Oefententamens Burgerlijk Recht 2 - RUG
- 3979 reads
Jantje Bakker BV koopt op eigen naam maar voor rekening van de Van Dijk BV tarwe bij Boer BV. De tarwe worden daarna zonder tussenkomst van Jantje Bakker BV door Boer BV bij Van Dijk BV afgeleverd. Later blijkt de tarwe bedorven, waardoor Van Dijk BV € 60.000 schade heeft geleden. Van Dijk BV wil deze schade verhalen. De tekortkoming blijkt toerekenbaar te zijn aan Boer BV, maar levert desondanks geen onrechtmatige daad op. Is Boer BV toch verplicht om deze schade te vergoeden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onder jegens wie en onderhevig aan welke eisen moet Boer BV dat dan?
Op 12 februari 1994 leent Brian $15.000 dollar (nu, omgerekend € 25.000) aan Jilles. Daarbij overleggen ze dat Brian het bedrag op ieder moment kan opeisen en dat Jilles geen rente hoeft te betalen. In 2009 krijgen ze ruzie over een meisje en sinds die tijd spreken ze elkaar niet meer. Totdat Brian, op 14 november 2012, aan Jilles schrijft dat hij zijn € 25.000 terug wil. Deze mededeling ontvangt Jilles op 15 november 2012 per post. Jilles trekt zich er niets van aan: hij geeft geen reactie en weigert te betalen. Wat is de laatste dag dat Brian zijn
€25.000 kan/kon opeisen?
Robin wil graag zijn boot schilderen voordat hij de wereld rondreist. Hij heeft echter geen zin om het zelf te doen en schakelt schilder Piet in. In de overeenkomst die ze sluiten wordt opgenomen dat Piet tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden in geen geval aansprakelijk is voor door hem of door zijn personeel veroorzaakte schade.
Kan op dit beding in alle omstandigheden een beroep worden gedaan?
Stel dat Luc, de werknemer van Piet, ingezet wordt bij de schilderwerkzaamheden in de tuin van Robin. Bij het manoeuvreren met een ladder slaat Luc per ongeluk het raam van de schuur in. Robin wil aanvankelijk de kosten voor de vervanging van het raam verhalen op Piet maar herinnert zich dat Piet zich heeft vrijgetekend. Robin probeert dit te omzeilen en besluit niet Piet maar Luc rechtstreeks aan te spreken.
Tijdens het schilderen van de boot slaat Luc per ongeluk met een ladder het raam van de schuur van Robin in. Robin wil de schade verhalen op Piet, maar bedenkt zich dat deze in het contract is vrijgetekend. Robin probeert dit te omzeilen door niet Piet maar Luc rechtstreeks aan te spreken.
Kan Robin Luc succesvol aanspreken?
Bart is verzamelaar van modeltreinen en bestelt bij modeltreinspecialist Edu de nieuwste Faalies 3000, inclusief het bijpassende spoor. Afgesproken wordt dat Edu op 1 januari 2012 de trein bij Bart zal komen afleveren en dat Bart op 15 januari 2012 de koopprijs aan Edu zal voldoen. Zo gezegd, zo gedaan en Edu komt op de afgesproken datum langs om de trein bij Bart te brengen. Echter, bij inspectie blijkt dat het spoor niet is bijgeleverd. Edu zegt dat het hem spijt, maar dat bleek dat hij het spoor niet in voorraad had. Het spoor is zeer zeldzaam en kan pas op 1 april 2012 bij Bart geleverd worden.
In hoeverre is Bart op 15 januari 2012 gehouden om de koopprijs te voldoen?
