Boeksamenvatting bij E-learning Theory and Practice

1: De nieuwe media

De nieuwe media heeft een grote invloed op ons dagelijks leven en de manier waarop er gecommuniceerd wordt. Zowel de communicatie via de computer als de communicatie face-to-face hebben geleid tot de revolutie van e-learning. Kennis hiervan is nodig om het verschil tussen e-learning en face-to-face learning te begrijpen.

 

Er zijn grote verschillen tussen face-to-face communicatie en online communicatie. Technologieën kunnen het best worden gebruikt wanneer er aandacht wordt geschonken aan deze verschillen. Veel studies en online programma’s geven aan dat samen online leren en werken door middel van computer media een voldoenende en productieve ervaring kan zijn. Het doel van het boek is niet om te oordelen of online beter is dan offline, maar het boek houdt zich bezig met de vraag hoe er een productieve leer omgeving kan worden gecreëerd wanneer face-to-face communicatie niet mogelijk is. Het is belangrijk om de basis verschillen tussen offline en online communicatie te begrijpen voordat er een weloverwogen keuze kan worden gemaakt voor online of offline communicatie. Deze verschillen zullen in dit hoofdstuk volgen.

Kenmerken van computer gestuurde communicatie

De eerste observatoren van CMC (computer-mediated communication) merkten op dat er veel minder communicatie aanwijzingen plaats vonden tussen spreker en publiek dan bij face-to-face communicatie. Bij CMC zijn kenmerken zoals geslacht, leeftijd en wat iemand draagt niet te zien. Ook is het lastig om bij CMC nuances aan te brengen die bij face-to-face communicatie wel mogelijk zijn. Denk hierbij aan stem geluid, hand gebaren en lichaamstaal.

 

Zowel face-to-face als CMC leveren verschillende mogelijkheden voor communicatie op. Zo zijn er bij face-to-face communicatie in kleine groepen veel communicatie aanwijzingen aanwezig waardoor je veel informatie van anderen kan verkrijgen. Bij CMC worden er selectief aanwijzingen gegeven. Er is meer controle over de informatie die voor anderen beschikbaar is. Bij CMC is anonimiteit meer aanwezig. Dit is één van de affordances van CMC. Zie box 1.1 voor achtergrond informatie over affordances. Andere belangrijke affordances zijn te vinden in tabel 1.1 op bladzijde 15.

 

Affordances van CMC technologieën bieden kansen voor conversaties en leren, net zoals bij face-to-face conversaties. Bij CMC zijn alleen de omstandigheden anders. De volgende kopjes bespreken op welke manier de kenmerken uit tabel 1.1 op bladzijde 15 kunnen worden beschouwd als het gaat om het effect op interactie in contexten waar geleerd wordt.

 

Anonimiteit

Anonimiteit is mogelijk doordat deelnemers alleen herkenbaar zijn door bijvoorbeeld hun email adres of een online naam. Bij anonimiteit hebben deelnemers zelf in de hand wat ze wel en niet over zichzelf naar de buitenwereld brengen. Anonimiteit kan een goed begin zijn bij de bijdrage bij e-learning voor mensen die bijvoorbeeld verlegen zijn, een andere taal spreken of onzeker zijn om beoordeeld te worden. Echter, op de lange duur is het wel belangrijk om vertrouwen te hebben in wat er gebeurd en anderen uit de ‘leer groep’ te leren kennen. Ieder mens heeft bepaalde kennis en vaardigheden. Wanneer deze kennis of vaardigheden bekend zijn in de groep, kan er effectiever worden gehandeld.

 

Asynchroon, mobiel en verbonden

Asynchroon betekent dat spreker en publiek niet op dezelfde tijd en op dezelfde plek aanwezig hoeven te zijn. Dit is ideaal voor mensen die veel onderweg zijn. Leerlingen kunnen bij e-learning op deze manier zelf bepalen wanneer ze aan een online les deelnemen en er kan op elk gewenst moment naar informatie gezocht worden op internet.

 

Mobiel betekent dat communicatie vrijwel overal mogelijk is. Verbonden betekent dat de grote hoeveelheid bronnen, zoals web pagina’s en online nieuws, er voor zorgt dat veel mensen toegang hebben tot online informatie. Ook is het mogelijk om veel mensen te vinden via bijvoorbeeld Flickr foto accounts en de sociale media.

 

Echter, bij e-learning betekent het niet dat dit altijd asynchoon hoeft te zijn. Zo kan er in een traditionele klas prima taken asynchroon plaats vinden. Denk hierbij aan het organiseren van groeps projecten. Aan de andere kant kunnen online lessen ook synchroon plaats vinden door bijvoorbeeld chat en audio- en video gesprekken.

 

Langzamerhand verdwijnt de grens tussen het privé leven en het werk. Zo nemen twitter, email, online nieuws en de sociale media veel tijd in beslag. Door altijd verbonden te zijn, wordt werk naar thuis gebracht, maar wordt thuis ook naar het werk gebracht. Dit alles heeft met online leren te maken. Dit onderdeel van e-learning wordt verder bediscussieerd in hoofdstuk 8.

 

Een bij effect van het asynchroon leren, is dat de directe interactie, gecombineerd met gezichts uitdrukking, stemgeluid en lichaamstaal zoals bij face-to-face interactie, ontbreekt. Op deze manier is er een vertraging tussen vraag en antwoord, maar wordt ook feedback uitgesteld. De mobiele infrastructuur zorgt voor verbondenheid tussen mensen. Toch zijn het de mensen zelf die een responsieve leer omgeving moeten creëren.

 

Snel en wereldwijd

Computer gestuurde en asynchrone communicatie bieden kansen voor leren en interactie, en daardoor de snelheid van input en feedback. Tegenwoordig is communicatie overal mogelijk door communicatie infrastructuur zoals internet toegang, draadloze verbindingen, maar ook laptops en smart phones. Het internet zorgt ervoor dat er veel online bronnen beschikbaar zijn, zoals digitale bibliotheken, online nieuws en blogs. In combinatie met diverse zoekmachines zijn veel bronnen voor iedereen, overal en op elk moment beschikbaar.

 

Tegenwoordig zien we dat online bronnen ook invloed hebben op het klaslokaal in de school. Tijdens face-to-face lessen worden er steeds vaker online bronnen gebruikt. In klaslokalen is vrijwel altijd internet aanwezig.

 

Tekst gebaseerd

Hoewel veel nieuwe technologieën gebruik maken van audio en video, maken we bij online communicatie het meest gebruik van tekst. Dit is een grote overgang, gekeken naar de aanwijzingen die bij face-to-face communicatie naar voren komen, zoals stem geluid, volume, hand gebaren en lichaamstaal. Veel mensen vinden het gebrek aan deze aanwijzingen een groot gemis, maar net zoals bij anonimiteit, vinden veel mensen dit gebrek juist wel fijn. Op deze manier wordt er alleen beoordeeld op wat iemand typt. Bij CMC zijn er aanwijzingen geïntroduceerd om nuances aan te kunnen brengen en een identiteit toe te kunnen voegen in berichten. Voorbeelden hiervan zijn emoticons, handtekening regels en persoonlijke icoontjes. Op deze manier krijg je een beter beeld met wie je te maken hebt en kan men de eigen identiteit meer naar voren laten komen.

 

Altijddurend

CMC is als het ware een altijddurend gesprek. Dit wil zeggen dat het altijd herbezichtigd, herbekeken en in sommige gevallen herzien of herschreven kan worden. Aan de faciliteiten kan asynchroon worden deelgenomen. Echter, een deelnemer neemt synchroon deel wanneer hij deel neemt aan de conversatie. Bij CMC komt de vraag naar boven wat online kan en zou moeten worden geplaatst. Het gebruik van persoonlijke gegevens uit de altijddurende gesprekken in online gesprekken, zoals gegevens over de gezondheid of informatie over drugs gebruik, maakt veel mensen bezorgd. Door dit proces veranderen sociale normen geleidelijk. Door deze verandering ontstaan er nieuwe houdingen en verwachtingen ten opzichte van online informatie. Deze verandering in houdingen en verwachtingen beïnvloeden de regels en normen voor e-learning in instellingen, zoals bedrijven en scholen.

 

De logica van representatie

Bij CMC zijn er verschillende logische organisaties mogelijk voor communicatie. Het is bij sommige media gebruikelijk om berichten op volgorde van bijvoorbeeld tijd of aankomst te zetten. Denk hierbij aan email, Twitter of discussie lijsten. De vertraging tussen het ontvangen van het bericht en het antwoord daarop, wordt vaak gezien als een nuttig leer moment omdat er in die tijd gereflecteerd en goed nagedacht kan worden. Echter, het plaatsen van informatie op volgorde is niet de enige optie. Denk hierbij aan encyclopedieën op internet, zoals wikipedia, waarbij iedereen elkaars stukken kan herschrijven. In box 1.3 op bladzijde 24 is meer te lezen over de logica van representatie.

 

Multimodaal

De meeste e-learning programma’s bestaan uit monomodale vormen van taal. Dit houdt in dat er alleen woorden in teksten gebruikt worden. Dit heeft nadelen als het gaat om leren waarbij modellen en tekeningen nodig zijn om bepaalde concepten uit te leggen. Het gebrek hieraan heeft ertoe geleid dat er foto’s en video’s deel uit gingen maken van e-learning programma’s. De ontwikkeling van de computer, de draadloze verbinding en nieuwe technologieën hebben dit proces versterkt. De combinatie van tekst en afbeeldingen en video noemen we multimodaal.

 

2: Theorieën over leren

Leer theorieën zorgen ervoor dat we begrijpen wat leren is. Leer theorieën spreken zich uit over het psychologische proces. Ook sociale-, omgevings- en politieke kenmerken wat betreft leren komen naar voren bij leer theorieën. Leer theorieën en e-learning theorieën kan je zien als twee cirkels die elkaar deels overlappen. Ze richten zich op verschillende gebieden, maar hebben ook veel gemeen.

 

Het is in dit boek niet de bedoeling de verschillen tussen behaviouristische, cognitivistische en constructionistische theorie te onderscheiden. Dit omdat het lastig is om bijvoorbeeld een puur behaviouristische blik op leren te hebben. De benaderingen overlappen op sommige gebieden. Juist de combinatie van de drie leer theorieën kan heel nuttig zijn.

 

Verandering, afstelling en tevoorschijn komen

Er zijn drie fundamentele begrippen in verband met leer theorieën die helpen om de basis van e-learning te begrijpen. Het eerste begrip is ‘transformation’. Dit betekent dat in het begrip verandering plaats vindt. Deze verandering verandert de cognitie en is zichtbaar in gedrag, spraak en schrijven. Het tweede begrip is ‘framing’. Dit begrip betekent dat onze aandacht naar bijvoorbeeld onze vroegere ervaringen gaat. Deze ervaringen worden weer meegenomen naar de huidige leer ervaring. Het derde begrip is ‘emergence’. Dit betekent dat leren en het creëren van kennis constant plaats vindt.

 

Transformation’

We kunnen het proces en de uitkomst van verandering karakteriseren als dat het zichzelf manifesteert in verandering van begrip op persoonlijk-, sociaal- en politiek gebied. Het selecteren en integreren van leer theorieën in e-learning hangt van drie voorwaarden af.

  • De aanname dat leren of zien dat er geleerd wordt productiviteit met zich mee brengt.

  • Die producties zijn rhetorical, wat betekent dat de producties bewust gekozen zijn. En ze moeten in een politieke en sociale context kunnen worden geplaatst. Ook moeten de producties multimodal zijn. Dit betekent dat er niet alleen gebruik wordt gemaakt van woorden, maar ook van bijvoorbeeld afbeeldingen en geluiden.

  • De aanwijzingen en systemen die voor deze producties zijn gebruikt, moeten leren op persoonlijk-, sociaal- en politiek niveau combineren

 

Persoonlijk leren

Persoonlijk leren is volgens veel mensen wat leren eigenlijk is. Onze ervaring van de wereld is namelijk persoonlijk. Ook voelt iedereen voor zichzelf of er wat geleerd is. Dit gevoel kan zowel onuitgesproken als uitgesproken zijn. Er zijn nog twee aspecten van de persoonlijke dimensie van leren. Ten eerste onze aangeboren neiging om het eigen leren en de eigen kennis te organiseren. Hier vallen ook dagelijkse activiteiten onder, zoals het opruimen van het bureau. Ten tweede is een metafoor voor leren het besef dat ieder voor zich op reis is door het leven. Dit wil zegen dat leren als een soort gids werkt, die ons door kleine trajecten door het leven leidt.

 

Sociale aspecten van leren

Bij leren is het belangrijk dat de lerenden actief deelnemen met hun omgeving en met anderen. Het idee dat we wat geleerd hebben, of iets aan het leren zijn, komt meestal meer naar voren in een sociale taak dan een persoonlijke taak. Dat sociale niveau komt op meerdere manieren naar voren. De belangrijkste is die via sociale ‘semiotics’. Denk hierbij aan tekens zoals tekst, icoontjes en foto’s. Een andere manier waarom het sociale niveau naar voren komt is via ‘socially situated’ leren. Betekenis vanuit deze perspectieven, wordt gevormd door mensen die hetzelfde denken en is dus sociaal.

