Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

 

Hier wordt relevant studiemateriaal gebundeld voor Bedrijfskunde jaar 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Voor een compleet overzicht van de meest recente op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je het beste gebruik van de zoekfuncties.

Bundle items:
Organisatie & Technologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Gedrag in Organisaties: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Financial Accounting: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Informatiemanagement: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Management Accounting (Bedrijfskunde): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Organisatie en Omgeving: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Follow the author: Business and Economics Supporter
This content is used in bundle:

Organisatie en Omgeving: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Organisatie en omgeving - RUG - TentamenTests

Organisatie en omgeving - RUG - TentamenTests

Op deze pagina zijn oefenvragen met antwoorden te vinden te gebruiken naast de werkgroepenstof van het vak Organisatie en Omgeving van de Rijksuniversiteit Groningen (zoals gegeven in 2016-2017).


MC-vragen

Vraag 1

Welke verklaring wordt NIET genoemd in het boek voor het negatieve effect van bedrijfsasymmetrie

op de mogelijkheid tot coöperatieve prijsstelling?

  1. Coördineren van een coöperatieve prijs is moeilijker
  2. Bedrijven zijn het niet eens over de coöperatieve prijs
  3. Vergroot de kans op 'misreads'
  4. Kleine bedrijven willen toch afwijken van de prijs ondanks dat grote bedrijven wel de coöperatieve prijs gebruiken

Vraag 2

Wat zijn de juiste kenmerken van een puppy-dog ploy (Fudenburg and Tirole)?

  1. Strategische substituten, zachte verbintenis
  2. Strategische substituten, harde verbintenis
  3. Strategische complementen, zachte verbintenis
  4. Strategische complementen, harde verbintenis

Vraag 3

I Bedrijven kunnen reële opties creëren door hun externe processen aan te passen

II De timing van de investering van een bedrijf hangt af van de (on)zekerheid over de toekomstige

bedrijfscondities

  1. Stelling I en II zijn juist
  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist
  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist
  4. Stelling I en II zijn onjuist

Vraag 4

Wat faciliteert een coöperatieve prijsstelling?

  1. Hoge marktconcentratie
  2. Geheime prijsvoorwaarden
  3. Hoge koper concentratie
  4. Prijs sensitieve kopers

Vraag 5

Wat is geen criterium van een strategische verbintenis (strategic commitment)

  1. Niet zichtbaar
  2. Onomkeerbaar
  3. Geloofwaardig
  4. Begrijpelijk

Vraag 6

Lees de volgende stellingen over prijsleiderschap:

I In een prijsleiderschap strijden verschillende bedrijven over wie de prijs in de industrie mag bepalen

II bij 'barometric leadership' is één bedrijf de prijsleider

  1. Stelling I en II zijn juist
  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist
  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist
  4. Stelling I en II zijn onjuist

Vraag 7

Wat is het voordeel van 'delivered pricing' voor een bedrijf?

  1. Een bedrijf kan zijn prijs per stad aanpassen
  2. Het bedrijf kan een competitief voordeel behalen door zijn prijs lager te zetten dan die van zijn concurrent
  3. De klant betaalt zelf voor de bezorgkosten
  4. De prijzen blijven geheim voor de concurrenten

Vraag 8

Wat is consumentensurplus? ('Consumer surplus')

  1. Cumulatieve verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een product en de marktprijs van het product
  2. Het competitief voordeel van een bedrijf binnen een industrie
  3. Een onderdeel van het vijf krachten model van Porter, in het bijzonder van onderhandelingskracht van kopers ('bargaining power of buyers')
  4. Maximale bereidheid om te betalen van de consument ('consumer's maximum willingness-to-pay')

Vraag 9

Wanneer ontstaat er consumentensuprlus gelijkheid?

  1. Wanneer de meerderheid van de consumenten het niet eens is met de marktprijs van een product
  2. Wanneer bedrijven hun prijs-kwaliteit posities zich opstellen langs
.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen - Organisatie & Omgeving - RUG B1 BDK

Hoorcollegeaantekeningen - Organisatie & Omgeving - RUG B1 BDK

  • Dit zijn de collegeaantekeningen uit studiejaar 2015 - 2016
  • Zie ook de Advies & Assortimentswijzer Organisatie en omgeving - RUG



College 1

In het eerste college werd een zeer korte introductie tot het vak gegeven. Belangrijk is hierbij:

  • De hoorcolleges worden in het Engels gegeven
  • De tutorials en assignments zijn in het Nederlands
  • Het examen is in het Nederlands

Het doel van dit vak is om verschillende theorieën te begrijpen en leren gebruiken om de economische omgeving van een bedrijf te analyseren. Aan de hand hiervan kan een bedrijf zijn strategische positie en opties bepalen en daarbij aansluitend te werk gaan.

