Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 Week 1

Werkgroep 1 – Vooronderzoek, verdenking, verdachte, verhoor en vrijheidsbeneming

 

Aantekeningen

 

Het strafproces zou je kunnen verdelen in drie fasen:

  • Vooronderzoek/opsporing. Deze twee begrippen zijn niet hetzelfde. Het vooronderzoek verloopt nooit op dezelfde manier, want het heeft nooit precies dezelfde volgorde. Waarom is dat steeds verschillend? Je hebt namelijk verschillende opsporingsmethoden. Bij de verschillende opsporingsmethoden behoren verschillende taken en plichten van de opsporingsambtenaren. De taken en verantwoordelijkheden zijn dus verschillend, maar ook de normering, aangifte en klachten.
  • Vervolging/berechting. Deze twee begrippen zijn ook niet hetzelfde. Het heeft altijd wel dezelfde volgorde. Eerst is er een vervolgingsbeslissing, voorbereiding onderzoek, onderzoek ter terechtzitting,  beraadslaging en daarna hoger beroep en cassatie. In deze cursus gaan we alleen kijken naar eerste aanleg.
  • Tenuitvoerlegging, in deze cursus gaan we het hier ook niet over hebben.

Uitgelicht: met dwangmiddelen worden er inbreuk gemaakt op de rechten van een burger. Dat kan zijn op je eigendomsrecht, maar ook op je recht op persoonlijke vrijheid of huisrecht. We vinden wel dat hier voorwaarden aan moet worden gesteld. Hoe groter de inbreuk, hoe strenger de voorwaarden.

Vrijheidsbeperkende en – benemende dwangmiddelen.

  • Staande houden
  • Aanhouden
  • Ophouden voor onderzoek
  • Inverzekeringstelling
  • Voorlopige hechtenis.

De laatste drie zijn het voorarrest.

Begrip verdachte

  • Alleen een verdachte kan worden staande gehouden en aan gehouden
  • Voor vervolging moet er een redelijk vermoeden van schuld zijn
  • Vanaf vervolging is het tegen wie de vervolging is gericht
  • Vervolging is wanneer een rechter bij de zaak of wordt betrokken. Belangrijke uitzondering: de strafbeschikking.

Wat is de relevantie van het begrip verdachte?

Vanuit het perspectief van de burger is dat je rechten krijgt wanneer je als verdachte wordt aangemerkt. Bijvoorbeeld:

  • Zoals pressieverboden, zwijgrecht en cautieplicht
  • Bijstand raadsman

Vanuit het perspectief van de overheid is dat ze meer bevoegdheden krijgen

  • dwangmiddelen mogen toepassen

Het verschil tussen het materiele en formele begrip van verdachte is niet zo groot. Als je onterecht wordt aangehouden, zou het gek zijn als je geen rechten meer zou hebben. Op grond van de identificatiewet mag de politie iedereen rondom een delict vragen naar een ID. Het kan zijn dat de marechaussee een eigen bevoegdheid heeft om iemand naar ID te vragen en te vragen waar ze heen gaan. Voor een alcoholcontrole heeft de politie een bevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet, in dat geval hoeft er geen sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld. De consequentie van een onrechtmatige staandehouding is zeer teleurstellend. Je kan er voor de rest niet zoveel mee. Je zou wel een klacht kunnen indienen bij de politie. Maar dat is allemaal buiten het strafproces om.

 

1.  a.  Wat houdt het materiële begrip ‘verdachte’ in? En waar vind je dit begrip in de wet?

In artikel 27 lid 1 Sv: als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.

          b. Wat houdt het formele begrip ‘verdachte’ in? En waar vind je dit begrip in de wet?

In artikel 27 lid 2 Sv wordt daarna als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

          c.  Voordat de vervolging is aangevangen, geldt in ons stelsel het materiële begrip ‘verdachte’. Kunt u beredeneren dat en waarom in die fase het begrip ‘verdachte’ desondanks toch ook een zeker ‘formeel’ karakter heeft?

Een materiële uitleg van de term verdachte ligt eigenlijk alleen in de rede als het gaat om een beperkende voorwaarde bij te toepassing van dwangmiddelen. In veel gevallen echter gaat het daar niet om. Vaak gebruikt de wetgever de term simpel om de persoon aan te duiden die als verdachte is aangemerkt, de persoon dus wie tegen het opsporingsverzoek zich richt. Een formele uitleg van die term is dus aangewezen.

 

2.       a.  Waar in de wet is het pressieverbod geregeld en wat houdt dit in?

In artikel 29 lid 1 Sv. Het houdt in dat dat er geen ongeoorloofde druk op de verdachte mag worden uitgeoefend. De verhorende rechter of ambtenaar moet zich onthouden van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd.

