Bestuursrecht deel 1 Damen - 3 en 4e druk
- 1599 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat de overheid voor negatief (gebiedend en verbiedend) overheidsoptreden een wettelijk voorschrift behoeft dat de bevoegdheid tot dergelijk optreden geeft.
Beleidsregel zijn regels die overheidsorganen zelf hebben vastgesteld over hoe zij handelen wanneer ze over discretionaire bevoegdheden beschikken.
Beginselen proberen zowel de instrumenten van de overheid als de waarborgen voor individuen in balans te brengen.
Democratie houdt in dat de overheid handelt naar hoe burgers dat willen en dat burgers daarin ook hun stem kunnen laten horen.
Het rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat de overheid moet zorgen voor eigen deugdelijk handelen en voor het bevorderen van rechtszekerheid van de burger.
Beginsel van actieve zorg en minimale belangenaantasting; er wordt actieve zorg van het bestuur verlangd en tweede beginsel is het beginsel van de (passieve) eis van minimale belangenaantasting.
Het beginsel van onpartijdigheid is een grondbeginsel voor het overheidsoptreden. De overheid dient onpartijdig en onbevangen te besturen.
Het bestuursrecht zijn de rechtsregels en rechtsbeginselen die gelden voor niet (geheel) door het privaatrecht geregelde verhoudingen tussen bestuursorganen en burgers.
Awb staat voor Algemene wet bestuursrecht.
Dwingend recht betreft regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht behoren te gelden.
Regelend recht betreft regels die worden beschouwd als de voor normale gevallen beste regeling.
Aanvullend recht betreft regels die gelden als ‘restbepaling’ voor het geval de bijzondere wetgever niets heeft geregeld.
Facultatief recht betreft regels die van toepassing zijn enkel wanneer daartoe uitdrukkelijk wordt besloten.
Het beginsel van procedurele autonomie houdt in dat landen zelf mogen beslissen hoe het Europese recht wordt toegepast in hun rechtsorde.
Bestuursrecht gaat over bevoegdheden, rechten en plichten van bestuur en burger.
Rechtspersoon is een begrip dat wordt gebruikt voor andere rechtssubjecten dan de mens, hier zijn drie soorten rechtspersonen die worden omschreven in artikel 2:1 tot en met 2:3 BW.
Het bestuursorgaan is de eenheid waaraan bestuursrechtelijke bevoegdheden, rechten en plichten kunnen toekomen en heeft de vier kenmerken:
Bevoegdheidsuitoefening op eigen naam en verantwoordelijkheid;
Bestuursorgaan treedt bij bezwaar of beroep op als verwerende procespartij;
Bestuursorgaan kan ook als klagende partij optreden;
Bestuursorganen beschikken doorgaans niet over eigen vermogen
Ambtsdragers zijn reële personen die de bevoegdheden van het bestuursorgaan uitoefenen.
Het begrip bestuursorgaan heeft een tweedeling, namelijk alle organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld en daarnaast personen en colleges met enig openbaar gezag bekleed.
A-organen zijn altijd bestuursorganen.
B-organen vallen onder de Awbvoor zover zij met openbaar gezag zijn bekleed, bijvoorbeeld een garagehouder die bevoegd is om een APK-keuring uit te voeren.
C-organen zijn de privaatrechtelijke rechtspersonen onder overwegende overheidsinvloed.
Een ZBO, oftewel zelfstandig bestuursorgaan, is een bestuursorgaan waaraan bestuurstaken- of bevoegdheden zijn geattribueerd of gedelegeerd en die bij het uitoefenen van deze taken en bevoegdheden niet (geheel) hiërarchisch ondergeschikt zijn aan bestuursorganen van Rijk, provincie of gemeente.
Ambtelijke bestuursorganen zijn in tegenstelling tot de door politici bemenste bestuursorganen (minister, B&W) bemenst door ambtenaren.
Uitgezonderde organen zijn de formele wetgever en de rechter. Vanwege de scheiding van de machten zijn deze uitgezonderd.
