Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Schouderabductie vindt plaats via:
Deze bewegingen zijn in samenspel met elkaar → vinden allemaal tegelijkertijd plaats. In totaal kan schouder dus 180° abduceren → de arm beweegt 180° omhoog. Als bijvoorbeeld de clavicula beschadigd is, kan er maar 90° schouderabductie plaatsvinden. De mate waarin onderdelen van de keten worden gebruikt is individueel variabel → door te trainen kan het opzij brengen van de arm zonder scapulabeweging plaatsvinden.
De schouder heeft veel bewegingsmogelijkheden en is daarom een redelijk instabiel gewricht. Er zijn daarom veel sterke spieren die de schouder ondersteunen en er bevinden zich veel spieren in en rondom de schouder:
Deze spieren zijn of oppervlakkig, of diep, gelegen. Om de functie van een spier te bepalen moet het volgende gedaan worden:
De musculus trapezius is als volgt gelokaliseerd:
De functie van de musculus trapezius hangt af van welke spiervezels worden aangespannen:
De musculus trapezius werkt samen met de musculus serratus anterior om laterorotatie van de scapula mogelijk te maken.
De musculus latissimus dorsi is als volgt gelegen:
De spier komt dus van de rug en gaat over de scapula naar de humerus toe.
De musculus latissimus dorsi heeft 2 functies:
Het schoudergewricht bestaat uit een vrij kleine kom met een zeer grote kop → is zeer instabiel. Om deze reden heeft het glenohumerale gewricht extra stabilisatie nodig. Dit wordt gedaan door:
De musculus subscapularis heeft de volgende ligging:
De musculus subscapularis heeft een abductie/adductie as en heeft 2 functies:
Onder de musculus subscapularis zit een bursa die gevoed wordt door de intra-articulaire ruimte van het schoudergewricht → laat de spier lekker glijden.
De musculus supraspinatus zit boven de spina scapulae, de musculus infraspinatus zit onder de spina scapulae.
De musculus supraspinatus is een abductor die zorgt voor het inzetten van de abductie en stabiliteit, waarna de musculus deltoideus vervolgens de echte grote beweging kan overnemen. Als de musculus supraspinatus veel wordt gebruikt gaat hij irriteren aan de bovenkant → gaat heel dicht onder het acromion langs. Er ontstaat dan tendinitis door het vele gebruik → er komen kalkafzettingen.
Schouderklachten zijn vaak onder te verdelen in welke leeftijdsgroep ze vaak voorkomen:
Op basis van de leeftijd kan dus al voorspeld worden wat voor probleem het is.
Het rotatorenmanchet, ofwel de rotatorcuff, is belangrijk voor:
Het rotatorenmanchet heeft anterieure en posterieure spieren:
De functies van deze spieren hangen wel af van in welke positie de patiënt is. Er wordt over het algemeen uitgegaan van een anatomische positie, maar in het echt bevindt het lichaam zich niet super vaak hierin.
Klachten van de rotatorcuff en daaromheen hebben allemaal dezelfde behandeling en vallen onder dezelfde richtlijn → subacromiaal pijnsyndroom (SAPS). SAPS stond voorheen ook wel bekend als het impingement syndroom.
De subacromiale ruimte ligt tussen het acromion en de humeruskop. Er bevinden zich verschillende structuren in de subacromiale ruimte:
Echter vallen er veel diagnoses onder SAPS, zoals:
Er zijn verschillende soorten rotatorcuff rupturen, die naar ernst ingedeeld kunnen worden:
Een partiële ruptuur is een onderbreking in de pees zonder een verbinding tussen de subacromiale en intra-articulaire ruimte → er is een soort rafel van de pees af. Als er een heel klein gaatje in de pees is, die wel de ruimtes verbindt, is er al sprake van een gehele ruptuur. Echter zegt dit niks over de gevolgen vergeleken met een partiële ruptuur waarbij de gehele spier is gerafeld. Hierdoor denken patiënten vaak dat ze iets ernstigers hebben dan dat er daadwerkelijk aan de hand is.
