HC20: Cholesterol, the good and the bad
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- In dit college wordt besproken wat cholesterol is, wat de functies zijn en hoe het getransporteerd wordt
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Er zijn geen opmerkingen over het tentamen gemaakt
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Er zijn geen mogelijke vragen behandeld
Triglyceriden
Triglyceriden zijn afkomstig van voedsel → ze moeten vanuit de darm opgenomen worden en getransporteerd worden naar verschillende organen en weefsels in het lichaam:
- Triglyceride = een glycerolmolecuul met daaraan 3 vetzuurstaarten
Triglyceriden worden via het bloed getransporteerd naar:
- Hart
- Gebruikt vet voor het maken van ATP om het hart te laten kloppen
- De vetzuren worden via de adem uitgescheiden als CO2
- Spieren
- Gebruikt vet voor het maken van ATP voor spiercontractie
- De vetzuren worden via de adem uitgescheiden als CO2
- Wit vet
- Het vet wordt opgeslagen voor schaarse tijden
- Bevat weinig mitochondriën → er kunnen weinig vetzuren verbrand worden
- Bruin vet
- Warmte wordt geproduceerd → vet wordt niet gebruikt voor ATP-productie maar maakt warmte
- Vetzuren worden via bèta-oxidatie verbrand → er wordt een protongradiënt gecreëerd die wordt gebruikt voor het genereren van warmte
Lipoproteïnen zijn bolletjes die vetten (triglyceriden) door het lichaam transporteren.
Cholesterol
Cholesterol is niet echt een vet, maar meer een steroïd. Ook cholesterol wordt door lipoproteïnen getransporteerd door het bloed.
Cholesterol heeft meerdere functies:
- Cholesterol wordt niet gebruikt voor energie, maar als component van de celmembranen
- Heeft een stabiliserende werking → verstevigt de wand van de cel door de celmembranen wat minder vloeibaar te maken
- Wordt via het bloed getransporteerd naar de weefsels
- Cholesterol wordt gebruikt als precursor in de lever voor de productie van galzuren
- Gal wordt uitgescheiden in de dunne darm
- Cholesterol is een precursor voor vitamine D en steroïdhormonen
- Steroïdhormonen zijn androgenen (testosteron), oestrogenen (oestradiol) en bijnierhormonen (minerale corticoïden en gluco-corticoïden)
- De testis, ovaria en bijnieren hebben dus cholesterol nodig
- Steroïdhormonen zijn androgenen (testosteron), oestrogenen (oestradiol) en bijnierhormonen (minerale corticoïden en gluco-corticoïden)
Lipoproteïnen
Triglyceriden en cholesterol zijn niet oplosbaar in water, maar bloed is voornamelijk een waterige oplossing. Dit wordt opgelost door lipoproteïnen: verbindingen van specifieke eiwitten en specifieke lipiden. In tegenstelling tot lipiden zijn lipoproteïnen wel oplosbaar in water.
Een lipoproteïne heeft een specifieke opbouw:
- Een kern van triglyceriden en cholesterolesters
- Een membraan van fosfolipiden en cholesterolmoleculen
- Om het membraan liggen apolipoproteïnen → bepalen de richting/opnameplaats van de lipoproteïne
Voorbeelden van lipoproteïnen zijn:
- LDL (low density lipoproteïn)
- Het "slechte" cholesterol → geeft cholesterol af
- Rond 3-5 nm in grootte
- 1 groot apolipoproteïne: apoB100
- Soms zijn er ook anderen
- ApoB100 is zo groot dat er nauwelijks meer ruimte op het oppervlak is voor andere eiwitten
- De kern bestaat vooral uit cholesterol in de vorm van cholesterolesters
- HDL (high density lipoproteïn)
- Het "goede" cholesterol → neemt cholesterol op
- Meest kenmerkende apolipoproteïne is apoA1/apoAft
- Rond 8-1 nm in grootte → kleiner dan LDL
- In het membraan ligt vrije cholesterol en fosfolipiden
- In de kern liggen cholesterolesters
- Chylomicronen
- Triglyceride-rijke lipoproteïnen
- 100-1000 nm in grootte → een stuk groter
- Hoe groter het deeltjes, hoe meer triglyceriden erin zitten
- Bevat in de kern enkele cholesterolesters
- Het membraan bestaat uit vrij cholesterol met vrije fosfolipiden
- Bestaat voor het grootste deel uit apoB48
- Worden gemaakt in de darm
- VLDL (very low density lipoproteïn)
- 40-80 nm in grootte
- Bevat apoB100
- Zelfde structuur en apolipoproteïne samenstelling als chylomicronen
- Rijk aan triglyceriden, maar bevat relatief meer cholesterolesters
- Worden gemaakt in de lever
De grotere deeltjes (chylomicronen en VLDL) zijn dus triglyceriderijk, de kleinere deeltjes (LDL en HDL) zijn cholesterolrijk.