Belanghebbenden zijn personen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Bij attributie is er sprake van een nog niet bestaande, oorspronkelijke ofwel ‘originaire’ bevoegdheid die in het leven wordt geroepen.
Delegatie is het door een bestuursorgaan overdragen van een bestaande bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze bevoegdheid zelf gaat uitoefenen.
Men spreekt over mandaat als een bestuursorgaan een ander machtigt om in zijn naam en onder zijn juridische verantwoordelijkheid de aan het bestuursorgaan toekomende bevoegdheid uit te oefenen. Er zijn drie varianten:
beslissingsmandaat (art. 10:11 Awb),
uitvoeringsmandaat en
ondertekeningsmandaat (art. 10:11 Awb).
Bij beslissingsmandaat wordt het geheel aan de gemandateerde overgelaten wat hij beslist.
Bij uitvoeringsmandaat neemt de mandaatgever zelf het besluit, maar laat hij de exacte formulering van het besluit en de motieven daartoe aan de gemandateerde over.
Bij ondertekeningsmandaat gaat de verleende machtiging niet verder dan de ondertekening namens de mandaatgever.
Een rechtshandeling is een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg, ofwel: die enig rechtsgevolg beoogt.
Kenmerken van een besluit in de zin van de Awb:
Het besluit moet schriftelijk zijn;
Het besluit moet afkomstig zijn van een bestuursorgaan;
Het besluit moet een rechtshandeling inhouden;
De rechtshandeling moet publiekrechtelijk van aard zijn.
Bij een binnenwettelijke zelfstandige schadebeslissing gaat het om een zelfstandig schadebesluit dat gebaseerd is op een wettelijke regeling.
Bij een buitenwettelijke zelfstandige schadebeslissing gaat het om een zelfstandig schadebesluit dat niet op een wettelijke regeling is gebaseerd.
Kenmerken van een overeenkomsten met de overheid:
Het algemeen belang dient in het oog gehouden te worden.
De overeenkomst kan dienen als een instrument voor overheidsbeleid. In dit geval is sprake van een beleidsovereenkomst.
De overeenkomst kan betrekking hebben op de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden. In dit geval is sprake van een bevoegdhedenovereenkomst.
Zowel het privaatrecht als het publiekrecht is van toepassing. In een dergelijk geval is sprake van een gemengde overeenkomst.
Een convenant is een aanduiding voor verschillende soorten overeenkomsten, waarbij het verwezenlijken van overheidsbeleid centraal staat.
Het algemeen bindend voorschrift heeft een aantal kenmerken, namelijk:
Een naar buiten werkende regel. Er kan niet van worden afgeweken.
Die algemeen is naar plaats, tijd en persoon.
Voor herhaalde toepassing vatbaar.
Bevat zelfstandige normstelling.
Bindt de geadresseerde burgers.
Is vastgesteld krachtens een specifiek daartoe strekkende bevoegdheid die direct of indirect is ontleend aan de Grondwet of een gewone wet in formele zin.
Een beleidsregel is een besluit wat een bestuursorgaan kan maken. Kernmerkend is dat het gaat om een besluit vastgestelde algemene regel wat niet een algemeen verbindend voorschrift gaat met de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Een plan kan worden omschreven als: een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes betreffende door bestuursorganen te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
De beschikking wordt omschreven als een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan, zegt art. 1:3, lid 2 Awb.
Uit de bepaling van bijstand en vertegenwoordiging vloeit het recht voor een burger op bijstand voort, in alle fasen van het bestuursproces.
Bij de doorzendplicht van een bestuursorgaan heeft een bestuursorgaan de plicht om het verzoek-, bezwaar- of beroepschrift zo spoedig mogelijk door te sturen naar het bevoegde orgaan en het bestuursorgaan dient tevens de afzender van dit doorsturen op de hoogte te stellen.
Bij het onpartijdigheidsbeginsel zijn er een aantal eisen, namelijk dat bestuursorganen hun taak dienen te vervullen zonder vooringenomenheid en dat bestuursorganen moeten tegengaan dat de onder hen werkzame personen een persoonlijk belang hebben bij de besluitvorming, of zorgen dat zij geenszins het besluit kunnen beïnvloeden.