Het cijfer zal bestaan uit:

  • Guest lecture, 10%, individueel
  • Individueel examen, 60% (het is vereist om minimaal een 5,5 te halen)
  • Presentaties, 30%, groep

College 2

Het onderwerp van dit college is de economische omgeving van bedrijven (Firms in their Economic Environment).

De omgeving is niet één ding, er zijn meer ‘omgevingen’. Je hebt de internal omgeving:

  • Rival firm
  • Suppliers
  • Substitute products
  • Buyers
  • New entrants

De external environment is buiten de industrie:

  • Political Legal
  • Economic
  • Technology
  • Globalisation
  • Cultural
  • Physical

Sommige invloeden zijn directer dan anderen. Indirect effect op de industrie en het bedrijf:

  • Demografie (populatiegrootte, leeftijd structuur etc.)
  • Technologie
  • Sociaal-cultureel
  • Politiek/legaal (contracten)

Veel meer directe invloed op de industrie en het bedrijf:

  • Economie (inflatie, lonen)

‘Het is aan de Business Scholars om deze perspectieven te integreren, en te denken aan de implicaties voor bedrijven (en andere organisaties)’.

Economie: Gaat niet alleen om geld, maar om hoe je partijen wederzijds gunstige transacties kunt laten maken.

Veronderstelling: zelf interesse, optimisme (redenen om te werken).

Economie:

  • Micro (industrie level)
  • Meso  (focus)
  • Macro (overall level, bijvoorbeeld een heel land)

De macro economische omgeving creëert bedreigingen en kansen:

  • Werk populatie
  • werkloosheid
  • Bruto binnenlands product (BBP)
  • BBP per inwoner
  • Economische groei
  • Inflatie

Firma doel: competitieve voordelen: supra normale winst (verkoop)

Bedrijven verschillen met elkaar door deze competitieve voordelen. Echter kan een competitive advantage tijdelijk zijn, omdat andere bedrijven dit voordeel kunnen kopiëren. Om toch winst te maken zul je wat moeten doen. Hier gaat strategisch management over.

Het veld van zaken doen kan (moet) veranderen.

Vraag: Hoe kan een firma

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Organisatie & Technologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting bij de 6e druk van Organizational Theory, Design, and Change van Jones

Boeksamenvatting bij de 6e druk van Organizational Theory, Design, and Change van Jones



Hoofdstuk 1: Organisaties en organisatie effectiviteit

1.1 Wat is een organisatie en wat doet deze?

Een organisatie is een hulpmiddel waarmee mensen hun acties kunnen coördineren om hun doelen te bereiken, ook wel het creëren van toevoegde waarde. Een organisatie ontstaat als reactie op nieuwe behoeften van mensen en als middel om deze te bevredigen. Ondernemerschap is de term waarmee we het proces omschrijven waarin mensen behoeften herkennen en de kansen zien om deze te bevredigen. Ook het verzamelen van hulpbronnen en grondstoffen om aan deze behoeften te voldoen valt onder de term ondernemerschap.

Hoe creëert een onderneming toegevoegde waarde?

Om toegevoegde waarde te creëren moet een organisatie altijd drie stappen doorlopen.

  1. Input: De organisatie haalt zijn input uit de omgeving. Denk hierbij aan grondstoffen, kapitaal, kennis maar ook aan de werknemers en klanten van de organisatie.

  2. Conversie: Dit is het proces waarbij alle input samenkomt en verwerkt en bewerkt wordt. Op dit punt in het proces wordt de toegevoegde waarde gecreëerd en de producten of diensten gefabriceerd.

  3. .....read more
Access: 
Public
Organisatie en technologie - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen - 2016/2017

Organisatie en technologie - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen - 2016/2017


Hoorcollege: Inleiding en historisch perspectief

Doel van het vak is puntsgewijs:

  • Taal spreken van bedrijfskundigen

  • Leren kijken en analyseren als bedrijfskundige, eerste stap van (her)ontwerpproces van organisaties en Technologieën

  • Eenduidige definities leren, dus zwart – wit vs waar – onwaar

Verdere literatuur is te vinden in de syllabus en op Nestor, en de slides/sheets zijn ook te vinden op Nestor. Deze dienen als ruimte voor aantekeningen en als een begin van je samenvatting. Ook zijn ze tentamenstof.

Organisatie structuur weergegeven met een organigram.

Hierna volgen wat definities, die gebruikt worden tijdens de colleges:

  • Technologie verwijst naar kennis, bekwaamheid, gereedschap, technieken en werkprocessen, om van een rauwe materialen een product of service te maken.

  • Organisatie verwijst naar een structuur waar dingen mee gedaan wordt, en waar individuelen hun acties coördineren om een speciaal doel te bereiken.

  • Organisatiekunde, definitie: een verzameling theorieën en modellen, die proberen uit te leggen, hoe organisaties werken en in relatie met hun omgeving, om een organisatie of proces te redesignen of verbeteren om effectiever te worden.

