Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte niet op alle punten die in beroep zijn aangevoerd is ingegaan. Voorts heeft hij gesteld dat ten onrechte geen onderzoek is ingesteld door de Commissie Integriteitsschending (Commissie), aan welke volgens het Onderzoeksprotocol Integriteitsschendingen [naam B.V. 1] (Onderzoeksprotocol) het onderzoek in handen kan worden gesteld, maar door [naam B.V. 1] zelf. Het is zeer de vraag of de Commissie het inzetten van mystery guests geoorloofd zou hebben geacht.

Appellant heeft voorts betoogd dat een lichtere onderzoeksmethode mogelijk zou zijn geweest; daarvoor had dan ook gekozen moeten worden. Voorts zou hij door de mystery guest verleid zijn tot het plegen van plichtsverzuim, zodat van verboden uitlokking sprake is geweest. Ook zou sprake zijn van ongelijke behandeling, nu collega’s van appellant die op basis van eenw arbeidsovereenkomst bij [naam B.V. 1] werkzaam waren niet vielen onder de integriteitsbewaking van het BIA, en voor hetzelfde feit geen onvoorwaardelijk ontslag zouden krijgen, omdat zij naar privaatrechtelijke maatstaven beoordeeld worden.

3.2. Het college heeft gemotiveerd verweer gevoerd en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Naar aanleiding van het betoog dat de rechtbank niet op alle in beroep aangevoerde gronden is ingegaan wordt gewezen op vaste rechtspraak van de Raad (8 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8746) dat de rechter niet op alle aangevoerde gronden hoeft in te gaan, maar dat hij zich kan beperken tot de kern van deze gronden. In het licht van deze rechtspraak is de rechtbank niet in haar motiveringsplicht tekortgeschoten. Ook de Raad beperkt zich tot de kern van de door appellant naar voren gebrachte gronden.

4.2. Het betoog van appellant dat ten onrechte de Commissie niet is ingeschakeld, wat volgens het Onderzoeksprotocol wel voor de hand had gelegen, gaat eraan voorbij dat Commissie en Protocol, zoals het college onweersproken heeft uiteengezet, uitsluitend bedoeld zijn voor personeel dat in dienst is bij [naam B.V. 1]. Appellant was echter vanaf zijn aanstelling in 1995 ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, en in die hoedanigheid gedetacheerd bij [naam B.V. 1]. Op gedetacheerden als appellant blijft ook tijdens hun detachering het gemeentelijk integriteitsbeleid, met de bijbehorende advisering door het BIA, van toepassing.4.3. Appellant heeft betoogd dat de uitkomsten van het onderzoek niet tegen hem mochten worden gebruikt, omdat het inzetten van een mystery guest ongeoorloofd was nu er geen concrete verdenking tegen appellant was en omdat met een minder ingrijpend onderzoeksmiddel had kunnen worden volstaan. De Raad volgt appellant niet in dit betoog en acht de gekozen onderzoeksmethode toelaatbaar. Daartoe heeft hij het volgende van belang geacht.

4.4. Er hadden zich meermalen onregelmatigheden voorgedaan die tot ontslag van de betrokken medewerkers hadden geleid. Er waren ook meermalen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan naar alle bij [naam B.V. 1] werkzame medewerkers met publiekfuncties in parkeergarages en parkeerterreinen. Kort voordat appellant het hem verweten plichtsverzuim pleegde, waren de betrokken medewerkers gewaarschuwd dat mystery guests zouden worden ingezet. Gelet op het belang dat op het spel stond om de steeds terugkerende fraude door medewerkers tegen te gaan, wordt dit onderzoeksmiddel niet in strijd geacht met het proportionaliteitsbeginsel. Het betoog van appellant dat een lichtere onderzoeksmethode had kunnen worden gehanteerd, en dat dus in strijd met het subsidiariteitsbeginsel is gehandeld, wordt niet gevolgd. De door appellant genoemde methode van het achteraf vergelijken van de uitdraai van de slagboombewegingen met de dagrapporten zou, zoals het college ter zitting van de Raad heeft uiteengezet, niet toereikend zijn om bij handmatige openingen van de slagboom vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich heeft verrijkt, terwijl dit wel de kern van het aan betrokkene verweten plichtsverzuim is.