De Wet dwangsom en beroep kan bij niet tijdig beslissen de tijdigheid van besluitvorming garanderen en de burger helpen.
Voor het bestuursorgaan houdt de geheimhoudingsplicht in dat het dergelijke gegevens ook daadwerkelijk geheim dient te houden.
De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) omschrijft dat de overheid een actieve rol moet spelen in het informeren van burgers wanneer dit in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering.
Bestuursorganen onder de Wob zijn:
ministers;
de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties;
bestuursorganen die werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van de hierboven genoemde bestuursorganen, en
andere bestuursorganen, voor zover zij niet bij algemene maatregel van bestuur zijn uitgezonderd.
Bij een informatieverzoek van een burger gaat een burger over tot het indienen van een verzoek om informatie bij een bestuursorgaan. De burger dient aan te geven om welke bestuurlijke aangelegenheid het gaat en om welk document.
De weigeringsgronden van de Wob, daar zijn er twee van. Er kan sprake zijn van persoonlijke beleidsopvattingen of er kan sprake zijn van een van de relatieve uitzonderingsgronden.
Behoorlijkheidsnormen zijn de regels waaraan de overheid zich moet houden in verschillende situaties. Er zijn ook ongeschreven behoorlijkheidsregels die het bestuur in acht dient te nemen.
Ongeschreven rechtsnormen worden afgeleid uit het legaliteitsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel en onpartijdigheidsbeginsel. Ook kunnen ongeschreven normen voortvloeien uit meer specifieke beginselen van behoorlijk bestuur, die enkel betrekking hebben op de relatie tussen bestuur en burger
Het zorgvuldigheidsbeginsel ziet er op toe dat een bestuursorgaan een besluit voorbereidt en neemt met de nodige zorgvuldigheid.
Het beginsel van draagkrachtige motivering, op grond waarvan een besluit moet kunnen worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Het gelijkheidsbeginsel; gelijke gevallen dienen gelijk en ongelijke gevallen dienen ongelijk behandeld te worden door een bestuursorgaan.
Het vertrouwensbeginsel houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen die door het bestuur zijn gewekt, dienen zoveel mogelijk te worden gehonoreerd.
Het beginsel van evenwichtige belangenafweging omschrijft dat de belangenafweging door een bestuursorgaan getoetst moet worden aan redelijkheid en bilijkheid.
Het beginsel van kenbare motivering, waaruit eisen met betrekking tot de wijze van kennisgeving van de motivering van het besluit voortvloeien.
Als er geen specifiek beginsel van behoorlijk bestuur is, kan aan algemene rechtsbeginselen, als het rechtszekerheidsbeginsel, behoorlijkheidsnormen worden ontleend zegt het beginsel van zorgvuldige kennisgeving.
Bij discretionaire bevoegdheden is het bestuursorgaan vrij om in concrete gevallen naar eigen inzicht besluiten te nemen. Het wordt ook wel marginale toetsing genoemd.
Bij beoordelingsvrijheid is het bestuursorgaan vrij om zelfstandig te beoordelen of aan de wettelijke bevoegdheidscriteria is voldaan.
Bij beleidsvrijheid is het bestuursorgaan vrij om van het gebruik van een bevoegdheid af te zien in gevallen waarin wel aan de wettelijke bevoegdheidscriteria is voldaan.
Feitenvaststelling is de vaststelling van feiten waarbij bestuursorganen geen beslissingsvrijheid hebben.
Na de feitenvaststelling vindt de feitenkwalificatie plaats. Daarbij wordt ten eerste beoordeeld of aan de criteria van de wettelijke bevoegdheid is voldaan en ten tweede of de bevoegdheid uitgeoefend kan worden.
De onderdelen van besluitvormingsproces:
De voorbereiding van een besluit;
De besluitvorming;
De motivering van het besluit;
De materiële besluitvorming;
De kennisgeving van het besluit en de motivering.
Bij de voorbereiding van een besluit door een bestuursorgaan kan het nodig zijn om bepaalde personen (belanghebbenden) te horen voordat het bestuursorgaan overgaat tot de besluitvorming, oftewel de hoorplicht bij schikkingen.