Historisch overzicht veranderingen van organisatie & technologie

18e eeuw

In de 18e eeuw begon het met sterke taakspecialisatie, wat zorgde voor arbeidsdeling. Omdat mensen zich nu specialiseerden konden ze veel efficiënter werken en was er geen opleiding nodig om elk deel van het productieproces te leren

19e eeuw – begin 20e eeuw

Hier begon de klassieke management theorie, namelijk de “One best Way”: Hier waren verschillende mensen mee bezig, onder andere Fayol(‘14 principes for aan efficient and effective organization’), Weber (‘Theory of Bureacracy’) en Taylor ( ‘Scientific Management’)

In het boek van Taylor ging het vooral over de volgende punten:

  • Werkwijzen, procedures, standaarden

  • Nauwkeurig selecteren, trainen van werknemers.

  • Verdeling van werk en verantwoordelijkheid, en centralisatie in aansturing

 

Zijn werk kwam later goed ten uitvoering door Henry Ford, bouwer van de bekende Model T auto. Zoals Smith:

  • Veel taakspecialisatie

Zoals Taylor:

  • Reductie overbodig handelingen (ontwerp van processen)

  • Standaardisatie van werk (productie en ook product)

  • Continue stroom (breng producten naar de mensen)

  • Veel nadruk op Werkprocessen en Techniek

Door deze punten goed uit te voeren wist hij door middel van massaproductie zijn auto steeds goedkoper aan te kunnen bieden. Hoewel dit goed was voor het bedrijf, bleek het voor de werknemers juist slechter te gaan. De volgende punten sommen dat wel op:

  • Standaardisatie van werkwijzen

.....read more
Access: 
Public
Organisatie en Technologie - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Oefenvragen

Organisatie en Technologie - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Oefenvragen


Meerkeuzevragen:

 

Vraag 1. Klassieke managementtheorie:

  1. Richt zich met name op de flexibiliteit van organisatiestructuren

  2. Heeft als doel om één beste manier voor het ontwerpen en managen van organisaties te vinden

  3. Gebruikt met name een input-output model

  4. Alle van de bovenstaande antwoorden zijn juist

 

Vraag 2. Beoordeel de volgende twee beweringen:

Stelling I: Volgens Woodward (1965) past bij bedrijven met een enkel-stuksproductie (unit/small batch) een organische structuur.

Stelling II: Woodward (1965) analyseerde hoe technologie organisaties beïnvloedt. Zij stelde dat de mate van technische complexiteit (technical complexity) van het productieproces een bepalende factor is voor de organisatiestructuur.

  1. I is correct en II is niet correct

  2. I is niet correct en II is correct

  3. I en II zijn beide correct

  4. I en II zijn beide niet correct

 

Vraag 3. Beoordeel de volgende twee beweringen:

Stelling I: In een functionele structuur worden bedrijfsonderdelen gegroepeerd als onafhankelijke business units met winstverantwoordelijkheid.

Stelling II: In een matrix-structuur is het principe van Fayol “eenheid van leiding” niet (overal) van toepassing.

  1. I is correct en II is niet correct

  2. I is niet correct en II is correct

  3. I en II zijn beide correct

  4. I en II zijn beide niet correct

 

Vraag 4. Porter (1985) definieerde het zogenaamde “5 krachten model”, welke twee krachten komen Vraag niet voort uit de bestaande waardeketen?

  1. Marktdynamiek en toeleveranciers

  2. Potentiële toetreders en substituutproducten

  3. Innovatie en concurrenten

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is correct

 

Vraag 5. Rahim definieerde een tweedimensionaal model met manieren waarop een conflict managed kan worden, welke 5 manieren definieerde hij?

  1. Integrating, Obliging, Compromising, Avoiding, Adapting

  2. Integrating, Obliging, Compromising, Dominating, Avoiding

  3. Integrating, Obliging, Compromising, Dominating, Adapting

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is correct

 

Open vragen:

 

Vraag 6. Hoe heet de theorie die beschrijft dat de meest passende organisatiestructuur en het meest passende organisatieontwerp afhankelijk zijn van de omgeving en de situatie?

Vraag 7. Polanyi (1966) onderscheidt twee soorten kennis. Welke twee soorten kennis hanteert hij?

Vraag 8. Wat zijn volgens Boonstra veel voorkomende oorzaken van problemen bij de invoering van ICT? Noem er tenminste vier.

 

Antwoorden:

  1. B

  2. C

  3. B

  4. B

  5. B

 

Antwoorden.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Management Science: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting bij de 3e druk van Management Science Modeling van Albright en Winston

Boeksamenvatting bij de 3e druk van Management Science Modeling van Albright en Winston


1. Introductie modelleren

Rekenkundig model

Een rekenkundig model is een kwantitatieve representatie of idealisatie van een reëel probleem. Deze representatie kan verwoord worden in termen van rekenkundige expressies (zoals vergelijkingen en ongelijkheden) of als een serie van onderling gerelateerde cellen in een werkblad.