Exogene pathway
Het metabolisme van vetzuren verloopt als volgt:
- In de darmen worden emulsies gevormd van vetten
- Triglyceriden circuleren niet zomaar even rond in de darm → er worden micellen gevormd
- Micellen gaan dichterbij de wand van de cellen liggen waardoor triglyceriden eruit gekliefd en vetzuren bevrijd kunnen worden
- Maaglipase splitst 1 vetzuur van 1 triacylglycerol af → er ontstaat een 1-diacylglycerol en een vetzuur
- Pancreaslipase splitst nog een vetzuur van het diacylglycerol af → er ontstaat een monoacylglycerol en een vetzuur
- Enterocyten nemen de monoacylglycerol en twee vetzuren via diffusie en receptoren op
- Cholesterol wordt anders opgenomen → het NPC1L1 eiwit transporteert cholesterol naar de enterocyt
- Dit eiwit kan tegenwoordig geïnhibeerd worden, waardoor het cholesterolgehalte in het bloed verlaagd wordt
- Cholesterol wordt anders opgenomen → het NPC1L1 eiwit transporteert cholesterol naar de enterocyt
- Binnen de cel worden vrije vetzuren, ook cholesterol, in het glad ER weer veresterd
- Er ontstaan vetdruppels met triglyceriden en cholesterolesters
- Vanuit het ruw ER worden apoB48 eiwitten gemaakt, die gekoppeld worden aan de vetdruppels
- Bij exocytose ontstaat een chylomicron
- Chylomicronen worden in het lymfe opgenomen en uitgescheiden in de bloedcirculatie
- Chylomicronen geven in de circulatie vrije vetzuren af aan weefsels en organen voor ATP productie
Chylomicronen:
Chylomicronen zijn rijk aan triglyceriden en bestaan uit apoB48, maar kunnen ook andere apolipoproteïnen krijgen. Het afgeven van vrije vetzuren verloopt als volgt:
- Chylomicronen kunnen in de circulatie andere apolipoproteïnen van andere deeltjes krijgen
- Hierdoor kunnen ze bij de weefsels aanhaken
- Via de actie van de lipoproteïne-lipase (een triglyceride-splitser) worden vrije vetzuren eraf geknipt
- Er ontstaat dus glycerol en 3 vrije vetzuren
- ApoC2 is een verplichte co-activator → zonder apoC2 zal het triglyceridegehalte in het bloed stijgen
- Vrije vetzuren worden door LPL op de kernen van verschillende weefsels opgenomen
- Hieruit kan ATP geproduceerd worden
- De chylomicronen worden steeds kleiner en apoE rijker
- De chylomicronen krijgen in de bloedbaan apoE
- ApoE is een ligand voor de receptoren op de lever
- Doordat de chylomicronen steeds kleiner worden, kunnen ze door de fenestrae in de endotheellaag van de sinusoïden in lever heen
- Dit zijn kleine gaatjes waar grote chylomicronen niet doorheen kunnen
- Chylomicronen worden door de hepatocyt in de lever opgenomen
- Dit gebeurt voornamelijk via LRP en LDL-receptoren
- LRP lijkt heel veel op een LDL-receptor
- Dit gebeurt voornamelijk via LRP en LDL-receptoren
Endogene pathway
Het lichaam heeft ook een endogene route die vaak plaatsvindt tijdens vasten. De endogene route bestaat uit het VLDL metabolisme:
- De lever kan zelf lipoproteïnes produceren: VLDL deeltjes
- VLDL deeltjes zijn rijk aan triglyceriden en bevatten ook wat cholesterol
- In de circulatie worden de vrije vetzuren van de triglyceriden afgeknipt
- VLDL deeltjes worden steeds kleiner (nemen af in partikelgrootte) → intermediate LDL deeltjes
- Intermediate LDL deeltjes vormen LDL deeltjes
- LDL deeltjes zijn rijker in apoE en kunnen op dezelfde manier opgenomen worden door de lever
LDL is dus een oud VLDL deeltje dat circuleert en opgenomen kan worden door een LDL-receptor:
- LDL-receptoren zijn niet alleen in de lever, maar ook in andere weefsels aanwezig