  1. Waar in de wet is de cautie geregeld en wat houdt dit in?

In artikel 29 lid 2 Sv. Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat de verdachte niet tot antwoorden verplicht is. De verdachte moet daarop vóór zijn verhoor worden gewezen.

  1. Welk beginsel ligt aan het betreffende artikel ten grondslag?

Het Nemo-tenetur beginsel. Dat de verdachte niet tot antwoorden verplicht is, is dan ook meer dan een eigenlijk overbodige herinnering aan het feit dat de wet de verdachte nergens tot spreken verplicht.

 

3.       Wanneer spreekt men van verhoor in de zin van artikel 29 Sv?

Artikel 29 Sv is geschreven voor alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord. Maar de Hoge Raad heeft aan dit artikel een ruime uitleg gegeven. Ook de vragen die een aangehouden verdachte worden gesteld voordat hij op het politiebureau is gearriveerd, gelden als een verhoor van de verdachte. Voorts wordt ook een verdachte die niet is aangehouden, maar die zich vrijwillig op het politiebureau meldt om vragen te beantwoorden, als verdachte gehoord. Hetzelfde geldt voor een verdachte die, misschien om aanhouding te voorkomen, bereid is om op straat vragen te beantwoorden.        

 

4.       “Indien voorafgaand aan het verhoor van verdachte is verzuimd de cautie te geven, mag de verklaring van verdachte nimmer als bewijs worden gebruikt.” Is deze stelling juist of onjuist?

Deze stelling is juist,  volgens de Hoge Raad mag een verklaring van de verdachte niet voor het bewijs gebruikt worden als er verzuimd is cautie te geven.

 

5.       “Gedurende de opsporing mag het verkeer tussen de verdachte en zijn raadsman worden beperkt op grond van artikel 46 lid 1 Sv”. Is deze stelling juist of onjuist?

Deze stelling is juist, omdat de mogelijkheid van bijzondere beperkingen bestaat alleen tijdens het vooronderzoek. Vanaf het moment waarop de dagvaarding is betekend, kan daarvan geen sprake meer zijn.

 

6.       a.  Waar in de wet staan de opsporingsambtenaren genoemd?

In artikel 141 Sv. In artikel 142 Sv worden de buitengewoon opsporingsambtenaren aangewezen.

          b.  Is deze opsomming limitatief?

Ja, anders zou het in strijd komen met het legaliteitsbeginsel.

          c.  Wat is het verschil tussen de gewone en de buitengewone opsporingsambtenaren?

Buitengewone opsporingsambtenaren worden uitdrukkelijk in de wet als zodanig aangewezen. Zij kunnen hun opsporingsbevoegdheid ontlenen aan een bijzondere wet, maar ook aan een akte van opsporing die hun is verleend. De opsporingstaak van een gewoon opsporingsambtenaar is algemeen, dat wil zeggen niet beperkt tot bepaalde categorieën strafbare feiten. De taak van de buitengewoon opsporingsambtenaar daartegen is als regel wel beperkt tot bepaalde strafbare feiten.

 

7.       Wat verstaat men onder de verbaliseringsplicht? Waar in de wet is dit geregeld?

Artikel 152 lid 1 Sv verplicht opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op te maken van het door hen opgespoorde feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht en bevonden.

 

8.       Noem twee wetsartikelen waarin de bijzondere positie van de officier van justitie bij de opsporing tot uitdrukking komt.

Artikel 141 Sv staat de opsomming van personen die met opsporing zijn belast. De officier van justitie wordt daar als eerste genoemd. Op grond van artikel 148 Sv heeft de OvJ de zeggenschap over alle opsporingsactiviteiten, door welke opsporingsdienst of buitengewoon ambtenaar dan ook ondernomen.

 

9.       “Iedereen is bevoegd tot aanhouding van een verdachte.” Is deze stelling geheel of gedeeltelijk juist?

Dat is gedeeltelijk juist, op grond van artikel 53 Sv is een ieder bevoegd  in het geval van ontdekking op heterdaad de verdachte aan te houden en ten spoedigste voor een officier te leiden.

 

10.     Welke typen opsporingsonderzoek worden in de literatuur genoemd?

De klassieke opsporing, het uitgangspunt van het onderzoek is een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit.

De repressieve controle, het speuren naar mogelijk gepleegde strafbare feiten

De proactieve opsporing, de opsporing van toekomstige feiten die nog gepleegd moeten worden

Het inlichtingenwerk, dit is het runnen van informanten

Het verkennend onderzoek, het verkrijgen van een beeld van een bepaalde sector in de samenleving.

 

11.     Wat is kenmerkend voor (het toepassen van) dwangmiddelen?

Het gaat om middelen die de opsporingsambtenaar mag aanwenden om het doel – de opsporing- te verwezenlijken.