Verschil tussen beschrijvende modellen en optimalisatiemodellen

Beschrijvende modellen zijn die alleen de situatie omschrijven. Optimalisatie modellen zijn daarentegen alle modellen die een wenselijk verband of actie suggereren noemen we optimalisatiemodellen.

Queueing

Een wachtrijprobleem noemen we ook wel een queueing. In hoofdstuk 13 wordt hier verder op ingegaan.

Verschil tussen modelleren en modellen

Dit boek richt zich in het bijzonder op modelleren en niet modellen. Dit is omdat modelleren een proces beschrijft waarin je de essentie van een reële probleem abstract maakt in bijvoorbeeld een model of in een werkblad.

De zeven stappen van het modelleringproces

Modelleren kan gekarakteriseerd worden als een proces dat verloopt in zeven stappen. Deze zeven stappen zijn:

  • definiëren van het probleem

  • verzamelen van data

  • ontwikkelen van een model

  • verificatie van het model

  • optimalisatie en besluitvorming

  • communicatie van model naar management

  • implementatie van model

Ogenschijnlijk is de eerste stap een eenvoudige stap, maar de definitie van het probleem is lang niet altijd eenvoudig. Vaststellen wat het exacte probleem is van noodzakelijk belang om het probleem daadwerkelijk op te kunnen lossen.

De tweede stap, verzamelen van data, neemt doorgaans de meeste tijd in beslag. De derde en de vijfde stap (de ontwikkeling van het model en de optimalisatie en besluitvorming) worden in dit boek het meest behandeld.

De meest bruikbare modellen zijn die modellen die de essentie van het probleem weten weer te geven zonder te verzanden in minder belangrijke details. Een model moet dan ook zo eenvoudig mogelijk zijn. De grootste uitdaging in de derde stap is dan ook het vinden van de juiste balans tussen een te eenvoudig model en een te complex model.

Heuristiek

Een oplossingsmethode dat doorgaans wordt gezien als een relatief simpel model dat goede maar niet altijd optimale oplossingen biedt, is de heuristische methode. Een heuristiek is vooral gebaseerd op gezond verstand, intuïtie en proberen.

Belang van modelleren

Volgens de schrijvers van het boek is de werkbladbenadering de beste manier om een model te ontwikkelen omdat deze benadering een beroep doet op het grote publiek. Dat modeleren binnen de managementwetenschap van belang is, daarvan zijn de schrijvers overtuigd. Ze geven daarvoor vier redenen:

  • Het geeft de mogelijk om over een probleem in het algemeen na te denken en dwingt tot logisch denken.

  • .....read more
Access: 
Public
Hoorcollege aantekeningen Management Science

Hoorcollege aantekeningen Management Science


college 1

Modelleren (H1)

Modelleren is het vereenvoudigd weergeven van de werkelijkheid.

Doel: situatie beter begrijpen/besturen.

Het is een creatief denkproces, niet goed/fout maar geschikt/ongeschikt.

7 stappen proces (zie slides/boek)

  1. Probleem defineren. Belangrijkste vaardigheid is luisteren

  2. Data verzamelen. Op basis van feiten

  3. Model ontwikkelen. Welke aannames van de toekomst: ‘stel nou…’ vragen (Kun je later weer gebruiken).

  4. Verifiëren. Nog steeds recht aan het probleem: heb je het begrepen? Je hebt dus al model + informatie maar nog geen oplossing

  5. Optimaliseren. Oplossingen bedenken m.b.v. een model (Excel)

  6. Communiceren. Ook aangeven hoe gevoelig het model is (welke variaties er zijn op algemene oplossing)

  7. Uitvoering

Een model bestaat uit:

  • Parameters (gegevens + aannames)

  • Beslissingen (variabelen)

  • Uitkomsten (consequenties)

  • Structuur (samenhang)

Bij verificatie vraag je jezelf af: “is dit model juist?”

Bij validatie vraag je jezelf: “helpt dit model?”

Spreadsheet modellen (H2)

Spreadsheet modellen zijn rijen en kolommen met cellen waarin gegevens/relaties tussen andere cellen met gegevens staan.

Gegevens:

  • Parameters: celwaarde ongewijzigd in het model

  • Variabele: mag gewijzigd worden

Relaties: de cel bevat (de uitkomst van) een formule waarin naar andere cellen wordt verwezen.

Veel gemaakte fouten:

  • Foute/verouderde gegevens

  • Onjuiste bewerkingen op gegevens

  • Absolute/relatieve verwijzingen

  • Instelling handmatige herberekening

  • Toevoegen/weghalen van rijen/kolommen

Voordelen van spreadsheets: zie slides

Data analyse (H2+H3)

Data analyse is vanuit date een model construeren

  1. Patronen herkennen (verondersteld verband)

  2. Hypothese testen/veronderstelling verifiëren (verondersteld verband)

  3. Alternatieven vergelijken (en andere alternatieven vinden)

  4. Voorlopige keuze: voorlopige theorie, er kan dus nog een betere komen.

Voorbeeld theorie: ‘belonen is beter dan straffen’, maar het patroon is andersom. Wat mis is met deze patroonherkenning is dat er onterecht invloed verondersteld wordt op de uitkomst, zoals bijvoorbeeld het straffen bij het gooien van een dobbelsteen.