 

Leren is sociaal op een andere manier. Een tweede groep perspectieven kijkt echt naar de groep, het organisatie of gemeenschappelijke niveau van leren. Deze theorieën kijken naar gezamenlijke activiteiten en hoe deze activiteiten leiden tot zichtbare leeropbrengsten bij individuen. Leren in een groep zorgt niet alleen voor de toename van kennis van individuen, maar maakt dat de hele groep beter wordt in het uitvoeren van bepaalde taken.

 

Bij leren zijn vaak meerdere personen betrokken. Leren vindt plaats in klaslokalen, chatrooms, online, offline, in groepen op straat en in de familie. Deze sociale groepen zijn belangrijk voor het exploreren van kennis. Ten slotte is leren sociaal omdat het een effect is van de gemeenschap waarin we leven. Rogoff (1992) introduceerde het idee dat leren een effect is van de gemeenschap. Dit wil zeggen dat leren niet een meetbaar iets is wat individuen ongeacht hun contact met anderen vertonen. Juist omdat de meeste individuen handelen in verschillende gemeenschappen, zoals familie, klaslokalen en vrienden is leren sociaal. De grote vraag van leer theorieën is of de natuur van leren verandert of hetzelfde blijft binnen deze verschillende gemeenschappen.

 

Politieke aspecten van leren

Veel mensen vinden een sociaal perspectief op leren niet genoeg. Zij willen leren op politiek en retorisch niveau zien. Vragen als ‘Wat weten we?’ en ‘Hoe weten we wat we weten’ kunnen op persoonlijk niveau beantwoord worden door zelf bewustzijn van de leerprocessen en hoe deze processen persoonlijke kennis kunnen bewerkstelligen. Op sociaal niveau kunnen deze vragen beantwoord worden door verificatie en argumentatie. Het politieke niveau zegt dat kennis een selectie is van mogelijke uitkomsten.

 

Leren wordt beïnvloed door ‘micro-politics’. Het standpunt van een leraar over een bepaald onderwerp, heeft invloed op zijn leerlingen. Wat een leraar vindt van een klas en hoe hij handelt, staat voor een politieke houding. Vanuit een politiek perspectief zou leren het best wederkerig en open voor discussie en verandering moeten plaats vinden. In een situatie waar een hegemonie of een tirannie heerst, wordt leren en verandering gelimiteerd. In sommige politieke staten komt het nog voor dat alle nieuwe bevindingen en leren in dat opzicht wordt tegen gegaan.

 

Framing’

Framing verwijst naar de manier waarop we bepaalde regels en ervaringen als frames gebruiken voor onze acties. We gebruiken bijvoorbeeld de context van een klaslokaal als een frame voor gedrag zoals opletten op de leraar, aantekeningen maken en blijven zitten.

 

Net zoals betekenis en ervaring, is leren ook framed. Wat we meemaken in een klaslokaal wordt toegevoegd aan het begrip of gedrag in dat frame en dit wordt weer gebruikt voor situaties in de toekomst. Wanneer we leren, ontdekken we de betekenis van dingen om ons heen. We kijken hierbij of het logisch, sociaal of chronologisch is, en merken daarbij op of het expliciet of stilzwijgend is. De betekenis die we eraan geven is gebaseerd op de kennis die we al eerder hebben op gedaan en nieuwe kennis. We kunnen dit leren weergeven in drie stadia. Het eerste stadium betreft de begin toestand. Het tweede stadia betreft de begin toestand die veranderd wordt door het leren. Het derde stadium betreft het beschikken over de nieuwe kennis. Zie figuur 2.1 op bladzijde 36 voor het diagram van deze stadia. Elk stadium heeft een frame. Het leren heeft echter geen zin als het niet correspondeert met het beginstadium. Er is dan namelijk geen fundering om kennis op voort te bouwen. Het doel van pedagogical frames is om het niveau van kennis in de begin toestand te veranderen naar een daarop volgende toestand. Onderwijs op school en in verdere opleidingen is een manier om dit leren te bewerkstelligen. Mondelinge taal is het meest gebruikt om pedagogische frames te bepalen. Toch hebben physieke taal en beweging in sport en dans, taal van muziek en visuele taal in kunst en film ook invloed in het vormen van frames bij leren.

 

 

Emergence

Wanneer er een nieuw stadium van kennis is bereikt, verkeerd iemand weer opnieuw in een begin stadium. Op deze manier wordt elk frame dat is gevormd weer verder gevormd door nieuwe ervaringen en nieuwe kennis. Ontdekkend leren bestaat uit meer dan alleen individueel leren, ook al is dat wel een belangrijk aspect. Ontdekkend leren bestaat namelijk ook uit leren met en in een gemeenschap. Individuen observeren, reageren en dragen bij aan elementen uit de omgeving. De vele perspectieven van emergence bevorderen ook de aandacht op de manier waarop leren veel aspecten op persoonlijke, professionele en sociale groei bevat. Wanneer ideeën en houdingen veranderen, veranderen ook de frames die de leer activiteit begrenzen.

 

Verder bouwen

Onze theorieën over leren zijn gebaseerd op transformation, framing en emergence. Transformation gaat over de actie die invloed heeft op de verschillende fases van kennis opbouw, waarbij elk frame weer een beginpunt is voor een nieuw frame. Emergence gaat over de continuïteit van dit proces op persoonlijk, sociaal en politiek niveau. Er zijn drie aspecten die gerelateerd zijn aan de learner: risico nemen, bereidheid en niet leren.

 

Risico nemen

Bij leren komt altijd een risico kijken. Onze begin toestand is vertrouwd. Omdat de begin toestand geen actie bevat, wordt er ook niet echt geleerd. Om te blijven leren, moeten we hypotheses vormen en een stap zetten in het onbekende. Dit brengt een risico met zich mee. Om toch deze stap te kunnen zetten, is er intrinsieke- en extrinsieke motivatie nodig.

 

Bereidheid

Hoewel sommige situaties veel mogelijkheden voor verandering bieden, kan een individu weerstand bieden tegen het leren of ziet het individu deze mogelijkheden gewoon niet. Op die manier wordt kennis van buiten als het ware geweerd. Een voorbeeld hiervan kan een hoorcollege zijn. Niet alle handelingen en interventies die de docent verricht, hoeven een verschil te maken voor studenten.

 

Niet leren

Er zijn verschillende typen omstandigheden waarin leren niet plaats vindt.

  • Wanneer iemand niet wil leren van een bepaalde situatie

  • Wanneer iemand niet klaas is om te leren

  • Iets specifieks staat het leren in de weg. Denk hierbij aan het overlijden van een familielid

  • De verwachtingen van iemand kunnen beïnvloed zijn door teleurstelling door slecht materiaal of een slechte manier van aanpakken

  • Wanneer iemand de regels en afspraken voor leren niet weet

  • Iemand leert niet per se door dingen te ervaren

 

Uitdagingen voor beoordeling

Omdat leren een complexe activiteit is, is het nodig om te beseffen wat voor soort beoordelingen geschikt zijn. De eerste vorm van beoordelen is zelf beoordelen. Deze zelfreflectie kan op sociaal, politiek en institutioneel niveau. Zelf beoordeling zorgt er voor dat lerenden betekenis aan hun eigen leren kunnen geven en zich kunnen voorbereiden op nog meer leren. Een tweede vorm van beoordelen is de diagnose van ontwikkeling. Wanneer er een derde partij in het spel is, dan moet deze eerst uitvinden wat de begin toestand was van een individu, welke interventies er plaats hebben gevonden in het proces van leren en wat de huidige staat van ontwikkeling is. Een tweede vorm van beoordelen is een meer summatief type. Het is belangrijk om een criterium vast te stellen in de begin toestand zodat er gemeten kan worden hoeveel er al geleerd is. Deze criteria moeten de verschillende frames omvatten om de staat van leren van iemand te kunnen begrijpen.

Teksten

Op dit moment is het grootste gedeelte van communicatie in e-learning woordelijk opgeschreven teksten. Deze monomodale vorm van communicatie levert in vergelijking met face-to-face leren wat problemen op die al eerder in dit hoofdstuk zijn genoemd. Lesgeven gebeurt op deze manier vaak monomodaal. Echter, leren is vaak niet monomodaal. Bij e-learning wordt meestal ook en vrijwel alleen gebruik gemaakt van woordelijk opgeschreven tekst.

 

Leren is multimodaal omdat het betrokken is bij transduction. Dit is de verandering van de ene mode naar de andere. Bijvoorbeeld van spraak naar dans. Dit ligt de remediation in de weg. Remediation de verschuiving van een medium naar een ander medium. Denk hierbij aan de overschakeling van een boek naar een e-book.

 

 

3: Online leren theoretiseren

De hoofdvraag in dit hoofdstuk is of de praktijk rondom e-learning een nieuwe leer theorie vereist, of dat de bestaande leer theorieën voldoende zijn om te zien wat er gebeurt en wat er mogelijk is voor e-learning. Tussen technologie en e-learning is een wederkerig co-evolutionaire relatie. Wat apart is aan e-learning is dat de twee componenten (e en learning) apart van elkaar ontwikkelen, maar toch ook verbonden zijn en bijdragen aan elkaars ontwikkeling. Een verandering aan de ene component zorgt dan ook voor een verandering aan de andere component.

 

Bestaande theoretische standpunten

Aan de ene kant hebben e-learning onderzoeken strategieën, sociale contexten en designs voor de implementatie van e-larning benadrukt. De meeste van deze onderzoeken zijn etnografisch en/of beschrijvend. Hoewel dit erg belangrijk is, vormen ze geen theoretische bijdrage. Aan de andere kant beschouwen veel leer theorieën alleen de online context als een uitbreiding van conventioneel leren. Het boek beweert dat e-learning aan meer dan een specifieke omgeving of gebied van leren bijdraagt. E-learning verschilt van conventioneel leren omdat de natuur van leren echt aangeduid wordt.

 

Er zijn verschillende manieren om naar e-learning en learning te kijken. Een daarvan is die van Rogoff. Hij is van mening dat leren een effect is van de gemeenschap. Leren ziets hij als een product van een individu in relatie tot de gemeenschap en haar leden. We moeten de theorie van Rogoff nog iets uitbreiden. Zo moet leren niet alleen beschouwd worden als een effect van de gemeenschap enkelvoudig, maar als een effect van gemeenschappen meervoudig. Iedereen is individueel tegelijk actief in meerdere gemeenschappen waarin we verschillende rollen aannemen. In onze ‘networked individualism’ leren we niet alleen van verschillende gemeenschappen, maar ook van de verbondenheid tussen deze gemeenschappen. Hierna volgen twee standpunten: die van Moore en die van Jewitt.

 

Transactie afstand

Moore had een theorie over transactional distance. Hij was van mening dat er bij afstands onderwijs niet alleen sprake is van geografische scheiding, maar dat het een pedagogisch concept is. Het idee van transactional distance is een relatief idee en bevat drie variabelen die actief zijn in relatie tot de mate van transactional distance tussen leraren en lerenden. Deze drie variabelen zijn de dialoog, de structuur van het programma en de autonomie van de lerende.

 

Multimodaal

Hoewel niet al het e-learning multimodaal is, moet een theorie over e-learning nu rekening houden met de multimodale natuur van de hedendaagse communicatie. Deze invalshoek is belangrijk, omdat de meeste e-learning communicatie nu via de computer interface gaat en deze computer interfaces zijn van nature multimodaal.

 

Voordat we verder gaan met de multimodale kwestie, is het belangrijk om nog even terug te komen op de ideeën van transformation en transduction. Transformation is volgens Kress een belangrijk onderdeel in een theorie over betekenis geven en het verwijst naar hoe gebruikers als het ware hun betekenis aanpassen aan de beschikbare bronnen. Transduction is meer specifiek die de modale shift van een set van bronnen naar een andere betekent.

 

Als we switchen van learning naar e-learning, zien we dat transduction plaats vindt. Er vindt transformation plaats wanneer de transductie het effect heeft van het veranderen van de gedachtes of kennis van iemand. Transformation is belangrijk in e-learning bij het lezen van multimodale teksten, sinds er verbanden moeten worden gelegd tussen verschillende modale elementen. Denk hierbij aan menu items, headlines, foto’s en video’s.

 

Jewitt richtte zich ook op de multimodaliteit van leren en zette een soort kader op voor heroverwegend leren vanuit een multimodaal perspectief. Op deze manier kon zij kijken of het echt verschilde als er een nieuwe technologie werd gebruikt voor leren. Jewitt suggereert dat de meeste theorieën over de internalizatie van sociale relaties zijn gebaseerd op woordelijke taal, maar dat alle ‘modes’ van een multimodaal perspectief bijdragen aan leren. Jewitt wijst ons dus in de richting van:

  • Een multimodale opvatting van semiotische middelen en relaties die zijn geïnternaliseerd en zijn getransformeerd als leren.