4.5. Evenals de rechtbank acht de Raad niet aannemelijk gemaakt dat de mystery guest een ontoelaatbare vorm van uitlokking heeft gehanteerd. Uit het gespreksverslag van het verantwoordingsgesprek op 25 mei 2011 blijkt dat de mystery guest niet heeft gezorgd voor een ongebruikelijke situatie voor een medewerker op een parkeerterrein. De mystery guest heeft zich als een klant gepresenteerd die haar parkeerkaartje had verloren. Appellant heeft zelf ongevraagd aangeboden de slagboom voor haar te openen tegen contante betaling van €8,-. Dat de mystery guest hem met haar ogen zou hebben verleid tot medelijden, zoals appellant heeft verklaard, is - wat er ook zij van de geloofwaardigheid van deze verklaring - geen reden het gedrag van appellant niet of in mindere mate aan hem toe te rekenen. Bovendien vormt die beweerde verleiding in elk geval geen verklaring voor het gegeven dat appellant de € 8,- in eigen zak heeft gestoken en over het voorval niets heeft gerapporteerd.

4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het tenlastegelegde plichtsverzuim voldoende deugdelijk is vastgesteld. Met de rechtbank acht de Raad de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan aard en ernst van dit plichtsverzuim. Terecht is daarbij in aanmerking genomen dat betrokkene niet alleen tegen de voorschriften in de slagboom voor een te laag bedrag heeft geopend, maar bovendien dat geld heeft achtergehouden en zichzelf daarmee heeft bevoordeeld. Dat het slechts om een bedrag van € 8,- ging, wat aanvankelijk reden was voor het voornemen om met voorwaardelijk ontslag te volstaan, acht de Raad voor de straftoemeting niet van belang. Van een ambtenaar die mede verantwoordelijk is voor kasbeheer mag immers, zoals het BIA in zijn advies heeft opgemerkt, betrouwbaarheid en een strikte naleving worden verwacht. Bovendien was appellant een gewaarschuwd man, omdat [naam B.V. 1] reeds meerdere malen had kenbaar gemaakt dat frauduleuze handelingen totstrafontslag zouden kunnen leiden. Dat bij de bestraffing sprake zou zijn van ongelijke behandeling tussen gedetacheerden, zoals appellant, en het eigen personeel van [naam B.V. 1], in die zin dat [naam B.V. 1]-personeel lichter zou zijn bestraft voor dit plichtsverzuim, is door appellant niet aannemelijk gemaakt. De vertegenwoordigers van het college hebben dit ter zitting met stelligheid tegengesproken. Het college wordt hierin gevolgd. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht over de lange duur van zijn dienstverband, zijn leeftijd en zijn goede staat van dienst doet onvoldoende af aan de ernst van het plichtsverzuim om tot een minder zware straf te concluderen.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en C.H.

Bangma als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is

uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2014.

Vraag 1a

Leg uit op grond van de huidige Awb-bepaling(en) (dus na de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht) waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. (2 punten)

Vraag 1b

Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dient de burgemeester een nieuw besluit te nemen. Welk rechtsmiddel staat tegen dit besluit open? (3 punten)

Vraag 2a

De rechtbank heeft op 13 augustus 2010 een tussenuitspraak gedaan, waarna de

burgemeester van Diemen van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om het door de rechtbank geconstateerde gebrek te herstellen. Is artikel 6:19 Awb van toepassing op deze poging tot herstel van het bestreden besluit door de burgemeester? (3 punten)

Vraag 2b

Stel dat appellant in september 2010 een aanvulling op zijn pleitnota aan de rechtbank stuurt. Hierin betoogt hij dat het besluit van 7 april 2010 onrechtmatig was, omdat hij in de bezwaarfase niet is gehoord. Zal de rechtbank dit betoog nog meenemen in de beoordeling van het geschil? (2 punten)

Vraag 3

Stelling: “Niet-ontvankelijk verklaring vormt een uitzondering op de regel dat de bestuursrechter ex tunc toetst.” Is deze stelling juist? (3 punten)

Vraag 4a

Stel dat geen van de partijen in de rechtbankprocedure niet-ontvankelijk verklaring had bepleit. Kan de rechter dan toch tot een niet-ontvankelijk verklaring komen? (3 punten)

Vraag 4b

Nadat zij heeft geoordeeld dat de rechtbank appellant ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, doet de Afdeling bestuursrechtspraak wat de rechtbank had moeten doen. Dit betekent dat zij het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van 7 april 2010 behandelt. Leg uit waarom de Afdeling de zaak niet terugverwijst naar de rechtbank. (2 punten)