Dus: altijd kritisch zijn op eigen veronderstelling en eigen denkfouten door kritiek adresseren.

Oplossing: dataset splitsen

  • Deel voor vinden relaties

  • Deel voor aantonen relaties

Vertrouw niet alleen op een grafiek maar bekijk ook de achterliggende data bij bijvoorbeeld het aantonen van een trend. Voor voorbeeld zie slide!

Reden tot snelle patroonherkenning: de mens wil graag patronen zien:

  • Geeft gevoel van controle

  • Wordt versterkt als eigen gedrag de verklaring is (“ik heb hard gewerkt dus verdien ik een bonus”)

  • Cognitieve bias: niet meer van de eigen denkwijze afwijken

Trends aantonen: regressie (H3)

Met Excel kun je trends aantonen

Zie slide voor voorbeeld!

Houd het model

.....read more
Access: 
Public
Management Science - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Oefenvragen in Tekst

Management Science - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Oefenvragen in Tekst


Meerkeuze- en open vragen Management Science

Vraag 1

Wat is een rekenkundig model?

  1. Het is een kwalitatieve representatie of idealisatie van een reëel probleem.
  2. Het is een kwantitatieve representatie of idealisatie van een reëel probleem.
  3. Het is een proces van het samenstellen van inputs en besluitvariabelen in een werkblad.
  4. Het is een proces van het invoeren van inputs en besluitvariabelen in een werkblad.

Vraag 2

Wat is een voorbeeld van een wiskundig model?

  1. Queing model
  2. Beschrijvend model
  3. Besprekend model
  4. Verklarend model

Vraag 3

Wat is het verschil tussen beschrijvende en optimalisatie modellen?

  1. Een beschrijvend model is een model dat een wenselijk verband of actie suggereert. Een optimalisatie model is een model dat alleen de situatie omschrijft.
  2. Een beschrijvend model is een model dat een oorzaak gevolg situatie aangeeft. Het optimalisatie model is een model dat kijkt naar het verleden.
  3. Beschrijvende model is een model dat alleen de situatie omschrijft. Optimalisatie model is een model dat een wenselijk verband of actie suggereren.
  4. Een beschrijvend model is een model dat kijkt naar het verleden. Het optimalisatie model is een model dat een oorzaak gevolg situatie aangeeft.

Vraag 4

Geef de definitie van modelleren.

  1. Modelleren geeft de essentie van het probleem weer zonder te verzanden in minder belangrijke details.
  2. Modelleren beschrijft een proces waarin je de essentie van een reële probleem vaag maakt in bijvoorbeeld een model of in een werkblad.
  3. Modelleren beschrijft een proces waarin je de essentie van een reële probleem abstract maakt in bijvoorbeeld een model of in een werkblad.
  4. Modelleren geeft de grote lijnen van het probleem weer zonder te verzanden in minder belangrijke details.

Vraag 5

Wat is geen besluitvariabele die gebruikt wordt bij lineair programmeren?

  1. Subjective cellen
  2. Changing cellen
  3. Objective cellen
  4. Constraints

Vraag 6

Evenredigheid is een onderdeel van een lineair model. Wat wordt hiermee bedoeld?

  1. Het niveau van welke activiteit dan ook, wordt vermenigvuldigd met een constante factor.
  2. Het impliceert dat de som van de bijdragen aan de verschillende activiteiten van een bepaalde beperking, gelijk is aan de totale bijdrage tot deze beperking.
  3. Het houdt in dat er zowel integer als niet-integer activiteitenniveaus zijn toegestaan.
  4. Het heeft lineaire doelstelling en lineaire beperkingen.

Vraag 7

Wat wordt bedoeld met de Net present value (NPV)?

  1. De oorspronkelijke waarde van een stroom van kasstromen die zich voordoen in de toekomst.
  2. Het rentepercentage voor de verdiscontering van de toekomstige kasstromen om naar de netto contante waarde te krijgen.
  3. De huidige waarde van een stroom van kasstromen die zich voordoen in de toekomst.
  4. Het inflatie percentage voor de verdiscontering van de toekomstige kasstromen om naar de netto contante waarde te krijgen.

Vraag 8

.....read more
Access: 
Public
Management Science - B1 - Bedrijfskunde - RUG - Oefenvragen in PDF
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Marketing: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Oefententamen voor het vak Marketing - RUG

Oefententamen voor het vak Marketing - RUG


Vragen

Vraag 1

De ‘BCG Growth-Share Matrix’ geeft voor iedere ‘Strategic Business unit’ (SBU)…..