Een zorgvuldige beslissingsprocedure houdt bijvoorbeeld in dat een bestuursorgaan binnen een redelijke termijn moet beslissen over een aanvraag van een beschikking.
Deugdelijke besluitvorming houdt in dat een bestuursorgaan altijd acht slaat op de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels en onderzoeken of er geen sprake is van strijd met het recht, een hogere regeling of een rechtsbeginsel.
Zorgvuldige besluitvorming houdt in dat een bestuursorgaan zorgvuldig moet handelen.
De plicht van belangenafweging is belangrijk want als een bestuursorgaan op grond van een wettelijke bepaling beleidsvrijheid heeft gekregen, heeft het tevens de plicht om over te gaan tot een daadwerkelijk afwegen van belangen.
Bij materiële besluitvorming gelden de volgende materiële normen:
de eis van gelijke behandeling van gelijke gevallen
de eis van evenwichtige belangenafweging
het vertrouwensbeginsel
Rechtvaardigingsgronden voor schending van vertrouwen kan een bestuursorgaan beroep op doen als men het vertrouwen niet wil honoreren. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van gewijzigde inzichten of wanneer er een overmachte situatie is.
Bij de contra legem-werking kan aan de toepassing van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur voorrang worden gegeven boven toepassing van de wet.
Bekendmaking is verplicht en noodzakelijk voor de inwerkingtreding van een besluit.
Intrekking van een besluit wordt ook de wijziging van een besluit verstaan, er is een onderscheid tussen herstelsanctie of de bestraffende sanctie.
Een terugnemingsbesluit heeft terugwerkende kracht, want deze wordt geacht nooit bestaan te hebben.
Een opzeggingsbesluit heeft in beginsel betrekking op de toekomst.
Redenen voor bestuurlijk toezicht zijn:
het belang van coördinatie en integratie van bestuur;
het belang van financiële controle en
het belang van controle op de correctheid van bestuur.
Ook zijn er verschillende vormen van bestuurlijk toezicht:
Het negatieve toezicht, bestaande uit preventief en repressief toezicht.
Het positieve toezicht, op grond waarvan een bepaald positief handelen van het lagere orgaan kan worden afgedwongen.
Bij nadeelcompensatie wordt ingegaan op het probleem van de schadeplichtigheid van het bestuur, met name bij rechtmatig handelen van het bestuur.
Onteigening is het verplicht moeten verkopen aan de overheid, vaak gaat het over onroerend goed.
Onzelfstandige nadeelcompensatiebesluiten: ze gaan primair over de uitoefening van een bestuursbevoegdheid (i.c. het verlenen van een vergunning) en bevatten daarnaast tevens een besluit over de vraag of het nadeel dat daarmee gepaard gaat, dient te worden gecompenseerd.
Zelfstandige nadeelcompensatiebesluiten: Zo’n beslissing is de reactie van een bestuursorgaan op een verzoek van een benadeelde om het nadeel dat het rechtmatige besluit hem opgeleverd heeft, te compenseren.
Op grond van het égalitébeginsel zijn bestuursorganen gehouden tot compensatie van onevenredige schade
De abnormale last houdt in: schade die boven het normale ondernemers- of maatschappelijk risico uitstijgt. Het gaat er daarbij om dat slechts onevenredige schade voor vergoeding in aanmerking komt op grond van het égalitébeginsel.
De speciale last, waarvan sprake dient te zijn, betekent dat de benadeelde, vergeleken met anderen, onevenredig zwaar getroffen dient te zijn.
Causaal verband heeft twee fases bij het égalitébeginsel, namelijk het condicio sine qua non verband en het gaat over de omvang van de aansprakelijkheid.
Risicoaanvaarding houdt in dat de aanvrager had kunnen voorzien, moeten voorzien of bewust het risico heeft aanvaard.
Actieve risicoaanvaarding houdt in dat de verzoeker zelf handelingen verricht terwijl hij toen kon voorzien wat het risico was.
