Blok AWV: Tentamen

Tentamen Blok AWV jaar 1

De lichaamstemperatuur is bij volwassen mensen normaal verdeeld met een gemiddelde van 36.8 °C en een standaarddeviatie van 0.35 °C. Zuigelingen kunnen hun lichaamstemperatuur minder goed reguleren, en hebben dan ook een grotere standaarddeviatie rondom hetzelfde gemiddelde van 36.8 °C. Ook bij zuigelingen is de lichaamstemperatuur normaal verdeeld. 

  1. Wat kan er op basis van deze gegevens gezegd worden over de kans dat de lichaamstemperatuur lager is dan 36.5 °C? 
  1. Deze kans is voor een zuigeling en een volwassene gelijk 
  2. Deze kans is bij een zuigeling meer variabel dan bij een volwassene 
  3. Deze kans is bij een zuigeling groter dan bij een volwassene 
  4. Deze kans is bij een zuigeling kleiner dan bij een volwassene 

Bij een zwangerschap is de kans op een eeneiige tweeling ongeveer 1 op 250. Twee niet- verwante vriendinnen zijn tegelijk zwanger. 

  1. Wat is de kans dat één van hen een eeneiige tweeling krijgt en de ander niet? 

    1. 0.50 
    2. 0.50 * 0.004 * 0.996 
    3. 0.004 * 0. 996 
    4. 2 * 0.004 * 0.996 

Een EPO-dopingtest is positief als de hematocrietwaarde in het bloed groter of gelijk aan 0.50 is. De internationale wielerunie wil bekijken hoe betrouwbaar hun methode van dopingcontrole nu is. Daarvoor heeft men in een experiment een aantal atleten EPO toegediend en deze atleten vergeleken met een aantal atleten die geen EPO gebruikt hadden. Men vond de volgende getallen: 

  1. Wat zijn de sensitiviteit en specificiteit van de dopingtest? 

    1. sensitiviteit = 0.34, specificiteit =0.94 
    2. sensitiviteit = 0.94, specificiteit =0.34 
    3. sensitiviteit = 0.50, specificiteit =0.97 
    4. sensitiviteit = 0.50, specificiteit =0.03 
 

Hematocrietwaarde

 
 

< 0,5

≥ 0,5

Total

EPO gebruik

50

50

100

Geen EPO gebruik

97

3

100

  1. Stel dat de sensitiviteit van een andere dopingtest 0.95 is en de specificiteit 0.90. Men gaat met deze test naar het wielerpeloton. Neem aan dat ongeveer 40% van de renners EPO gebruikt. Wat is de kans dat een renner die positief getest wordt werkelijk EPO gebruikt? 

    1. 0.904 
    2. 0.864 
    3. 0.500 
    4. 0.380 
  2. Nu bleek later dat het EPO-gebruik in de wielerwereld onderschat werd, en dat de prevalentie van het EPO-gebruik in het peloton plaats van 40% zo goed als 100% was. Wat betekent dit voor de test? 
    1. De sensitiviteit gaat naar 100% 
    2. De specificiteit gaat naar 100% 
    3. De positief voorspellende waarde gaat naar 100% 
    4. De negatief voorspellende waarde gaat naar 100%  

Een bedrijfsgeneeskundige dienst van een groot bedrijf wil voorkomen dat de personeelsleden last krijgen van ‘burn-out’. Een burn-out is een typisch werkgebonden probleem, waarbij mensen het gevoel hebben opgebrand te zijn. Dit kan resulteren in allerlei lichamelijke klachten als hoofdpijn, maagpijn, duizeligheid, eczeem, gezondheidsproblemen als hart- en vaatziekten, slechtere werkprestaties, ziekteverzuim, gebrek aan zelfvertrouwen en zelfs tot tijdelijk of voorgoed stoppen met de beroepsuitoefening. Een psycholoog wordt gevraagd om een vragenlijst te ontwikkelen waarmee een burn-out score kan worden berekend. Een hoge score op de vragenlijst kan duiden op een burn-out. 

Zes personen vullen de vragenlijst in. Hun scores zijn: 35 38 39 42 42 44. 

  1. Wat is de mediaan en de standaarddeviatie van deze steekproef? 

    1. de mediaan = 40 en de standaarddeviatie is 3.29
    2. de mediaan = 40 en de standaarddeviatie is 10.8
    3. de mediaan = 40.5 en de standaarddeviatie is 3.29 
    4. de mediaan = 40.5 en de standaarddeviatie is 10.8 

Vervolgens vullen 500 willekeurige werknemers de vragenlijst in. De burn-out- score blijkt bij benadering normaal verdeeld te zijn. De gemiddelde burn-out score is gelijk aan 40, met standaarddeviatie gelijk aan 10. 