  • Een multimodale en kinestetische benadering van wat psychologen en degenen van wiens theorieën zijn afgeleid uit de psychologie input noemen.

  • Het zien van de output van studenten als een vorm van bewijs van hun leren

  • Een vraag ten opichte van de relaties van nieuwe technologieën en computer interfaces tegenover multimodaliteit.

 

Verdere theorieën

Een groot issue wat betreft leren is altijd hoeveel afhangt van het individu bij het maken van de transformatie van een niveau van kennis naar een volgend niveau of dat bronnen buiten conceptionhet individu zelf daar invloed op hebben. Denk hierbij aan een docent of een auteur.

 

Intrinsieke motivatie

Leren is nooit een geheel passieve activiteit. Omdat de lerende bij e-learning fysiek is verwijderd van de andere lerenden, moet deze meer inspanning verrichten om bij te dragen aan de e-learning gemeenschap.

 

Sociale informatica

Sociale informatica richt zich op de manier waarop nieuwe informatie en communicatie technologieën de patronen en mogelijkheden van sociale interactie veranderen en andersom. De interactie effecten van het sociale en het technische creëert voor e-learning een groter en complexere ruimte voor interactie.

 

Sawyer en Eschenfelder suggereren dat sociale informatica noch een theorie en noch een enkelvoudig terrein is. Volgens hen is het een gebied van onderzoek dat zich focust op de relatie tussen ICT en de grotere sociale context waarin ze bestaan. Sociale informatica is onderhevig aan transformatie en ondergebracht onder een bredere categorie van de wetenschap van socio technische systemen.

 

Digitale media theorie

Deze theorie accentueert het visuele waarbij er gefocust wordt op stilstaande en bewegende afbeeldingen. De theorie focust zich dus op één mode van communicatie. De verkenning van de media die beschikbaar zijn voor leren maakt deze theorie relevant bij het begrijpen van e-learning.

 

Heeft e-learning een nieuwe theorie over leren nodig?

Door de opkomst van een nieuwe technologie, gaan mensen anders interacteren en gaan zij informatie anders gebruiken. De verandering in deze sociale patronen veranderen de mogelijkheden over hoe we leren en hoe we nieuwe technologieën gebruiken als onderdeel van leren. E-learning bevat veranderingenin de praktijk en laat nieuwe praktijken opkomen. Daarbij volgen we de ideeën van het structuur aanbrengen het vormgeven van technologie en maatschappij. De hoofdvraag van dit hoofdstuk is of e-learning een nieuwe theorie over leren nodig heeft. Er worden nu drie vragen behandeld die kunnen bijdragen aan het antwoord op de hoofdvraag.

  • How do e-communities relate to situated, real-world communities?

  • When engaged in e-learning, what are you learning?

  • What are the unexpected consequences of the drive for e-learning initiatives, such as the continued exclusion of non-ICT users?

 

De drie vragen beantwoord

 

When engaged in e-learning, what are you learning?

E-learning is een andere manier van leren dan gewoon leren. In het conventionele onderwijs is er een gezaghebbend hiërarchisch systeem. De docent is als het ware een tussen persoon tussen de kennis en de boeken. De leerling is hierbij altijd ondergeschikt aan de docent. E-learning is daarentegen veel minder hiërarchisch. Een digitale elektronische tekst kan veel makkelijker uit elkaar gehaald en heringericht worden. Het leer proces wordt meer een voordracht en is democratischer.

 

Wanneer we naar de vraag ‘engaged in e-learning, what are you learning?’ kijken, kunnen we een antwoord formuleren. Ten eerste kan de inhoud van conventioneel leren en e-learning hetzelfde zijn. Echter, de manier waarop het leren plaats vindt, verandert de positie van de lerende in relatie tot de inhoud en de bestaande kennis. Als een e-lerende leer je dat kennis tijdelijk is. Wat je op papier hebt is eigenlijk de tekst die in een voordracht naar voren is gekomen. Op die manier is kritiek of acceptatie ook meer gepast. Op die manier kunnen we e-lerenden meer als experts dan beginnelingen zien. Vanuit een e-learning perspectief is kennis te zien als een resultaat van beredeneerde sociale en retorische praktijken; het is situatie afhankelijk.

 

How do e-comunities relate to situated, real-world communities?

Bij e-learning leer je om een e-lerende te zijn, zowel individueel als in een gemeenschap. Je leert hoe je online te gedragen en hoe je met anderen moet communiceren. Een stabiele gemeenschap kan gedeeltelijke betrokkenheid van sommige leden verdragen. Hoewel geografie voor veel gemeenschappen de basis is, is dit bij e-gemeenschappen de netwerk structuren. Wat wordt geleerd in een e-gemeenschap kan ook gebruikt worden in een andere gemeenschap.

 

What are the unexpected consequences of the drive for e-learning initiatives, such as the continued exclusion of non-ICT users?

Het digitale spectrum van toegang en gebruik speelt niet alleen internationaal, maar ook binnen samenlevingen. We weten echter dat veel mensen in de maatschappij geen toegang hebben tot een computer en als ze dat hebben hoeven ze nog niet te beschikken over een verbinding. Dit laat zien dat sommige leerlingen benadeeld worden.

 

De hoofdvraag in dit hoofdstuk was: heeft e-learning een nieuwe theorie over leren nodig? Het antwoord is ja.

 

 

4: Nieuwe geletterdheid, nieuwe voordrachten in E-learning

Van nieuwe geletterdheid naar nieuwe redevoering

 

Multimodaliteit, multi geletterdheid en de nieuwe Londense groep

De nieuwe Londense groep heeft een heeft een model van nieuwe geletterdheid gepresenteerd en uitgelegd. Het model is te zien in figuur 4.1 op bladzijde 64. De focus in dit model ligt bij de multimodaliteit en het design binnen een frame van sociale systemen over tekens (socially informed sign systems/social semitics).

 

Exploring modes

Zoals al in hoofdstuk 1 is aangegeven, is het opvallend dat hoewel er zoveel mogelijkheden zijn met informatica en multimodaliteit, e-learning vaak monomodaal is. Dit wil zeggen dat er vooral gebruik wordt gemaakt van een geschreven vorm van woordelijke taal. Modaliteit en multimodaliteit zijn complex. Drie concepten die helpen bij deze complexiteit zijn:

  • Frames: Constructen die helpen vorm te geven aan de communicatie tussen spreker/auteur en publiek/lezer.

  • Literacy: In een vereenvoudigde vorm betekent het de mogelijkheid om te schrijven en te lezen. In een bredere vorm betekent het de communicatie mogelijkheid binnen het bereik van sociale en elektronische literacies.

  • Discourse: Elke vorm van het uitbreiden van communicatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van het bereik van modes en media.

Er volgen nu drie voorbeelden die wat duidelijker maken wat er bedoeld wordt met een ‘wide range of modes for communication and how even the moest limited of e-learning interfaces goes beyond the verbal’.

 

Voorbeeld: De multimodaliteit in een Virtual Learning Environment Page (VLE)

In figuur 4.2 op pagina 66 is een screenshot te zien van Blackboard. In deze screenshot zijn drie modes te zien. Deze modes bevallen allemaal een frame. De eerste mode is verbaal. Over de hele pagina zijn woorden verspreid. De tweede mode is iconisch. Op sommige plekken zijn kleine logo’s te zien, sommige zonder woorden erbij. Het kruisje rechts boven aan de pagina betekent bijvoorbeeld dat je de pagina kan sluiten wanneer je daar klikt. De derde mode is visueel. Het visuele wordt versterkt door de frames van de pagina. Elk frame heeft een andere functie en elk frame bevat weer andere woorden en icoontjes. Elke mode heeft een andere manier van communiceren. De term die verwijst naar wat deze middelen en inhoud mogelijk maken is affordances.

 

Voorbeeld: Multimodaliteit, mogelijkheden verkrijgend

In een video clip spelen de visuele en de hoorbare modes een grotere rol. Ook van de BBC website kan enorm veel geleerd worden. Op deze site zijn alle modes weergegeven die ook te zien waren in de screenshot van Blackbord. Echter, hier zijn nog de mogelijkheden van geluid, stille en bewegende plaatjes enzovoort aan toegevoegd.

 

Voorbeeld: Multimodaliteit, mogelijkheden verliezend

De beschikbaarheid van communicatieve mogelijkheden betekent niet dat ze noodzakelijk gebruikt moeten worden. Veel sites falen met het naleven van de multimodale verwachtingen. Bayne, Williamson en Ross (2010) demonstreren dit punt aan de hand van een museum website. Het was de bedoeling dat jonge mensen toegang kregen tot digitale bronnen van het museum. Echter, er was door de multimodaliteit al van tevoren bepaald wat de bezoeker te zien kreeg waardoor de lerende geen opties had om op zijn of haar eigen manier door de stof heen te gaan.

 

Van ‘Literacy’ naar ‘Discourse’

In de context van e-learning zijn multimodale interacties new descourses in de zin dat hun combinatie nieuw is in de vervolging van leren vergeleken met conventioneel leren.

 

De implicaties van een ‘discourse’ kijk op e-learning

De e-learning interface moet ervoor zorgen dat er thuis een context gecreëerd wordt bij het leren. Bij e-learning heb je namelijk niet de hulpmiddelen die er bij conventioneel face-to-face leren wel is.

 

Veel functies en activiteiten in e-learning proberen die van het ruimtelijke klaslokaal naar e-learning te verplaatsen. Het conventionele klaslokaal is als het ware vervangen door het virtuele leer milieu. Echter, het medium waarmee geleerd wordt (een laptop, tablet, telefoon) is wel weer op verschillende plaatsen (thuis, slaapkamer, kantoor, trein). Aan de ene kant zijn deze plaatsen irrelevant voor het leerproces. De activiteit en interactie vindt namelijk via het scherm plaats. Aan de andere kant bepalen de plaatsen de houding van de lerende.

 

Interface werk

De e-learning interface moet door middel van modes een omgeving creëren die niet zo rijk is aan eigenschappen als bij conventioneel leren. Daarnaast, hoe groter de fysieke afstond (oftewel, de kans dat twee lerenden elkaar nooit face-to-face zullen ontmoeten), hoe meer de lerenden afhankelijk zijn van de computer interface.

 

Ook frames is een onderdeel van het interface werk. Online is er een grotere interrelation tussen modes dan in de dagelijkse ervaring.

 

De implicaties voor de lerende

Niet alleen de designer van de interface moet meer doen om de leer elementen in een virtuele leeromgeving toegankelijker, explicieter en beter te interpreteren dan in conventionele docent in een klaslokaal moet doen. De lerende moet de informatie die in de virtuele omgeving is weergegeven interpreteren en de benodigde kennis eruit halen. In een conventionele leersituatie, speelt de docent een belangrijke rol in het uitleggen van de stof, het maken van connecties. Bij e-learning is het meer de taak van de lerende om deze connecties te leggen.

 

Implicaties voor de maatschappij

Het gebruik van digitale technologieën is effectief wanneer de factoren van de technologie en de gebruikers worden gecombineerd. Deze factoren zijn: flexibiliteit en overzetbaarheid, multifunctionaliteit en technische convergentie, nonlineariteit, interactiviteit en communicatieve mogelijkheid en de multimodale representatie. Door de combinatie van nieuwe digitale technologieën, mobiliteit en multimodaliteit, kunnen lerenden de leiding nemen over de richting, de omvang en de diepgang van hun leren. Ze kunnen ook bijdragen om het meer actief te maken dan het geval zou zijn in conventioneel, docent gestuurd leren in een klaslokaal. Het belangrijkste is dat het proces dat hier beschreven is niet is gebonden aan het niveau van de individuele lezer en hun interface. In plaats daarvan gebeurt de ontwikkeling in multimodaliteit en mode en de continue ontwikkeling van nieuwe redevoeringen op alle niveaus van de maatschappij.

 

Een wederkerig, co-evolutionair model van de ontwikkeling van geletterdheid en leren

Het lag aan de toegeeflijkheid van de relatie tussen de ontwikkeling van geletterdheid en nieuwe vormen van technologie dat er een model kwam die een wederkerige, co-evolutionaire relatie lieten zien tussen de twee. Zoals in hoofdstuk 3 naar voren kwam, is er een model tussen de ontwikkeling van nieuwe technologieën aan de ene kant en de ontwikkeling van geletterdheid en leren aan de andere kant. Dit model is te vinden in figuur 4.4 op bladzijde 76. De relatie tussen leren en technologie is niet statisch maar het is co-evolutionair omdat elk element de ander beïnvloedt en verandert.

 

Achter het model zit de aanname dat het leerproces niet altijd, van generatie op generatie, hetzelfde blijft maar dat leren dynamisch is en wordt beïnvloed door sociale en technologische verbanden.