De meeste rupturen komen voor in de musculus supraspinatus. Het patroon van ruptureren van de subscapularis is heel anders → de pees begin bovenin met afscheuren i.p.v. onderin. Hierdoor wordt een totale ruptuur van de subscapularis vaak verward met een partiële ruptuur van de supraspinatus.
Bij de anamnese van rotatorcuff rupturen wordt er gevraagd naar:
Bij inspectie bij verdenking van een rotatorcuff ruptuur moet er op een aantal dingen gelet worden:
De bicepspees kan getest worden met de Yergason test. Deze gaat als volgt:
Als aanvullend onderzoek wordt eerst een röntgenfoto gemaakt. Hierop is het rotatorenmanchet zelf niet zichtbaar, maar er kan wel geconstateerd worden hoe de anatomie zit en of er afwijkingen zijn die verklaard kunnen worden door een ruptuur.
Indien operatie nodig is wordt een MRI gemaakt, bijvoorbeeld van de musculus supraspinatus. Hierop is retractie en vervetting zichtbaar en kan er beoordeeld worden hoe oud de fractuur is.
Therapie opties bij rotatorenmanchet letsels zijn:
De indicatiestelling van de patiënt is erg belangrijk. Er vindt namelijk ook gewoon normale degeneratie van de pezen plaats, vooral bij de musculus supraspinatus. Supraspinatus rupturen komen daarom veel voor, vooral bij ouderen → >50% van de bevolking boven de 65 jaar heeft een supraspinatus ruptuur. Echter hebben veel mensen hier geen last van → de musculus supraspinatus is minder belangrijk dan de musculus infaspinatus en subscapularis. Bovendien heeft operatie en hechting van de musculus supraspinatus relatief slechte uitkomsten. Daarom gelden de volgende richtlijnen:
Het doel is om de balans weer te herstellen:
Het maakt dus niet zoveel uit als de supraspinatus uitvalt.
Instabiliteit komt vaak voor bij jonge patiënten. Het heeft de volgende symptomen:
Voor de anamnese van instabiliteit is het belangrijk te vragen naar:
Instabiliteit kan ingedeeld worden volgens de Bayley triangle:
Bij lichamelijk onderzoek is er vaak gewoon een volledig actief en passief bewegingsbereik, m.u.v. polar type III bij exorotatie. Specifieke testen kunnen gebruikt worden om een diagnose te stellen:
Bijkomende letsels bij rotatorenmanchet letsels zijn:
Op een röntgenfoto is het volgende zichtbaar:
Het is zichtbaar dat de kop van de schouder naar beneden luxeert, waardoor de laesies ontstaan.
Als de patiënt waarschijnlijk een type I letsel heeft waarvoor er operatie nodig is, wordt er een MRI gemaakt. Hierop is dan het volgende zichtbaar:
Als er een groot Hill-sachs defect is wordt er een CT-gemaakt. Er is dan een posterieure luxatie met verhaking als gevolg.
De behandeling van instabiliteit verschilt per polar type:
Indicaties voor een operatie zijn:
De operatie bestaat uit een capsular shift. Hierbij wordt de kapselspanning verhoogd door het kapsel stugger en sneller oprekbaar te maken → de sensor wordt verbeterd en informatie vanuit het kapsel kan sneller door het brein gebruikt worden. Daarnaast wordt er bij een Bankart laesie gezorgd voor labrum herstel en stabilisatie. Indien dit niet werkt kan er een Latajet operatie worden gedaan waarbij de kop wordt vastgezet → luxatie wordt onmogelijk. Echter zijn de lange termijn consequenties hiervan niet bekend en blijft de patiënt het gevoel van een luxatie houden, waardoor de operatie liever niet wordt uitgevoerd.
In het geval dat de patiënt extreme hypermobiliteit heeft kan een atrodese gedaan worden → het schoudergewricht wordt vastgezet. Endorotatie en exorotatie wordt hierdoor onmogelijk, maar er is nog een beetje anteflexie, beetje abductie en een beetje rotatie mogelijk. Dit is een erg pijnlijke ingreep.