Vraag 5

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich wat betreft de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester beperkt tot de vraag of de burgemeester het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het besluit van 7 april 2010 heeft hersteld (r.o. 2.7). Acht u dit juist, in aanmerking genomen dat de rechtbank in haar einduitspraak niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan? (3 punten)

Vraag 6

Stel dat de burgemeester naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank beleidsregels over het opgraven en herbegraven van stoffelijke resten heeft opgesteld, maar in strijd met deze beleidsregels een nieuw besluit heeft genomen waarbij de vergunning wederom is geweigerd. Stel voorts dat appellant niet op de hoogte is van deze nieuwe beleidsregels. Zou de Afdeling het nieuwe besluit ambtshalve aan de beleidsregels moeten toetsen? (3 punten)

Vraag 7a

Stel dat een ambtenaar van de gemeente Diemen na afloop van de zitting bij de Raad van State in een gesprek met appellant ongevraagd zijn kijk op de gevoerde procedures geeft. “Deze rechtszaken zijn te bizar voor woorden, heeft u niets beters te doen met uw tijd?” aldus de ambtenaar. Appellant ervaart die opmerkingen als grievend en wenst zich daar niet bij neer te leggen. Hij benadert u met de vraag of het verstandig is een klacht bij de nationale ombudsman in te dienen. Wat adviseert u hem? (3 punten)

Vraag 7b

In casu wordt het verzoek tot het vergoeden van schade door de Afdeling afgewezen. Stel dat appellant, nadat de burgemeester een nieuw besluit heeft genomen, alsnog zijn materiële en immateriële schade (begroot op € 40.000) vergoed wil zien. Welke mogelijkheden heeft hij daartoe op grond van huidig recht (dus na inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten)? (2 punten)

Vraag 8

Stel dat de appellant niet alleen tegen de rechthebbende op het graf een procedure bij de burgerlijke rechter had aangespannen, maar direct nadat de burgemeester de vergunning had geweigerd ook tegen deze weigering een vordering bij de burgerlijke rechter heeft ingediend. De civiele rechter komt eerder dan de Afdeling bestuursrechtspraak tot een eindoordeel. Hoe zou dit oordeel van de burgerlijke rechter met het oog op deze vordering tegen de gemeente Diemen moeten luiden? (3 punten)

Vraag 9

Leg aan de hand van de uitspraak ABRvS 1 april 2009 (Recracenter) uit wat wordt bedoeld met het bepaalde in artikel 7:11 lid 1 Awb dat het bestreden besluit dient te worden heroverwogen op grondslag van het bezwaar. (3 punten)

Vraag 10

Naast de begraafplaats Sint Petrus’ Banden te Diemen staat een oude boerderij die sinds kort eigendom is van motorclub De Zondagsrijders. Deze gezelligheidsvereniging is voornemens om het pand grondig te laten verbouwen.

De vereniging dient daarom op 19 maart 2014 een aanvraag in voor een omgevingsvergunning in de zin van art. 2.1 sub a Wabo. Het college van B&W, dat door een ambtenaar wordt gewezen op de aanvraag, handelt voortvarend: “Motorclubs komen er bij ons niet in, wij zijn een nette gemeente.” Bij besluit van 25 maart 2014 wijst het college van B&W de gevraagde vergunning af. Het besluit wordt op 26 maart 2014 verzonden en op 28 maart 2014 door de vereniging ontvangen. In het besluit geeft het college aan dat de gemeente Diemen geen vergunningen geeft voor de vestiging van motorclubs. Daarnaast is volgens het college niet voldaan aan de redelijke eisen van welstand. De aangevraagde uitbreiding van de boerderij is modern en past niet bij de boerderij en de uitstraling van het gebied. De motorclub vindt dit niet rechtvaardig, aangezien de scouting, die vlakbij is gevestigd, onlangs wel een vergunning heeft gekregen voor een nieuw modern pand.