  1. De omzet, de groeivoet van de totale markt en het relatief marktaandeel.
  2. De omzetgroei, de ontwikkelingsrichting van de SBU en de penetratiegraad.
  3. De omzet, het relatief marktaandeel en de concurrentiekracht.
  4. De omzetgroei, de penetratiegraad en de relatieve distributie.

Vraag 2

Wat is, in het geval van bier (zoals in de casus in deze tussentoets) de ‘need’, ‘want’ en ‘demand’?

  1. De ‘need’ is een Bavaria, de ‘want’ is een dorstlessend drankje, en de ‘demand’: je hebt genoeg geld bij je om een Bavaria te kopen.
  2. De ‘need’ is een dorstlessend drankje, de ‘want’ is een Bavaria, en de ‘demand’ is dat je genoeg geld bij je hebt om een Bavaria te kopen.
  3. De ‘need’ is een dorstlessend drankje, de ‘want’ is dat je genoeg geld bij je hebt om een Bavaria te kopen, en de ‘demand’ een Bavaria.
  4. De behoefte aan een dorstlessend drankje is zowel ‘want’ als ‘need’. De ‘demand’ is een Bavaria.

Vraag 3

Het bepalen welke van de bestaande segmenten in de markt jij gaat bedienen wordt ook wel _______ genoemd.

  1. market segmentation
  2. market differentiation
  3. market targeting
  4. market positioning

Vraag 4

Naast de 4P’s worden ook de 4C’s onderscheiden als onderdelen van de marketing mix.

Welke uitspraak is juist?

  1. De 4P’s belichten de marketing mix vanuit het perspectief van de vrager, terwijl de 4C’s zich richten op het perspectief van de aanbieder.
  2. De 4C’s richten zich vooral op de transactie, de 4P’s zijn voornamelijk relatiegericht.
  3. Marketeers zouden zich eerst moeten bezinnen op de 4C’s, om van daaruit een invulling te geven aan de 4P’s.
  4. De 4C’s zijn een nadere verbijzondering van de 4P’s.

Vraag 5

Als je bij luchtvaartmaatschappij KLM een vlucht boekt, kun je er aan het eind van je online boekingsproces voor kiezen extra te betalen om de CO2 uitstoot van je vlucht te

compenseren. Dit is een voorbeeld van …

  1. directe marketing.
  2. co-creatie.
  3. interactieve marketing.
  4. ‘cause-related marketing’

Vraag 6

Onlangs bezette Greenpeace ongeveer 70 tankstations van oliebedrijf Shell uit protest tegen proefboringen in Alaska. Tot welke groep behoort Greenpeace in dit voorbeeld?

  1. De macro-omgeving.
  2. De ‘intermediaries’.
  3. De ‘publics’.
  4. De ‘Millenials’.

Vraag 7

Welk van onderstaande partijen is/zijn een voorbeeld van een ‘marketing intermediary’ voor Coca Cola?

  1. Marktonderzoekbureau AC Nielsen.
  2. Albert Heijn.
  3. ABN AMRO (bedrijfsverzekeringen).
  4. Al bovenstaande partijen zijn voorbeelden van ‘marketing intermediaries’.

Vraag 8

Marijn neemt bij de aankoop van een nieuwe auto, zijn vorige auto is alweer 10 jaar oud, veel verschillen tussen merken waar en weegt de alternatieven zorgvuldig af. Hoe kan dit type consumentenkoopgedrag het beste getypeerd worden?

  1. ‘Habitual buying
.....read more
Access: 
Public
Samenvatting van Principles of Marketing van Kotler en Armstrong: 6e druk European edition

Samenvatting van Principles of Marketing van Kotler en Armstrong: 6e druk European edition


Hoofdstuk 1: Principes van marketing

1.1 Waarom marketing?

Het belang van marketing voor een ondernemer is groot. Immers, je creëert een product of dienst (toegevoegde waarde) voor je klanten en je krijgt in ruil daarvoor waarde (bijvoorbeeld geld) terug. Hiervoor is het belangrijk om winstgevende relaties met je klanten op te bouwen én deze te onderhouden. Dit segment van het ondernemerschap noemen we marketing.

De kracht van de klant
Opvallend is dat succesvolle bedrijven gemeen hebben dat ze zich sterk richten op hun klanten en dat marketing bij hen een hoge prioriteit heeft. Ze streven er naar om hun klanten een zo hoog mogelijke toegevoegde waarde te bieden. In ruil daarvoor krijgen ze (meer) winst. De mate van intensiviteit die een ondernemer steekt in zijn klanten, bepaalt dus voor een groot deel zijn succes.

In de moderne marketingpraktijk en in het moderne marketingdenken ligt het accent op het zorgen van klantwaarde en klanttevredenheid. De winst haalt een ondernemer uit het leveren van klanttevredenheid. Door torenhoge waarde te beloven aan nieuwe klanten en oude klanten tevreden te houden, bereikt hij zijn doel: winst.