Edu komt het spoor volgens afspraak brengen. Bart heeft al op 31 januari 2012 de koopsom voldaan. Hij weigert echter het spoor in ontvangst te nemen omdat hij op internet heeft gelezen dat er fouten in zitten. Edu neemt daarom het spoor weer mee terug en zet het veilig in het magazijn van zijn winkel. Die nacht wordt er ingebroken in de modeltreinenwinkel, waarbij het spoor beschadigt raakt. Edu krijgt van zijn verzekering het aankoopbedrag van het spoor (een deel van het bedrag dat Bart betaald heeft) terug. Als Bart de volgende dag weer op de fora zit komt hij erachter dat het de concurrentie is geweest die de roddel over het foutieve spoor heeft verspreid. Hij belt gelijk Edu om te vragen of hij het spoor alsnog in ontvangst kan nemen. Edu zegt hem dat het spoor niet meer te gebruiken is en dat hij geen zin heeft om een nieuwe te bestellen. Bart vraagt zich hierop af of hij het aankoopbedrag van het spoor op Edu kan verhalen.
Zou Bart het aankoopbedrag op Edu kunnen verhalen?
Han is een handelaar in zand. Normaal levert hij het zand bij Els af, die er vervolgens potgrond van maakt. Bij dit proces worden bepaalde mineralen en dergelijke aan het zand toegevoegd. Dit gebeurt onder de verhoudingen gedicteerd door Han; welke hoeveelheden van welke voedingstoffen moeten worden toegevoegd. Han haalt deze potgrond op en levert het af bij de afnemers. De zaken gaan goed en Han krijgt een order van 600kg potgrond. Hiervoor is 500kg zand nodig, terwijl Han slechts 200kg daarvan in voorraad heeft. Gelukkig heeft Els ook nog 300kg liggen. Han stort zijn 200kg bij die van Els waardoor de partijen zand niet meer onderscheidbaar zijn.
Wie is eigenaar van het zand?
Stel dat Els van het zand de gevraagde 600kg potgrond maakt, maar dat Els failliet gaat voordat Han het kan ophalen. Han vordert afgifte van de potgrond bij de curator van Els, maar deze is van mening dat de potgrond van Els is.
Wie is eigenaar van de potgrond?
Kluger is een drukker met als specialisatie juridische boeken. Door de opkomst van e-books gaat het minder goed met Kluger. Onverwacht begeeft één van de bestelauto’s van Kluger het, maar er is geen geld voor vervanging. De bankier, INB, biedt een oplossing: Kluger verkoopt en levert de drukpers voor een bedrag van € 200.000 aan INB en leaset deze voor een periode van vijf jaar tegen een maandelijkse vergoeding van € 4.000 terug. Als Kluger voldoet aan deze betalingsverplichting kan hij aan het einde van de vijf jaar de drukpers weer voor €1 van INB terugkopen. Verder wordt afgesproken dat als Kluger drie termijnen achterstand heeft, INB de drukpers mag opeisen en vrij is om ermee te doen wat het wil. Tot slot wordt overeengekomen dat Kluger verantwoordelijk is voor het onderhoud en de verzekering van de drukpers. Na zes maanden gaat het helaas toch weer slechter met Kluger en kan het vier maanden niet betalen. INB wil de drukpers als eigenaar opeisen.
Is INB eigenaar van de drukpers?
Kluger geeft zijn droom van de drukkerij op. Hij verkoopt de bestelbus aan Maassen, maar deze zegt dat de levering later nog wel komt. Kluger wil echter graag van de bus af, het herinnert hem aan zijn gefaalde droom. Hij gaat bij Maassen langs, maar hij is niet thuis. Kluger heeft geen zin om later nog een keer terug te komen en gooit de sleutels en autopapieren door de brievenbus en zet de bestelbus op de oprit van Maassen. Die avond wordt de auto gestolen. De volgende ochtend wordt de bus gevonden, maar hij is zwaar beschadigd.
Wie is eigenaar van de zwaar beschadigde bestelbus?
