Pedagogy and education - Theme
- 12359 reads
Het jeugdbeleid is een onderwerp dat de laatste jaren zowel maatschappelijk als politiek veel aandacht krijgt. Veel van de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn ingesteld, zijn bedoeld voor etnische minderheidsgroepen in ons land. Aan de ene kant is dit een mooi gegeven maar aan de andere kant benadrukt dit de stigmatisering van deze groep. Men ziet de minderheidsgroep vaak als één homogene groep terwijl er wel degelijk verschillen zijn binnen deze groep. Koopss spreekt in dit verband zelfs van een vorm van eugenetica. De auteur van dit hoofdstuk bespreekt de veranderingen in het jeugdbeleid aan de hand van het sociaaldarwinisme (de toepassing van de evolutietheorie op de samenleving) en het sociaalhygiënisme (verbetering van openbare hygiëne, leefmilieu en volksgezondheid). De mensen die aanhangers waren van het sociaalhygiënisme zetten zich in om het verband tussen armoede en gezondheid duidelijk te maken. Een groot verschil tussen het sociaaldarwinisme en het sociaalhygiënisme is dat het sociaaldarwinisme zich op het privéleven van de mensen richt, terwijl het sociaalhygiënisme zich richt op het openbare leven.
Rond 1850 was de zuigelingen- en kindersterfte massaal. Veel kinderen haalden het eerste levensjaar niet en als ze dat wel haalden was de kans groot dat ze niet ouder dan 3 jaar werden. Toen de ideeën van Spencer en Darwin alom verspreid waren, vond men deze zuigelingensterfte geen probleem. Deze sterfte was volgens hen immers een vorm van natuurlijke selectie. Steinmetz, een bekende aanhanger van de eugenetica in Nederland, vond ook dat men zuigelingen niet in leven moest houden middels bijvoorbeeld een couveuse. Volgens hem was namelijk bij de geboorte al duidelijk welke kinderen wel en niet geschikt waren om op te groeien en nieuwe dingen te leren. In die tijd vond men ook dat alcoholisme niet moest worden tegengaan aangezien ook dit een vorm van natuurlijke selectie was volgens de aanhangers van de sociale eugenetica. De nieuwe wetenschap in de sociologie in die tijd had volgens Vrij twee manieren aangedragen voor een betere toekomst: Proberen de mens zelf te verbeteren of de slechte omstandigheden waarin mensen leven aanpakken. De aanhangers van het sociaaldarwinisme kozen voornamelijk voor de eerste manier, maar de aanhangers van het sociaalhygiënisme kozen voornamelijk voor de tweede manier.
De sociaalhygiënisten zetten zich in voor het feit dat iedereen hetzelfde recht heeft op gezondheid. Zij gingen in onderzoek actief op zoek naar de oorzaken voor de hoge zuigelingensterfte. De aanhangers onderzochten verschillende hypothesen en ontdekten uiteindelijk dat het hoge sterfteaantal niets te maken had met zwakte van het kind. Ze kwamen er achter dat slechte levensomstandigheden, bijvoorbeeld slechte huisvesting en voeding, de oorzaken waren voor de hoge zuigelingensterfte. Toen zij hier achter kwamen, hebben ze duidelijk gemaakt dat de aanleg van riolering, verbetering van werkomstandigheden en voeding verbeterd moest worden.
Als argumentatie hiervoor gebruikten ze theorieën die we vandaag de dag als niet houdbaar beschouwen: kwade sferen zorgden volgens de hygiënisten voor de vervuiling van o.a. het water en de lucht. Later verdwenen de zogenaamde miasmatheorieën en gebruikte men de idee van besmetting, afkomstig van Pasteur, als argumentatie voor verbetering van de levensomstandigheden. Er was weinig politieke ondersteuning voor het sociaalhygiënisme in de oplossingen voor de problemen. Daarom richtten ze kruisverenigingen op om met alle mogelijke middelen hun standpunt duidelijk te maken en voor veranderingen te zorgen. Deze verenigingen zetten allerlei acties op en organiseerden verschillende activiteiten om de mogelijkheden voor betere levensomstandigheden duidelijk te maken.
Ze zetten bijvoorbeeld consultatiebureaus op, kleine ziekenhuizen en een eerste vorm van kraamzorg. Na verloop van tijd zagen niet alleen armen de noodzaak voor hygiëne in, maar ook andere bevolkingslagen begonnen hygiëne als maatschappelijke plicht te zien. De 3 beroemde R’s (rust, reinheid en regelmaat) stammen ook uit deze tijd van het sociaalhygiënisme. Aan het begin van de 20e eeuw komen de medisch-biologische wetenschappen in opkomst wat zorgt voor een verschuiving in denkbeelden. De sociaalhygiënisten kwamen voornamelijk op voor problemen op sociaal en maatschappelijk terrein en de medisch-biologische wetenschappen richtten hun aandacht op een kleinere groep, de voorkoming van problemen en ziekten bij individuen. Dit is ook zichtbaar in de jeugdgezondheidszorg waarin de nadruk minder komt te liggen op morele en politieke betrokkenheid en meer op individuele zaken zonder de sociale context mee te nemen.
Tegenwoordig komt in Nederland zuigelingensterfte vrijwel niet meer voor. Dit komt mede door de hoge welvaart en het hoge onderwijsniveau. De toename van goede preventieve en curatieve gezondheidszorg is ook van invloed hierop. Hoewel die sterfte dus vrijwel niet meer voorkomt zien we wel de discrepanties tussen ideologie en wetenschap terug in het hedendaagse jeugdbeleid.