 

Het ontwikkelen van een nieuwe ‘taal’ voor e-learning

Het leren wordt bemiddeld door elektronische communicatie middelen. Dit vereist als het ware een nieuwe taal. Deze taal bevat niet alleen andere woorden of technische termen. Er wordt bedoeld dat de middelen waardoor we kunnen beschrijven, discussiëren en vooruit komen op een gebied: een alledaagse taal.

 

Lerende vertegenwoordiging

Lerende vertegenwoordiging betekent de controle die een lerende over zijn ervaring heeft. Het bevat ideeeën over zelf gestuurd leren en hoe en wat iets geleerd is. Maar ook de pedagogiek over zelf gestuurd leren en het eigendom van de student van haar of zijn eigen leer weg. Lerende vertegenwoordiging geeft lerenden de kracht om de richting op te gaan waarvan de lerende denkt dat dit nodig is en onbekend terrein te ontdekken.

 

Participatieve cultuur

De toegenomen democratische deelname aan e-learning is een kenmerk van de laatste paar jaar. Terwijl in een pre-Web 2.0 wereld vooral de designer heeft bepaald hoe de productie van informatie aan de lerende wordt getoond, is er in een deelname model voor de lerenden zelf veel meer ruimte en mogelijkheden om zelf de richting van het leren te bepalen.

 

Peer productie

In het boek is al benadrukt dat e-learning lerenden meer autonomie en keus geeft waardoor deze weer kracht hebben over het leerproces. Ook is peer productie op verschillende manieren mogelijk. Bijvoorbeeld een website met foto’s en muziek kan zijn gemaakt door drie personen of drie groepen van personen die allemaal in een ander deel van de wereld werken.

 

Framing en re-framing

E-learning interfaces zijn duidelijker geframed dan conventionele leer situaties. De framing in e-learning is weloverwogen, expliciet en zichtbaar. Een nadeel aan de virtuele leer omgevingen is dat zo’n frame moeilijk te doorbreken is. Bij free-form e-learning kunnen er frames gekozen, gemaakt of opnieuw gemaakt worden door de lerende.

 

5: Deelnemende culturen

Van samenwerkend leren naar participatief leren

Een van de belangrijkste veranderingen in instituties die samen liep met de verschuiving naar online onderwijs is de aanpassing van de plek van de docent en de student. Eerst was het de docent die het onderwijs vooral stuurde, nu is het de student. De belangrijkste theoretische en praktische aanpak voor online leren is collaborative learning. Het uitgangspunt van collaborative learning is om lerenden door middel van peer-to-peer communicatie actief kennis te laten construeren. Bij collaboratief leren verandert de rol van de docent van autoritair en overbrenger van informatie naar een verzorger van kennis werving. Naast collaborative learning bestaat er ook computer supported collaborative learning (CSCL).

 

Participatie technologieën

Open bronnen software, wiki encyclopedieën, home pagina’s en blogs. Dit was vroeger moeilijk voor te stellen. Er is veel veranderd de laatste tijd. De nieuwe technische ontwikkeling en de snelheid van krijgen en uitwisselen van informatie zorgen voor een kwalitatieve verandering in hoe we communiceren en leren. Deze technische kant brengt een combinatie van applications, devices en infrastructures met zich mee.

  • Applications. Blogging (Blogspot, Wordpress), microblogging software (Twitter), sociale netwerk sites (Facebook, MySpace, LinkedIn) en sites waar je muziek, foto’s en video’s kan delen (LastFM, Flickr, YouTube).

  • Devices. De dingen die bijdrage zoals mobiele telefoons en laptops.

  • Infrastructures. De elektrische, telefonische, kabel en draadloze telecommunicatie hardware en uitwisseling protocols die ervoor zorgen dat devices en communicatie kanalen blijven werken

 

De combinatie van computer applications en sociale praktijken worden technologies of participation genoemd. Het is niet alleen de application of device dat er toe doet. Het gaat er ook om hoe personen, groepen en gemeenschappen het gebruiken. Bij conventioneel leren wordt er gereflecteerd en aandacht geschonken aan de berichten van anderen. Deze aandacht voor anderen is de kern van de nieuwe participatieve cultuur.

 

Een korte geschiedenis van IT ontwikkeling

De focus in dit hoofdstuk ligt vooral op de recente participatieve ontwikkelingen samenhangend met de nieuwe media, ondersteund door Web 2.0 technologieën. Web 2.0 staat voor de ontwikkeling van internet tot een interactief medium waarbij ook doorsneegebruikers informatie kunnen uploaden en niet alleen downloaden.

 

Van IT naar CMC: de pre-internet fase

Vroege informatie technologische applicaties waren gemaakt om routine taken te automatiseren. Gebruik vond voornamelijk in huizen plaats. Voor scholen waren er ook systemen die het college geld bij konden houden en waarmee interne zaken konden worden geregeld. Een tweede ontwikkeling in IT was de ontwikkeling van werk programma’s die het mogelijk maakten dat gebruikers als het ware tijd konden delen en meerdere programma’s op één computer konden gebruiken. Dit was de basis waar communicatie systemen op konden werken.

 

Internet en Web 1.0

Nadat time-sharing systemen vooral binnen huis werden gebruikt werd de communicatie via de computer uitgebreid. Niet alleen communicatie via email, maar ook het delen van bestanden werd een belangrijk onderdeel in het dagelijks werk. Het internet is de ruggengraat van de computer. Het web en het internet zijn onderscheiden. Het internet is het netwerk die de computers verbindt en het web is de instructie en interface voor het soort delen van bestanden. Web 1.0 ging over de aanwezigheid op het web, met persoonlijke en professionele web pagina’s, informatie op het web en zoekmachines om deze pagina’s te vinden. Web 1.0 applicaties worden gekenmerkt door achtereenvolgende bijdrages. Denk hierbij aan email berichten, web pagina’s en online bronnen. Online chat, Twitter en smsen valt hier ook onder en kan dus ingedeeld worden als Web 1.0 mode applicaties.

 

Web 2.0

Bij Web 2.0 ligt de focus op de deelname in blogs, wiki’s, Twitter en YouTube, met een brede toegang, bijdrage, beoordeling, rangschikken en evalueren. Bij Web 2.0 wordt er gelijktijdig geüpdatet, en is het eind product beter dan de som van alle losse onderdelen. Een voorbeeld is een wiki waarbij elke update het geheel verbetert.

 

Participatieve media

Participatieve media bevat verschillende technologieën die bijdrage aan online conversaties toestaan. Het belangrijkste van elk participatieve medium is dat individuelen de mogelijkheid hebben om deel te nemen, behalve wanneer deelname is beperkt tot leden van een bepaalde gemeenschap. Van alle mogelijke details van de nieuwe media en haar effecten, zijn er twee belangrijke sterrenbeelden van kenmerken van deze technologieën die opvallen in het overwegen wat er verandert in een online conversatie en e-learning: anyone, anywhere, anytime bijdrage; en de conversationele deelname natuur.

 

Anyone, anywhere, anytime

Het eerste sterrenbeeld van effecten gaat over de manier waarop de sociale media en het internet de bijdrages van anyone, anywhere en anytime combineren. Het grootste transformatie effect wordt waarschijnlijk gevonden wanneer anyone kan bijdragen sinds dit ideën, ervaring en verbeteringen vanuit heel de wereld toestaat. Wanneer bijdrages van anywhere kunnen komen, zullen de mening en ervaringen erg gevarieerd zijn. Ook de diversiteit in normen, culturen en gemeenschappen kan variatie toevoegen. De anytime bijdrage vindt meestal met de anywhere bijdrage plaats, aangezien er verschillende tijdzones op de wereld zijn.

 

Conversationele participatie

Het tweede sterrenbeeld van effecten gaat over hoe de sociale media in relatie staat met de manier waarop het zich bezig houden in een participatieve cultuur reflectieve en aandachtige interactie vereist. Twee kenmerken van het huidige online gesprek helpen academische interesses: de text-based natuur van de meeste e-learning en de manier waarop de medewerker bijgedrage inspanning een blijvende opname is, toegankelijk voor de huidige en toekomstige deelnemers.

 

Text-based

Geschreven tekst is een belangrijk onderdeel van online communicatie. Daarbij wordt vaak over het hoofd gezien dat elke reactie op een forum een bijdrage is aan de voortdurende productie.

 

Persistent

Ook vindt er een verschuiving plaats van tijdelijk naar voortdurend, persistent conversations.

 

Onderwijs ruimtes: 1.0 en 2.0

Tijdens de Web 1.0 initiatieven was de implementatie van digitale bibliotheken en de toepassing en voorziening van toegang tot elektronische bronnen een verandering die een groot effect had op hogere scholen. Web 1.0 werd ook op institutioneel niveau ingevoerd, zoals in bibliotheken en universiteiten. De beweging naar open toegang naar academisch materiaal heeft ook de manier waarop we denken over informatie beïnvloed.

 

Web 2.0 heeft als kenmerken dat veel individuelen de mogelijkheid hebben om bij te dragen, ongeacht of dit kleine of grote bijdrages zijn of dat deze later gewijzigd of verwijderd zijn door anderen. Web 2.0 is wel wat gelimiteerd. Er wordt wel gebruik gemaakt van wiki’s en wat interactie via mobiele telefoons en Twitter, maar de grote toepassing in onderwijs instellingen moet nog komen. Nieuw aan de huidige technologieën is dat ze een reeks van oefeningen naar instituties brengen die afkomstig zijn uit open, web-based interactie. Een werk groep kan bijvoorbeeld gebruik maken van Twitter om in contact te blijven op elk moment en op elke plek.

 

Hoewel invloeden van buitenaf altijd wel een effect hebben gehad op onderwijs praktijken, zijn de grenzen tussen binnen de klas en buiten de klas praktijken veel ‘doorlaatbaarder’ dan eerst. Bijvoorbeeld wanneer een klas werkt met laptops die in verbinding staan met het internet. Zowel in de klas als in de persoonlijke interactie worden de grenzen tussen in de klas en buiten de klas bij deze online verbinding als het ware overstegen. De overstijging van deze grens wordt wel vaak als een afleiding gezien. Zo kan je veel vaker afgeleid worden door een email, vrienden, web pagina’s, enzovoort.

 

Veranderingen in autoriteit en bijdrage

De vele kenmerken en veranderingen die er tot nu toe zijn besproken kunnen worden bediscussieerd. Dit zorgt voor veranderingen in relaties met experts, documenten, tussen lerenden en met lokale gemeenschappen. Dit heeft weer directe gevolgen op e-learning.

 

Verandering in relaties met experts

De meest bediscussieerde verandering in e-learning is de rol van experts. De bijdrage aan de inhoud, commentaar op het werk en controle over kennis wordt als het ware uit handen gegeven aan iedereen en overal. Bij e-learning zijn docenten vaak bang dat de autoriteit en controle zal verdwijnen in het klaslokaal. Onderzoek en ervaring met computer gestuurde communicatie (CMC) heeft onderzocht hoe autoriteit online verdwijnt. Bij CMC worden er cues verwijderd die er in een face-to-face setting wel zijn. Er zijn cues her geïntroduceerd, zoals de handtekening, schrijf stijl en taalgebruik die persoonlijke kenmerken toevoegen. Online deelnemers moeten meer moeite doen dan deelnemers in een klaslokaal om zichzelf te identificeren en aspecten over zichzelf naar buiten te brengen.

 

Verandering in relaties met lerenden

Collaboratief leren is fijn voor volwassen onderwijs omdat het de autonomie en capaciteiten van zelf gestuurde lerenden erkend. Echter, collaboratief onderwijs vindt niet alleen in het volwassen onderwijs plaats maar ook in andere leer settings. Het zijn niet alleen de volwassenen die autonome lerenden zijn, maar ook de vele individuen die deel nemen aan open bronnen projecten, online forums, virtuele gemeenschappen en online gamen. Collaboratief leren gaat niet alleen om individuen die kennis voor zichzelf opdoen. Participatieve lerenden zijn autonoom in de zin van dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen leren, maar dat ze ook met anderen leren.

 

Van lerenden wordt vaak verwacht dat ze betrokken zijn bij de sociale media en dat ze deelnemen aan een soort online prikborden waar ze op moeten reageren en discussiëren, in plaats van een hoorcollege bij te wonen in een grote hal.

 

Verandering in leer materialen

Hoorcollege aantekeningen die voorheen alleen in handen van de docent waren zijn nu online gezet, vaak ook nog met een opname van het hoorcollege erbij. Materialen die zijn verzameld tijdens de lessen kunnen makkelijk gekopieerd en hergebruikt worden door anderen. Hele lessen kunnen worden gedownload, verplaatst of gekopieerd worden van les management systemen. Deze materialen hebben waarde voor drie kiesdistricten:

  • Ze hebben waarde voor de docent die ze heeft gemaakt. De teksten dienen als materiaal voor toekomstige herhalingen van de les, als bewijs voor hun lesgeven en als ideeën die de basis vormen voor academische publicaties.

  • Ze hebben waarde voor de instituties voor wie de les was gegeven.

  • Ze hebben waarde voor studenten.

