college verslagen Inleiding Internationale Organisaties (Week 1,2, 3, 4 & 5)
De hoorcolleges van overige weken volgen zo snel mogelijk
- Hoorcollege 1,Dinsdag 28 oktober 2014
- Hoorcollege 2,Donderdag 30 oktober 2014
- Hoorcollege 3,Dinsdag 4 november 2014
- Hoorcollege 4, Dinsdag 11 november 2014
- Hoorcollege 5, Donderdag 13 november 2014
- Hoorcollege 6, Donderdag 20 november 2014 (verplaatst i.v.m. ziekte)
- Hoorcollege 7, Donderdag 20 november 2014 (samen met hc 6 gegeven i.v.m. ziekte)
- Hoorcollege 8, Dinsdag 25 november 2014
- Hoorcollege 9, Donderdag 27 november 2014
- Hoorcollege 10, Dinsdag 2 december 2014
- Hoorcollege 11, Donderdag 4 december 2014
Hoorcollege 1,Dinsdag 28 oktober 2014
Global governance
Global governance is een begrip wat moeilijk te definiëren is. Het begrip houdt onder andere in: de manieren waren individuen en publieke en private institutie hun gemeenschappelijke zaken regelen.
Ook wordt het beschreven als een oneindig proces wat door middel van samenwerking conflicterende belangen oplost. Deze beide definities zijn gecreëerd door Karns en Mingst. Een aantal kernmerken van global governance zijn:
De bottom up benadering. Dit houdt in dat de meest effectieve manier wordt gebruikt. Er is dan ook geen sprake van hiërarchie binnen global governance.
Er zijn vele verschillende actoren aanwezig, zoals staten, IGO’s, NGO’s en multinational corporations. Welke actor het meest belangrijkst is, hangt af van welke theoretische benadering gebruikt wordt. Deze actoren werken ‘horizontaal’, dit wil zeggen dat alle acoren samen global governance weergeven.
Vanwege een toename van mondiale uitdagingen is er een groeiende behoefte aan global governance. Deze ontwikkeling heeft ook te maken met globalisering en het einde van de Koude Oorlog. Er is namelijk meer interdependentie in de wereld.
Internationale Gouvernementele Organisaties (IGO’s) en Internationale Niet-Gouvernementele Organisaties (INGO’s)
Volgens Karns en Mingst zijn IGO’s organisaties die bestaan uit ten minste drie staten, die activiteiten begaan in verschillende staten en zijn ontstaan door een formeel intergouvernementele overeenkomst zoals bijvoorbeeld een verdrag. Het verschil tussen IGO’s en Internationale Niet-Gouvernementele Organisaties (INGO’s ) is dat IGO’s opgericht zijn door staten en dat INGO’s opgericht zijn door niet-statelijke actoren. Voorbeelden van IGO’s zijn de Verenigde Naties, Europese Unie en de Afrikaanse Unie. Er valt een onderscheid tussen INGO’s te maken, namelijk die van winstgerichte en niet-winstgerichte INGO’s. Voorbeelden van winstgerichte INGO’s zijn Apple en Microsoft. Voorbeelden van niet-winstgerichte INGO’s zijn Greenpeace en Amnesty International.
Categorisering van organisaties
Volgens Heywood:
1) Lidmaatschap
Er zijn twee opties:
Universeel: iedere staat kan lid worden. Voorbeeld: Verenigde Naties
Beperkt: slechts een specifieke groep statenkan lid worden. Voorbeeld: Europese Unie
2) Taken (competence)
Er zijn twee opties:
Alomvattend: internationale organisaties houden zicht bezig meer vele verschillende thema’s. Voorbeeld: Verenigde Naties.
Beperkt: internationale organisaties houden zich bezig met een specifiek thema. Voorbeeld: World Trade Organization.
3) Functie
Er zijn twee opties:
Programma organisatie: internationale organisaties maken beleid en stellen regels op. Voorbeeld: Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Operationele organisatie: internationale organisaties voeren beleid uit. Voorbeeld: Internationaal Atoom Energie Agentschap.
4) Gezag (decision-making authority)
Er zijn twee opties:
Intergouvernementeel: interactie van staten op basis van soevereine gelijkheid, oftewel horizontaal gezag. Voorbeeld: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
Supranationaal: interactie van staten waarbij er een hoger gezagsorgaan wordt opgericht, oftewel verticaal gezag. Voorbeeld: Europese Commissie.
Volgens Karns en Mingst:
1) Geografische reikwijdte:
Mondiaal
Regionaal
Subregionaal
er wordt een onderscheid gemaakt tussen mondiaal, regionaal en subregionaal.
