Onderwerp
Vrijheid van vestiging, vrijheid van diensten, discriminatie op grond van nationaliteit, verbod op uitvoerbeperkingen.
Relevante wetsartikelen en beginselen
Verboden discriminatie op grond van nationaliteit (art. 12 EG-Verdrag), vrijheid van vestiging (art. 18 EG-Verdrag), verbod op uitvoerbeperkingen (art. 29 EG-Verdrag), vrij verkeer van diensten (art. 49 EG-Verdrag).
Casus
Betrokkene exploiteert een coffeeshop, ‘EasyGoing’ genaamd. Hier worden naast frisdranken en etenswaren ook drugs verkocht. De coffeeshop valt onder het zogenaamde gedoogbeleid. In 2006 is de coffeeshop tijdelijk gesloten geweest, omdat er niet-EG onderdanen waren toegelaten. Dit was namelijk verboden op grond van de APV. Echter, volgens artikel 12 van het EG-Verdrag is iedere discriminatie op grond van nationaliteit verboden. Ook is het verboden om beperkingen te stellen aan de uitvoer van goederen, de vrijheid van diensten en de vrijheid van vestiging. De vraag was nu of deze vrijheden geschonden was door de tijdelijke sluiting van de coffeeshop wegens schending van de APV van Maastricht.
Overwegingen HvJ EU
Volgens de rechtbank mag hennep niet worden ingevoerd of verhandeld. Ook was er volgens de rechtbank sprake van indirecte discriminatie op grond van nationaliteit. De vraag is of het ingezetenencriterium uit de APV in strijd is met het gemeenschapsrecht. Het doel van het verbod was om een einde te maken aan de overlast die toeristen veroorzaken bij coffeeshops. Omringende landen hebben namelijk geen gedoogbeleid zoals Nederland dat heeft. Er moet eerst worden beoordeeld of de verkoop van softdrugs onder de werkingssfeer van het EG-Verdrag valt. Het Hof oordeelde in eerdere jurisprudentie dat de verkoop van softdrugs buiten de werkingssfeer van het verdrag valt, omdat deze drugs illegaal zijn in de EU. De vraag is nu of een regeling die ziet op de toegang tot een coffeeshop daar ook onder valt. De ABRvS stelt enkele prejudiciële vragen aan het HvJ EU om de reikwijdte te bepalen.
Uitspraak
Er wordt hier geen einduitspraak gedaan maar de ABRvS stelt de volgende prejudiciële vragen.
- Valt de regeling betreffende de toegang van niet-ingezetenen tot coffeeshop binnen de werkingssfeer van het EG-Verdrag, in het bijzonder binnen het discriminatieverbod en het vrije verkeer van goederen en diensten? De ABRvS stelt dat de maatregel dient ter bescherming van de openbare orde. Dit is in beginsel gerechtvaardigd, maar er moet ook worden beoordeeld of het geschikt is.
- Indien de bepalingen uit het EG-Verdrag betreffende het vrije verkeer van goederen en diensten van toepassing zijn, is het verbod dan geschikt en proportioneel om net nagestreefde doel te bereiken?
- Is het verbod op discriminatie naar nationaliteit van toepassing op de regeling die niet-ingezetenen de toegang tot coffeeshops ontzegt?
- Zo ja, is het onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen gerechtvaardigd? En is dit een geschikt en proportioneel middel om de overlast tegen te gaan?
Add new contribution