Een stijve schouder wordt ook wel een frozen shoulder genoemd. De anamnese van een frozen shoulder bestaat uit:
Oorzaken van een stijve schouder zijn:
Risicofactoren voor een frozen shoulder zijn:
Bij lichamelijk onderzoek is het volgende zichtbaar:
Frozen shoulder heet in het Latijn capsulitis adhesiva en is een stugheid van het kapsel met een kleiner volume → het kapsel gaat verkleven/verlittekenen. Dit treedt vooral op rond middelbare leeftijd. Het proces bestaat uit 3 fases:
Er kunnen verschillende dingen gedaan worden om het proces van capsulitis adhesiva te versnellen of draaglijker te maken:
Er zijn ook invasieve behandelingen mogelijk:
Deze behandelingen geven in het begin wel winst, maar na >3 maanden t.o.v. een conservatieve behandeling niet meer. Omdat er ondertussen wel chirurgische complicaties kunnen optreden, is het belangrijk de patiënt uitleg te geven over het beloop en de prognose. De adviesbehandeling is daarom self-limiting:
Een posterieure luxatie is het meest gemiste letsel aan de schouder → wordt vaak foutief gediagnosticeerd als een frozen shoulder. Klinisch gezien is het een acute exorotatie beperking, waarbij mensen wel een normale abductie en anteflexie kunnen hebben. Een acute frozen shoulder bestaat niet.
Bij een posterieure luxatie is er op een röntgenfoto vaak een soort verhaking van de humerus aan de posterieure zijde van het kapsel te zien. Vaak treedt een posterieure luxatie in combinatie met epilepsie of een epileptische episode op → door de eigen spierkracht wordt de schouder naar achteren gedrukt.
Artrose is ook een mogelijke oorzaak van een stijf gewricht. Het wordt gekenmerkt door:
Primaire artrose in de schouder is vrij zeldzaam → schouder artrose treedt vaker secundair op als gevolg van een inflammatoire of traumatische gebeurtenis aan de schouder.
Osteonecrose is een lokale doorbloedingsstoornis van de humeruskop. Vaak ligt een deel van de humeruskop los, wat pijn kan geven bij bewegen. De pathofysiologie is onbekend, maar alcoholisme en gebruik van steroïden zoals prednison zijn risicofactoren.
Er zijn verschillende indicaties voor een schouderprothese:
Contra-indicaties voor een schouderprothese zijn:
Er zijn 3 soorten schouderprothesen:
In alle gevallen is de winst in range-of-motion beperkt.
De functie van de schouder is het positioneren van de hand in de ruimte. De schouder bestaat uit 4 gewrichten:
De actieve functie van de schouder is afhankelijk van:
Het ziekteverzuim van nek- en schouderklachten is in totaal bijna 11% van het totale ziekteverzuim in Nederland. De prevalentie van schouderklachten in de Nederlandse bevolking is 10-16% en de jaarprevalentie bij de huisarts is 3,5%. 45% van de mensen hebben binnen 1 jaar wel eens last van schoudergordel klachten. Dit is met name het geval bij mensen van 25-65 jaar → de werkende bevolking.
Sommige schouderklachten komen vaak voor, sommige zijn zeldzaam:
Van welke klacht er sprake is hangt ook af van de leeftijd:
SAPS is een pijnsyndroom waarbij verschillende aandoeningen leiden tot dezelfde verschijnselen. Het is de meest voorkomende oorzaak van schouderpijn in Nederland, met een incidentie van 19/1000 mensen per jaar.
De etiologie van SAPS is niet geheel duidelijk. De hypothese was altijd dat er te weinig ruimte is tussen het acromion en de schouderkop → impingement. Dit werd opgelost door operaties waarbij een deel van het acromion werd weggehaald. Echter wordt dit nu nooit meer gedaan.