Jan is de eigenaar van een chique woonboerderij in ‘t Gooi. Jan verliest echter zijn baan en kan het onderhoud niet meer betalen. Kai, een handelaar in vastgoed, een via via kennis van Jan en een bekend persoon in de regio, denkt hier een slag te kunnen slaan. Met de grootste angstaanjagende fabels over mensen in soortgelijke situaties als Jan, die nu bij de voedselbank staan te bedelen, brengt hij Jan in paniek. Jan accepteert daarom graag Kai’s aanbod om de woning voor € 500.000 te kopen. De koopovereenkomst wordt op 5 juli 2012 getekend en op 13 juli 2012 wordt de leveringsakte gepasseerd en ingeschreven in de openbare registers. Kai zet de woning direct weer te koop voor € 700.000. Jan beseft dat hij is opgelicht en vordert vernietiging van de koopovereenkomst bij de rechter, op grond van bedrog dan wel misbruik van omstandigheden. De dagvaarding wordt in september 2012 uitgebracht. Jan stapt ook naar de pers, die erbovenop springt. In 2013 komt Kai in contact met Ruth die het huis wel wil kopen. Ruth heeft in de regionale kranten gelezen dat Kai een minder dan goede reputatie heeft, maar is niet op de hoogte dat dat komt vanwege dit specifieke huis. Ruth is gecharmeerd van de woonboerderij en koopt het voor €650.000. De koopovereenkomst wordt op 7 april 2013 gesloten en dezelfde dag wordt de koop ingeschreven in de openbare registers. Op 13 juni 2013 geeft de rechter vonnis in het voordeel van Jan. Kai, die ziet dat hij ongelijk heeft, berust in de uitspraak. Jan eist de woning op bij Ruth, die betuigt niet te hebben geweten dat er een zaak gaande was betreffende het huis. Jan zegt dat Ruth beter had moeten weten vanwege alle perspublicaties. Wie is na het vonnis van de rechter eigenaar van de woning?
Thijs en Kristiaan hebben sinds 2003 samen een architectenbureau in de vorm van een maatschap. Thijs kan de drukte van het kantoor niet aan en zoekt zijn heil in seks, drugs en rock and roll, waarbij hij een schuld van €5.000 maakt. Kristiaan, verafschuwt door de handelingen van Thijs en ontbindt op 1 maart 2013 rechtsgeldig de maatschap. Het ondernemingsvermogen dat aan Thijs en Kristiaan gezamenlijk en ieder voor de onverdeelde helft in eigendom toebehoort, bevat een hypotheekvrij pand en ondernemingsschulden.
Geef aan in hoeverre de privéschuldeisers van Thijs en de ondernemingsschuldeisers zich kunnen verhalen op het bedrijfspand.
Volmacht algemeen | R&O | H3 | §3.2.1 | nmr. 91 |
Schadevergoeding bij volmacht | R&O | H3 | §3.3 | nmr. 122
|
Jantje Bakker BV en Van Dijk BV hebben een lastgevingsoverenkomst. Hierbij is Jantje Bakker BV de lasthebber en Van Dijk BV de lastgever. Boer BV is toerekenbaar tekortgekomen in de overeenkomst en is daardoor op grond van art. 6:74 BW verplicht tot vergoeding van de schade. Aangezien het gaat om lastgeving gaat het om de schade van de lastgever: Van Dijk BV. Op grond van art. 7:419 BW is Boer BV jegens Jantje Bakker BV (lasthebber) ook verplicht tot vergoeding van de schade die Van Dijk en zonen BV (lastgever) door de tekortkoming heeft geleden. Echter, dit is alleen zo als er een situatie van art. 7:420 BW voordoet en Van Dijk BV het recht van Jantje Bakker BV jegens Boer BV op zich over heeft doen gaan. Dit kan Van Dijk BV doen door middel van een schriftelijke verklaring aan zijn lasthebber en de schadeplichtige.
Verjaring | R&O | H5 | §5.3.2 | nmr. 225 |
Brian heeft geld geleend aan Jilles. Hierbij is geen moment van nakoming bepaald, maar Brian kan het bedrag ieder moment opeisen. Brian kan dus op grond van art. 6:38 BW directe nakoming vorderen van de verbintenis tot terugbetaling. Art. 3:307 lid 2 BW regelt de verjaring van de rechtsvordering tot terugbetaling van een bedrag dat voor onbepaalde tijd is uitgeleend. Het verlopen van één van de twee termijnen (vijf of twintig jaar) zorgt voor verjaring van de rechtsvordering.