Overal marketing
Marketing wordt zowel bij grote succesvolle bedrijven bedreven als bij kleine non-profitorganisaties. Beide organisatievormen zijn er op uit om te weten wat hun doelgroep wil of behoefte aan heeft en hoe ze daaraan kunnen voldoen.

We maken onderscheid tussen B2B-marketing en consumentenmarketing. B2B-marketing staat voor business-to-business-marketing en daarvan spreken we wanneer bedrijven waarde creëren voor andere bedrijven en daarmee een krachtige klantrelatie opbouwen met als doel waarde terug te krijgen. B2B-marketing wordt ook wel industriële marketing genoemd.

We spreken van consumentenmarketing wanneer bedrijven waarde creëren voor consumenten en daarmee een krachtige klantrelatie opbouwen met als doel waarde terug te krijgen.

Definitie marketing
Philip Kotler definieert marketing als volgt: “een proces waarmee bedrijven waarde creëren voor de klant en sterke klantrelaties opbouwen om in ruil daarvoor waarde.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Principles of Marketing van Kotler (14e druk)

Samenvatting Principles of Marketing van Kotler (14e druk)



1. Marketing: Creëren en verkrijgen van consumenten waarde

 

Succesvolle bedrijven hebben tegenwoordig de eigenschappen dat ze zeer consument gericht zijn en sterk begaan met marketing. Voornamelijk in de tijd van de economische depressie is het belangrijk voor een bedrijf om een sterke relatie met de klant te onderhouden.

 

Marketing kan op meerdere manieren gedefinieerd worden. Een definitie van marketing is het managen van winstgevende klanten relaties. Het doel van marketing is het aantrekken van nieuwe klanten door het beloven van superieure waarde en het behouden en groeien van de hedendaagse klanten door ze voldoening te geven. Kotler & Armstrong (2012) definiëren marketing als het proces waarbij bedrijven waarde.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler

Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler


Deze begrippenlijst is gemaakt naast de 15e druk van het boek

Hoofdstuk 1 – Basic concepts of marketing

 

Marketing: het proces waarbij organisatie waarde creëren voor klanten en sterke klanten relaties opbouwen om zo waarde van klanten terug te krijgen.

 

Needs: behoefte, dit kunnen fysieke, sociale of individuele behoeften zijn.

 

Wants: de menselijke behoefte, zoals ze door cultuur en persoonlijkheid gevormd worden, de wil.

 

Market offerings: zijn combinaties van producten, services en ervaringen aangeboden aan een markt om zo behoeftes te vervullen.

 

Market management: de kunst en wetenschap van het kiezen van een target markt en winstgevende relaties met hen te bouwen.

 

Value proposition: de set van voordelen of waardes die een bedrijf belooft te leveren.

 

Productie concept: het idee dat klanten producten willen die aanwezig zijn een goed betaalbaar en dat de organisatie moet proberen te focussen op het verbeteren van de productie en distributie efficiency.

 

Product concept: het idee dat klanten producten willen die de meeste kwaliteit, performance en features hebben en dat de organisatie daarom energie moet steken in het constant verbeteren van de producten.

 

Selling concept: het idee dat klanten niet genoeg willen kopen van een product, tenzij ze zorgen voor grote schaal verkoop en promotie.

 

Marketing concept: het idee dat het behalen van organisatie doelen afhankelijk is van weten wat de behoeftes zijn van de target markt en hier beter aan voldoen dan de concurrenten.

 

Societal marketing concept: het idee dat de marketing beslissingen van bedrijven moeten overwegen wat de klant wilt en de lange termijn interesses van de klant en de maatschappij.

 

Customer relationship management (CMR) is het proces van bouwen en behouden van winstgevende relaties door het leveren van superieure klant waarde.

Customer-managed relationships:  marketing relaties waarin klanten door technologie interactie hebben met bedrijven en met elkaar.

 

Consumer-generated marketing: merk uitwisselingen door klanten zelf.

 

Partner relationship management: het samenwerken met partners in andere bedrijven of andere afdelingen om ze.....read more

Access: 
Public
College aantekeningen Marketing - bedrijfskunde B1

College aantekeningen Marketing - bedrijfskunde B1


College 1

Marketing Strategy & Analysing the Marketing Environment (H2 + H3 boek)

Strategische planning

Met strategische planning wordt het realiseren van je doelstelling/missie in de markt bedoelt. De vraag is hoe jouw bedrijf zich kan aanpassen in een veranderende markt.