 

12.     Wat zijn in het kader van de dwangmiddelen steunbevoegdheden en connexe bevoegdheden? En noem van elk een voorbeeld.

               Artikel 55 Sv geeft de bevoegdheid om plaatsen te betreden ‘ter aanhouding van de verdachte’. Het doel van de bevoegdheid is daarmee gegeven: zij dient om de arrestatie van de verdachte mogelijk of makkelijk te maken. Men spreekt daarom wel van een steunbevoegdheid. Bijvoorbeeld een burger die ter aanhouding van een verdachte een bepaalde plaats wil betreden, mag dat dus alleen als hij op grond van artikel 53 Sv gerechtigd is om die verdachte aan te houden. Dat betekent dus dat er sprake moet zijn van heterdaad.

              Connexe bevoegdheden zijn bevoegdheden die gekoppeld zijn aan de uitoefening van een andere bevoegdheid. Een voorbeeld van een dergelijke bevoegdheid is te vinden in art 56 Sv, dat opsporingsambtenaren onder bepaalde voorwaarden de bevoegdheid geeft om de aangehouden verdachte te fouilleren.

 

13.     “Het staande houden van een burger door een opsporingsambtenaar is een vorm van vrijheidsbeneming.” Is deze stelling juist dan wel onjuist?

Dit is onjuist, er is slechts sprake van een vrijheidsbeperking als er inbreuk wordt gemaakt op art 2 Vierde Protocol EVRM liberty of movement.

 

14      a.  Is een burger gedurende het staande houden o.g.v. artikel 52 Sv verplicht tot antwoorden op vragen van een opsporingsambtenaar betreffende zijn of haar personalia?

              Nee, een plicht om te antwoorden legt art 52 Sv niet op.

          b.  Welk risico loop je indien je wegloopt als een opsporingsambtenaar je staande houdt?

              De consequentie kan zijn dat je wordt aangehouden. Het kan ook zijn dat er tot identificatiefouillering (artikel 55b Sv) wordt overgegaan.

 

15.     Wie is bevoegd tot aanhouding conform artikel 54 Sv?

               Buiten het geval van ontdekking op heterdaad is de opsporingsambtenaar op bevel van de OvJ bevoegd de verdachte aan te houden.

 

 

Arresten

 

Hollende kleurling

1.         Ter zake waarvan heeft het openbaar ministerie de verdachte vervolgd?

Aanwezig hebben van heroïne op grond van artikel 2 sub c Opiumwet (nu) en wederspannigheid artikel 180 Sr.

2.         Op basis van welke feiten en omstandigheden vermoedden de opsporingsambtenaren die verdachte hadden staande gehouden en hem aan zijn kleding wilden onderzoeken dat verdachte een strafbaar feit had gepleegd?

De opsporingsambtenaren zagen dat iemand hollend uit de richting van café Caribian Nights kwam, terwijl hij voortdurend zijn hand in zijn jaszak hield. Caribian Nights stond bij de opsporingsambtenaren bekend als verzamelplaats van handelaren en gebruikers van verdovende middelen. Een en ander deed het vermoeden rijzen dat deze kleurling in het bezit was van verdovende middelen.

3.         Vond het gerechtshof dat voldoende grond voor een ‘redelijk vermoeden van schuld’?

Nee, volgens het Hof is niet gebleken dat de genoemde opsporingsambtenaren, toen zij verdachte als zodanig staande hielden en aan zijn kleding wilden gaan onderzoeken, op heterdaad hadden ontdekt dat verdachte heroïne in bezit althans aanwezig had en evenmin dat zij daartoe een vermoeden hadden dat was gegrond op meer dan de volgende feiten en omstandigheden: dat zij op tijd en plaats voormeld een kleurling hard zagen lopen, komende uit de richting van het hun als verzamelplaats van handelaren en gebruikers van verdovende middelen bekende café Caribian Nights;

Dit levert geen redelijk vermoeden van schuld op aan enig strafbaar feit als bedoeld in art. 27 Sv. en evenmin ernstige bezwaren waardoor dit optreden — staande houden en aan de kleding onderzoeken — rechtmatig zou zijn.

4.         Tot welke einduitspra(a)ken kwam het hof?

Dat bij gebreke van voldoende op rechtmatige wijze verkregen wettige bewijsmiddelen het onder I ten laste gelegde niet bewezen kan worden geacht en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van wat hem ten laste is gelegd.