Tegenwoordig is de meest gebruikte hypothese degeneratie van de cuff door verstoring in het scapula humerale ritme → scapula dyskinesie. Er is dus te weinig relatieve ruimte onder het acromion. In plaats van operatie wordt er gefocust op het veranderen en verbeteringen van schouderbewegingen zodat het ritme hersteld kan worden → SAPS heeft een conservatieve behandeling.
De rotatoren cuff is 1 van de lichaamsdelen die relatief en snel vroeg degenereren. Dit is vooral het geval bij de musculus supraspinatus → de genezingskans is laag. De prevalentie van cuffrupturen neemt toe met de leeftijd:
Cuffrupturen geven vaak weinig tot geen klachten en hoeven dus niet altijd behandeld worden. Behandeling hangt af van de locatie van de ruptuur:
Omartrose, ofwel artrose van het schoudergewricht, komt niet heel veel voor. Primaire omartrose is al helemaal zeldzaam. Secundaire omartrose kan optreden t.g.v. een trauma of fractuur.
Het AC-gewricht is gevoelig voor artrose en degenereert vanaf het 40stelevensjaar, maar geeft in slechts 5% van de gevallen klachten. In het geval van AC-artrose is pijn vaak gelokaliseerd t.p.v. het AC-gewricht. Specifieke testen kunnen uitgevoerd worden om de diagnose te stellen:
Er kan ook een diagnostische/therapeutische injectie gegeven worden.
De anamnese van een patiënt met schouderklachten bestaat uit:
Het lichamelijk onderzoek van een patiënt met schouderklachten bestaat uit:
Aanvullend onderzoek bestaat uit:
De meeste schouderklachten worden conservatief behandeld. In het geval de klacht complex of chronisch is, wordt een multidisciplinaire behandeling ingezet.
De behandeling voor SAPS is altijd conservatief en bestaat uit:
De behandeling van een rotator cuff ruptuur hangt af van de leeftijd en de locatie:
Indien de patiënt lijdt aan eindstadium cufflijden krijgt hij een omgekeerde schouderprothese.
De behandeling van AC-artrose bestaat uit:
Soms wordt ook een laterale clavicula resectie uitgevoerd.
Er zijn 2 soorten plexus brachialis letsel:
Een plexus brachialis letsel kan optreden tijdens de geboorte → een obstetrisch plexus brachialis letsel (OPBL). Dit omvat in 90% van de gevallen een letsel aan C5 en C6. In 80% van deze gevallen is er een volledig functioneel herstel. De incidentie is 5/1000 geboorten.
Meestal heeft OPBL een goede prognose. Indien dit niet het geval is, is er sprake van volledige plexus uitval en het syndroom van Horner. Behandeling van OPBL bestaat uit:
Bij een traumatisch plexus brachialis letsel is de prognose slecht. De behandeling is sterk geïndividualiseerd omdat patiënten soms pees transfers of artrose hebben. Operatief herstel heeft vooral zin bij scherpe letsels, waaronder steekwonden.
Elke fractuur is een weke delen letsel. De plexus brachialis loopt onder de clavicula → een claviculafractuur kan ook leiden tot een plexus brachialis letsel. Een plexus brachialis letsel kan ontstaan door de hele nacht met een schouderluxatie te liggen → de zenuw raakt gekneusd en de motorische en sensibele functies van de arm verdwijnen. Vaak gaat het pas na een aantal weken beter.
Bij een luxatie van de humerus kan ook vaatletsel ontstaan, vooral van aftakkingen van de arteria brachialis. Dit moet ook in gedachten worden gehouden.
Er ontspringen verschillende zenuwen uit de plexus:
Deze zenuwen kunnen getest worden door de functie van de spieren en het gevoel van de huid te onderzoeken. Hiervoor is kennis van de dermatomen essentieel. Zo innerveert de nervus axillaris de musculus deltoïdeus en het stukje huid erop.