Een wethouder van Rotterdam kwam begin 2009 met het voorstel om school en ouders samen een soort contract te laten ondertekenen waarin ouders beloven goed voor hun kinderen te zorgen. Bijvoorbeeld dat de kinderen een gezond ontbijt op hebben en dat ze hen op tijd naar bed laten gaan. Er kwam echter veel kritiek op dit voorstel. Volgens socioloog Furedi wordt door dit contract de relatie tussen school en ouders te formeel en worden de ouders te betuttelend behandeld. Voorstanders van dit voorstel zouden het contract in het licht van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind kunnen zien, zodat de veiligheid en ontwikkeling van het kind niet in geding komt met dit contract. Volgens De Winter past de invoering van dat voorstel voor invoering echter niet bij democratisch burgerschap. Zoals het voorstel toen was, was er namelijk geen sprake van gesprekken tussen partners die elkaar voor vol aanzien (school stond immers boven de ouders) en de gemaakte afspraken waren niet wederkerig (alleen de ouders moesten zich aan bepaalde punten houden). De wethouder reageerde hierop door te zeggen dat er wel degelijk sprake was van wederkerigheid omdat ouders ook scholen mochten aanspreken op dingen die niet goed waren in het onderwijs.
Als ouders toch een eenzijdig contract moeten tekenen met een school kan dit een negatief effect hebben op de relatie tussen de twee. Ouders kunnen namelijk het gevoel krijgen dat ze het niet goed (genoeg) doen in de opvoeding en daarnaast krijgen ouders geen kans om hun eigen verhaal te vertellen. De kans bestaat dat er op die manier een soort wantrouwen bij de ouders ontstaat. Het is juist belangrijk om met ouders in gesprek te gaan als bijvoorbeeld leerkrachten opmerken dat het minder goed gaat met het kind. Door in gesprek te gaan kun je er achter komen wat het probleem is en hoe dat mogelijk opgelost kan worden.
Hangjongeren zijn een grote ergernis voor de buurt en in Nederland klagen buurtgenoten dan ook regelmatig over hen. De groep hangjongeren kun je in drie subgroepen onderverdelen (Koops, Levering, De Winter, 2010: p. 136):
Hinderlijke jeugdgroepen
Overlastgevende jeugdgroepen
Criminele jeugdgroepen
Men denkt niet meer zoals vroeger dat opvoedingshulp een uitkomst kan bieden voor hangjongeren. In het hedendaags denken over de hangjeugd, ziet men deze jongeren voornamelijk als vijand. Volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) gebruiken mensen de term ‘hangjongere’ in de breedste zin van het woord en niet altijd terecht. Jongeren kunnen zich op straat vertonen en in het straatbeeld aanwezig zijn maar daar is niets mis mee en moeten ze ook zeker doen. Als de jongeren echt voor overlast zorgen, dan moet hier wel wat mee gedaan en op gereageerd worden.
Het advies van het RMO is om duidelijke afspraken te maken over wat toegestaan is en wat niet in de openbare ruimte. Op die manier hebben de jongeren duidelijkheid en grenzen stellen is nu eenmaal erg belangrijk in opvoeden. De confrontatie moet niet uit de weg worden gegaan als dat nodig is bij het stellen van grenzen. Men moet echter wel de juiste manier van confrontatie kiezen. Dat is niet door tegenover elkaar te gaan staan waardoor vijandigheid tegen elkaar ontstaat. Het is beter om bijvoorbeeld een gesprek met de jongeren aan te gaan, buurtbemiddeling toe te passen of slachtoffer-dader confrontaties (Koops, Levering, De Winter, 2010: p. 138). Als er zich problemen voordoen en als er overlast is, is er namelijk iemand die de overlast veroorzaakt, maar ook iemand die de overlast ervaart.
De beste oplossing voor de overlast van hangjongeren is volgens het RMO de combinatie-aanpak waarin men duidelijke grenzen stelt aan de jongeren maar hen ook toekomstperspectief biedt. Tevens moet men zich bij het opstellen van beleid niet alleen op de jongeren zelf richten, maar ook op de omgeving om hen heen.
In het huidige jeugdbeleid is weinig terug te zien van de sociaalhygiënisten. Er is namelijk weinig aandacht voor de sociale en materiële omgeving en meer aandacht voor de individuele oorzaken van de problemen. Men kijkt vrijwel niet wat de omgeving voor invloed heeft op de problemen. De auteur van het hoofdstuk beschrijft dit door te zeggen dat het beleid meer achter dan voor de voordeur van de gezinnen kijkt (Koops, Levering, De Winter, 2010: p. 139). Het lijkt er op die manier op dat men de samenleving en directe omgeving als onveranderbaar en statisch ziet. De problemen kunnen daar immers niet opgelost worden en alleen binnen het gezin.
Het sociaaldarwinisme is ook vrijwel niet zichtbaar in het hedendaagse jeugdbeleid. Volgens het sociaaldarwinisme moeten zwakke en/of kwetsbare mensen niet geholpen worden terwijl in het jeugdbeleid van Rouvoet de nadruk juist ligt op het voorkomen bij problemen in kwetsbare gezinnen. En als er wel problemen zijn dan moet een gezin zo snel mogelijk hulp krijgen. Tegenwoordig heerste de gedachte dat je zelf verantwoordelijk bent voor het creëren en benutten van kansen voor jezelf en voor je kinderen. Succes hebben, ligt dus aan jezelf en daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Als je het op die manier bekijkt spreekt men nu van survival of the fittest child, terwijl men in iedere samenleving moet kunnen spreken van survival of every child.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1702 |
Add new contribution