Proces/stappenplan:

  1. Mission statement

Wat is je missie? / Waar wil je naar toe? (= de doelstelling op lange termijn)

  • Wie is mijn klant? (ouderen, jongeren)

  • Wat is onze business? (waar zijn we goed in)

  • Wat wil de klant? De marketier gaat op zoek naar klantgerichte oplossingen

Belangrijke mission statements:

  • Focus op beperkt aantal doelen

  • Stress major policies and values

  • Define major competitive spheres

  • Kijk naar de lange termijn

  • Short, memorable, meaningful

Mission statements staan niet vast, ze kunnen weer veranderd worden. Ook zijn ze abstract, je kunt er namelijk geen beslissingen uit afleiden.

  1. Companywide Strategic Planning

Creatie van reële doelstellingen

Zie slide 13 voor verschil business doelen en marketing doelen!

Eenheden: Strategic Business Units (SBU)

Kenmerken:

  • Unieke concurrenten

Zitten in specifieke markten (dus veel markten zijn moeilijk te definiëren)

  • Bestaan uit één onderdeel

  • Binnen een bedrijf zit een directie die verantwoordelijk is voor de Business Unit

Hoe definieer je je Business/ Business Unit: Klantgroepen, technologie, customer needs

Zie slide 16 voor SBU definitions (Belangrijk is de manier van denken, hoe definieer je een markt). Nadruk moet liggen op market definition. Product definition zorgt namelijk voor een beperkte kijk op korte termijn, geeft geen zicht op onderliggende behoeftes. Gevolg: je wordt bijziend omdat je alleen geleid wordt door huidige product met huidige markt, waardoor je de ontwikkelingen in de samenleving/technologie niet ziet.

  1. Business portfolio maken (BCG)

BCG-matrix (Boston Consulting Group)

Horizontaal: Relatief marktaandeel

Verticaal: Marktgroei

Zie voorbeeld slide!

Problemen bij BCG

  • De vraag hoe je SBU’s definieert

  • Het definiëren van concurrenten

  • Kost veel tijd

  • Hoe de matrix meten

  • Geeft beeld van de huidige situatie, geen groeiverwachtingen

Als het marktaandeel groter dan de concurrent is is het >1, is het kleiner dan de concurrent dan is het <1.

Product-market growth Matrix

  • Eigen markt verder ontwikkelen of een nieuwe markt op (nieuwe vestigingen openen in eigen markt of bijv vestigingen in een ander land)

  • Met bestaande producten de markt in of nieuwe producten

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Informatiemanagement: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Financial Accounting: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting bij de 2e druk van Financial Accounting & Reporting van Collins en McKeith

Boeksamenvatting bij de 2e druk van Financial Accounting & Reporting van Collins en McKeith


Hoe maak je financiële overzichten? - Chapter 1

Wat is financiële boekhouding?

De financiële boekhouding houdt zich bezig met het opnemen, classificeren, samenvatten en rapporteren van de transacties verricht door een entiteit van financiële aard. Daarnaast houdt de financiële boekhouding zich bezig met de bouw van een theorie van de boekhouding, met de identificatie van de regels van de meting, en met de regulering van de inhoud van de financiële verslagen.

Er zijn 2 structuurtypes waarin een bedrijf gestructureerd kan zijn:

  1. Unincorporated: deze bedrijven hebben geen rechtspersoonlijkheid. De bekendste voorbeelden zijn een eenmanszaak en partnerschappen.
    Bij een eenmanszaak opereert er slechts één persoon. Deze persoon is hoofdelijk aansprakelijk en eigenaar van alle bezittingen van de onderneming. Daarnaast wordt deze persoon persoonlijk belast over de inkomsten en winsten van het bedrijf.
    Een partnerschap is een bedrijf dat gerund wordt door twee of meer personen die recht hebben op een deel van de winst. Iedere partner moet een persoonlijke inbreng hebben en is hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden en verplichtingen van zichzelf en de andere partners. Alle partners hebben recht op een deel van de winst en hebben het recht om deel te mogen nemen in het management. Het risico om persoonlijke verliezen te leiden is groot.

  2. Incorporated: dit is een bedrijf met rechtspersoonlijkheid. In deze bedrijven is er scheiding tussen leiding en eigendom. De aandeelhouders zijn de eigenaars van de onderneming, maar het management heeft de dagelijkse leiding. Dit biedt veel voordelen, maar dit gaat echter gepaard met grotere regulatie. Voorbeelden zijn een besloten vennootschap (BV) en naamloze vennootschappen (NV). De BV en NV zijn limited liability companies: aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen inleg.

Hier is een onderscheid te maken tussen:

  • Private company: kan gedefinieerd worden als een bedrijf dat geen publiek bedrijf is. De aandelen mogen niet worden verhandeld op de openbare markt.

  • Public company: de aandelen worden verhandeld op de openbare markt en een minimaal aandelenkapitaal is verplicht. Publieke bedrijven zijn onderworpen aan grotere beperkingen dan private bedrijven. Door deze beperkingen hebben investeerders meer vertrouwen in publieke bedrijven en daarom

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Management Accounting (Bedrijfskunde): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1893
Last updated
01-09-2023