Stamplijst bij Disorders of Childhood: Development and Psychopathology by Parritz and Troy
Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychopathologie: intense, frequente en/of aanhoudende maladaptieve patronen van emotie, cognitie en gedrag vergeleken in de context met normale ontwikkeling, resulterend in de actuele en potentiële verslechtering van zuigelingen, kinderen en adolescenten.
Beschrijvingen van normale ontwikkeling en psychopathologie focussen op:
- statistische afwijkingen
- socioculturele normen
- definities van mentale gezondheid
Adequate adaptatie: het functioneren van een kind is oké, acceptabel of goed genoeg.
Optimale adaptatie: het functioneren van een kind is uitstekend of het best mogelijke gedrag.
Ontwikkelingsepidemiologie: frequenties en patronen van verdelingen van stoornissen in zuigelingen, kinderen en adolescenten.
Prevalentie: alle actuele casussen van een type stoornis.
Incidentie: nieuwe casussen van een type stoornis binnen een gegeven tijdsperiode.
Stigmatisering: negatieve houdingen (beschuldigend, overbezorgdheid), emoties (schaamte, angst) en gedrag (spottend, geïsoleerd) gerelateerd aan psychopathologie en mentale stoornissen.
Hoofdstuk 2
Theoretisch model van ontwikkeling, psychopathologie en behandeling helpt de klinische observaties, de directe onderzoekseffecten en behandelprogramma’s te organiseren.
Continu model: benadrukt de graduele transitie van een normale reeks aan gevoelens, gedachten en gedrag naar klinisch significante problemen.
Discontinu model: benadrukt de discrete en kwalitatieve verschillen tussen patronen van emotie, cognitie en gedrag die zich binnen de normale reeks bevinden en deze die klinische stoornissen verklaren.
Fysiologisch model: benadrukt het biologisch proces, zoals genen en het neurologisch systeem, als basis van de menselijke ervaring. Fysiologische modellen verklaren de ontwikkeling van psychopathologie, het verloop en de behandeling in termen van biologische factoren.
- Genotype: de genetische opmaak van een cel, een organisme of een individu.
- Fenotype: de observeerbare karakteristieken van een individu.
- Diathesis-stress model: benadrukt het samenspel van verscheidene fysiologische factoren en stress om de verschijning, verloop en behandeling van psychopathologie te begrijpen.
Psychodynamische model: benadrukt onbewuste cognitieve, affectieve en motiverende processen. Het benadrukt de mentale representaties van zichzelf, anderen en relaties. Daarnaast de subjectiviteit van ervaringen en een ontwikkelingsperspectief van individuele adaptatie en maladaptatie.
Gedragsmodel: benadrukt het observeerbare gedrag van een individu binnen een specifieke omgeving.
- Klassiek conditioneren: een vorm van associatief leren waarin zekere stimuli gekoppeld worden aan andere stimuli, resulterend in een geconditioneerde of voorwaardelijke reflex (hond van Pavlov).
- Operant conditioneren: een vorm van leren waarbij consequenties, positief of negatief, leiden tot veranderingen, afname of toename, in gedrag (muizen van Skinner).
- Leren door observatie: een vorm van leren dat optreedt door kijken, onthouden en imiteren van anderen.
Humanistisch model: benadrukt de persoonlijke betekenisvolle ervaringen, aangeboren motivaties voor een gezonde groei en de doelbewuste creatie van het kind van zichzelf. De centrale gedachte bij dit model is de zelfverwezenlijking.
Familiemodel: benadrukt dat de beste manier om de persoonlijkheid en psychopathologie van een afzonderlijk kind te begrijpen is door de dynamiek van deze familie te begrijpen.
- Gedeelde omgeving: de aspecten van het familieleven en functioneren wordt gedeeld door alle kinderen in de familie.
- Niet-gedeelde omgeving: de aspecten van het familieleven en functioneren dat specifiek en verschillend is voor elk kind.
Sociocultureel model: benadrukt het belang van de sociale context, inclusief geslacht, ras, etniciteit en sociaaleconomische status in de ontwikkeling, het verloop en behandeling van psychopathologie.
Ecologisch model: benadrukt de directe omgeving waarin het kind opgroeit en geeft het leven vorm aan de hand van hun thuis, school, buurt en gemeenschap.
Hoofdstuk 3
Ontwikkelingspsychopathologie focust op de ontwikkelingscontext waarin maladaptieve patronen van emotie, cognitie en gedrag voorkomen.
- ontwikkelingspaden belichten patronen van adaptatie en maladaptatie gedurende de tijd.
- het model benadrukt de voortdurende mogelijkheid om te veranderen gedurende de tijd.