Rennende reputatie

1.         Ter zake van welk strafbaar feit werd verdachte vervolgd?

            Artikel 2 jo. artikel 10 Opiumwet en artikel 180 Sr (wederspannigheid). (R.o. 1.1)

2.         Welke einduitspraak deed het Gerechtshof te Den Bosch ter zake?

Het hof komt tot het oordeel dat, gezien de omstandigheid dat, nadat de door de beide politieambtenaren waargenomen personenauto door de bestuurder daarvan eigener beweging tot stilstand was gebracht, een van de inzittenden van die personenauto wegrende en de omstandigheid dat de inzittenden van die auto bij eerder genoemde politieambtenaren bekend stonden als handelaren in verdovende middelen, voor beide politieambtenaren een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 lid 1 Sv, alsook in de zin van art. 9 lid 1 onder a Opiumwet bestond, op grond waarvan zij verdachte konden staande houden c.q. aanhouden; dat nu een redelijk vermoeden van schuld in de zin van eerder gemelde bepaling aanwezig was, dit de verbalisanten de bevoegdheid gaf K als verdachte staande te houden c.q. aan te houden. (R.o. 1.3)

3.         Waarom vond de verdachte dat er geen sprake was van een ‘redelijk vermoeden schuld’?

Op het moment van staande houden bestond er geen redelijk vermoeden in de zin van art. 27 lid 1 Sv noch in de zin van art. 9 lid 1 onder a Opiumwet. En ook al bestond er een redelijk vermoeden in de zin van art. 9 lid 1 onder a Opiumwet dan geeft dit de politie nog niet de bevoegdheid verdachten staande te houden. (R.o. 5.1)

4.         Tot welke uitspraak had het gerechtshof volgens de verdachte (dus) moeten komen?

Bij het staande houden waren de verbalisanten derhalve niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam. (R.o. 5.1)

5.         Welk oordeel velt de Hoge Raad?

Overwegende dat uit vermelde omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld van de verdachte aan enig strafbaar feit voortvloeide op grond waarvan de opsporingsambtenaren de verdachte mochten staande houden en aanhouden in de zin van de art. 52 en 53 Sv, berust niet op een onjuiste opvatting omtrent het bepaalde in het eerste lid van art. 27 Sv. Het is evenmin onbegrijpelijk. (R.o. 53)

6.         Stelling: gezien het arrest van de Hoge Raad, is het arrest van het gerechtshof in de casus ‘Hollende kleurling’ achterhaald. Indien personen zich rennend in de buurt van plaatsen of personen begeven die in verband plegen te staan met strafbare feiten, dan levert dat rennende gedrag reeds als zodanig ‘een redelijk vermoeden van schuld’ op. Is deze stelling geheel of gedeeltelijk (on)juist? Motiveer uw antwoord.

De stelling is onjuist; zij volgt althans niet dwingend uit het arrest ‘Rennende reputatie’. De moeilijkheid is dat het antwoord op de vraag wat een ‘redelijk vermoeden van schuld’ oplevert een genuanceerd beeld geeft. Zo is een subtiel verschil met ‘Hollende kleurling’ dat in ‘Rennende reputatie’ de verdachte een bekende van de politie was; ook de overige betrokkenen (de chauffeur en de andere inzittenden) stonden bekend als handelaren in verdovende middelen. De verdachte uit ‘Hollende kleurling’ betrof ‘slechts’ een persoon die uit de richting van een duister café kwam hollen (nog niet eens uit het café).

 

Weigerachtige zwartrijder

1.         Ter zake waarvan heeft het gerechtshof verdachte veroordeeld?

            Artikel 180 Sr (wederspannigheid)

2.         Waarover klaagt verdachte in cassatie?

Het middel komt er blijkens de toelichting op neer dat de bevoegdheid tot staande houden als bedoeld in art. 52 Sv was geëindigd op het moment dat de verdachte antwoord had gegeven op de door de verbalisant gestelde vraag naar zijn adres, zodat, aldus de toelichting op het middel, datgene wat vervolgens gebeurde, niet meer plaatsvond tijdens het staande houden van de verdachte. R.o. 3.5

3.       Hoe luidt het oordeel van de Hoge Raad?

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het Hof dat het staandehouden nog voortduurde op het moment waarop de verdachte opnieuw werd vastgepakt, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Het behoefde ook geen nadere motivering. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, naar redelijke uitleg van art. 52 Sv, de bevoegdheid tot staande houden niet reeds eindigt door de enkele omstandigheid dat de verdachte een door de opsporingsambtenaar gestelde vraag naar zijn personalia niet of ontwijkend heeft beantwoord.

NB: De politie mag gebruikmaken van zijn eigen kennis en ervaring over personen of over plekken die bekend staan als drugsplekken. Alleen die kennis is nog niet voldoende om een redelijk vermoeden van schuld te hebben, er moet wel een concrete observatie zijn. Rennende reputatie is wel voldoende voor een redelijk vermoeden van schuld, maar Hollende Kleurling niet.  