Er bevinden zich veel botten rondom de schouder:
Deze botten staan met elkaar in verbinding via 4 gewrichten, waarvan er 3 kunnen luxeren:
De proximale humerus bestaat uit 4 delen:
Het fractuurpatroon van de humerus bestaat bijna altijd uit fracturen tussen deze 4 delen in. De bicepspees ligt tussen de tuberculum majus en minus.
De schouder bestaat uit zoveel spieren dat bij een fractuur alles vrij goed op de juiste plaats blijft zitten:
Het grootste probleem na schouderletsel is stijfheid van de schouder tijdens de eerste 2-3 maanden van de revalidatie. Hiervoor is fysiotherapie nodig.
Er kunnen verschillende fracturen rondom de schouder optreden:
Een gewricht is een verbinding tussen botten. Alle gewrichten hebben iets met elkaar te maken. Synoviale gewrichten zijn de “echte” gewrichten → maken beweging mogelijk. Een synoviaal gewricht bestaat uit:
De bewegingsmogelijkheden in een gewricht hangen af van de vorm van de gewrichtsvlakken. Deze vlakken moeten goed op elkaar aansluiten, anders ontstaat er luxatie → het gewricht schiet uit de kom. Luxatie wordt voorkomen door:
Er zijn 6 basisvormen voor typen gewrichten die 1, 2 or 3 assen bevatten:
De onderste extremiteiten bestaan uit meerdere gewrichten:
Het algemene lichaamszwaartepunt ligt:
Er zijn 2 ongewenste knie-standen:
De knie bestaat uit 2 hele grote condylen (knobbels) die op een glad plateau met in het midden een verhoging staan. Die knie is eigenlijk geen stabiel gewricht → ligamenten die in verbinding staan met spieren maken de knie stabiel. De knie is
.....read moreDe elleboog bestaat uit 3 gewrichten:
Deze botten zitten dankzij ligamenten extra goed vast:
Verschillende spieren zijn betrokken bij de bewegingen van de onderarm:
Er zijn dus veel spieren die een rol spelen in pro- en supinatie. Hoe verder de werklijn van de as, hoe groter het moment van de spier. Dit is het geval bij de aanhechting van de biceps op de radius → de biceps kunnen beter getraind worden in een supinatie stand en dan in volledige flexie. In pronatie stand wordt de musculus brachialis juist getraind.
In de pols zijn veel botten aanwezig:
De carpalia staan ook wel bekend als de handwortelbeentjes en bestaan uit 2 rijen:
Een ezelsbruggetje hiervoor is: “Some lovers try positions that they cannot handle”.
Het polsgewricht is een elipsoied gewricht → een platgeslagen bol gewricht. Het bestaat uit 2 assen:
Andere polsbewegingen
.....read moreSchouderabductie vindt plaats via:
Deze bewegingen zijn in samenspel met elkaar → vinden allemaal tegelijkertijd plaats. In totaal kan schouder dus 180° abduceren → de arm beweegt 180° omhoog. Als bijvoorbeeld de clavicula beschadigd is, kan er maar 90° schouderabductie plaatsvinden. De mate waarin onderdelen van de keten worden gebruikt is individueel variabel → door te trainen kan het opzij brengen van de arm zonder scapulabeweging plaatsvinden.
De schouder heeft veel bewegingsmogelijkheden en is daarom een redelijk instabiel gewricht. Er zijn daarom veel sterke spieren die de schouder ondersteunen en er bevinden zich veel spieren in en rondom de schouder:
Deze spieren zijn of oppervlakkig, of diep, gelegen. Om de functie van een spier te bepalen moet het volgende gedaan worden:
De musculus trapezius is als volgt gelokaliseerd:
De functie van de musculus trapezius hangt af van welke spiervezels worden aangespannen:
De musculus trapezius werkt samen met de musculus serratus anterior om laterorotatie van de scapula mogelijk te maken.
De musculus latissimus dorsi is als volgt gelegen:
De spier komt dus van de rug en gaat over de scapula naar de humerus toe.