Equifinaliteit verwijst naar de ontwikkelingspaden waarin verschillende omstandigheden leiden tot dezelfde diagnose.
Multifinaliteit verwijst naar de ontwikkelingspaden waarin dezelfde omstandigheden in het begin leiden tot andere uitkomsten.
- Coherentie in de ontwikkeling reflecteert de logische links tussen vroege ontwikkelingsvariabelen en latere uitkomsten.
- Continuïteit wordt gebruikt om de relatie tussen uitkomsten en de variabelen die leiden tot stabiliteit of verandering te begrijpen.
- Competentie reflecteert het effectief functioneren in relatie tot relevante ontwikkelingstaken en issues, evaluaties van competenties zijn ingebed in de omgeving waarin de ontwikkeling is opgetreden.
Risico wordt gedefinieerd als toegenomen kwetsbaarheid op een stoornis. De risicofactoren zijn de individuele, familiaire en sociale kenmerken die geassocieerd kunnen worden met toegenomen kwetsbaarheid.
Veerkracht wordt gedefinieerd als adaptatie ondanks tegenspoed. De beschermende factoren zijn de individuele, familiaire en sociale kenmerken die geassocieerd kunnen worden met deze positieve adaptatie.
Cross-sectioneel onderzoek: onderzoek dat data verzamelt op een bepaald punt in de tijd, er worden vergelijkingen gemaakt tussen groepen van deelnemers (bijvoorbeeld 4-jaar versus 8-jaar versus 12-jaar).
Longitudinaal onderzoek: de voortdurende verzameling van data van dezelfde groep deelnemers, of de studie van individuen gedurende de tijd.
De cumulatieve of spreidingseffecten (positief en negatief) van het voortdurende ontwikkelingsproces worden vertegenwoordigd in cascademodellen van de ontwikkeling.
Genen x omgevingsinteracties geven de expressie van genetica in de context van levensomstandigheden weer. Dit model wordt vaak gebruikt om de kwetsbaarheid van kinderen na te gaan op aparte risicofactoren die ervaren worden in typische en atypische ontwikkeling.
Het doel van translationeel onderzoek is het vergemakkelijken van de toepassing van onderzoeken in de klinische praktijk en om onderzoek te informeren over de bevindingen en inzichten vanuit de toegepaste praktijk.
Hoofdstuk 4
Diagnostische classificatiesystemen groeperen individuen met gelijke patronen van stoornissen. Effectieve classificatiesystemen helpen om symptoompatronen te organiseren in betekenisvolle groepen en vergemakkelijken de communicatie tussen professionals en informeren over onderzoek en behandelingseffecten.
DSM-5
- Diagnostic and Statistical Manual of the American Psychiatric Association
- meest gebruikte categorische klinische classificatiesysteem
- identificeert typen stoornissen en specificeert vervolgens de symptomen van deze stoornis
Dimensionele classificatiesystemen zijn een zinvolle wijze om de ontwikkeling van psychopathologie te overwegen. Deze aanpak is gebaseerd op statistische technieken die sleuteldimensies identificeren, met de aanname dat alle kinderen beschreven kunnen worden aan de hand van deze dimensies.
- externaliserende dimensie: slecht gecontroleerd gedrag, tegenstrijdig/agressief gedrag.
- internaliserende dimensie: te sterk gecontroleerd gedrag, angstig/depressief gedrag.
Comorbiditeit is het gelijktijdig optreden van twee of meer stoornissen in één individu. Systematische comorbiditeit reflecteert het feit dat sommige stoornissen vaker samen voorkomen dan andere stoornissen.
Psychologische assessment is de systematische verzameling van relevante informatie om de alledaagse problemen te scheiden van psychopathologie en een accurate diagnose te kunnen stellen.
Methoden van assessment
- interviews
- gestandaardiseerde testen
- projectieve metingen
- observaties
Allen dragen bij aan het stellen van een diagnose en het maken van een besluit over welke diagnose het best de stoornis en problemen van een individu beschrijft.
Onderzoek op psychotherapie focust over het algemeen op de uitkomst of op het proces.
- onderzoek naar uitkomst: zijn kinderen en adolescenten aan het eind van een behandeling verbetert in vergelijking met het begin van een behandeling? Hebben deze kinderen en adolescenten een betere uitkomst dan kinderen die geen behandeling hebben gehad?
- onderzoek naar proces: onderzoek naar de specifieke mechanismen en gemeenschappelijke factoren die verantwoordelijk zijn voor therapeutische verandering.