 

Verandering in de relatie met informatie

Tegenwoordig staat er veel meer informatie online dan voorheen. Het is dus belangrijk om materialen goed te kunnen beoordelen. Ook is het belangrijk om de betrouwbaarheid en de herkomst te bewaren en om onderscheid te kunnen maken tussen peer-reviewed en slef-published materialen en persoonlijke meningen en academisch onderzoek te kunnen onderscheiden.

 

6: Lerende gemeenschappen

Virtual community en tweedelige focus

Door de opkomst van social media wordt de lerende mede verantwoordelijk voor het scheppen van informatie en lerende contexten in plaats van alleen een ontvanger van vastgelegde informatie. Hierdoor moet er nagedacht worden hoe succesvolle gemeenschappen van lerenden, co-werkers en makers van kennis begonnen, behouden en succesvol kunnen worden. ‘Virtual community’ houdt in dat men zich eerst afvraagt of een gemeenschap überhaupt gebruikt kan worden als label voor iets niet-geografisch. Later wordt er dan nagedacht over een meer interpersoonlijke relationele definitie van de gemeenschap, in plaats van een op basis van gemeenschappelijke geografische locatie.

 

Bij de aanpak van e-learning wordt aandacht voor het proces van samenwerking met anderen gecombineerd met de praktijk in een virtuele omgeving. Hierbij wordt dus gebruik gemaakt van een tweedelige focus. Samen helpen deze om de sociale en technische ontwerpdoelen te begrijpen en zo de online lerende gemeenschappen te behouden.

 

Definiëren en lokaliseren van de gemeenschap

Bij online lerende gemeenschappen ligt de focus van dit hoofdstuk, maar er zijn ook andere manieren waarop gemeenschap voor komt in e-learning.

 

Lokale en ingebedde gemeenschap

Het onderwijs en onderwijskundige systemen, inclusief e-learning systemen, zijn altijd betrokken en interactief met de lokale en ingebedde gemeenschap. Dit houdt de langdurige rol van onderwijs in: het onderwijzen van burgers opdat ze zo goed mogelijk kunnen functioneren in hun eigen omgeving.

 

Online gemeenschap

Het lastige van bovenstaande lokale en ingebedde gemeenschappen is de vraag wat er precies mee bedoeld wordt. Hier kan lang over gediscussieerd worden, zeker nu er veel grenzen verlegd worden. Studenten kunnen online klassen volgen en op die manier ook hun eigen gemeenschap volgen, die in cyberspace. In deze online gemeenschappen worden andere normen gecreëerd die verschillen van iedere andere geografische, lokale normen.

 

Epistemologische praktijkgemeenschappen

Gemeenschappen met gedragsnormen, lidmaatschappen en verschillende praktijken, bestaan rond de disciplines en beroepen die kennis creëren en vaststellen. Netwerken van collega’s zijn bekend en zichtbaar voor iedereen, deze supporteren de onzichtbare collega’s van gelijkgestemde onderzoekers en academici, en erkenning van wat het betekent om een expert te zijn. Leren om bij een van deze praktijkgemeenschappen te horen, bevat leren over de gemeenschap en zijn normen, inclusief zijn tolerantie of promotie van online en e-learning praktijken.

 

Waarom samenwerking en gemeenschap?

Waarom zijn de ideeën van samenwerken en gemeenschap zo verbonden aan e-learning? Het antwoord op deze vraag ligt in de intellectuele en humane voordelen van samenwerking. De aandacht voor het werk en voor werkdoelen wordt gecombineerd met de benodigdheden van de mensen die met elkaar samenwerken om deze doelen te bereiken. Leden van correcte gemeenschappen kunnen continuïteit verwachten, omdat mensen groepsnormen volgen. Dit zorgt voor vertrouwen in andermans betrokkenheid.

 

Groepswerk en gemeenschappelijke actie brengen meer gedachten om uit te oefenen op een probleem, die waarschijnlijk de waarde van groepsinspanning verhogen. Investering in de sociale relaties binnen de groepen bouwt vertrouwen op tussen de leden en betrokkenheid tot gezamenlijke doelen. Hierdoor kan er een transactief geheugen opgebouwd worden. Dit houdt cognitieve sociale structuren van ‘wie weet wat’ in. Gemeenschappen profiteren van het sociale kapitaal dat zich in het netwerk bevindt en dat de stabiliteit en levensduur van de gemeenschappen verhoogt, aangezien de individuen komen en gaan.

 

Samenwerkend leren brengt voordelen van groepsinteractie terug, inclusief grotere blootstelling voor nieuwe kennis, actieve constructie van kennis en informatie en kennis gedeeld onder deelnemers. Het transactief geheugen dat ontwikkelt helpt individuen om bewust te zijn van wie er wat voor soort expertise heeft. Groepwerk vergroot de tevredenheid van mensen, ook met collectieve activiteiten.

 

Eerst was er angst dat het internet alle face-to-face interactie tussen mensen zou vervangen. Tegenwoordig is dit omgedraaid van afwijzing, naar integratie in het dagelijks leven en bestaat er nu een combinatie van beiden. Er bestaan ook gemeenschappen die aan volledig online e-learning doen, maar voor de gecombineerde leergemeenschappen geldt hetzelfde voor samenwerking en gemeenschap.

 

Sociale presentie was de grootste angst over het verlies van face-to-face interactie. Dit houdt het gevoel van ergens zijn in, wat onafscheidelijk is van een fysieke co-locatie. Hierbij wordt ook het belang van het vergelijkbare docent presentie en cognitieve presentie benadrukt. Het idee van gemeenschap van de praktijk van Lave & Wenger houdt in dat gemeenschappen eerder gebaseerd zijn op gemeenschap van praktijk dan op gemeenschap van locatie. De belangrijkste shift die dus gemaakt moet worden om e-learning te kunnen zien als een gemeenschap van praktijk is de aandacht van de inhoud van de les te verplaatsen naar de groepsgedragingen binnen een les en het deelnemen met anderen.

 

Het concept van gemeenschap

Voordat je een leer gemeenschap gaat ontwerpen, bouwen of in werken, is het belangrijk om te begrijpen welk perspectief we hebben van gemeenschap. Bij deze aanpak is het niet de bedoeling om te laten zien of offline beter is dan online, maar is het de bedoeling om te laten zien hoe je het best een sociale leer setting die je wil kan creëren met de benodigde materialen en contexten.

 

Waar wordt de gemeenschap gehouden?

Als we de geografische gemeenschappen nagaan zoals de buurt, de stad of het dorp, wat duidt dan eigenlijk de gemeenschap aan? Het zouden de lokale plaatsen zoals cafés of beauty salons kunnen zijn waar mensen interacteren. Het zouden ook beelden, parken, gebouwen of straten kunnen zijn. Als dit de vitale delen van een gemeenschap zijn en je het beste moet doen om een online gemeenschap te creëren, dan is het doel om online interactie ruimtes en representaties van de gemeenschap te creëren.

 

Gemeenschappelijk in deze gemeenschappen is de manier waarop de gezamenlijke focus en praktijken ter ondersteuning van die focus, worden bepaald door leden van de gemeenschap. Online worden deze normen ook ontwikkeld en worden er nieuwe aan toegevoegd. Denk hierbij aan de manier waarop we praten online.

 

Binnen gemeenschappen zijn de opkomst en de erkenning van rollen een belangrijke indicator die sociale structuren de ondersteuning van gemeenschappelijke actie vormen door middel van arbeidsdeling en de ontwikkeling van gespecialiseerde deskundigheid. De rollen die naar voren komen zijn het onderscheid tussen expert en beginner en leider en volger. Wanneer de condities veranderen, komen er nieuwe rollen tevoorschijn. Ook kan het voorkomen dat oude rollen opnieuw tevoorschijn komen.

 

Over het algemeen wordt wat we zien als gemeenschap in stand gehouden door continue observatie, wijziging en aanhankelijkheid van gedrags normen. Onze lokale ervaring van gemeenschap hangt van interacties en uitwisselingen met anderen af. Deze zienswijze past in een sociaal netwerk perspectief die er vanuit gaat dat individuen hun eigen persoonlijke gemeenschappen handhaven met onder andere contacten dichtbij en ver weg.

 

Twee belangrijke concepten ondersteunen een sociaal netwerk perspectief op de gemeenschap:

  • Het concept van ‘ties’. Ties zijn de verbindingen tussen mensen in netwerken. Deze kunnen gebaseerd zijn op een minimale activiteit, bijvoorbeeld wanneer iemand een ander een keer heeft ontmoet op een feest. Deze minimale activiteit ties worden weak ties genoemd. Ties kunnen ook gebaseerd zijn op sociale en werk activiteiten die dus vaak plaats vinden. Deze maximale activiteit ties worden strong ties genoemd. We willen vaak hetzelfde zijn als de mensen met wie we een strong tie delen (denk aan activiteiten, smaak en vrienden groepen). We willen meer verschillen van de mensen met wie we een weak tie delen.

  • Het idee van ‘social capital’. De kracht van weak ties vormt de basis voor het bridging social capital dat er voor zorgt dat anderen nieuwe informatie en bronnen in een gemeenschap brengen. De kracht van strong ties zorgt voor de gehechtheid, de zorg en interesse om te helpen. Dit vormt de basis voor bonding social capital.

 

Zowel de kracht van de weak ties als de kracht van de strong ties zijn belangrijk voor het behoud van een langdurige gemeenschap. Een gemeenschap waar iedereen het met elkaar eens is en iedereen hetzelfde standpunt heeft, kan onvoorbereid zijn voor verandering.

 

Een gemeenschap promoten

Er zijn drie concepten die helpen bij het antwoord op de vraag hoe we het best een sociaal duurzaam e-learning collectief kunnen promoten. Deze drie concepten zijn: accepteren van de gemeenschap als een ideaal en een continue werk in uitvoering, aandacht voor een gedeelde, tweedelige focus op zowel de inhoud als de gemeente en als derde promotie van de relationele basis van de gemeenschap en online gemeenschap.

 

Ingebeeld ideaal en werk in uitvoering

Bij het beantwoorden van de vraag hoe een gemeenschap vastgesteld kan worden kan beantwoord worden door het eens te worden over het feit dat gemeenschap altijd een ingebeeld ideaal is. Daarom zal een gemeenschap ook altijd in ontwikkeling zijn en nooit een eindresultaat zijn. De eerder gebruikte term uit het boek hiervoor is continuously emergent.

 

Gedeelde, tweedelige focus op inhoud en gemeenschap

In e-learning brengt een gedeelde gemeenschaps focus aandacht voor zowel het onderwerp als het lesgeven en leren met zich mee. Leren wordt de motivatie voor deelname en betrokkenheid. De inhoud kan op verschillende manieren worden geleerd. Dit kan van hoorcolleges in een hoorcollege zaal tot online interactie. In elke gemeenschap en elke groep, leren leden regels en normen. Ze leren over anderen in de gemeenschap en zien als snel, impliciet of expliciet, wie wat weet en wie wat doet. Deze kennis, gecombineerd met aandacht voor de gedeelde focus, zorgt voor de cognitieve structuren over de samenstelling van een netwerk en de grenzen daarvan.

 

Relationele basis voor gemeenschap

Gemeenschappen zijn gecreëerd door interacties tussen mensen. Dit brengt zowel een onderzoeks als een praktische component met zich mee. Aan de onderzoeks kant, nog lang niet alles is bekend over wat mensen doen in leer gemeenschappen dat deelname en betrokkenheid bij anderen bevordert. Aan de praktische kant, we moeten weten hoe we dit online kunnen vaststellen.

 

7: Sociotechnische perspectieven

Wanneer we een computer benaderen om te leren, gaan we een ruimte binnen die bestaat uit sociale en technische aspecten. Vaak zijn onze keuzes onbewust en door het vele gebruik zien we de betreffende technologie niet eens. Echter, vaak is de techniek ook een barrière.

 

Het sociotechnische perspectief

Dit hoofdstuk geeft een frame voor het benaderingen van veranderingen in de sociale praktijken die voortvloeien rond het gebruik van technologie in e-learning. In deze discussie overwegen we implementatie, gebruik en evolutie van praktijken vanuit een sociotechnisch perspectief. Daarbij schenken we aandacht aan de manier waarop technologieën zijn gebruikt samen met sociale werk eisen, of in dit geval lesgeven en leren. Bij het aanpakken van de domeinen waarin e-learning ligt, volgen we een sociaal informatica perspectief. Dit is een interdisciplinaire studie van het ontwerp, de gebruiken en de gevolgen van ICT die rekening houden met hun interactie met institutionele en culturele contexten. Deze sociale informatica vestigt onze aandacht op hoe technologieën in de praktijk en context werken en voegt afwegingen van invloeden buiten de werkruimte of institutionele instellingen toe. De uitbreiding van de principes van sociale informatica naar e-learning leidt naar het idee van educational informatics. Dit is de studie van de toepassing van digitale technologieën en technieken op het gebruik en de communicatie van informatie in leren en onderwijs.

