmacht kende of één van de gevallen van art. 3:76 lid 1 BW zich voordoet.
Herroeping is niet mogelijk wanneer is bepaald dat zij onherroepelijk zal zijn (art. 3:74 BW). De gevolmachtigde kan dan de volmachtgever binden, ondanks diens latere verklaring. Dit is vergelijkbaar met een onherroepelijk aanbod. Daarnaast kan worden bepaald dat de volmacht niet eindigt door de dood of ondercuratelestelling van de volmachtgever. Vereist is dat de rechtshandeling waartoe de volmacht strekt, in het belang is van de gevolmachtigde of een derde. Bijvoorbeeld de koper van een registergoed, die de onherroepelijk volmacht krijgt om de akte van overdracht te passeren. Dit vereiste wordt echter wel afgezwakt door art. 3:74 lid 2 BW: de gevolmachtigde mag er in beginsel van uitgaan dat aan dit vereiste is voldaan, tenzij het tegendeel duidelijk kenbaar is.
Wanneer niet is voldaan aan het belangvereiste, dan is alleen onherroepelijkheidsclausule nietig; de volmachtverlening zelf blijft dus wel geldig. Dit brengt dan met zich mee dat vóór een herroeping door de gevolmachtigde verrichte rechtshandelingen worden toegerekend aan de volmachtgever, ook voor zover niet is voldaan aan het belangvereiste. Dit vereiste komt pas in beeld wanneer er is herroepen ondanks de onherroepelijkheidsclausule.
Lid 4 van art. 3:74 bevat een nuttige regeling. De rechtbank kan de onherroepelijkheidsclausule wijzigen of buiten werking stellen wegens gewichtige redenen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1488 |
Add new contribution