  1. Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde burn-out score? 

    1. (40–1.96×10, 40+1.96×10) 
    2. (40–1.96×500, 40+1.96×500) 
    3. (40 – 1.96 × (10/√500) , 40 + 1.96 × (10/√500)) 
    4. (40 – 1.96 × (√500/10) , 40 + 1.96 × (√500/10)) 
  2. Voor het hierboven berekende 95%-betrouwbaarheidsinterval verwacht men dat ongeveer: 
    1. 95% van de werknemers een burn-out score heeft die in dit interval zit
    2. 95% van de werknemers een burn-out score heeft die buiten dit interval ligt
    3. in 95 van de 100 studies de individuele burn-out scores in dit interval vallen
    4. in 95 van de 100 studies dit interval het onbekende populatiegemiddelde bevat 

Er hebben 250 mannen en 250 vrouwen een vragenlijst ingevuld. Per persoon kan de score op de vragenlijst variëren tussen 0 en 100 punten. 

  1. Welk van de volgende toetsen is het meest geschikt om te bekijken of mannen en vrouwen gemiddeld even hoog scoren op de vragenlijst : 

    1. De chi-kwadraat toets 
    2. De gepaarde t-toets 
    3. De McNemar toets 
    4. De ongepaarde t-toets 
  2. Wat zou er in dit onderzoek gebeuren met het 95% betrouwbaarheidsinterval als het aantal personen in de studie verhoogd wordt? Het betrouwbaarheidsinterval wordt: 
    1. groter 
    2. kleiner 
    3. kan zowel groter als kleiner worden 
    4. blijft gelijk 

Het meten van de bloedsuikerspiegel en kijken of deze boven de 6.1mmol/l is, is een screeningstest voor diabetes. In een studie bleek dat van de mensen met een nuchtere bloedsuikerconcentratie van ≥ 6.1 mmol/l er 60 % daadwerkelijk diabetes of een voorstadium hebben. 

  1. Waarvan is het percentage 60% een schatting? 

    1. de prevalentie 
    2. de sensitiviteit 
    3. de specificiteit 
    4. de positief voorspellende waarde 

In een studie wordt het effect van een behandeling vergeleken met het effect van een placebo. Men observeert dat 80% geneest in de placebogroep en 90% in de behandelingsgroep. Men voert een chi-kwadraat toets uit om de twee percentages met elkaar te vergelijken, en vindt daarbij een p-waarde van 0.46. Daarbij discussiëren de onderzoekers over twee mogelijke conclusies van dit onderzoek: 

 

A: placebo en behandeling zijn precies even effectief B: behandeling werkt beter dan placebo 

  1. Welke van onderstaande uitspraken is juist? Houd daarbij een significantieniveau van 5% aan. 

    1. Er is evidentie voor A en niet voor B 
    2. Er is evidentie voor B en niet voor A 
    3. Er is noch evidentie voor A, noch voor B 
    4. Er is evidentie voor A zowel als voor B 
  2. Welke statistische toets is het meest geschikt om het percentage kinderen met een ontwikkelingsstoornis op 2 jarige leeftijd te vergelijken tussen kinderen die te vroeg geboren zijn en kinderen die à terme geboren zijn? 
    1. De chi-kwadraat toets 
    2. De gepaarde t-toets 
    3. De McNemar toets 
    4. De ongepaarde t-toets 
  3. Welke statistische toets is het meest geschikt om het gemiddeld gewicht van een groep obese mannen te vergelijken voor en na het volgen van een dieet? 
    1. De chi-kwadraat toets
    2. De gepaarde t-toets
    3. De McNemar toets
    4. De ongepaarde t-toets 

In een gerandomiseerde studie wordt een gedragstherapie voor depressie vergeleken met standaardzorg. De uitkomst van de behandeling wordt gemeten met een score op een vragenlijst. De onderzoekers rapporteren als geschat verschil in score een waarde van 0.06 met een 95% betrouwbaarheidsinterval van -2.1 tot 2.2 met als toetsstatistiek T=0.99 en als p-waarde p=0.01. Er klopt hier iets niet. 