Interventies kunnen variëren in focus (kind, ouder, school) en timing (primair, secundair, tertiair) afhankelijk van het doel van de interventie. Interventies kunnen gebruikt worden ter preventie of als behandeling van psychopathologie.
Hoofdstuk 5
Biologische gedragsverschuivingen:
- 2-3 maanden, routines met voeden, aankleden en verzorgen.
- 7-9 maanden, communiceren van gevoelens en intensies met lichaamstaal.
- 18-20 maanden, lopen, praten en onafhankelijker worden.
De interactie tussen het temperament van het kind en de reactie van de verzorger op dit temperament is gerelateerd aan adaptatie en maladaptatie in de latere ontwikkeling.
- algemene risicofactor: verhoogde kwetsbaarheid voor meerdere stoornissen
- specifieke risicofactor: verhoogde kwetsbaarheid voor één enkele stoornis
Recent onderzoek op gebieden zoals neurobiologische ontwikkeling, temperament en hechting is bijdragend aan het opkomende gebied van de mentale gezondheid van zuigelingen.
Problemen met voeden hebben te maken met het ontbreken van efficiënte en effectieve voedingspatronen. Deze problemen kunnen het gevolg zijn van vertragingen in de ontwikkeling, genetische condities, abnormaliteiten van de orale anatomie, problemen bij de verzorger of een combinatie van deze factoren. De meest voorkomende problemen zijn:
1. het inslikken van substanties en stoffen dat geen eten is
2. herhaaldelijk uitbraken of opgeven van voedsel
Slaapproblemen omvatten meerdere stoornissen waaronder slapeloosheid, moeilijk in slaap vallen, slaapwandelen en nachtmerries. Slapen is essentieel voor de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. De meest voorkomende problemen zijn:
1. moeilijk in slaap vallen
2. niet in slaap blijven
3. nachtmerries
Overgevoelige regulatiestoornis (hypersensitive regulatory disorder): verhoogde of overdreven sensitiviteit voor auditorische en visuele stimulatie.
Verminderd gevoelige regulatiestoornis (underreactive regulatory disorder): lage spiertonus, slechte coördinatie en achterblijvende vaardigheden in organisatieprocessen.
Motorische ongeorganiseerde impulsieve regulatiestoornis (motorically disorganized impulsive regulatory disorder): enorme activiteit van het kind met frequent sensatiezoekend gedrag.
Hoofdstuk 6
De ontwikkeling van een zekere hechting tussen de zuigeling en de verzorger is een kritische taak in het eerste levensjaar. Vroege hechtingsproblemen beïnvloeden de neurologische en persoonlijke ontwikkeling van het kind.
Zekere hechtingspatronen zijn het resultaat van consistente, passende responsiviteit van de verzorgende voor de lichamelijke, emotionele en sociale behoeften van het kind.
Onzekere hechtingspatronen ontwikkelen in de loop van de tijd door inconsistente, inadequate of niet beschikbare zorg van de ouders naar het kind.
- Weerstandig: gerelateerd aan inconsistentie of onvoorspelbaar gedrag van de ouders, kinderen zijn vaak onzeker over zichzelf en gedragen zich angstig.
- Vermijdend: gekoppeld aan ontoereikende zorg, deze kinderen zitten vaak emotioneel in de knoop en hebben een verlaagd zelfbeeld.
- Ontwricht: de verzorgende is beangstigend of kwaadwillig, het kind vertoont gedrag waaruit blijkt dat hij zich niet veilig en zeker voelt.
Reactieve hechtingsstoornis: gebrek aan georganiseerd hechtingsgedrag, verminderde sociale mogelijkheden en problemen met de regulatie van emoties. Kinderen zoeken geen troost wanneer ze stress ondervinden en deze kinderen kunnen moeilijk gekalmeerd worden door anderen.
Ongeremde sociale stoornis: deze kinderen tonen weinig of geen terughoudendheid bij onbekende personen. Ze laten sociaal oppervlakkig gedrag zien en zoeken continu aandacht. Ongepast lichamelijk gedrag wordt ook vaak gezien.
Hechtingsstoornissen kunnen een aantal domeinen in gevaar brengen:
- sociale ontwikkeling
- cognitieve ontwikkeling
- emotionele ontwikkeling
De etiologie van hechtingsstoornissen wordt beïnvloed door het ouderschap, ouderlijke factoren en kinderlijke factoren.
Assessment brengt verscheidene vormen met zich mee:
- klinische en natuurlijke observaties
- gestandaardiseerde interviews en vragenlijsten
Preventiestrategieën variëren van universele metingen voor de algemene populatie tot meer selectieve metingen, welk doel meer gericht is op specifieke risicofactoren en groepen met een hoog risico op een bepaalde stoornis.