Van passieve risicoaanvaarding is sprake als geen passende maatregelen zijn genomen op het moment dat daartoe redelijkerwijs de mogelijkheid bestond, terwijl hij had kunnen voorzien of er rekening mee diende te houden dat overheidshandelen de mogelijkheid om die maatregelen te nemen, zou doen verdwijnen.
Een vordering tot schadevergoeding verjaart na verloop van 5 jaren nadat de benadeelde bekend is geworden met de schade en de aansprakelijke persoon.
onrechtmatige daad wordt aangemerkt als een inbreuk op een (subjectief) recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Toerekenbaarheid eist dat de onrechtmatige gedraging moet kunnen worden toegerekend aan de dader.
Bij relativiteit bestaat er geen verplichting tot schadevergoeding wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.
Alleen in er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige overheidshandeling en de schade die is ontstaan bij de benadeelde, is er sprake van een onrechtmatige daadsactie
Zonder schade kan er geen verplichting van schadevergoeding bestaan. Het kan gaan om vermogens- of materiële schade en om immateriële schade.
De Hoge Raad heeft in Ikon I uitdrukkelijk bepaald dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur doorwerken in privaatrechtelijke verhoudingen.
De problematiek van de twee-wegenleer heeft betrekking op de vraag of de overheid vrij kan kiezen tussen het bewandelen van de publiekrechtelijke weg en de privaatrechtelijke weg.
Van handhavingstekort is sprake wanneer het bestuursorgaan op zou moeten treden tegen een overtreding maar geen middelen heeft om te kunnen handhaven of weigert handhavend op te treden.
Met nalevingstoezicht wordt er gelet op het naleven van wettelijke regels en voorschriften.
Herstelsancties zijn sancties die gericht zijn op herstel van de situatie zoals deze zou zijn als de overtreding zich nooit had voorgedaan of herstel in een legale gangbare situatie.
Bestraffende sancties zijn gericht op vergelding en het aanbrengen van leed aan de overtreder van de wettelijke voorschriften.
De overtreder is niet alleen degene die daadwerkelijk de overtreding pleegt maar ook degene die kan worden gezien als medepleger.
Bij wederrechtelijkheid kan zijn dat iemand een wettelijk voorschrift overtreedt en toch geen sanctie mag ondergaan. Dit is het geval als diegene een rechtvaardigingsgrond had om de overtreding te begaan.
Procedurele normen zijn er om te voorkomen dat er zomaar sancties worden uitgedeeld bij het uitoefenen van bestuurlijke sancties.
Evenredigheid is belangrijk om willekeur te voorkomen. Een bestuursorgaan heeft de vrijheid in bepalen wat voor sanctie ze stellen. Komt dit geval voor de bestuursrechter, dan kan er getoetst worden of er een evenredige behandeling heeft plaatsgevonden.
Volgens ne bis in idem en nemo debet bis vexan-regel mag niemand twee keer voor hetzelfde mag geprocedeerd en voor dezelfde daad worden veroordeeld mag worden.
Herstelsancties zijn sancties die gericht zijn op herstel van de situatie zoals deze zou zijn als de overtreding zich nooit had voorgedaan of herstel in een legale gangbare situatie.
Twee belangrijkste herstelsancties zijn last onder bestuursdwang en last onder dwangsom.
Last onder bestuursdwang houdt in dat de overtreder de last krijgt om de gevolgen of de overtreding teniet te doen of in elk geval de omschreven maatregelen te treffen, gebeurt dit niet (op tijd) dan mag het bestuursorgaan de maatregelen (laten) treffen.
Last onder dwangsom heeft hetzelfde karakter als de last onder bestuursdwang alleen gebeurt dit meestal als bestuursdwang om één of andere reden geen goede oplossing biedt.
Intrekking van een begunstigende beschikking is een herstelsanctie, wat ook een bestraffende sanctie kan zijn. Het is dus alleen een herstelsanctie wanneer het doel van de sanctie is om de oude situatie weer terug te krijgen of in elk geval de overtreden regeling in de beschikking wil terugdraaien.
Boeksamenvatting en BulletPoints van 3e en de 4e Druk
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1192 |
Add new contribution