De musculus latissimus dorsi heeft 2 functies:
Het schoudergewricht bestaat uit een vrij kleine kom met een zeer grote kop → is zeer instabiel. Om deze reden heeft het glenohumerale gewricht
.....read morePolyneuropathie is een ziekte van meerdere zenuwen. Dit zorgt voor sensibele en motorische problemen, waarbij de motorische problemen vaak al te zien zijn bij inspectie van de voet → holvoet. Polyneuropathie is een chronische aandoening die een grote impact op het dagelijks leven heeft.
Polyneuropathie is vaak te zien in zowel de handen als de voeten:
Het ruggenmerg heeft een motorisch en sensibel gedeelte:
Zenuwen vanuit de voorhoorn en achterhoorn komen samen tot een spinale zenuw die uitloopt naar zijn traject. Zo’n spinale zenuw bestaat uit bundels van meerdere zenuwen. In de bundels zitten dikke en dunne vezels:
Hoe zo’n vezel is opgebouwd hangt af van de functie:
De symptomen van polyneuropathie zijn afhankelijk van welke van deze vezels zijn aangetast:
Om deze reden is zenuwletsel onder te verdelen in letsels van de dikke gemyeliniseerde vezels en dunne ongemyeliniseerde vezels:
Iemand met een letsel aan de dikke vezels heeft dus eerder last van vallen of dingen niet goed vast kunnen houden, iemand met een
.....read moreEr zijn 2 soorten lopen:
Dit college gaat alleen over rustig lopen. Hierbij moet men nadenken over:
Bij een gangpadanalyse wordt het lopen geobserveerd. Zo’n analyse wordt altijd over 1 been gedaan. Het volgende hoort plaats te vinden:
Lopen bestaat dus uit een cyclus die continu wordt herhaald. De standfase bestaat uit de bidpedale, unipedale, middenstand en afzet fase. De zwaaifase bestaat uit de zwaaifase en eind zwaaifase.
Spieractiviteit is op verschillende momenten tijdens het lopen nodig:
Tijdens het rustig lopen doen er in het bovenbeen relatief weinig spieren mee, vergeleken met het onderbeen.
Embryologisch gezien is de anterieure zijde van het been de dorsale zijde. Hier liggen dan ook de extensoren. De posterieure zijde van het been is embryologisch de ventrale zijde, waar juist de flexoren liggen:
Het onderbeen heeft 4 compartimenten:
In totaal hebben 1-2 miljoen Nederlanders last van rugklachten. Grofweg zijn de oorzaken van rugklachten te verdelen in 3 groepen:
De meest voorkomende oorzaak van lage rugpijn is aspecifieke rugpijn → vormt 70-80% van de gevallen. De oorzaak van aspecifieke rugpijn is onduidelijk.
Axiale spondyloartritis (axSpA) staat ook wel bekend als de ziekte van Bechterew of ankyloserende spondylitis. Het vormt 1% van de gevallen van rugklachten en begint voor het 45elevensjaar. Vaak treden de eerste klachten rond een leeftijd van 16 jaar op.
Een 28-jarige vrouw heeft al 6 jaar last chronische rugpijn en stijfheid in de rug. De pijn is altijd aanwezig en er is geen uitstraling naar de benen of krachtsverlies. De vrouw slaapt slecht en is hierdoor depressief. Ook heeft ze kleine psoriasis plekjes op haar hoofd. Er is geen sprake van trauma, afvallen of koorts.
De patiënte is al 2x naar de neuroloog gegaan om een MRI te maken. Ook heeft ze in Duitsland een “total body scan”, een MRI van het hele lichaam, gehad. Op internet heeft de gelezen over de ziekte van Bechterew.
In tegenstelling tot veel andere rugklachten is axSpA een ontstekingsziekte → er is een chronische inflammatie van de rug die op termijn kan leiden tot vergroeiingen. De ontstekingen zorgen ervoor dat er botbruggen ontstaan tussen de wervels, waardoor de wervels gaan fuseren. Als dit gebeurt bij alle wervels, verdwijnt de bewegelijkheid van de rug. Door de ontstekingen groeien de wervels dus aan elkaar vast, waardoor de patiënt krom kan gaan lopen.