Kind-georiënteerd, ouder-georiënteerd en gezamenlijke therapeutische aanpakken hebben gemengde empirische successen opgeleverd. In de toekomst is onderzoek nodig naar de behandeling van hechtingsstoornissen.
Hoofdstuk 7
Individuele patronen van de intellectuele ontwikkeling stabiliseren wanneer een individu vier of vijf jaar oud is. Intellectuele leerstoornissen zijn significante tekorten in het intellectueel functioneren en adaptief functioneren.
Classificatieniveaus van IDD:
- mild
- matig
- ernstig
Alternatieve classificatie op basis van etiologie:
- genotype, genetische opmaak van cellen, organismen en individuen
- fenotype, specifiek gedrag en symptomen
Genetische oorzaken van IDD:
- syndroom van Down, moeilijkheden met taal en spraak.
- syndroom van Williams, tekorten in het algemeen cognitief functioneren.
- fragiele X syndroom, moeilijkheden met spraak en communicatie.
Onderscheid in de etiologie:
- organische oorzaken, specifieke fysiologische of fysieke oorzaken.
- niet-organische oorzaken, uitdagingen uit omgeving, familiaire factoren, culturele factoren
Organische oorzaken hebben over het algemeen een slechtere prognose dan niet-organische oorzaken.
De verloop van de ontwikkeling is afhankelijk en heeft invloed op verschillende factoren:
- lichamelijke en neurologische domeinen
- intelligentie, taal en communicatie
- sociale, emotionele en persoonlijke ontwikkeling
- maladaptief gedrag en psychopathologie
- uitkomsten als volwassene
- de rol van de familie
Naast de zorgvuldige afweging van alle relevante medische voorgeschiedenis en de achtergrond van ontwikkeling is de gestandaardiseerde assessment van het intellectuele functioneren en het adaptief functioneren belangrijk om een valide en betrouwbare diagnose te stellen van een intellectuele ontwikkelingsstoornis.
In tegenstelling met de meeste vormen van psychopathologie, is de behandeling van intellectuele ontwikkelingsstoornissen niet gericht op de conditie zelf. De focus van de behandeling ligt op het maximaliseren van het potentieel functioneren van het individu.
Specifieke leerstoornissen zijn stoornissen gekenmerkt door onverwachte onderprestatie in lezen, schrijven en rekenen.
- verbale leerstoornissen (gekoppeld aan lezen en schrijven)
- non-verbale leerstoornissen (gekoppeld aan motorvaardigheden en sociale vaardigheden)
Factoren die het ontwikkelen van een leerstoornis beïnvloeden:
- genetische factoren
- neurobiologische factoren
- factoren van het kind
- omgevingsfactoren
Hoofdstuk 8
Autismespectrum stoornis is een groep van ontwikkelingsstoornissen. De personen die hieraan lijden hebben problemen die verdeeld kunnen worden in twee domeinen:
- sociaal functioneren en communicatie
- beperkt herhaaldelijk gedrag en gefixeerde interesse
Binnen het autismespectrum stoornis vallen de volgende stoornissen:
- autistische stoornis
- syndroom van Asperger
- hoogfunctionerend autisme
- atypisch autisme
- pervasieve ontwikkelingsstoornis
Sociale cognitie refereert naar de vele manieren waarop mensen denken over zichzelf en over hun sociale wereld. Kinderen met ASD tonen een atypische sociale cognitie.
Theory of mind is het menselijk vermogen om zich een beeld te vormen van het perspectief van een ander en indirect ook van zichzelf. Men maakt gebruik van de theory of mind wanneer men beschrijft wat een ander ziet, voelt of denkt vanuit zijn perspectief.
- het is een belangrijk psychologisch proces binnen de ontwikkeling van ASD
Affectieve sociale competentie is de coördinatie van de capaciteit om emoties te ervaren, emotionele berichten te verzenden naar anderen en het lezen van de emotionele signalen van anderen.
Hoewel kinderen met autismespectrum stoornissen een heterogene groep zijn laten ze allemaal kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in sociale en communicatieve adaptatie en beperkt herhaaldelijk gedrag en gefixeerde interesses zien.
- de kernsymptomen worden vaak getoond tussen 2 en 4 jaar
- de kernsymptomen zijn levenslange uitdagingen
De oorzaak van autismespectrum stoornissen wordt gezocht in de:
- genetica
- hersenstructuren en hersenfuncties
- kindfactoren
Kindfactoren die verschillen reflecteren in perceptie en verwerking van sociaal opvallende informatie zijn een andere set van factoren die onderzocht worden om de etiologie en verloop van autismespectrum stoornissen beter te verklaren.