  1. Welk resultaat is niet verenigbaar met de gegeven p-waarde? 

    1. De waarde T ligt binnen het betrouwbaarheidsinterval 
    2. De waarde 0 ligt binnen het betrouwbaarheidsinterval 
    3. De waarde van p ligt binnen het betrouwbaarheidsinterval 
    4. De waarde 0.06 ligt binnen het betrouwbaarheidsinterval  

Voor een onderzoek naar de ziekte van Conn wordt aldosteron gemeten bij een aantal gezonde proefpersonen. Als voorbereiding doet men eerst een pilot-studie in een kleine steekproef waarin onder andere de standaarddeviatie van het aldosteron niveau wordt bepaald. Later volgt de uiteindelijke studie met een veel grotere steekproef. Hier wordt opnieuw de standaarddeviatie van de aldosteron niveaus bepaald. 

  1. Wat is de relatie tussen deze twee standaarddeviaties? De standaarddeviatie in de uiteindelijke studie 

    1. is waarschijnlijk groter 
    2. is waarschijnlijk kleiner 
    3. is waarschijnlijk ongeveer even groot 
    4. is waarschijnlijk meer variabel 

In hetzelfde pilot-onderzoek werd ook het gemiddelde aldosteron-niveau van gezonde proefpersonen bepaald. In de 9 proefpersonen in de pilot-studie werd een gemiddeld aldosteron-niveau gevonden van 12.4 ng/dl met 95% betrouwbaarheidsinterval van 10.4 tot 14.4 ng/dl. Aldosteron-niveaus zijn normaal verdeeld. 

  1. Hoort een waarde van 16 ng/dl tot de 5% meest extreme waarden die een individuele proefpersoon kan hebben? 

    1. Ja, want 16 is groter dan 12.4 
    2. Ja, want 16 is groter dan 14.4 
    3. Nee, want 16 is kleiner dan 16.4 
    4. Nee, want 16 is kleiner dan 18.4 

Een groep scholieren krijgt een middag voorlichting over gezond bewegen. Vóór deze voorlichting en een maand na deze voorlichting wordt aan de scholieren met een ja/nee- vraag gevraagd of ze aan sport doen. Men wil de significantie van het effect van de voorlichting op sportbeoefening te bepalen. 

  1. Welke toets is daarvoor het meest geschikt? 

    1. De chi-kwadraat toets 
    2. De gepaarde t-toets 
    3. De McNemar toets 
    4. De ongepaarde t-toets 

In een klinische trial worden twee doses van een medicijn (zeg dosis 1 en 2) vergeleken met een placebo groep, zodat er in deze trial drie onderzoeksgroepen zijn. Om verschillen in het behandeleffect te onderzoeken voert de onderzoeker een Anova F-toets uit. Deze toets geeft een significant resultaat. In het uiteindelijke artikel schrijft de onderzoeker de volgende twee conclusies op: 

1: “De behandeleffecten van dosis 1 en dosis 2 verschillen allebei significant van dat van placebo”
2: “Dosis 1 en dosis 2 hebben een significant verschillend behandeleffect.” 

  1. Welke van deze twee uitspraken worden ondersteund door de uitslag van de toets? 

    1. Zowel uitspraak 1 als uitspraak 2 
    2. Uitspraak 1 maar niet uitspraak 2 
    3. Uitspraak 2 maar niet uitspraak 1 
    4. Noch uitspraak 1, noch uitspraak 2
  2. De NNT staat voor de number-needed-to-treat. Deze kan uit een randomised clinical trial worden berekend door: 
    1. 1 / odds ratio 
    2. 1 / relatief risico 
    3. 1 / relatieve risico reductie 
    4. 1 / risicoverschil 
  3. De letters van de afkorting FFP staan voor drie activiteiten van wetenschappelijk onderzoekers die ontoelaatbaar zijn. Wat is de juiste betekenis van de afkorting FFP? 
    1. Fabricatie, Falsificatie en Plagiaat 
    2. Fontificatie, Falsificatie, en Popularisatie 
    3. Fabricatie, Futilisatie, en Plagiaat 
    4. Fontificatie, Futilisatie en Popularisatie 
  4. Voor wetenschappelijk onderzoek gelden een aantal principes zoals zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Waar kun je deze terugvinden? 

In de “Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen” 

In het rapport “Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening” 

In de code “Goed Gedrag” 

Een arts wil weten wat de gemiddelde bloeddruk is van 85-jarige bewoners van een verpleeghuis. Bij het verzamelen van gegevens voor dit onderzoek kun je twee soorten fouten maken: toevallige fouten en systematische fouten. Deze fouten kunnen invloed hebben op het resultaat van je onderzoek. 