 

Het beoordelen van sociale processen en technologie

Onderzoeken op het werk en in organisaties hebben de relatie tussen sociale processen en ICT onderzocht. In deze onderzoeken kwam het belang van de context op de presentatie van technology-in-use naar voren. Ook erkende deze onderzoeken dat soortgelijke technologieën ongelijksoortige vormen aan kan nemen, afhankelijk van de sociale, politieke en institutionele contexten waarin ze worden uitgevoerd.

 

Automatiseren en informeren

When computers automate, they informate’ (E-learning, theory and practice, 2011). Dit is een van de belangrijkste transformatieve effecten van computerisering. Ook de technologieën in gemeenschappelijk gebruik informate. Elke e-mail, online chat bericht, cijfer commentaar, enzovoort is opgeslagen, geïdentificeerd met een unieke gebruiker.

 

Interconnectiviteit

Een tweede belangrijke transformatie is de ontwikkeling van interconnectiviteit tussen systemen, die de elektronische gegevens uitwisseling van een externe transactie tot een gecentraliseerde analyse heeft gemaakt. Interconnectiviteit is een essentiële component in het bouwen van systemen die werkzaam kunnen zijn op een groot geografisch gebied.

 

Flexibiliteit

In de informatica waren vroege gegevens verwerkings systemen georienteerd op het gebied van gegevens. Deze prescriptieve systemen gaven alleen toegang aan vooraf gedefinieerde lijsten van opties. Dergelijke systemen waren niet geschikt voor uitzonderingen en informele interactie. Deze prescriptieve systemen werden in evenwicht gehouden door meer permissieve systemen als systemen opnieuw werden uitgevonden om aan lokaal gebruik en behoeften te voldoen.

 

Taak technologie pasvorm
Tijdens al deze ontwikkeling is altijd het doel geweest om de beste task-technology fit tussen hoe werk is georganiseerd en de types van transformatie die vereist zijn om input in output te veranderen te vinden. Technological determinists zien veranderingen als een onvermijdelijke uitkomst van technologie, met de menselijke activiteiten gevormd door de beschikbare technologieën. Het doel is dus om de perfecte technologie te ontwerpen. Social determinists zien mensen als leidende uitkomsten. Het doel is dus om een technologie te kiezen en te ontwerpen die voldoet aan de behoeften van de mens. De toegenomen aandacht aan gebruikers van computer systemen hebben geleid tot een aantal nieuwe aanpakken zoals de ideeën van participatory design en user-centered computing maar ook de nieuwe gebieden zoals computer-supported cooperative work en computer-supported collaborative learning.

 

Nieuwere perspectieven erkennen en werken met de emergent en co-evolutionary natuur van sociotechnische mixen. Op die manier beïnvloedt elke nieuwe praktijk ronde de volgende fase van technologisch design en gebruik waarop deze weer invloed uitoefent op de volgende. Technologieën kunnen zowel als een antecedent als een consequent van gebruik worden gezien.

 

Hoe socialer de technologie, en hoe flexibeler en verbeterbaarder, hoe sneller verandering en presentatie plaats vinden. Huidige computer technologieën reageren op deze manier, met name die worden geleid door open bronnen ontwikkeling, met aanvullingen en lokale behoeftes van gebruikers die zijn gericht op ad hoc en net op tijd basissen. Het idee van agile (behendig/wendbaar) computing verovert een dergelijke ontwikkeling, met kenmerken als wendbaarheid, improvisatie en een balans van flexibiliteit. Deze co-evolving, opkomende en wendbare kant van systemen voorziet de achtergrond voor het aanpakken van de sociale en de technische aspecten van e-learning praktijken.

 

Het beheren van de sociale en de technische mix in e-learning

Het belangrijkste is om de technologische affordances in relatie met de gewenste uitkomsten na te gaan. Het concept van affordances in technologie is in hoofdstuk 1 ook al behandeld. Het betekent dat wat een technologie toestaat door zijn vormgeving. Een van de belangrijkste kenmerken van de nieuwe media is dat ze minder sociale cues overbrengen dan in face-to-face communicatie middelen.

 

Afweging van het sociale en het technische

 

Confrontatie met anonimiteit

Vrijwel het meest ontmoedigende deel van de verschuiving van offline naar online is het gebrek aan cues van individuen in de klas. Wanneer mensen elkaar kennen, hebben zij het gevoel ergens bij te horen. Wanneer zij anderen kennen en weten wat zijzelf en anderen kunnen, zijn individuele studenten beter in staat om hun eigen plaats binnen de klas te beoordelen. Deze identificatie kan vertrouwen opwekken onder de deelnemers en zal de betrokkenheid naar elkaar toe verhogen.

 

Echter, anonimiteit kan ook een voordeel zijn. Zo zal de idee generatie succesvoller zijn wanneer er geen namen zijn gegeven. Wanneer gebruikers bijvoorbeeld niet precies weten hoe ze iets neer moeten zetten, of zich schamen voor een eventueel dom idee, is het fijn dat er geen naam gepubliceerd wordt.

 

Openbaarmaking van persoonlijke informatie

Persoonlijke informatie kan de perceptie van anderen als complete mensen verhogen. Dit kan worden overgebracht door persoonlijke pagina’s waar individuen informatie over zichzelf en bijvoorbeeld hun hobby’s kunnen plaatsen.

 

Interactieve discussie

Discussies die op gezette tijden worden gehouden kunnen in worden gesteld. Hierbij is niet alleen de eis om een originele bijdrage te leveren, maar ook om andermans bijdragen te lezen en daarop te reageren.

Grenzen stellen

Internet kan alle uren van onze levens bereiken en e-learning is aanwezig op zowel het werk als thuis. Een kwestie die zowel docenten als studenten confronteert is het stellen van grenzen voor participatie in de klas. Niemand kan een online les in actie zien en de studenten zijn niet zichtbaar. Voor collega’s en administratoren is het aantal uren dat er gewerkt wordt moeilijk te zien.

 

8: E-learning ecologieën

Online initiatieven verandert niet alleen de manier waarop we lesgeven en leren maar ook met wie we leren, waar en wanneer. E-learning heeft het klaslokaal verlaten. E-learning vindt plaats op het werk, thuis, op straat, in coffee shops, hotels, bibliotheken, enzovoort. Ook zijn interesses veranderd. Al deze veranderingen zet de e-lerende in een nieuwe mix van mensen, technologieën en inhoud, beherend binnen een nieuwe ecologie van middelen, instructie en onderwijs. Een ecologie metafoor is geschikt voor het geven van aandacht aan de manier waarop bronnen grenzen overschrijden waarbij er nieuwe plaatsen en ruimtes voor verschillende soorten lerenden en verschillende manieren van leren worden gecreëerd. Door een ecologie metafoor op e-learning toe te passen ontstaat er een manier van praten over de elementen die deel uitmaken van een e-learning onderneming.

 

Het doel van het refereren naar een metafoor is niet om te bewijzen dat een ecologie in een biologische zin bestaat, maar het doel is om de metafoor te gebruiken om te begrijpen hoe complexe fenomenen in elkaar zitten bij diverse ideeën. Een daarvan is de diversity of species, allemaal in competitie voor verschillende bronnen en reageren allemaal anders op deze bronnen. Een ander idee is die van een diversity of niches met verschillende lokale bronnen en species. Een ander idee is de border zones waar verschillende niches en species elkaar ontmoeten. De ecologie metafoor biedt conventies voor het benoemen van lokale regio’s:

  • Environment. Dit is de naam voor de plaats waarin organismen leven en de eigenschappen van deze plek.

  • Ecosystem. Dit geeft de set van organismen die in een environment wonen en interacteren.

  • Habitat. Dit geeft de plaats aan waar een organisme woont in een environment.

  • Niche. De combinatie van de functie, de plaats en het organisme in een environment.

Soorten in een bepaald milieu kunnen generalists zijn. Dit betekent dat ze in staat zijn te functioneren en overleven in een breed scala van omstandigheden. Soorten kunnen ook specialists zijn. Dit betekent dat ze aangepast zijn aan een bepaalde niche.

 

Een belangrijk aspect van een ecologische kijk is dat het ons laat zien hoe een systeem waar we op focussen, zoals een e-learning programma, deel uit maakt van een groter ecologisch systeem. Bijvoorbeeld, een e-learning programma op de universiteit maakt weer deel uit van een groter onderwijs systeem dat begint bij de basisschool. En dit onderwijs systeem past weer in andere systemen van bijvoorbeeld de politiek, de regering en de maatschappij.

 

Bij een ecologie kan worden gedacht aan een complex geheel van onderdelen, elk met sterke onderlinge relaties en afhankelijkheden waarbij een verandering in het ene deel een ander deel kan beïnvloeden. Dit wordt ook wel tight coupling genoemd. Bij loose couling zorgt een verandering niet direct voor de beïnvloeding van andere onderdelen van het systeem.

 

De ecologie van een e-learning omgeving

Met het idee van ecologie als basis, in het bijzonder informatie ecologieën, kunnen we kijken naar e-learning met aandacht voor de belangrijkste elementen van de soorten, niches, plaatsen en technologieën.

 

Soorten

De soorten lijken makkelijk op te noemen: docenten, studenten, administratoren en de ondersteunende staf. Maar, is er ook een belangrijkste soort, eentje waarvan zijn aanwezigheid cruciaal is voor het overleven van de ecologie? Vaak wordt gezegd dat deze belangrijkste soort de student is. E-learning heeft geen zin zonder de studenten.

Soorten interacteren in hun lokale leefgebied en binden samen met mensen en praktijken uit andere niches. Bijvoorbeeld, docenten en lerenden interacteren in het leefgebied van de online les. Buiten de les interacteren deze soorten met bijvoorbeeld bibliothecarissen en de bibliotheek. Als alles goed gaat, is het werk van sommige soorten onzichtbaar. Denk aan een technologie specialist. Wanneer alles goed gaat, is deze onzichtbaar. Hij wordt pas zichtbaar als de technologie faalt.

 

Niches

Een niche staat voor de plaats die een soort in een ecosysteem inneemt. De klas is een duidelijk zichtbare niche. Gezamenlijke interactie tussen docenten en studenten bouwt als het ware de niche van de klas met zijn lokale sociale en pedagogische conventies. E-learning vult een niche in het leer en onderwijs milieu.

 

Grensconflicten

Verschillende belangen ontmoeten aan de grenzen van niches. Dit kan soms resulteren in conflicten. In e-learning zijn er conflicten ontstaan over de validiteit van online onderwijs, de erkenning van online programma’s en het accepteren van online lesgeven. Externe bureaus kunnen hun grenzen controleren door kredieten voor online cursussen of programma’s niet toe te staan.

 

Plaats

Een kwestie die opvalt bij het begrijpen van de ecologie van e-learning is die van lokaliteit. De leefomgeving van de e-lerende is de online wereld, georganiseerd rondom de belangrijkste plaats van de e-learning gemeenschap en de online omgeving voor het zoeken naar informatie.

 

Technologie

E-learning verbonden met en onafscheidelijk van het idee van een technologisch platform. Technologie is niet de bestuurder van ecologieën, maar ze creëren een onderbouwing voor hoe deze ecologieën zich ontplooien. Een meer gedetailleerde analyse van de complexe technologie is te vinden in ideeën over de activiteit theorie. Deze aanpak grijpt terug op de verschillende invloeden op leren en betekenisgeving in gezamenlijke activiteit. Een belangrijk aspect van dit perspectief is dat de interactie tussen elementen van de activiteit een nieuw begrip geeft aal lokale omstandigheden. Hoewel diagrammen vaak een statisch beeld laten zien, zijn activiteiten systemen dynamisch. Activiteiten systemen worden dus steeds gevormd en weer hervormd. Actieve individuele betrokkenheid in deze dynamische veranderen schept de voorwaarden voor expansief/uitgebreid leren, waarin individuen kunnen leren om iets te zijn dat nooit eerder heeft bestaan (zoals een e-lerende zijn). De activiteit theorie gaat over dat het nodig is dat we weten en hoe we een probleem zien wordt beïnvloed en bevorderd door omgevingsinvloeden zoals gemeenschappelijk, cultureel, historisch en technologisch.

 

Fysieke settings worden ook technologisch op deze manier. Er wordt vorm gegeven aan wie wie ontmoet, waar dit gebeurt en hoe het werk wordt gedaan. Mensen ontmoeten elkaar en werken in laboratoria en leren om met anderen te werken.

 

Persoonlijke ecologieën

We hebben al een algeheel perspectief van ecologieën bekeken. Vaak vergeet deze kijk de on-the-ground ervaringen van docenten en studenten te betrekken. Om een beter beeld te krijgen van de realiteit van dagelijkse ervaringen met e-learning, kunnen ecologieën vanuit een persoonlijk perspectief worden bekeken.