Er zijn twee hypothesen opgesteld bij de fysiologische oorzaken:
- groei disregulatie hypothese
- extreem mannelijk brein hypothese
Er zijn twee hypothesen opgesteld bij de oorzaken bij het kind:
- empathisch-systematische theorie
- centrale coherentie theorie
De meest succesvolle behandelingen die zijn beschreven zijn degene die vroeg en intensief gegeven zijn met de nadruk op verscheidene domeinen van functioneren.
- farmacologische behandeling
- psychologische behandeling
- programma’s op school gebaseerd
- behandelingen voor de lange termijn
Hoofdstuk 9
Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis
- ADHD, attention deficit/hyperactivity disorder
- gekenmerkt door symptomen van impulsiviteit, rusteloosheid en onoplettendheid
- te verdelen in twee domeinen:
- onoplettendheid
- hyperactiviteit en impulsiviteit
Zelfregulatie, effectieve controle en vaardigheden voor executief functioneren zijn belangrijk voor de mijlpalen in de ontwikkeling die gecompromitteerd zijn in kinderen met ADHD.
- zelfregulatie is de eigen controle van emotie, cognitie en gedrag
- effectieve controle zijn pogingen om eigen stimulatie en antwoord te reguleren
- executief functioneren is het cognitieve proces onderliggend aan doelgericht gedrag
Bij jongens wordt de diagnose ADHD vier tot vijf keer zo vaak gesteld als bij meisjes. Over het algemeen is ADHD een exceptioneel stabiele diagnose gedurende de tijd. Hoe ouder kinderen met ADHD worden, hoe groter de kans op verschillende andere stoornissen. De diagnose ADHD komt vaak voor met andere stoornissen:
- oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
- stemmingsstoornis
- angststoornis
- leerproblemen
Genetische en neurologische factoren staan centraal in de ontwikkeling van ADHD. Psychosociale factoren spelen een belangrijke rol bij het behoud en eventuele verergering van de stoornis.
De diagnose ADHD wordt gesteld aan de hand van:
- interviews
- aanvullende interviews
- meetschalen
- observaties
- prestatietesten
Omdat de kernsymptomen van ADHD in veel kinderen voorkomen met typisch gedrag, zowel variabel als continu, is het van belang dat men meerdere databronnen gebruikt bij het maken van een assessment.
Het merendeel van de kinderen die behandeld wordt met stimulantia tonen een significante verbetering. Hoewel medicatie vooral zinvol is op de korte termijn zijn psychologische interventies, zoals gedragtraining van de ouders en omgevingsinterventies zoals aanpassingen van klaslokalen, belangrijk voor een verbetering in het functioneren van het kind.
Hoofdstuk 10
Belangrijke ontwikkelingstaken tussen emotionele, cognitieve en gedragsdomeinen zijn kritiek voor de formatie van typische zelfregulatie en prosociale vaardigheden.
- prosociale gedragingen zijn gedragingen die voordeel opleveren voor iemand zelf, anderen of de maatschappij.
- kinderen die prosociaal zijn werken samen met hun ouders, delen ervaringen met hun leeftijdsgenoten en helpen in de maatschappij.
De sociale context van de ontwikkeling van zelfregulatie en prosociale vaardigheden is verankerd in de ouder-kind relatie (vooral in de vroege jaren van de ontwikkeling) en breidt zich uit naar de relaties met leeftijdsgenoten en andere sociale relaties. Deze brede sociale context kan functioneren als bescherming of als risicofactor voor ontwrichtende problemen.
Pesten wordt gekenmerkt door negatieve acties om iemand opzettelijk pijn te doen. Deze gedragingen worden herhaald gedurende de tijd en brengt een machtsverschil tussen de pester en het slachtoffer met zich mee.
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD)
- patroon van negativisme, vijandigheid en afwijkend gedrag
- prikkelbaarheid en verminderde sociale cognitie zijn veel voorkomende symptomen
- vergroot het risico op een antisociale gedragsstoornis
- ADHD in combinatie met ODD wordt geassocieerd met een slechtere prognose
Antisociale gedragsstoornis (CD)
- heviger externaliserend gedrag dan ODD
- wordt verdeeld in twee subtypen
- start op kinderleeftijd
- start op adolescentenleeftijd
- start op adolescentenleeftijd komt vaker voor dan start op kinderleeftijd
- harteloze en emotieloze kenmerken worden omschreven en vertoond
Etiologische risicofactoren voor de ontwikkeling van ODD en CD:
- karakteristieken van het kind
- kwaliteit van het ouderschap
- genetica
- omgevingsfactoren
Differentiaal diagnoses focussen op de overeenkomsten en verschillen tussen ODD, CD en ADHD. ODD en CD vertonen meer comorbiditeit met angststoornissen en depressie.