De termijn van vijf jaar begint vanaf het moment dat de schuldeiser meedeelt tot opeising over te gaan. In casu is dit 15 november 2012 (art. 3:37 lid 3 BW). De termijn begint daardoor dus op 16 november 2012. Dit is af te leiden aan “de dag volgende op die waartegen” uit art. 3:307 lid 2 BW. Hierdoor voltooit de termijn op 15 november 2017. Om precies te zijn de nacht van 15 of 16 november om 0.00 uur.
De termijn van twintig jaar begon op de dag, volgende op die waartegen de opeising door de schuldeiser op zijn vroegst mogelijk was. De termijn begon op 12 februari 1994 en was daardoor nog niet voltooid toen Brian het geld op 15 november 2012 bij Jilles opeiste. Daarnaast is van belang dat de brief die Jilles op 15 november 2012 ontving stuitende werking had (art. 3:317 lid 1 BW). Daarom begon op 16 november 2012 een nieuwe verjaringstermijn. Deze termijn bedraagt vijf jaar (art. 3:319 lid 2 BW). De lange verjaringstermijn zal door de stuiting dus op hetzelfde moment voltooid zijn als de korte verjaringstermijn. Geconcludeerd verjaart de rechtsvordering pas op 16 november 2017 en kan Jilles zich vanaf dat moment op de verjaring beroepen.
NB: De rechter mag op grond van art. 3:322 BW niet ambtshalve verjaring toepassen (art. 3:322 BW). Zou de vordering dus verjaard zijn, maar Jilles beroept zich er niet op, dan kan de rechter de vordering van Brian ondanks de verjaring toewijzen.
Onredelijk bezwarende algemene voorwaarden | R&O | H6 | §6.4.2 | nmr. 241-243 & 245 |
Bramer/Hofman | R&O | H6 | §6.4.2 | nmr. 242 |
Conversie (Kuunders/Swinkels) | R&O | H5 | §5.1.3 | nmr. 203 |
Het betreft hier een zeer algemeen geformuleerd exoneratiebeding. Deze bedingen zijn in beginsel geldig, maar kunnen gederogeerd worden door redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Hier is over het algemeen sprake van als de schade is te wijten aan de opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of van met de leiding van zijn bedrijf belaste personen (Kuunders/Swinkels).
NB: Dit zou een ander antwoord zijn als het uitgangspunt is dat dit een algemene voorwaarden in de zin van art. 6:231 BW is, welke vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn op grond van art. 6:237 sub f BW. Robin is immers een natuurlijk persoon die niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het beding zou dan hoogstwaarschijnlijk vernietigd kunnen worden op grond van art. 6:233 sub a BW. Uit het arrest Bramer/Hofman blijkt dat er geen sprake is van cumulatie van art. art. 6:233 sub a BW en art. 6: 248 lid 2 BW.
Paardensprong | R&O | H8 | §8.6 | nmr. 318 & 319 |
Jansen heeft zich volledig vrijgetekend. Dus ook voor schade toegebracht door ondergeschikten. Ondanks dat Luc geen partij is bij de overeenkomst tussen Robin en Jansen kan hij toch een beroep doen op het exoneratiebeding via art. 6:257 BW (blokkering paardensprong).
Opschorting | Verb. A. | H3 | §3.4 | nmr. 144-153 |
Bart kan op basis van art. 6:262 lid 2 BW de betaling van de koopprijs gedeeltelijk opschorten.
Schuldeisersverzuim | Verb. A. | H3 | §3.5 | nmr. 157, 158, 162 & 164 |
Omdat Bart weigerde het spoor in ontvangst te nemen, raakt hij in schuldeisersverzuim (art. 6:58 BW). Daardoor komt het sneuvelen van het spoor voor zijn rekening (art. 6:64 BW) en kan hij de schade niet op Edu verhalen. Edu heeft echter een bedrag van zijn verzekeraar gekregen en geniet daardoor een voordeel. Op grond van art. 6:78 BW heeft Bart daardoor recht op vergoeding van zijn schade ten hoogte van het bedrag dat is uitgekeerd door de verzekering.