 

Infectie 

Totaal 

Ja 

Nee 

Nitriet Aanwezig 

Nitriet Afwezig 

Totaal 

40 

15 

55 

10 

50 

135 

150 

145 

200 

  1. Als je het aantal proefpersonen in het onderzoek vergroot:

    1. Verminder je de invloed van toevallige fouten op het resultaat van het onderzoek
    2. Vergroot je de invloed van toevallige fouten op het resultaat van het onderzoek 
    3. Maakt dit niet uit voor de invloed van toevallige fouten op het resultaat van het onderzoek
    4. Kun je niet zeggen of dit uitmaakt voor de invloed van toevallige fouten op het resultaat van het onderzoek. 

Een onderzoeker wil weten of oudere mensen met een hoge bloeddruk sneller vergeetachtig worden dan even oude mensen met een gewone bloeddruk. Door een fout bij het verwerken van de gegevens bleek volstrekt willekeurig de helft van de mensen een bloeddruk van iemand anders gekregen te hebben. Stel dat er in werkelijkheid een positief effect is van bloeddruk op vergeetachtigheid. 

  1. Wat is het gevolg van deze fout? 

    1. Er wordt een te groot effect van bloeddruk op vergeetachtigheid gevonden 
    2. Er wordt een te klein effect van bloeddruk op vergeetachtigheid gevonden 
    3. De fout heeft geen invloed op het gevonden effect van bloeddruk op vergeetachtigheid 
    4. Je kunt niet zeggen of en wat voor invloed dit heeft op het gevonden effect van bloeddruk op vergeetachtigheid 

Een patiënt heeft een diastolische bloeddruk van 90 mm Hg, herhaald gemeten door een ervaren arts met een goede bloeddrukmeter. We beschouwen dit als de ware bloeddruk van deze patiënt. Twintig studenten meten met een paar minuten tussenpoos de bloeddruk bij deze patiënt. Zij vinden bloeddrukken tussen de 80 en de 105 mm Hg met een gemiddelde van 90,5 mm Hg. 

  1. We interpreteren de bloeddrukken zoals gemeten door de studenten als: 

    1. Niet precies en niet valide 
    2. Niet precies en wel valide 
    3. Wel precies en niet valide 
    4. Wel precies en wel valide  

In een verzorgingshuis met 100 bewoners worden op een dag alle bewoners gewogen en wordt de lengte gemeten. Uit deze gegevens wordt voor iedereen de Body Mass Index (BMI) berekend. Een te lage BMI duidt op ondergewicht. Van de bewoners waren er op de bewuste dag 10 niet in huis en konden niet gemeten worden. Er werden 15 mensen gevonden met ondergewicht. 

  1. Wat kan op basis hiervan worden gezegd? 

    1. De incidentie van ondergewicht is 15/90 
    2. De incidentie van ondergewicht is 15/100 
    3. De prevalentie van ondergewicht is 15/90
    4. De prevalentie van ondergewicht is 15/100 

Thrombin-activatable fibrinolysis inhibitor (TAFI) is een remmer van de fibrinolyse. De fibrinolyse zorgt ervoor dat een bloedstolsel afgebroken wordt. Rotterdamse onderzoekers hebben de rol van TAFI onderzocht in het ontstaan van een herseninfarct. Mensen die een herseninfarct hadden gehad werden uitgenodigd voor het onderzoek en 124 patiënten deden mee. Daarnaast vroegen de onderzoekers of een buurman of vriend van de patiënt mee wilde doen aan het onderzoek. (J Thromb Haem 2005;3:2211-8) 

  1. Wat is in dit onderzoek de determinant en de uitkomst? 

    1. herseninfarct is de determinant en TAFI de uitkomst 
    2. patiënten en controles zijn de determinant en TAFI de uitkomst 
    3. TAFI is de determinant en herseninfarct de uitkomst 
    4. TAFI is de determinant en patiënten en controles de uitkomst 
  2. Wat voor soort onderzoek is het bovenstaande onderzoek? 
    1. Case-control onderzoek 
    2. Cross-sectioneel onderzoek 
    3. Experimenteel onderzoek 
    4. Prospectief follow-up onderzoek 
    5. Retrospectief follow-up onderzoek 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: nathalievlangen
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2181