Interventie aanpakken en behandelingen die intensief, uitgebreid, multimodaal en vroeg geïmplementeerd zijn vertonen de beste resultaten. Mogelijke interventies zijn:
- behandeling voor kinderen
- trainen van ouders
- multimodale aanpakken
- preventie
Hoofdstuk 11
Hoewel sommige angsten en zorgen een normaal en verwacht deel van de kinderjaren zijn en interfereren met een gezonde ontwikkeling, kan toch een angststoornis aanwezig zijn.
Angststoornissen
- maladaptieve ervaringen van angst in termen van intensiteit, duur en aanwezigheid
- gekenmerkt door remming en intrekking, overdreven en onrealistische angsten en zorgen
- meest gediagnosticeerd in kinderen, adolescenten en volwassen
Sommige van de angststoornissen zoals de gegeneraliseerde angststoornis geven een angstige reactie bij een breed scala van stimuli. Andere angststoornissen zoals seperatieangststoornis en specifieke fobieën geven een angstige reactie bij specifieke situaties.
Seperatieangststoornis is een stoornis waarbij er stress of disfunctie van het kind ontstaat wanneer het wordt gescheiden van zijn ouders of verzorgende. Deze stoornis wordt ook wel bedoeld wanneer men over verlatingsangst spreekt. Er is een buitensporige en leeftijdsinadequate angst om van huis weg te gaan of gescheiden te worden van ouders of verzorgers.
Fobische stoornis omvat excessief en overdreven angsten bij bepaalde objecten en situaties. Daarnaast komt vermijdend gedrag vaak voor.
- specifieke fobie
- sociale fobie
- agorafobie
Gegeneraliseerde angststoornis uit zich als excessieve en onrealistische zorgen en angsten over verschillende soorten stimuli en situaties. Het individu lijdt aan langdurige buitensporige angstgevoelens en zorgen die moeilijk onder controle zijn te krijgen.
Obsessief-compulsieve stoornis is een stoornis met zorgen over ziektekiemen en vervuiling, daarnaast komt obsessief telgedrag vaak voor. Het meest voorkomende kenmerk is obsessieve drang om bepaalde handelingen uit te voeren.
Somatische symptoomstoornis is een stoornis waarbij kinderen niet kunnen differentiëren tussen emotionele en lichamelijke ervaringen. Een individu ervaart lichamelijke klachten waarvoor geen lichamelijke of somatische oorzaak gevonden kan worden.
Conversiestoornis wordt gekenmerkt door onverklaarde storingen in het vrijwillig bewegen of sensorische functie die niet verklaard kunnen worden door fysiologische mechanismen. De hersenen schakelen bepaalde lichamelijke functies uit in situaties van acute stress.
Genetische en andere psychologische risicofactoren gaan gepaard met de ontwikkeling van angststoornissen. Onderzoek wijst uit dat angststoornissen en stemmingsstoornissen het gevolg zijn van sterk gerelateerde risicofactoren.
Het gedrag van de ouders kan de ontwikkeling van een angststoornis bij een kind voorspellen, door een angstige stijl van ouderschap en door een zeer beschermde opvoeding. Daarnaast spelen genen en erfelijke factoren een rol, net als factoren bij het kind.
Een verscheidenheid aan psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie) vaak in combinatie met farmacologische aanpakken hebben bewezen effectief te zijn in de behandeling van angststoornissen.
Hoofdstuk 12
Depressies in de kinderjaren komt veel voor en heeft consequenties op de lange-termijn. Vaak worden deze stoornissen niet herkend en onderschat.
De overgang van de kinderjaren naar de adolescentie wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van een coherente psychologische identiteit, die competentie en zelfrespect omvatten.
Depressieve stoornis
- gekenmerkt door verdrietig en verlies van plezier
- begeleid door cognitieve symptomen, gedragssymptomen en somatische symptomen
Dysthymie
- langdurige verstoring van de stemming
- vergroot het risico op een depressie
Disruptieve gedragsstoornis
- atypische en hevige driftbuien en een chronisch negatieve stemming en prikkelbaarheid
In jonge kinderen manifesteert een depressie zich als een depressieve verschijning, somatische klachten, angstige symptomen en externaliserend gedrag. In adolescenten kenmerkt een depressie zich als hopeloosheid, middelenmisbruik, suïcidaliteit en andere serieuze symptomen.