Spondylitis bestaat uit alles rondom de wervels. AxSpA is een vorm van spondyloartritis, een multi-orgaan aandoening waarbij er reumatische manifestaties in de wervels zijn. Spondyloartritis gaat vaak gepaard met andere ontstekingsziektes buiten het bewegingsapparaat, zoals darmziekten of oogontstekingen:
In het geval van axSpA komt vooral uveitis veel voor. Mannen ervaren vaak ernstigere klachten dan vrouwen.
Erfelijkheid speelt een belangrijke rol in het ontwikkelen van spondyloartritis, vooral het gen HLA-B27. Dit gen is belangrijk in de variabiliteit van het immuunsysteem en komt bij 8% van de bevolking voor. De meerderheid van spondyloartritis patiënten is drager van dit gen, en in het geval van axSpA zelfs 70-80%.
De behandeling van axSpA
.....read moreRA is niet alleen maar een ziekte waarbij er polyartritis is → andere weefsels zoals de sclera en bloedvaten zijn ook aangedaan. Echter is het meest kenmerkende symptoom de betrokkenheid van het bewegingsapparaat.
Het immuunsysteem is bedoeld om schadelijke invloeden van buitenaf op te ruimen en weg te werken. Zo worden bacteriën die via een wondje onderhuids terecht zijn gekomen gefagocyteerd door macrofagen. Bij een infectie worden cytokines uitgescheiden. Deze cytokines hebben invloed op de endotheelcellen, waardoor er ruimte tussen de endotheelcellen en vasodilatatie ontstaat. Hierdoor komen leukocyten de huid in en wordt de bacterie opgeruimd.
Bij een systemische auto-immuunziekte zijn de antistoffen en lymfocyten gericht tegen lichaamseigen eiwitten. Omdat lichaamseigen eiwitten nooit zijn opgeruimd, ontstaat er een chronische ontsteking die kan leiden tot weefselschade. De oorzaak hiervan is niet exact bekend, maar heeft een multifactoriële achtergrond.
Bij een systemische auto-immuunziekte (AIZ) kunnen alle organen zijn aangedaan. Welke organen zijn aangedaan, hangt af van de ziekte. Een patiënt met een AIZ heeft typisch inflammatoire klachten van het bewegingsapparaat:
Omdat het gaat om een systeemziekte, zijn de klachten vaak diffuus en niet op slechts 1 locatie aanwezig.
Inflammatoire klachten kunnen op basis van een aantal kenmerken van non-infammatoire klachten onderscheiden worden:
Bijkomende klachten die wijzen op een inflammatoire systeemziekte zijn:
Bij verdenking van artritis moet er gekeken worden naar het patroon van de klachten:
Bij verdenking op een systeemziekte moet een gehele tractusanamnese gedaan worden. Er zijn een aantal “red flags” in de anamnese:
Als er inflammatoire gewrichtsklachten zijn en de patiënt niet helemaal fit is, moet hij doorgestuurd worden naar de reumatoloog.
Een arts kan in 4 stappen tot een classificerende diagnose komen:
Bij een zwelling komt een arts als volgt tot een classificerende diagnose:
Het is belangrijk een reumatologische tractus anamnese gevolgd door een interne tractus anamnese uit te voeren. Bij een reumatologische tractus anamnese wordt er gekeken naar:
Een man van 33 jaar heeft links een dikke enkel. Deze is in de loop van enkele dagen ontstaan. De enkel is vooral dik aan de achterzijde en is lokaal warm. Tijdens het lopen is er meer pijn dan tijdens rust, maar alsnog is de man ’s nachts niet pijnvrij.
De arts verricht aanvullend onderzoek, waaruit blijkt dat de man een BSE van 33 mm/uur heeft → licht verhoogd. Omdat de man jong is, wordt de werkdiagnose spondylartritis gesteld.