- Hoewel het bekend staat als het slechte cholesterol, is er wel een beetje van nodig
- ApoE is het belangrijke ligand
- Ook apoB100 en apoB48 kunnen via de LDL-receptor opgenomen worden
IDLD kan ook worden opgenomen of getransformeerd worden tot LDL deeltje.
Atherosclerose
LDL-deeltjes zijn risicofactoren voor atherosclerose. Het zijn de meest aterogene deeltjes in de circulatie → als er te veel afzetting van LDL in de vaatwand plaatsvindt, kan er atherosclerose ontstaan:
- Door een hoge bloeddruk ontstaat er druk op het endotheel → er ontstaat een dysfunctie van het endotheel in de bloedvatwand
- Het endotheel gaat de receptoren upreguleren
- Dit zijn receptoren voor leukocyten
- De upregulatie zorgt ervoor dat monocyten gaan binden aan de receptoren
- Monocyten worden opgenomen door de bloedvatwand en omgezet in macrofagen
- Tegelijkertijd kan er LDL door de endotheellaag gaan
- De macrofagen gaan de LDL-deeltjes fagocyteren → worden schuimcellen
- Schuimcellen zitten helemaal vol met vet uit LDL
- De schuimcellen gaan dood → de ontstekingen gaan nog meer uitbreiden
- Door vetophoping, macrofagen en dode macrofagen ontstaat ook een verdikking van de bloedvatwand (atheroma/angina pectoris), dit heten ook wel plaques
- Als macrofagen ontstoken raken, gaan ze een groeifactor afgeven waardoor de spiercellen gaan migreren
- De spiercellen gaan de vetophopingen beschermen met fibreuze kapsels
- Als de kapsels scheuren gaat het bloed stollen → het bloedvat gaat dichtzitten
- Als dit gebeurt in de kransslagaders krijgt het hart ineens geen bloed en voedingsstoffen meer → hartinfarct
- Een trombus kan loskomen en vastraken in de hersenen → herseninfarct
Inverse cholesteroltransport
Het inverse cholesteroltransport vindt plaats via HDL. HDL is de goede vorm van cholesterol. Het kan gemaakt worden door de lever en darmen. HDL haalt cholesterol weg van weefsels die er te veel van hebben, maar ook van de vaatwand:
- HDL kan de vaatwand in → gaan ineractie aan met macrofagen die cholesterol afgeven
- HDL moleculen vullen zich met cholesterol → worden steeds groter
- Dit gebeurt via LCAT
- HDL moleculen geven cholesterolesters af aan de lever
- Cholesterol wordt in de lever gebruikt voor het maken van galzuren
- Cholesterol wordt via gal uit het lichaam verwijderd
- Het proces herhaalt zich
HDL geeft op 3 manieren bescherming tegen atherosclerose:
- Zorgt voor het wegpompen van cholesterol uit de vaatwand
- Heeft een anti-inflammatoire werking
- Werkt anti-oxidatief → het LDL wordt niet geoxideerd
Monogenetische lipide stoornissen
Normale gehaltes van cholesterol en triglycerides in het bloed zijn:
- Cholesterol: 4-5 mM
- Triglycerides: 1 mM
Er zijn 3 monogenetische lipide stoornissen:
- Type I hyperlipidemie (familiaire chylomicronemie)
- Gekenmerkt door het excessief ophopen van chylomicronen in het bloed
- Er kunnen mutaties in het LPL of in het apoC2 zitten
- ApoC2 is de verplichte co-activator van LPL
- Het chylomicron kan niet kleiner worden
- Het bloedplasma is niet meer helder
- Er kunnen mutaties in het LPL of in het apoC2 zitten
- De triglyceriden zijn verhoogd: > 10 mM
- Gekenmerkt door het excessief ophopen van chylomicronen in het bloed
- Type II hyperlipidemie (familiaire hypercholesterolemie)
- Autosomaal dominant
- Gekenmerkt door een verhoging van het LDL
- Er is een mutatie in apoB100 of de LDL receptor → LDL kan het bloed niet meer uit