Voor de adolescentie is de mate van depressieve stoornissen hetzelfde voor jongens als voor meisjes. Als de stoornis in de adolescentie zijn meisjes vaker aangedaan.
Bipolaire stoornis
- ernstige vorm van stemmingsstoornis
- alternerende patronen van depressie en manie
Onderzoekers overwegen verschillende risicofactoren die invloed uitoefenen op het ontwikkelen van een depressieve stoornis, waaronder genetica, neurologische factoren, levensstress en factoren van de ouders.
- genetische impact van de ontwikkeling van depressieve stoornissen vergroot wanneer kinderen ouder worden, dit komt waarschijnlijk door genen x omgevingsinteracties.
- depressie bij de ouders is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van een depressie op de kinderleeftijd
Huidige onderzoeken suggereren dat de combinatie van cognitieve gedragstherapie en medicatie het meest effectief is.
Suïcide is zeldzaam, maar zelfmoordpogingen en suïcide onder adolescenten nemen toe in aantal. Meisjes in de adolescentie ervaren meer suïcidale gedachten dan jongens, jongens voltooien suïcide vele malen vaker dan meisjes. Middelenmisbruik is een significante risicofactor voor het ontwikkelen van suïcide in de jeugd.
Hoofdstuk 13
Stress ontstaat wanneer een individu niet aan de gestelde eisen kan voldoen door het gebruik van zijn beschikbare coping strategieën. Allostase is het proces van het behoud van stabiliteit door actieve middelen, bijvoorbeeld het uitzetten van stresshormonen. De allostatische druk is de verwerking en druk op het lichaam en de hersenen door het gebruik van allostase, vooral wanneer de mediatoren niet goed gereguleerd zijn.
- coping zijn de actieve pogingen van het kind om te reageren op stress en tegenspoed
- coping strategieën zijn afhankelijk van de leeftijd en het vermogen van een kind
- de strategieën zijn: oplossen van problemen, zoeken van support, afleiding en ontvluchting
Kindermishandeling is een significante risicofactor voor negatieve onmiddellijke, korte-termijn en lange-termijn uitkomsten voor de ontwikkeling. Verschillende categorieën zijn:
- fysiek of lichamelijk misbruik
- seksueel misbruik
- emotioneel of psychologisch misbruik
- verwaarlozing
Acute stressstoornis is de ontwikkeling van meerdere psychologisch gebaseerde symptomen die een maand aanhouden als reactie op de blootstelling aan een traumatische gebeurtenis.
Posttraumatische stresstoornis is een stoornis waarbij significante, specifieke symptomen ontwikkelen na een traumatische ervaring en langer dan een maand aanhouden.
De categorieën waarin de symptomen van deze stressstoornissen kunnen vallen zijn:
- opdringing
- dissociatie
- vermijding
- arousal
Mishandeling en andere vormen van trauma hebben beide negatieve effecten op de korte en op de lange-termijn op de neurologische, psychologische en sociale ontwikkeling.
De reactie van een ouder zelf op het trauma heeft een significant effect op de symptoomontwikkeling, hevigheid en uitkomsten voor zijn of haar kind.
Veerkracht is een dynamisch construct dat meerdere niveaus van adaptatie omvat, zoals de fysiologische, psychologische en sociale niveaus. Kinderen en adolescenten kunnen veerkracht en herstel vertonen na de blootstelling aan een trauma.
Posttraumatische groei refereert aan de positieve veranderingen volgend op een trauma. Hiertoe behoren bijvoorbeeld identificatie van de persoonlijke kracht, waardering voor het leven, verbeterde spiritualiteit, betere relaties met anderen en nieuwe mogelijkheden en kansen om te groeien.
Meerdere etiologische factoren, inclusief genetica, fysiologie, individuele factoren, familiaire factoren en omgevingsfactoren interacteren op complexe manieren en leiden tot een pathologische reactie op stress en trauma.
Hoewel een variëteit aan interventies effectief is in het behandelen van symptomen gerelateerd aan mishandeling, trauma en stress, zijn preventieprogramma’s om families met een hoog risico op te sporen ontzettend belangrijk voor de vermindering van kindermishandeling.
Hoofdstuk 14
De hersenontwikkeling in de adolescentie wordt gekenmerkt door continue groei, nemen van meer risico’s en het ontplooien van zelfregulatie.
Middelenmisbruik is het excessief gebruik of afhankelijkheid van een verslavend middel. Een verslaving is de chronische stoornis gekenmerkt door compulsief zoeken naar middelen en het misbruik van deze middelen.
Middelengebruik en middelenmisbruik in adolescenten draagt een bijzonder risico voor de ontwikkelende hersenen.