Vermenging | Pitlo | H10 | §10.2 | nmr. 512-515 |
In casu is er sprake van vermenging (art. 5:15 BW). De twee partijen zand kunnen immers niet meer van elkaar gescheiden worden. Goederenrechtelijk gezien is er sprake van één zaak. Art. 5:15 BW verklaart art. 5:14 BW van toepassing. Omdat geen van de partijen zand als hoofdzaak zijn aan te merken naar waarde of verkeersopvatting (art. 5:14 lid 3 BW), worden Han BV en Els BV mede-eigenaren van de berg zand. De onderlinge verhouding wordt daarbij bepaald naar de inbreng. Han BV heeft 200kg van de 500kgbijgedragen. Els BV de overige 300kg. Han BV is daarmee (200:500x100=) 40% eigenaar geworden en Els BV (300:500x100=) 60%.
Zaaksvorming | Pitlo | H10 | §10.2 | nmr. 524 |
Het betreft zaaksvorming, aangezien het gaat om het vormen van een nieuwe zaak: de potgrond. Art. 5:16 BW betreft de zaaksvorming. Art. 5:16 lid 2 BW bepaalt dat als iemand een zaak voor zichzelf vormt of doet vormen met de roerende zaken van een ander hij eigenaar wordt van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen. De vraag hiermee is of Els de potgrond voor zichzelf vormde of Han de potgrond bij Els deed vormen. Breda/Antonius kan hier buiten toepassing worden gelaten, aangezien het niet gaat om industriële fabricage. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat om te bepalen of er voor een ander of voor zichzelf wordt gevormd de verkeersopvattingen uit de rechtsverhouding doorslaggevend zijn. Daarbij is van belang wie beslissende invloed had op de wijze van productie, de definitieve vorm van het product en we het risico droeg voor eventuele verliezen door beperkte bruikbaarheid, verhandelbaarheid of winstgevendheid van het product. In casu bepaalde Han hoe de potgrond gemaakt moest worden. Bovendien droeg Han het risico als het product tegenviel, aangezien hij het verhandelde. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Han de potgrond voor zich deed vormen. Hierdoor is Han eigenaar van de potgrond en kan hij het als separatist vorderen bij de curator van Els.
Fiduciaverbod | Pitlo | H4 | §4.3 | nmr. 118-120b |
Ja, INB is eigenaar. Er is voldaan aan de eisen van art. 3:84 lid 1 BW: titel (koopovereenkomst), levering (c.p.) en beschikkingsbevoegdheid (Kluger was eigenaar). In beginsel is INB daarmee eigenaar geworden. De vraag is echter of er geen sprake is van het fiduciaverbod ex art. 3:84 lid 3 BW. Daar is in casu geen strijd mee. Uit de situatie van Keereweer/Sogelease blijkt dat er sprake is van een daadwerkelijke overdracht. De voorwaarden in de omschreven casus weerleggen niet dat er geen sprake is van een daadwerkelijke overdracht.
Bezitsverschaffing | Pitlo | H6 | §6.2 | nmr. 222-225a |
Goederenrechtelijke overeenkomst | Pitlo | H4 | §4.4 | nmr. 131-134 |
Bewijs van bezit | Pitlo | H8 |
| nmr. 357-358 |
Levering door houder | Pitlo | H6 | §6.2 | nmr. 229 |
Optie 1: Waarschijnlijk is Maassen eigenaar geworden. Er is sprake van een geldige titel (de koopovereenkomst), van beschikkingsbevoegdheid (Kluger was eigenaar) en van een levering van een niet-registergoed ex art. 3:90 BW. De levering is tot stand gekomen door de bezitsverschaffing ex art. 3:114 BW vanwege het in de macht van Maassen brengen van zowel de bestelauto, als de papieren en de sleutels. Hierdoor is aan alle eisen van art. 3:84 lid 1 BW voldaan. Maassen is daardoor eigenaar door verkrijging, en blijft dat ook, want de dief verkrijgt niet het eigendom.