De vereniging wil de geweigerde omgevingsvergunning aanvechten en vraagt u iets te ondernemen. Stel namens de vereniging een aan de juiste instantie gericht stuk op dat aan alle eisen voldoet en dateer dit stuk op de laatste dag van de termijn. (5 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

In casu is de Afdeling bestuursrechtspraak als hogerberoepsrechter bevoegd om kennis te nemen van de zaak op grond van art. 8:104 lid 1 onder a jo. art. 8:105 lid 1 Awb (1 punt). Hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is op grond van hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling Bestuursrechtspraak in bijlage II bij de Awb. In casu gaat het om een vergunning op grond van art. 29 Wet op de Lijkbezorging (Wlb). Deze bepaling komt niet voor in hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling Bestuursrechtspraak (1 punt). De Afdeling bestuursrechtspraak fungeert dus als restrechter.

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 2.3.4

Vraag 1b

De burgemeester dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen ( 1 punt). Tegen dit nieuwe besluit kan op grond van art. 8:1 jo 7:1 lid 1 onder a Awb (1 punt) beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld (1 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 2.3.1 en 2.3.2

Vraag 2a

Art. 6:19 Awb is van toepassing als hangende de procedure door het bestuursorgaan een nieuw besluit wordt genomen. Art. 6:19 Awb bepaalt dat bezwaar of beroep van rechtswege betrekking heeft op een besluit tot intrekking wijziging of vervanging van het bestreden besluit. (1 punten) In dit geval was artikel 6:19 Awb niet van toepassing. De burgemeester heeft zijn eerdere besluit in een brief onderbouwd met een nadere motivering ( zie r.o. 2.9). Er is dus geen sprake van een nieuw of gewijzigd besluit (herstelbesluit) in de zin van art. 6:19 Awb. (2 punten)

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 3.5

Vraag 2b

Het gaat dan om nieuwe gronden na de tussenuitspraak van 13 augustus 2010. In principe worden nieuwe gronden die na een tussenuitspraak zijn aangevoerd, niet meer meegenomen door de bestuursrechter (1 punt). Slechts indien appellant dit betoog niet eerder had kunnen aanvoeren, zal de rechter inhoudelijk naar deze grond kijken. Relevant is GPO. (1 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.2.4

Vraag 3

Het beoordelingsmoment kan ex nunc of ex tunc zijn. Ex tunc houdt in dat getoetst wordt op basis van de feiten zoals die waren toen dat besluit werd genomen. Ex nunc houdt in dat getoetst wordt ‘naar nu’. (1, 5 punt. De ontvankelijkheid, zoals procesbelang, wordt door de rechter ‘ex nunc’ (naar nu) beoordeeld (1 punt). De stelling is juist ( 0, 5 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.4

Vraag 4a

De rechter kijkt ambtshalve naar kwesties van openbare orde. Daaronder vallen o.a. de regels betreffende de ontvankelijkheid (1,5 punt; zie Damen e.a. nr. 649). Het antwoord op de vraag is dus dat, ook als geen van de partijen de niet-ontvankelijkheid had bepleit, de rechter deze toch ambtshalve had uitgesproken (1,5 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.3.3

Vraag 4b

De situatie in deze casus valt onder art. 8:115 lid 1 sub a Awb, dat voorschrijft dat de appelinstantie de zaak in principe terug verwijst (0,5 punt). Echter, de hogerberoepsrechter kan er voor kiezen om de zaak zelf af te doen ex art. 8:116 Awb, zoals in casu is gebeurd (0,5 punt). De Afdeling kiest er voor om de zaak zelf af te doen met het oog op efficiënte geschilbeslechting: indien de zaak wordt teruggestuurd zal de gerechtelijke procedure extra tijd en middelen in beslag nemen en blijven partijen langer in onzekerheid over de uitkomst van de zaak (1 punt). NB: artikel 8:115 lid 1 sub a gaat uit van de situatie dat in eerste aanleg geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden. Nu dit wel het geval is ligt het, met het oog op efficiency, zeker niet voor de hand om de zaak terug te sturen.