- Alcoholgebruik en misbruik door adolescenten baart zorgen vanwege de relatief hoge incidentie en de specifieke schadelijke effecten op de hersenontwikkeling van adolescenten.
- Tabakgebruik is de bron van extensieve gezondheidsproblemen en geassocieerd met een variëteit van ander middelenmisbruik en gedragsproblemen.
- Andere middelen die misbruikt worden door adolescenten zijn:
- marihuana
- inhalants
- cocaïne
- methamfetamine
- hallucinogenen
- heroïne
- voorgeschreven medicatie
- anabole steroïden
Voor de meeste klassen van middelen vertonen de ontwikkelingstrajecten progressie van blootstelling, naar experimenteren, naar regulier gebruik en uiteindelijk misbruik en afhankelijkheid. Het vroege gebruik van middelen voorspelt het latere gebruik en een reeks van negatieve fysieke en psychologische uitkomsten.
- De gateway hypothese is een theorie over de betrokkenheid van drugs die het gebruik van alcohol of marihuana voorstelt als openingspoort naar het gebruik van zwaardere drugs zoals cocaïne, heroïne of methamfetamine.
- Het common factors model veronderstelt dat er een niet specifieke neiging is om drugs te gebruiken. Deze neiging is gecorreleerd met de kansen om drugs te gebruiken en het daadwerkelijke gebruik van drugs.
- Het dynamische cascade model benadrukt dat de vroege maladaptatie in een specifiek domein leidt tot latere maladaptatie in meerdere domeinen.
- Genetische onderzoeken indiceren dat er een sterkte erfelijke kwetsbaarheid bestaat voor problemen met middelenmisbruik.
- Gedragsstoornissen en depressies in de jeugd zijn beide significante risicofactoren voor de ontwikkeling van een verslaving gedurende adolescentie.
- Verwachtingen van de ouders oefenen krachtige invloed uit op het wel of niet ontwikkelen van middelenmisbruik tijdens de adolescentie.
- De houding van vrienden ondersteunen het gebruik van middelen, vooral wanneer tieners de middelbare school betreden leidt dit tot een verhoging in middelengebruik.
Assessment voor comorbide psychopathologie is van speciaal belang bij de behandeling van middelenmisbruik in de adolescentie. De preventie van terugval is een belangrijk aspect van een effectief behandelprogramma.
Hoofdstuk 15
De adolescentie is een tijd die een verhoogd risico voor alle types van eetstoornissen met zich mee brengt. Gewichtstoename in de adolescentie gaat over het algemeen samen met verhoging van lichaamsvet voor meiden en een vermindering van lichaamsvet voor jongens. De ontevredenheid over het eigen lichaam stijgt gedurende de adolescentie voor meiden en voor jongens.
Symptomen van een eetstoornis:
- verstoord eetgedrag
- ontevredenheid over het eigen lichaam
- negatieve perceptie over het eigen lichaam
- compensatoir gedrag om gewicht te verliezen
- excessief sporten
- braken
- laxantia
Anorexia nervosa:
- intense angst om dik te worden
- zeer beperkte voedselinname
- significant laag gewicht
- beginpiek in vroege adolescentie
Boulimia nervose:
- episodes van enorm veel eten
- compensatiegedrag om gewicht te verliezen (braken)
- beginpiek in late adolescentie
Binge eetstoornis:
- episodes van enorm veel eten
- geen compensatiegedrag om gewicht te verliezen
- vaak gerelateerd aan obesitas
- beginpiek later dan van anorexia en boulimia
De prevalentie van eetstoornissen is toegenomen in de afgelopen decennia. Depressieve stoornissen en angststoornissen komen vaak samen voor met eetstoornissen.
Het biopsychosociaal model van eetstoornissen benadrukt de interactie tussen:
- genen
- fysiologische factoren
- persoonlijkheid
- familiefactoren
Eenmaal gevestigd zijn veel vormen van eetstoornissen relatief resistent voor behandelingen. Ernstige en levensbedreigende vormen van een eetstoornis vereisen ziekenhuisopname voor medische stabilisatie.
Familiegebaseerde behandelingen worden vaak uitgevoerd bij oudere kinderen, cognitieve gedragstherapie wordt vaak uitgevoerd bij jonge kinderen. Een belangrijke component van alle behandelingen is zowel de focus op een gezonde houding tegenover voeding en eten als het verbeteren van de coping vaardigheden.
Bron
Deze samenvatting bij Disorders of Childhood: development and psychopathology van Hornik Parritz & Troy is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1959 | 3 |
Add new contribution