 

Oefenvragen

 

Casus 1

 

Uit een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal blijkt het volgende:

Op maandag 9 februari 2019 om ongeveer 22.00 uur ontvangen opsporingsambtenaren  Dineke en Mark vanuit het politiebureau aan de Korreweg in Groningen de oproep om naar de Nieuwe Boteringestraat te rijden. Daar zou een dronken man op straat liggen. Ter hoogte van perceel  Nieuwe Boteringestraat 111/113 zien ze een man tegen de gevel hangen. De agenten stappen uit en lopen op de man toe. Ze vragen hem wat hij daar doet en of hij zich wel goed voelt. Verstaan kunnen ze hem niet goed, ruiken des te beter. In hun proces verbaal zullen ze later schrijven ‘dat de adem van de man riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank’. Terwijl ze de man aanspreken, verschijnt er een vrouw die zich aan hen bekend maakt als Gerda de Vries. Gerda deelt de agenten mee dat zij verkoopster is in de Bedumse Wijnboer, gevestigd in de Nieuwe Boteringestraat 35/39. Zij vertelt dat er eerder op de avond rond half 8 een diefstal is gepleegd waarbij door de dader is gedreigd  met een mes en dat zij, Gerda de Vries, getuige is geweest van dat incident. De Vries vertelt Dineke en Mark tevens dat zij de man die daar tegen de muur hangt herkent als de overvaller. Dineke en Mark kijken elkaar aan en aarzelen geen moment: ze slaan de man onmiddellijk in de boeien en laten hem in hun auto plaats nemen. Het is inmiddels 22.30 uur. Ze zeggen tegen hem dat ze hem aanhouden ter zake van diefstal met geweld en dat ze hem naar politiebureau Korreweg zullen brengen. Voorts wijzen ze hem op zijn zwijgrecht. De man wordt daar om 23.00 uur voorgeleid aan de hulpofficier van justitie De Bever. De Bever vraagt (nadat ook hij de verdachte de cautie geeft, maar daarnaast benadrukt dat hij maar beter naar waarheid kan antwoorden) of hij De Wijnboer heeft overvallen en waar hij het wapen heeft gelaten. De man antwoordt dat hij er niets mee te maken heeft en dat hij met rust gelaten wil worden. Vervolgens wordt de man, die steeds opstandiger wordt, op bevel van De Bever ingesloten. ‘We spreken je morgen wel weer’, zegt De Bever, die erg naar zijn bed verlangt.

 

1.       Welk wetsartikel biedt grondslag voor aanhouding in een geval als dit?

          Artikel 54 Sv, want er is geen sprake van ontdekking op heterdaad. In artikel 128 Sv staat de definitie van heterdaad. Die omschrijving moet je toepassen op de casus. Het kan soms heel lang duren, maar er moet dan continu opsporingshandelingen worden gepleegd na het delict. Bijvoorbeeld in het geval van een diefstal wanneer de opsporingsambtenaren proberen er een half uur lang erachter aan te rennen, dan is er nog steeds sprake van heterdaad. Op het moment dat de opsporingshandelingen zijn gestopt of niet zijn begonnen, dan houdt de heterdaad op. In casu ziet de persoon dat er een overval is gepleegd, maar daarna is er niks meer gebeurd. Daarom is hier geen sprake van heterdaad.

 

2.       Was de aanhouding rechtmatig?

Het is belangrijk om na te gaan of aan alle voorwaarden is voldaan. De voorwaarden staan in artikel 54 Sv.

  • Is hier sprake van een verdachte?

Artikel 27 Sv geeft aan wat een verdachte is. Er moet dus sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld. Dit zou dan gebaseerd moeten worden op de verklaring van de getuige. Is dat voldoende? Een redelijk vermoeden van schuld mag ook worden gebaseerd op een verklaring van één getuige. Die unus testis regel geldt niet voor een redelijk vermoeden van schuld. Het is tuurlijk wel van belang om te kijken of de getuigenverklaring van waarde is. In dit geval is er dus wel sprake van een verdachte, dit op grond van de verklaring van Gerda.

  • Is voorlopige hechtenis toegelaten?

Wanneer mag een voorlopige hechtenis worden opgelegd? In artikel 67 lid 1 sub a Sv staat dat dat alleen mag in de gevallen wanneer de gevangenisstraf meer is dan 4 jaren. Volgens artikel 53 Sv mag aanhouding op heterdaad voor alle delicten, ook voor overtredingen. Het gaat om een geval van voorlopige hechtenis, de andere voorwaarden zijn niet van toepassing. Diefstal staat in artikel 312 Sr, daar staat dat de gevangenisstraf 9 jaar is.

  • Onverwijlde voorgeleiding?

Artikel 54 lid1 en 4 Sv. De man wordt voorgeleid aan de OvJ, daar zit een halfuur tussen. Dat is wel zo snel mogelijk.

  • Dineke en Mark bevoegd tot aanhouden?