Een vrouw van 65 jaar heeft in 10 jaren tijd geleidelijk een opgezette hals gekregen. De zwelling voelt zacht en elastisch aan en is niet pijnlijk. De mate van zwelling wisselt per periode. De vrouw heeft nergens andere zwellingen, maar ze heeft wel last van enkele bijkomende symptomen:
De arts verricht aanvullend onderzoek, waaruit het volgende blijkt:
Ook wordt een Schirmer test verricht. Hierbij krijgt de vrouw een papiertje in haar oog die de vochtigheid meet, waaruit blijkt dat er xerostomie is. Op basis van deze gegevens en epidemiologische kennis stelt de arts vast dat de vrouw het syndroom van Sjögren heeft:
Bij het syndroom van Sjögren is er een auto-immuun ontsteking in de speekselklieren en traanbuizen. Dit geeft droge ogen en een droge mond (“sicca”). De ontsteking kan ook uitbreiden naar organen, zoals bloedvaten, de nieren en de longen. Bij serologie zijn patiënten met Sjögren positief voor anti-ANF, anti-SSA, en anti-SSB.
Een vrouw van 66 jaar kreeg in 1972 de diagnose ongedifferentieerde oligoartritis met Raynaud. Daarnaast leed ze in 2000 aan een “watermelon stomach” en kreeg ze in 2009 last van knobbels aan de vingertoppen, die soms pijnlijk waren. Deze knobbels hebben de volgende kenmerken:
De vrouw
.....read moreKinderen zijn geen kleine volwassenen → ze hebben een heel andere dimensie. De groeischijf heet ook wel de fyse. Stamcellen bij de fyse groeien richting de metafyse en calcificeren → de richting van de groei is naar het centrum van het bot toe. 80% van de groei van het been zit in de knie en bij de arm zit de meeste groei bij de schouders in de pols. Restgroei heet enchondrale verbening en vindt plaats in het bot zelf. Hier wordt kraakbeen omgezet in bot.
Groeihormonen beïnvloeden de groeischijf en zorgen voor proliferatie. Deze hormonen worden omgezet in de lever en zorgen ervoor dat chondroblasten en chondrocyten uitzetten en groeien.
Rondom de puberteit is er een piek en vervolgens een rem van oestrogeen en testosteron, waarna de groeischijven sluiten en de chondrocyten volledig verbenen. Meisjes hebben vlak voor de menarche hun laatste groeispurt.
Als er 1 been wat meer belast wordt dan het andere been krijgt deze meer doorbloeding → groeit meer. Hierdoor ontstaat een beenlengteverschil. Een beenlengteverschil tot 1 cm is in principe geen probleem.
Groeistoornissen kunnen verschillende oorzaken hebben:
Normaal gesproken verloopt groei niet helemaal symmetrisch:
Een varus (O-benen) of valgus (X-benen) is dus niet altijd erg. Om de ernst te bepalen wordt er gekeken naar de belastingsas. De lijn van de belastingsas wordt getrokken vanaf het centrum van de heupkop naar het centrum van de enkel:
Bij HME-MO zijn er multipele afwijkingen van het skelet waarbij groeischijfcellen ontsnappen uit de groeischijf. Dit zorgt voor een valgus stand.Het gaat dan om osteochondromen, diezichtbaar zijn als bulten die aan de zijkant van het bot groeien.
Als een varus of valgus asymmetrisch is, is dit altijd slecht. Asymmetrie van de groeischijf kan 2 oorzaken hebben:
Een asymmetrische varus of valgus kan op 3 manieren gecorrigeerd worden:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Duidelijke aantekeningen Lydwine contributed on 12-01-2021 13:35
Ik zie dat je hele duidelijke aantekeningen hebt gemaakt. Uitgebreid en heel overzichtelijk. Erg behulpzaam, dank je wel!
duidelijke samenvatting! Roos Heeringa contributed on 14-01-2021 15:29
Ook goed gebruik van bullet-points, erg overzichtelijk!!
Add new contribution