- Als er geen enkele goede receptor is, kan al op vroege leeftijd een hartinfarct komen
- Het cholesterol is verhoogd
- Mutatie van 1 allel: > 8 mM
- Mutatie van meerdere allelen: > 15 mM
- Deze patiënten worden vaak niet ouder dan 20 jaar
- Type III hyperlipidemie (dysbètalipoproteïnemie)
- De chylomicronen en het VLDL zijn verhoogd
- Er is een mutatie in het apoE
- De triglyceriden en het cholesterol zijn verhoogd
- Cholesterol: 8-10 mM
- Triglyceriden: > 3 mM
Behandeling van atherogenetische dyslipidemie
De behandeling van dyslipidemie kan door toediening van statines:
- Statine remt het enzym HMG-CoA reductase
- De lever kan vanuit acetyl-CoA cholesterol maken via de HMG-CoA synthese
- Statines hebben een structuur die lijkt op HMG-CoA → kunnen competitief remmen
- De cholesterolsynthese wordt geïnhibeerd → er wordt minder cholesterol gemaakt in de lever
- Er is minder VLDL afgifte en dus ook minder LDL
- In de levercellen die cholesterol maken wordt minder cholesterol gezien → de lever schroeft de aanmaak van LDL receptoren omhoog
- Er wordt meer LDL uit het bloed gehaald
Er wordt dus minder LDL gemaakt en meer LDL opgenomen. Statine zorgt in 25% van de gevallen voor preventie van cardiovasculaire events.
Bruin vetweefsel
Bruin vet (BAT) draagt bij aan het triglyceride metabolisme. Het verbrandt de triglyceriden tot warmte. Bruin vet verschilt in veel opzichten van wit vet:
- Wit vet
- Een opslagplaats voor vet → de bouw is hierop gebaseerd
- Het bestaat uit grote zakken waar het vet in opgeslagen kan worden
- Een persoon heet 12 tot 35 kg wit vet
- Is overal te vinden
- Bevat voorlopers van bruine vetcellen die bij lage temperatuur omgezet kunnen worden in bruin vet
- Bruin vet
- Heeft tot functie het warmhouden van het lichaam
- Bestaat uit vetbolletjes en heel veel mitochondriën → hierdoor ontstaat de bruine kleur
- Een persoon heft 50 tot 100 gram bruin vet
- Is vooral gelokaliseerd rond de grote vaten en boven de clavicula
- Via het bloed kan de geproduceerde warmte meteen vervoerd worden door het hele lichaam
- Met het toenemen van de leeftijd neemt de hoeveelheid bruin vet af
- Baby's hebben relatief veel bruin vet, met name tussen de schouders
Werking:
Het bruine vet wordt geïnnerveerd door het sympathische zenuwstelsel:
- D.m.v. receptoren kan de hypothalamus registreren wanneer het koud is
- Er gaat via de sympathische zenuw een signaal naar het bruine vet om warmte te gaan maken
- Noradrenaline wordt uitgestoten en bindt aan de β3-adrenerge receptor
- De β3-adrenerge receptor activeert het bruine vet
- Er ontstaat een reeks intracellulaire reacties en uiteindelijk transcriptie van het gen van UCP1
- UCP1 is een specifiek gen in bruine en beige vetcellen
- UCP1 is een ontkoppelingseiwit → zorgt ervoor dat er warmte wordt gemaakt
- UCP1 boort een gaat in het binnenmembraan waardoor protonen gaan bewegen en zich gaan verdelen over beide kanten → energieverlies in de vorm van warmte
- Bij oxidatieve fosforylering is er opbouw van de hoeveelheid protonen in de intramembraneuze ruimte
- Het elektronengradiënt zorgt er normaal voor dat ADP wordt omgezet in ATP
Afvallen:
Bruin vet is dus belangrijk voor de warmteproductie. Door veel in de kou te zijn kan er meer bruin vet ontstaan. Dit is vooral 's ochtens het geval. Door bruin vet te activeren, neemt bruin vet vet op vanuit wit vet, dat vervolgens wordt omgezet in warmte.