Optie 2: Het is ook goed verdedigbaar dat Kluger eigenaar is gebleven van de bestelbus. Bij de vraag of aan de voor de levering vereiste bezits- en machtsverschaffing voldaan is (art. 3:90 j.o. 3:114 BW), speelt op grond van art. 3:108 BW ook de verkeersopvatting een rol. Op grond daarvan zijn er twee gevolgtrekkingen te verdedigen:
Aangezien men aanneemt dat bij weigering geen levering tot stand komt, kan men betogen dat ditzelfde geldt als de ontvanger nog geen mogelijkheid tot weigering heeft gekregen. Van Maassen mocht immers niet verwacht worden om te controleren of er al geleverd was, aangezien er geen tijd voor levering was afgesproken. Het kan dus zijn dat levering hierdoor niet voltooid was en Kluger eigenaar van de bestelbus is gebleven.
Als men de goederenrechtelijke overeenkomst aanhangt, dan is er in deze casus niet geleverd. Een dergelijke goederenrechtelijke overeenkomst ontbreekt hier. Maassen was niet thuis en heeft het leveringsaanbod van Kluger niet aanvaard, zodat de levering niet slaagt. Kluger is dan eigenaar gebleven.
NB: In deze casus is er geen levering c.p. of levering bij voorbaat, want Kluger en Maassen hebben hier juist geen directe levering beoogd. Ze hadden immers afgesproken dat levering later zou plaatsvinden. Bovendien ontbreekt voor de c.p. levering het vereiste van een tweezijdige verklaring gericht op houderschap van Kluger.
Eigendomsoverdracht; onroerend | Pitlo | H2 |
| nmr. 73 e.v. |
| Pitlo | H5 | §5.2 | nmr. 176 e.v. |
De overdracht van Jan aan Kai was in eerste instantie geldig, net als die van Kai aan Ruth. Bij beide is voldaan aan de eisen van art. 3:84 lid 1 BW. Echter, doordat de vernietiging ex art. 3:53 lid 1 BW terugwerkende kracht heeft, mist de titel bij de overdracht tussen Jan en Kai. Kai is hierdoor nooit eigenaar geworden en daardoor ook niet beschikkingsbevoegd het eigendom aan Ruth over te dragen. Ruth kan echter wellicht een beroep doen op de bescherming van art. 3:24 BW of een beroep doen op art. 3:88 BW.
De weg van art. 3:24 BW is voor haar het meest eenvoudig. Ze kan zich beroepen op het feit dat de rechtsvordering ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van het registergoed betreft in het register ingeschreven had kunnen worden op grond van art. 3:17 lid 1 sub f BW. Aangezien dat niet is gedaan kan Ruth dit aan Jan tegenwerpen op grond van art. 3:24 BW.
Een beroep op art. 3:88 BW zal ook slagen. Kai was immers niet beschikkingsbevoegd vanwege de ongeldigheid van de overdracht tussen Jan en Kai na de uitspraak van de rechtbank. Echter, dit is lastiger te betuigen in de rechtbank aangezien hier ook de goede trouw van art. 3:11 BW voor van belang is.
Gemeenschap | Pitlo | H9 |
| nmr. 430 en 431 |
Kristiaan heeft de maatschap op 1 maart 2013 rechtsgeldig ontbonden. Hierdoor is er sprake van een bijzondere gemeenschap in de zin van art. 3:189 lid 2 BW. Hierop is afdeling 3.7.2 van toepassing en afdeling 3.7.1 voor zover daarvan niet wordt afgeweken in afdeling 3.7.2 (art. 3:189 lid 2 BW). Gemeenschapsschulden kunnen worden verhaald op goederen van de gemeenschap (art. 3:192 BW), dus ook op het bedrijfspand. Privéschuldeisers kunnen dit alleen met toestemming van Kristiaan (art. 3:190 lid 1 BW), aangezien deelgenoten alleen met toestemming van de ander over een aandeel in de gemeenschap kunnen beschikken, wat ook geld voor privéschuldeisers.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel staan oude tentamens van het vak Burgerlijk recht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2827 |
Add new contribution