 

Individuen in het informatie tijdperk

Een persoonlijke visie is in overeenstemming met een aantal weergaves van het individu in het informatie tijdperk dat een herindeling van sociale relaties rond online activiteit suggereert. Dit gebeurt met nieuwe technologieën die de sociale interactie verandert door nieuwe ontmoetings plaatsen en communicatie ruimtes, betekenissen van samenhang an de relationele basis van ties. Castells (2008) stelt dat een nieuw systeem van sociale relaties rondom het individu op komt waarin het individu zijn of haar eigen geïndividualiseerde gemeenschap in een maantschappij creërt waarin het individu benadrukt wordt. Wellman (2001) beschreef dit als networked individualism, met het individu die verantwoordelijk is voor zijn of haar persoonlijke universum van contacten, verspreid in verschillende contexten en rollen.

 

9: Alomvertegenwoordigd leren, alomvertegenwoordigde lerenden

Ubiquitous learning komt van ubiquitous computing, een computer aanwezigheid die altijd beschikbaar is en is gesynchronizeerd met het dagelijks leven. Geprinte bronnen worden vaak gedigitaliseerd en worden daarom alomvertegenwoordigd beschikbaar. De computer infrastructuur en toepassingen bezorgen een enorme rijkdom aan geautomatiseerde funcites, communicatie gelegenheden en kennis en leer mogelijkheden. Ubiquitous computing infrastructuren zijn ingebed en onzichtbaar. Het gebruik ervan gaat probleemloos en voelt natuurlijk. We zien de infrastructuren alleen als deze falen. Ubiquitous leren is mogelijk door de vele vormen van informatica in het dagelijks leven.

 

Door het internet is leren overal en op elk moment mogelijk. De beschouwing van alomvertegenwoordigd leren worstelt met de nieuwe realiteit van het leren overal: in klaslokalen, online ruimtes, op het werk, op straat, in de coffee shop en thuis. Doordat leren overal mogelijk is, vindt de ontwikkeling plaats dat leren ook op elk moment mogelijk is: in de morgen, avond of nacht.

 

Wie is een alomvertegenwoordigde e-lerende?

Bij het idee van alomvertegenwoordigheid komt een algemene verwachting van beschikbaarheid, probleemloosheid, integratie en de perceptie van de alomvertegenwoordigde activiteit als normaal en natuurlijk. Het beeld bij alomvertegenwoordigd leren is een gewillige lerende, die gemotiveerd is om kennis te verwerven als vervolg van persoonlijke en/of formele onderwijs interesses. De e-lerende is een doelgerichte informatie producent, erg doel georiënteerd.

 

E-lerenden die online in groep forums of formele onderwijs settings vinden zijn colaborative learners. Ze werken met peers om nieuwe gebieden van kennis te verkennen. Ze worden daarbij begeleid door de expertise van begeleiders of van andere lerenden.

 

Wat erg belangrijk is in het digitale tijdperk, is de manier waarop volwassenen informatie collecties vormen die hun leren ondersteunen. De bronnen op internet breiden de variatie van deze vromen die voorkomen in deze collecties uit. Denk aan online nieuws artikelen, blogs en email berichten.

 

Wanneer co-lerenden werken als online, verdeelde e-lerenden, is het niet alleen kennis die ze creëren. E-lerenden zijn ook bezig met de co-constructie van de betekenis en de configuratie van het gebruik van deze technologieën.

 

Onze eerste opmerking over het worden van e-lerende en een alomvertegenwoordigde lerende is dat persoonlijke motivatie de lerende als het ware vooruit moet drijven. Op die manier wordt een lerende meer dan een student die aan het wachten is op de wijsheid van de docent. Hij wordt iemand met interesses, ervaringen en vaardigheden. Dit lijkt utopsch, maar is precies wat de alomvertegenwoordigde lerende doet. Hij zoekt op internet naar feiten om de vraag te beantwoorden, hij leest online het nieuws om de activiteiten van de gemeenschap te volgen en hij doet mee in online groepen om het met anderen over onderwerpen en interesses te hebben.

 

Wat leert een alomvertegenwoordigde e-lerende?

Alomvertegenwoordigde lerende komen met veel verschillende soorten motieven voor leren. Het leren wat hier bedoeld wordt kan het zoeken naar informatie, online betrokkenheid en leren bevatten voor:

  • Academische certificering, bijvoorbeeld wanneer iemand ingeschreven staat in hoger onderwijs instellingen, training colleges of andere scholen.

  • Werk, zowel door stages als acculturatie of formele opleiding.

  • Thuis, bevat informatie over de gezondheid of kind verzorging

  • Vrije tijd, bevat recreationeel browsen, maar ook serious leisure en lifelong learning

 

Een alomvertegenwoordigde lerende brengt twee belangrijke kwesties met zich mee. Een belangrijke kwestie is het leren hoe je informatie uit het enorme aantal verschillende publicaties het best kan vinden, beheren en selecteren. Een tweede belangrijke kwestie is dat samenwerkende, participatieve, gemeenschap georiënteerde e-learning leren over co-constructieve betrokkenheid met anderen door middel van technologie vereist. Dit bestaat uit leren over online groepen en gemeenschappelijke normen, de geschiedenis en praktijken van groepen, werk plaatsen, disciplines en technologieën en haar collectieve gebruik.

 

Een proces die hierbij betrokken is is het leren om een e-lerende te zijn, een alomvertegenwoordigde lerende, een lid van een verdeelde samenwerkende groep, of een online leer gemeenschap. Het eind resultaat is dat deelnemers een goed gevoel over zichzelf krijgen. Zij denken dat zij een volbrachte, geletterde, natuurlijke, online lerende zijn.

 

Leren om in een sociotechnisch landschap te zijn

Wat zijn de leer praktijken die alomvertegenwoordigde lerenden moeten verwerven? Wat moeten we leren om verdeelde groepen, samenwerkende lerenden en participatieve burgers te zijn?

 

Opkomende praktijken

Een van de moeilijkste aspecten van nieuwe leer omgevingen is de nieuwheid van de praktijken van online lesgeven of leren. De procedurele kennis rondom e-learning is het weten hoe om te gaan met een taak die in beweging blijft. Dit is het tegenover gestelde van procedurele kennis is declaratieve kennis. Dit is het weten dat iets goed of fout is.

 

Een handige manier om dit aan te pakken is om het onderscheid te maken tussen problemen van onzekerheid en problemen van dubbelzinnigheid. Uncertainty is een conditie waarin de regels voor beslissen bekend zijn, ook als het complex is en de taak van een beslissing maken er een is van informatie verwerven om een probleem op te lossen. Bij equivocality zijn de regels niet bekend en ook de vraag welke informatie de beslissing zal steunen is onbekend.

 

Wanneer we dit idee toepassen op de onderwijs praktijk zien we dat er weinig dubbelzinnigheid is in wat er verwacht wordt van docenten en studenten. Wanneer we de online wereld in gaan is er wel veel dubbelzinnigheid. Er is namelijk geen ontmoetings tijd, studenten leren van studenten, er is geen supervisie van de docent, terwijl in een face-to-face setting er wel een ontmoetingstijd is, geen onrust van buitenaf en goed erkende methodes.

 

Gesitueerde praktijken

Bij het bekijken van leer omgevingen en de manier waarop we leren in een groep met zijn normen en praktijken, zien we dat leren geen individueel cognitief proces meer is maar een gemeenschappelijk proces. Het bepalende kenmerk van een gesitueerde aanpak is dat er wordt gefocust op activiteiten systemen in plaats van op individuele lerenden. Deze activiteiten systemen bestaan uit complexe sociale organisaties die lerenden, docenten, curriculum materialen, software hulpmiddelen en het fysieke milieu bevatten.

 

Leren om een verdeelde groep te zijn

Hoewel de aandacht naar leer settingen gaat over het verwerven van kennis met betrekking tot een bepaald domein of een praktijk gemeenschap, worden technologie bemiddelde groepen geconfronteerd met een logisch gevolg van een leer uitdaging, namelijk het leren om een verdeelde groep te zijn. Een kenmerk hiervan is dat het dubbelzinnig is.

 

Het leren om een verdeelde groep en een lid van een verdeelde groep te zijn, brengt het overbruggen van verdeeldheid (devides) en de aanname van een aantal nieuwe praktijken met zich mee. Er zijn drie belangrijke divides of distances om te overbruggen bij samenwerkende praktijken:

  • Cognitive distance. In disciplines, tradities, expertise.

  • Distance in practices. Verplichting om te delen, vertrouwdheid met teamwerk en beloningsstructuren

  • Physical distance.
     

Hieraan zijn drie belangrijke praktijken gekoppeld:

  • Technology use. Zowel met sociale als technische aspecten.

  • Co-construction of practices. Dit gebeurt rondom technologie gebruik.

  • Active participation.

 

Leren om overal op elk moment te zijn

Met de verschuiving van face-to-face naar online leren hebben we het ontmoeten in vooraf bepaalde plaatsen en op vaste tijden, met de docent en studenten in synchrone opkomst ingeruild voor verbinding overal, verdeelde aandacht en aanwezigheid en asynchrone betrekking met inhoud en anderen. Het internet, gecombineerd met een groeiende infrastructuur van draadloze verbinding en de alomvertegenwoordigde aanwezigheid van mobiele apparaten in veel landen, zorgt voor de technische basis voor overal leren.

 

De alomvertegenwoordigde lerende en de economie van de aandacht

Bij conventionele leer situaties heeft de docent in het klaslokaal de kans en verantwoordelijkheid om de aandacht van de lerende vast te leggen en te sturen. Bij e-learning is er meer vrijheid voor de lerende. Zij kunnen zelf hun aandacht sturen wanneer ze willen.

 

10 E-insluiting en uitsluiting

We zijn ons bewust dat we belangrijke potentiële gebieden van insluiting en uitsluiting weglaten, in het bijzonder met betrekking tot een gebrek. Beperkingen als gevolg van een fysieke handicap zijn bijvoorbeeld een belangrijk punt van zorg. Deze ‘toegangs kwestie’ wordt ook wel digital divide genoemd.

 

Digitale kloof

De term digital divide (digitale kloof) verwijst naar de verdeling tussen de mensen met en zonder toegang tot computers en het internet en de daaruit volgende impact op insluiting en uitsluiting in de activiteiten en de voordelen van het informatie tijdperk. Over het algemeen gaat dit over de verdeling in welvarende landen. Echter, er is ook een belangrijke wereldwijde kloof tussen landen waar computers en internet op een grote schaal beschikbaar zijn en landen waar dit niet het geval is. Dit wordt de global digital divide genoemd.

 

Redenen om bezorgdheid over de digitale kloof liggen op het gebied van werk. Mensen zonder computer kennis worden vaak uitgesloten van kansen van banen. Er worden namelijk vaak basis computer vaardigheden geëist.

 

Digitaal spectrum

Hoewel de term ‘digital divide’ bestaat, wordt het nu meer herkend als een ‘digital spectrum’ van toegang en gebruik. Zowel formele e-lerenden als zelf gestuurde alomvertegenwoordigde lerenden zijn afkomstig uit een spectrum van persoonlijke digitale bekwaamheid die wordt beïnvloed door zowel lokale telecommunicatie structuren als politieke en persoonlijke wensen. Onder de potentiele lerenden heeft de meerderheid toegang tot het internet. Hoe hoger het inkomen is, des te meer procent van de bevolking toegang heeft tot het internet.

 

Niet gebruikers

Hoewel 74-78% online zijn, is er 22-26% niet bereikbaar voor e-learning. Er zijn twee categorieën van mensen die wel gebruik willen maken, maar geen gebruik maken van internet thuis. De digital hopefuls, voor wie kosten en digitale geletterdheid een belemmering is. Daarnaast zijn er de near converts. Zij kunnen goed met computers opschieten, maar de kosten zijn een barrière. Daarnaast zijn er twee categorieën van mensen die geen gebruik willen maken van internet, de non-users. De digitally uncomfortable. Zij hebben een gebrek aan online vaardigheden. Daarnaast bestaan er de digitally distant. Zij zien niet het nut van online zijn.

 

Vertraagd gebruik

Het huidige denken gaat een stap verder door een nuance aan te brengen aan het spectrum van toegang, door te herkennen dat verschillen kwesties niet opgelost kunnen worden door een missend technisch, sociaal of onderwijs hulpmiddel of instructie te verschaffen. Het is duidelijk dat met de huidige, nog steeds snel opkomende hardware en applicaties, zelfs na het leveren van hulpmiddelen of applicaties, de volgende innovatie golf die populatie weer niet laat voldoen als het ware. Een rapport, opgesteld door de Commissie van Europese Gemeenschappen, somt dit fenomeen duidelijk op. Het rapport onderscheid drie patronen van internet opname in de traditionele categorieën van de digitale kloof:

  • A temporary pattern. Dit bevat groepen die voorlopers op de middellange termijn aan het inhalen zijn.

  • A pattern of ever evolving delays. Dit bevat groepen die op de lange term inhalen, maar achterlopen op elke nieuwe innovatie.

  • A pattern of continuing delay and exclusion. Dit bevat groepen met een aanzienlijke vertraging tussen sociale groepen. Sommige groepen halen zelfs nooit in.