Ze zijn opsporingsambtenaren want het zijn agenten. In de casus is er geen bevel gegeven van OvJ en hulpOvJ Uitzondering: een spoedeisend geval is. Je moet kijken of je had kunnen wachten om een telefoontje te plegen. In dit geval had dat wel gekund, want hij liep niet weg. In casu is er dus geen sprake van een spoedeisend geval. Er geldt ook nog een buitenwettelijke voorwaarde. Het optreden moet wel proportioneel en subsidiair zijn. Dit moet je ook altijd bij langs gaan! Er is hier geen geweld gebruikt, dus het is dit geval wel zinvol om iemand aan te houden omdat het om een ernstig delict gaat. Het is niet gek om deze persoon mee te nemen naar het politiebureau.

 

3.       Mocht hulpofficier van justitie De Bever verdachte horen zonder dat verdachte de gelegenheid geboden is een advocaat te raadplegen?

          Een verdachte dient voor het eerste politieverhoor een advocaat te kunnen raadplegen. Dit geldt voor het eerste inhoudelijke politieverhoor. In casu kan de voorgeleiding als inhoudelijk politieverhoor worden aangemerkt, omdat er vragen worden gesteld over de betrokkenheid van de verdachte bij het delict. Dat betekent dus dat De Bever hem er had op moeten wijzen dat hij een advocaat mocht spreken. Volgens artikel 28b Sv heeft iedereen die hulp van een raadsman wenst daar altijd recht op. Je moet die mogelijkheid altijd kunnen krijgen. Het is in beginsel verplicht dat een raadsman erbij wordt gebracht, maar je kan iemand niet verplichten om met de raadsman te praten. Op grond van artikel 28c Sv moet een raadsman beschikbaar gesteld worden voor het eerste verhoor. Rechtsbijstand is op het Salduz arrest gebaseerd, maar tegenwoordig staat dat gewoon in de wet dus dan hoef je dat arrest niet meer te gebruiken.

          NB: Vragen naar personalia is geen verhoor. In dat geval hoeft er nog niet gewezen te worden op het recht om te zwijgen.  

 

Casus 2

 

Getuige Klaas heeft in de nacht van 10 op 11 november 2017 om 3.47 uur de politie gebeld nadat hij twee mannen op een parkeerplaats bij de Ossenmarkt te Groningen gehurkt naast een auto had zien zitten, welke mannen wegrenden, nadat hij naar hen had geroepen. Op de parkeerplaats treft Klaas vervolgens een opengebroken auto aan. Getuige Klaas heeft de twee mannen goed gezien en hij geeft een duidelijk signalement aan de politie door. Hij vertelt dat beide mannen een blauwe spijkerbroek droegen met een witte trui, ook vertelt hij dat ze in ieder geval geen donkere huidskleur hadden. Hij verklaart verder dat hij de mannen in de richting van de Nieuwe Boteringestraat heeft zien rennen. De meldkamer stuurt er twee agenten op af. Het is de agenten ambtshalve bekend dat een groep Litouwers aan de lopende band auto-inbraken pleegt. Vanaf begin november 2017 zijn er in Groningen tientallen auto’s opengebroken.Omstreeks 3.59 uur zien de twee agenten twee mannen in een personenauto met Litouws kenteken vanuit de Nieuwe Boteringestraat richting Turfsingel rijden. De auto vermeerdert vaart nadat het politievoertuig achter de auto met het Litouwse kenteken is gaan rijden. De agenten geven een stopteken en de auto komt tot stilstand. De agenten zien twee dertigers in de auto zitten en willen weten wie dat zijn. Zij vertellen de bestuurders dat ze zijn staande gehouden vanwege een diefstal en vragen de bestuurder en zijn bijrijder naar hun personalia. Die geven op Ludwig en Jonas te zijn. Verder vragen de agenten waarom beide heren ’s nachts door het centrum van Groningen rijden. Desgevraagd kunnen de heren geen verklaring geven voor hun aanwezigheid daar midden in de nacht. De mannen, die elk gekleed zijn in een spijkerbroek en een witte trui, geven toestemming aan de agenten om in hun auto te kijken. De agenten treffen in de kofferbak van de auto een zaklamp, een autoradio, vuilniszakken en een stukje glas aan. De agenten gaan hierop omstreeks 4.15 uur over tot aanhouding van de mannen wegens diefstal.

 

Ga er bij de beantwoording van de vraag vanuit dat verbalisanten alleen gebruik hebben willen maken van bevoegdheden die het Wetboek van Strafvordering aan hen heeft toegekend.