Het volume en de activiteit van bruin vet is lager bij obese mensen → bruin vet zou een belangrijk verdedigingsmechanisme tegen obesitas kunnen zijn. Mogelijk hebben mensen die genetisch gezien minder bruin vet hebben, een grotere kans op obesitas. Bruin vet kan, net als wit vet, via lipoproteïnen via LPL binden. Als bruin vet wordt verbrand gebeuren er een aantal dingen:
- Het energieverbruik gaat omhoog waardoor er gewichtsverlies is
- De triglyceridenklaring gaat omhoog
- De glucoseklaring gaat omhoog
Dit leidt tot een verlaagd risico op atherosclerose, overgewicht en diabetes type 2.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020
- Sturing en Stofwisseling HC1: Inleiding
- Sturing en Stofwisseling HC2: Regeling van de voortplanting
- Sturing en Stofwisseling HC3: Microscopie van de gonaden
- Sturing en Stofwisseling HC4: Sturing en temperatuur
- Sturing en Stofwisseling HC5: Mechanisme van het baringsproces
- Sturing en Stofwisseling HC6: Sturing en seksualiteit
- Sturing en Stofwisseling HC7: Feedbacksystemen en modellen
- Sturing en Stofwisseling HC8: Inleiding maag-darmkanaal
- Sturing en Stofwisseling HC9: Macroscopie van de buik
- Sturing en Stofwisseling HC10: Microscopie van de buik
- Sturing en Stofwisseling HC11: Ontwikkeling maag, darm en lever
- Sturing en Stofwisseling HC12: Ontwikkeling en groei
- Sturing en Stofwisseling HC13: Transport van de voedselbrij door het maag-darmkanaal
- Sturing en Stofwisseling HC14: Lever (galtransport)
- Sturing en Stofwisseling HC15: Farmacologie
- Sturing en Stofwisseling HC16: Secretie, digestie en absorptie
- Sturing en Stofwisseling HC17: Patiënt met diarree
- Sturing en Stofwisseling HC18: Sturing van de maagprocessen
- Sturing en Stofwisseling HC19: Stofwisseling van de cel
- Sturing en Stofwisseling HC20: Cholesterol, the good and the bad
- Sturing en Stofwisseling HC21: Regulatie van de energiehuishouding
- Sturing en Stofwisseling HC22: Metabool syndroom
- Sturing en Stofwisseling HC23: Psychologie van eetstoornissen
- Sturing en Stofwisseling HC24: Type I + II diabetes
- Sturing en Stofwisseling HC25: Complicaties van diabetes mellitus
- Sturing en Stofwisseling HC26: Schildklierhormoon-ontregeling
- Sturing en Stofwisseling HC27: Cortisol regelkring, hyper- en hypocortisolisme
- Sturing en Stofwisseling HC28: Microscopie schildklier, bijnier, hypofyse
- Sturing en Stofwisseling Proeftentamen 1
- Sturing en Stofwisseling Proeftentamen 2
Contributions: posts
Spotlight: topics
Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020
Deze bundel bevat alle hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens van het blok Sturing en Stofwisseling van de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden.
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1792 |
Add new contribution