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.6.14

Vraag 5

Dit is juist. De Afdeling past in r.o. 2.7 de zgn. Brummenleer toe: indien gronden door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud worden verworpen en hiertegen geen hoger beroep wordt ingesteld, moet in een latere procedure van de juistheid van dit oordeel worden uitgegaan (1 punt). In deze casus is de burgemeester niet in hoger beroep gekomen, appellante heeft wel hoger beroep ingesteld maar heeft geen gronden aangevoerd tegen de tussenuitspraak. De juistheid van de betreffende rechtsoordelen staat daarmee vast en de Afdeling dient zich daarom te beperken tot de vraag of de burgemeester het gebrek heeft hersteld (1 punt). Van belang is verder om te signaleren, dat deze casus enigszins afwijkt van de standaardcasus Brummen omdat de betreffende rechtsoordelen in de tussenuitspraak staan en niet in de einduitspraak (1 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 7.7

Vraag 6

Nee, beleidsregels zijn geen rechtsgronden in de zin van art. 8:69 lid 2. (1,5 pt) De rechter zal dus niet ambtshalve deze beleidsregels toepassen. (1,5 pt)

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.3.4

Vraag 7a

Klacht indienen ex art. 9:1, lid 1, Awb. (1,0 pt) Het betreft een gedraging van een bestuursorgaan (ambtenaar onder verantwoordelijkheid van). (0,5 pt) De Nationale ombudsman kan pas worden benaderd met een klacht wanneer voorafgaand daaraan een interne klachtprocedure, bij het betreffende bestuursorgaan, is doorlopen. (1 pt) Dit noemen we het kenbaarheidsvereiste, art. 9:20, lid 1, Awb. De klacht moet dus worden ingediend bij het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging is verricht. (0,5 pt)

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 10.4

Vraag 7b

Art. 8:90 Awb: appellant dient eerst het bestuursorgaan te verzoeken om de schade te vergoeden, (0,5 pt) daarna kan een verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank, afdeling civiel (art. 8:89 lid 2 Awb). (0,5 pt). Immers, het gaat om een zaak ten aanzien waarvan de ABRvS bevoegd is maar waarbij het bedrag hoger is dan 40.000. (1 pt)

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 6.8

Vraag 8

De burgerlijke rechter oordeelt dat zij bevoegd is maar dat nu er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke procedure openstaat (1 punt), appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering (1 punt): zie uitspraak Changoe/ Staat (1 punt).

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 9.3.2 en 9.3.3

Vraag 9

In artikel 7:11 Awb staat dat het bestreden besluit moet worden heroverwogen op grondslag van het bezwaar. Het begrip grondslag moet niet beperkt worden opgevat. Het bestuursorgaan moet ook buiten de aangevoerde gronden beoordelen of het besluit voor herroeping vatbaar is (1 punt). Uit Recracenter volgt dat de bezwaarprocedure bedoeld is voor een volledige heroverweging, die niet is gebonden aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Het bestuursorgaan moet niet alleen naar de rechtmatigheid, maar ook naar de doelmatigheid van het bestreden besluit kijken (1 punt). Dit, omdat er geen grondenfuik tussen bezwaar en rechtspraak in eerste aanleg bestaat. Ondergrens: rip (1 punt)

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 5.3.4.1

Vraag 10

De bedoeling was dat op 7 mei 2014 een bezwaarschrift werd ingediend bij B&W van de gemeente Diemen. Dat bezwaarschrift diende de volgende elementen te bevatten, die als volgt zijn gewaardeerd:

Aanduiding “bezwaar” of “bezwaarschrift” (art. 6:4 Awb) 0,5 punt

Ingediend bij B&W van de gemeente (art. 6:4) 0,5 punt

Naam en adres indiener (art. 6:5 Awb lid 1) 0,5 punt

Laatste dag van de termijn is 7 mei (art. 6:7/6:8 Awb) 1 punt

Gronden (art. 6:5 lid 1 sub d Awb) 1 punt

Ondertekening (art. 6:5 lid 1 aanhef Awb) 0,5 punt

Kopie bestreden besluit (art. 6:5 lid 2 Awb) 0,5 punt

Kopie machtiging (art. 2:1 lid 2 Awb) 0,5 punt

Zie voor toelichting Bestuursrecht Deel 2, 6e druk uit 2016, paragraaf 4.3

Access: 
Public
This content is related to:
Samenvatting bij Bestuursrecht Deel II: Rechtsbescherming tegen de overheid; Bestuursprocesrecht - Marseille, Tolsma e.a. - 6e druk

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op zondag bezoekt’. De stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling geeft naar aanleiding.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB), tegen de andere uitspraak.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u de beslissing op bezwaar in licht van artikel 7:11 lid.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte waren van het bestaan van de exploitatieberekening. De advocaat van.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Procesverloop

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A. Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

Overwegingen

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte niet op alle

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte niet op alle

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1951