 

1.       Was de staandehouding rechtmatig?

          Volgens art 52 Sv heeft iedere opsporingsambtenaar de bevoegdheid om de identiteit van de verdachte vast te stellen en hem daartoe staande te houden. Het heeft tot doel het stellen van vragen naar de personalia van de verdachte. De twee agenten zijn opsporingsambtenaren dus zij zijn bevoegd om te vragen naar de personalia. De verdachte moet meegedeeld worden voor welk feit hij staande wordt gehouden op grond van artikel 27c lid 1 Sv. Daarnaast vragen de agenten naar de personalia. Alles duidt erop dat de staandehouding rechtmatig is geschied. De verdenking is gebaseerd op het Litouws kenteken en de algemene kennis dat Litouwers betrokken zijn bij autodiefstallen. Deze kennis mag je meenemen. Wat je ook mee kan nemen is dat er 12 minuten geleden een diefstal is gepleegd. De melder heeft niet gemeld dat het Litouwers waren. Verder gaat het ook over dezelfde straat. Deze zaak ligt echt op het randje van een vermoeden van schuld. Met name vanwege het feit van discriminatie, maar tegelijkertijd is het wel informatie die je mag gebruiken. Het is wel opvallend dat midden in de nacht een auto uit dezelfde richting rijdt waar net een diefstal is gepleegd. Zie het arrest Rennende reputatie. Is hier sprake van een verhoor? Ze hadden de cautie moeten geven, want een vraag wat ze aan het doen zijn is al een vorm van het verhoor.

 

2.       Was de aanhouding rechtmatig?

  • Verdachte? Ja, in aanvulling op eerdere aanwijzingen ook kleding overeenkomstig beschrijving getuige en vondst van o.a. zaklamp en autoradio.
  • Heterdaad? Er is een knip tussen de melding en het is niet zo dat er direct een opsporing plaatsvindt. Dus er is geen sprake van heterdaad.
  • Voorlopige hechtenis? Ja, op diefstal met braak staat gevangenisstraf van max 6 jaar (Artikel 311 lid 1 onder 4 jo. artikel 67 lid 1 sv)
  • Bevel van OvJ? Nee. Maar situatie is spoedeisend, want zonder aanhouding rijden verdachten weg. Dus het mag ook zonder bevel.

Dus de aanhouding is wel rechtmatig.

 

3.       Hadden de agenten aan Ludwig en Jonas de cautie moeten geven voordat ze vragen gingen stellen?

          Een cautie is een waarschuwing aan de verdachte dat hij niet tot antwoorden verplicht is. De verdachte moet daarop voor zijn verhoor op worden gewezen. Er is in casu nog geen sprake van een inhoudelijk politieverhoor, dus dat betekent dat ze de verdachten nog niet op de cautie hoefden te wijzen.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019

Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 week 2

Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 week 2

Werkgroep 2 – Voorarrest

 

Aantekeningen

 

Aanhouding is wel een vrijheidsbenemend  dwangmiddel, maar valt niet onder het voorarrest. Bewaring en gevangenhouding en- neming zijn de voorlopige hechtenis. Voorarrest bevindt zich voor de berechting. Artikel 5 EVRM is van toepassing bij vrijheidsbeneming, dat gaat niet over de vrijheidsbeperking zoals staande houden. Goed het onderscheid maken tussen vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking. Vrijheidsbeneming is alleen toegestaan als het valt onder een van de gevallen genoemd in artikel 5 lid 1 onder a t/m f EVRM. Dit artikel stelt ook voorwaarden aan het nationaal recht voordat iemand kan worden opgesloten, namelijk de materiele rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen:

  • Inhoudelijke eisen die worden gesteld aan de vrijheidsbeneming. Het moet bijvoorbeeld duidelijke zijn waar je aan toe bent
  • Formele eisen hebben te maken met de procedure. Het gaat om de waarborgen in de procedure dat er ook daadwerkelijk wordt getoetst dat er aan alle voorwaarden is voldaan.

Verloop

 

  • Ophouden voor onderzoek artikel 56a Sv. Het moet gaan om een aangehouden verdachte. (Hulp)ovj moet het bevel geven. De tijd is 6 of 9 uur. 6 uur als er geen voorlopige hechtenis is toegelaten, 9 uur als er wel voorlopige hechtenis is toegelaten. Hoe kan je iemand ophouden voor onderzoek als er geen voorlopige hechtenis is toegelaten? In de gevallen van heterdaad. ‘s Nachts wordt de tijd niet meegerekend, dus dan kan de termijn in principe worden verlengd. Je kan iemand dus wel 18 uur lang vasthouden. Wat is de grond om iemand op te houden voor onderzoek? Het belang van het onderzoek.

 

  • Inverzekeringstelling artikel 57 Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegelaten. Dus er moet sprake zijn van een gevangenisstraf van 4 jaar of meer. De OvJ geeft weer het bevel. Verlenging kan alleen door de OvJ en niet door de hulpOvJ. De termijn is drie dagen + nog eens drie dagen. De grond is weer het belang van onderzoek.