 

Vertraagd gebruik en e-learning

Zowel gebruik al vertraagd gebruik achter de huidige technologieën is een belangrijke kwestie voor e-learning. IT rijke omgevingen zoals universiteiten plannen en implementeren e-learning programma’s die de laatste high speed processors vereisen. Hierbij riskeren ze om die zonder de laatste technologieën achter zich te laten. Het is echter niet zo dat ‘high-end’ applicaties niet ontwikkeld moeten worden want het leren en gebruiken van de laatste technologie is juist een deel van het voordeel van e-learning. Wel is het belangrijk om bewust te blijven van de implicaties voor wie deel kunnen nemen en wie klaar is om deel te nemen. Elke upgrade in apparatuur en telecommunicatie eisen en elke verandering in technologie is een barrière voor afgelegen, economisch benadeelde en/of gebrekkige e-lerenden.

 

11: Cross culturele kwesties

Een van de beschouwingen van e-learning is dat lerenden verdeeld zijn. Lerenden kunnen uit erg veel landen komen en weer in andere landen studeren, wonen of werken. Op die manier worden er verschillende identiteiten gecreëerd. Op die manier is te zien dat cultuur iets anders is dan nationaliteit of etniciteit. Naast deze complexiteiten en verschillen, zijn er ook gemeenschappelijkheden. Denk hierbij aan de taal in een e-learning les of een bepaald academisch niveau. Afstand is niet alleen maar een afstand of geografisch. Bij afstand speelt ook cultuur mee.

 

Kwesties die voortvloeien uit culturele diversiteit

Leer culturen

Met internationale deelname aan e-learning omgevingen zijn er veel mogelijkheden voor verschillen in nationale en/of culturele verwachtingen over traditioneel leren. Een belangrijk verschil is het uitstellen van de leerkracht die wordt gekenmerkt in veel confuciaanse-erfgoed systemen. Dit kan worden mis geïnterpreteerd als passief. Een ander verschil is de vraag van argumentatie in woord en geschrift. Deze bekwaamheid wordt als belangrijk gezien in school en hoger onderwijs. E-learning is een nieuwe leer cultuur. Deze cultuur vereist zelf motivatie binnen een scala van genetwerkte gemeenschappen, het ontwikkelt nietwe vormen van argumenteren, het vereist culturele gevoeligheid en er moeten nieuwe vormen van het verzamelen van gegevens begrepen en geoefend worden.

 

Leer stijlen

Binnen landen zijn verschillende leerstijlen toegeschreven aan verschillende subgroepen binnen de dominante cultuur. Leer stijlen en voorkeuren worden beïnvloed door veel factoren waaronder geslacht, sociaal economische status, karakter, genetische aanleg en nationale en culturele verschillen. Net zoals bij face-to-face conventioneel leren lijken studenten het gelukkigst te zijn als er meerdere leer aanpakken beschikbaar zijn en zij kunnen kiezen welke aanpak zij op welk moment willen gebruiken.

 

Institutionele culturen

Een andere cross-culturele factor komt naar boven in de manier waarop de desbetreffende instelling handelt op de plek waar e-learning plaats vindt. Over het algemeen kunnen we een institutionele cultuur typeren als handelend in een spectrum van zeer bureaucratisch tot leer gericht, van product en kwaliteit gericht naar proces gericht en met een zwakke of sterke cultuur van de betrokkenheid van de docent in de voortgang van de student.

 

Marginalisering

Wat als een student of een groep studenten niet meer meetelt voor culturele of andere redenen? Het kan voorkomen dat iemand buiten de groep raakt door etnische, geslachts, onbekwaamheid of andere redenen. Ook kan de taal een reden zijn waarom een student niet deelneemt aan online of offline uitwisselingen.

 

Leren over de hele wereld

Hoe groter de verschillen tussen landen zijn wat betreft informatie gebruik en communicatie technologieën, hoe meer het opvalt. Culturen die afhangen van lesinhoud die ergens anders is gemaakt en zich dus als het ware abonneren op een transmissie-model van onderwijs waarbij leerboeken de basis bieden voor leren, kunnen problemen ondervinden bij het aanpassen aan gemeenschap gebaseerde aspecten van de hedendaagse e-learning.

 

In het digitale, e-learning en multimodale tijdperk is leren een effect van gemeenschappen. Hieronder vallen niet alleen de gemeenschappen waarin we actief zijn, maar ook de relaties tussen deze gemeenschappen. Er zijn projecten en initiatieven geweest die de digital divide hebben aangepakt. Zoals al eerder vermeld, is het belangrijk om de digitale kloof opnieuw te conceptualiseren als een spectrum van toegang en gebruik. Zodra de taak is geïdentificeerd is het de taak om uit te werken hoe de verschillen in aanbod en gebruik kunnen worden overbrugd of geminimaliseerd.

 

Potentiele problemen met cross culturele benaderingen van e-learning

Veel wat in dit hoofdstuk naar voren is gekomen kijkt op een positieve manier naar cross culturele e-learning. Er zijn echter ook culturele verschillen die leer initiatieven niet hebben erkend. Ook is de macht van het e-learning design, goedkeuring en verspreiding in handen van de weinige westerse landen. Het is dus raar dat wat als een ‘global solution’ wordt gezien een ongepast model van leren aan andere culturen kan opleggen. Daarnaast zullen westerse ideeën over inhoud en de status van geavanceerd leren dominant worden wanneer westerse e-learning programma’s dominant worden.

 

12: E-learning onderzoeken

Bij de snelle verandering van kennis basis en de behoefte om je hele leven lang te leren spoorde de noodzaak voor volwassen leer platforms aan. E-learning is dat platform geworden. Omdat e-learning op zoveel gebieden actief is, zijn er erg veel methodes om e-learning te onderzoeken: kwantitatieve en kwalitatieve data analyse, gecontroleerde en veld experimenten, participant observatie en etnografie, tekstuele analyse, design onderzoeken, longitudinale studies, meta analyses enzovoort. In dit hoofdstuk wordt een onderscheid gemaakt tussen onderzoek over e-learning en onderzoek voor e-learning.

 

Beginnen in e-learning onderzoek

Het vormen van onderzoeksvragen is een belangrijk deel en tegelijk het moeilijkste deel van elk onderzoek. Onderzoeksvragen bevatten de natuur van het probleem die aangepakt moet worden. Ze vormen de basis waaruit benaderingen en methoden worden bepaald. Over het algemeen leidt het ‘framen’ van een onderzoeks vraag tot een proces van het identificeren van een groter gebied van interesses zoals het ontwerp van een e-learning systeem, lesgeven in een multi culturele online contect of klas interactie. Daarna is het belangrijk om de omvang te verkleinen tot een specifieke populatie en context zodat er specifieke onderzoeks vragen gesteld kunnen worden.

 

Wanneer de parameters van e-learning onderzoek zijn gedefinieerd, komen de complexe relaties tussen leren en nieuwe technologieën naar voren Ook verschillen in toegang, gebruik en de politieke, sociale en pedagogische contexten voor e-learning komen naar voren.

 

E-learning onderzoek dimensies

Het gaat hier over de verschillen tussen onderzoek over e-learning en onderzoek voor e-learning. Er is altijd al een spanning en verwarring geweest wat betrokken is bij e-learning en wat dus de doelen zijn voor dat onderzoek. Onderzoek onder het kopje e-learning vallen bijvoorbeeld praktische tips hoe er online les gegeven moet worden, rapporten over hoe implementaties van online programma’s zich hebben ontwikkeld en onderzoeken naar e-lerenden ervaringen. Doelen van onderzoek bevatten succesvolle implementatie strategieën op lokaal, institutioneel en internationaal niveau. Ook bevat het de ervaringen van lerenden en theoretisch begrip van nieuwe pedagogieën. Bij het uitzoeken en doen van onderzoek voor theoretische en praktische perspectieven wordt er een onderscheid gemaakt tussen onderzoek over e-learning en onderzoek voor e-learning.

 

Onderzoek over en voor e-learning

Het meeste academische e-learning onderzoek valt onder het kopje ‘onderzoek over e-learning’ waarbij e-learning als een sociaal en pedagogisch fenomeen wordt onderzocht. Onderzoek over e-learning is meestal ex post facto onderzoek. Dit is onderzoek dat activiteiten opspoort na de gebeurtenis om op die manier een poging te doen een patroon te vinden in activiteiten die al hebben plaats gevonden.

 

Onderzoek voor e-learning is anders. Het is een deel van het design proces en dus meer praktisch ingesteld. Onderzoek over e-learning heeft als doel sociale en pedagogische condities beter te begrijpen en onderzoek voor e-learning heeft als doel het sociale, pedagogische en technische design te verbeteren.

 

Nieuwe vormen van onderzoeks systemen in het digitale tijdperk

Een groeiende interesse in e-learning en nieuwe theoretische interesses in de effecten van digitalisering en bewustwording van de multimodaliteit heeft de interesse in hoe kennis wordt gevorm en gepresenteerd verhoogd.

 

Het worden van een e-onderzoeker

Een e-onderzoeker onderzoekt en maakt gebruik van de mogelijkheden van de hedendaagse informatie en communicatie technologieën om onderzoek te volbrengen. Veel gebieden omarmen het digitale als een deel van hun onderzoek praktijk. Ook het gebied van e-learning doet dit. Voor onze discussie beschouwen we twee aspecten van e-onderzoek. Een betekenis toont een e-onderzoeker als een gebruiker van alle beschikbare hulpmiddelen om een netwerk gebaseerde, samenwerkende en participatieve onderzoeker te worden. De tweede betekenis bestaat uit een onderzoeker die e-onderzoek technieken gebruikt om hun onderzoek uit te voeren.

 

Onderzoek in de toekomst

Leer theorieën

Bij e-learning moet er worden voortgebouwd op conventionele leer theorieën door het ontwikkelen van nieuwe dimensies. Deze zijn voornamelijk gerelateerd aan gemeenschap gebaseerde praktijken, transformatie en emergence. Onderzoeks projecten moeten hun theoretische basis definiëren. Deze definiëring zorgt ervoor dat het onderzoek goed te begrijpen is, dat de limieten en parameters duidelijk zijn en dat er gemeten kan worden of er vooruitgang is geboekt in het onderzoek.

 

Gemeenschap gebaseerde onderzoeken

Leren is een effect van gemeenschappen waarin we handelen. Een van de grootste bijdragen aan onderzoek als het gaat om de natuur van gemeenschappen en leren komt van Heath (1983). Dit was een etnografisch onderzoek naar de ontwikkeling van communicatie stijlen en houdingen tegenover leren in twee contrasterende gemeentes. Een van deze gemeenschappen wordt gekenmerkt door een lage sociaal economische status. De andere gemeenschap heeft een hoge sociaal economische status.

 

Leer omgevingen en ecologieën

Leer omgevingen en ecologieën onderzoeken de sociale dynamiek van innovatie. Die dynamiek is ingrijpend en omvat: bibliotheek voorziening, de rol van de bibliothecaris, verschillende rollen van docenten en online leermeesters, administratieve steun voor een dergelijke e-learning innovatie, student docent interactie en student student interactie, enzovoort. Net zoals in elke ecologische eten of cyclus kunnen veranderingen in het ene deel invloed hebben op het andere deel in de ecologie. Daardoor is het moeilijk om onderzoek te doen met een organische, afgeronde aanpak.

 

Onderzoeks methoden

Bij e-learning is er een dilemma voor onderzoek. Het onderzoek wil beschrijven, uitleggen en patronen vinden in sociale praktijken. Tegelijkertijd ontwikkelen zich nieuwe praktijken en wordt onderzoek ontlopen.

 

Non institutioneel onderzoek

Omdat leren en e-learning overal plaats kunnen vinden, zowel in formele als informele institutionele settingen, moet onderzoek in staat zijn om praktijken buiten het formele onderwijs te ontdekken en te onderzoeken. Apparaten om vast te houden, zoals een digitale audio recorder en derde en vierde generatie mobiele apparaten die bewegende en stilstaande afbeeldingen kunnen nemen zijn ideaal om aan data en bewijs in non institutionele settings te komen.

Van onderzoek over e-learning naar onderzoek voor e-learning

Onderzoek over e-learning is waardevol omdat het helpt een patroon in het velt te identificeren, het kan evalueren, het zorgt voor een historische achtergrond en het verbindt e-learning aan de geschiedenis van leren. Cruciaal is dat e-learning redevoeringen in het veld kan ‘framen’ en ‘re-framen’ zodat contexten, problemen en oplossingen duidelijk kunnen worden gedefinieerd. Het tempo van de veranderingen in e-learning, niet alleen in technologische veranderingen, maar ook in de ecologieën en sociale dynamiek van het veld, vereist een ander soort onderzoek. Het boek vindt dat onderzoek voor e-learning naast onderzoek over e-learning staan. Dit omdat de markt vraagt dat ontwikkeling en onderzoek hand in hand gaan.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1453