 

  • Bewaring artikel 63 e.v. Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechter-commissaris heeft het bevel, maar dat gebeurt op vordering van de OvJ. De termijn is 14 dagen. In artikel 67a Sv staan de gronden voor bewaring.

 

  • Gevangenhouding en –neming artikel 65 e.v. Sv. Dit is mogelijk wanneer voorlopige hechtenis is toegestaan. Gebeurt door de rechtbank (raadkamer) op grond van artikel 67 Sv. De termijn is maximaal 90 dagen artikel 66 lid 1 Sv. De gronden zijn de gronden voor voorlopige hechtenis artikel 67a Sv.

 

Hoe groter de inbreuk die worden gemaakt op een burger, hoe strenger de voorwaarden zijn die daaraan worden gesteld. Eén grond is voldoende zoals die benoemd zijn in artikel 67a Sv. Er moet een geval zijn en er moet een grond zijn. Het is van belang dat je dit onderscheid maakt. De gevallen zijn de strafbare feiten waar voorlopige hechtenis voor openstaan. De gronden

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 Week 1

Strafrecht 3 werkgroepuitwerkingen 2018/2019 Week 1

Werkgroep 1 – Vooronderzoek, verdenking, verdachte, verhoor en vrijheidsbeneming

 

Aantekeningen

 

Het strafproces zou je kunnen verdelen in drie fasen:

  • Vooronderzoek/opsporing. Deze twee begrippen zijn niet hetzelfde. Het vooronderzoek verloopt nooit op dezelfde manier, want het heeft nooit precies dezelfde volgorde. Waarom is dat steeds verschillend? Je hebt namelijk verschillende opsporingsmethoden. Bij de verschillende opsporingsmethoden behoren verschillende taken en plichten van de opsporingsambtenaren. De taken en verantwoordelijkheden zijn dus verschillend, maar ook de normering, aangifte en klachten.
  • Vervolging/berechting. Deze twee begrippen zijn ook niet hetzelfde. Het heeft altijd wel dezelfde volgorde. Eerst is er een vervolgingsbeslissing, voorbereiding onderzoek, onderzoek ter terechtzitting,  beraadslaging en daarna hoger beroep en cassatie. In deze cursus gaan we alleen kijken naar eerste aanleg.
  • Tenuitvoerlegging, in deze cursus gaan we het hier ook niet over hebben.

Uitgelicht: met dwangmiddelen worden er inbreuk gemaakt op de rechten van een burger. Dat kan zijn op je eigendomsrecht, maar ook op je recht op persoonlijke vrijheid of huisrecht. We vinden wel dat hier voorwaarden aan moet worden gesteld. Hoe groter de inbreuk, hoe strenger de voorwaarden.

Vrijheidsbeperkende en – benemende dwangmiddelen.

  • Staande houden
  • Aanhouden
  • Ophouden voor onderzoek
  • Inverzekeringstelling
  • Voorlopige hechtenis.

De laatste drie zijn het voorarrest.

Begrip verdachte

  • Alleen een verdachte kan worden staande gehouden en aan gehouden
  • Voor vervolging moet er een redelijk vermoeden van schuld zijn
  • Vanaf vervolging is het tegen wie de vervolging is gericht
  • Vervolging is wanneer een rechter bij de zaak of wordt betrokken. Belangrijke uitzondering: de strafbeschikking.

Wat is de relevantie van het begrip verdachte?

Vanuit het perspectief van de burger is dat je rechten krijgt wanneer je als verdachte wordt aangemerkt. Bijvoorbeeld:

  • Zoals pressieverboden, zwijgrecht en cautieplicht
  • Bijstand raadsman

Vanuit het perspectief van de overheid is dat ze meer bevoegdheden krijgen

  • dwangmiddelen mogen toepassen

Het verschil tussen het materiele en formele begrip van verdachte is niet zo groot. Als je onterecht wordt aangehouden, zou het gek zijn als je geen rechten meer zou hebben. Op grond van de identificatiewet mag de politie iedereen rondom een delict vragen naar een ID. Het kan zijn dat de marechaussee een eigen bevoegdheid heeft om iemand naar ID te vragen en te vragen waar ze heen gaan. Voor een alcoholcontrole heeft de politie een bevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet, in dat geval hoeft er geen sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld. De consequentie van een onrechtmatige staandehouding is zeer teleurstellend. Je kan er voor de rest niet zoveel mee. Je zou wel een klacht kunnen indienen bij de politie. Maar dat is allemaal buiten het strafproces om.

 

1.  a.  Wat houdt het materiële begrip ‘verdachte’ in? En waar vind je dit begrip in de wet?

In artikel 27 lid

.....read more
Access: 
Public
Follow the author: iwanabosman
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Countries and regions
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1162 1 1