2) Doel:
Algemeen
Gespecialiseerd
3) Functie:
Informational
Delivering services and aid
Forum
Normative
Rule creation
Rule supervision
Operational
Kenmerken IGO’s
De meeste zijn regionaal,
De meeste zijn na de Tweede Wereldoorlog opgericht,
De meeste zijn klein en hebben slechts enkele staten als leden,
De meeste hebben een beperkt en specifiek mandaat,
Europa heeft de grootste dichtheid met betrekking tot IGO’s.
Internationale instituties kunnen worden onderverdeeld in internationale organisaties en internationale regimes. Internationale organisaties hebben concrete en formele structuren. Zij ontstaan door middel van een officieel oprichtingsverdrag. Internationale regimes zijn relatief makkelijker te koppelen aan een specifiek onderwerp.
Rol van IGO’s in de internationale politiek
IGO’s worden als instrument gebruikt. Staten streven hun eigen belang na en gebruiken IGO’s om dit te bereiken. IGO’s worden dan benaderd vanuit de liberale visie.
IGO’s zijn een ‘arena’ waarin belangen en informatie worden gedeeld en gezamenlijk beleid wordt gemaakt.
IGO’s kunnen ook als actor binnen de internationale politiek gezien worden. IGO’s vervullen dan een (semi)autonomie functie. Dit kan gebeuren via pooled sovereignty of delegated sovereignty. Bij pooled sovereignty worden besluiten niet meer genomen op basis van unanimiteit. Bij delegated sovereignty worden besluiten autonoom genomen door een supranationaal orgaan.
IGO’s en IB-theorieën
1) Liberalisme
Klassieke liberalen stellen dat staten leren om samen te werken. Door de samenwerking ontstaan er meer gezamenlijke belangen. Samenwerking is dus een zelfversterkend proces.
Volgens het neoliberalisme is er ondanks anarchie toch samenwerking. Macht heeft hierin ook een grote invloed. Neoliberalen zijn optimistischer over samenwerking dan klassieke liberalen.
Het functionalisme stelt dat IGO’s worden opgericht met een bepaald doel. Door het spillover effect leidt economische samenwerking uiteindelijk tot politieke samenwerking.
De regime theorie focust zich op regimes in plaats van IGO’s. Deze theorie is geïnspireerd door het neoliberalisme, realisme en constructivisme.
Collectieve/publieke goederen. Dit probeert te verklaren waarom staten al dan niet samenwerking. Dit wordt geprobeerd te verklaren door middel vanThe Tragedy of the Commons en The Logic of Collective Action.
2) Realisme
De scholen binnen het realisme zijn het klassiek realisme, neorealisme en neo-klassiek realisme.
Het realisme erkent net als het liberalisme het bestaan van internationale anarchie. Het realisme stelt dat IGO’s de problemen rondom anarchie niet oplossen.
Het rationalisme hangt de rationale keuze theorie aan. Dit houdt in dat staten NGO’s gebruiken om hun nationale belangen te behartigen.
The Hegemonic Stability Theory stelt dat de oprichting en het functioneren van een IGO afhankelijk is van de hegemoon en andere machtige staten. Deze machtige staten zullen de IGO namelijk zo vormen dat deze hun nationale belangen na zal streven.
3) Sociaal constructivisme.
Het verschilt van het realisme en liberalisme omdat het niet alleen naar de materiële factoren, maar ook naar ideologische factoren kijkt.
Het stelt dat staten niet altijd handelen via de kosten-baten analyse. Soms handelen staten tegen hun eigen belang in. Staten handelen dan via de logic of appropriateness in plaats van via de logic of consequences.
4) Marxisme
Volgens het marxisme, neo-marxisme en de dependency theory zijn IGO’s een voortvloeisel uit het mondiale kapitalisme. Daarmee zijn IGO’s ook het voortvloeisel uit machtige staten en hun overheersende ideeën.
5) Interactie- theorieën
Inter-organisatie theorieën zijn theorieën die zich richten op de vraag aan welke voorwaarden IGO’s moeten voldoen om te kunnen samenwerken.
IGO’s worden als onderdeel van een breder netwerk gezien.
De principal-agent theorie legt de relatie tussen een actor die delegeert, de principal, en een actor die taken uitvoert, de agent, uit.
Intra-organisatorische processen zijn processen die zich binnen een internationale organisatie afspelen.
De Volkenbond
Na de Eerste Wereldoorlog groeide de behoefte aan collectieve veiligheid. Er ontstonden burgerbewegingen die een ‘League of Nations’ eisten. De belangrijkste inspirator van de Volkenbond was de Amerikaanse president Woodrow Wilson. Het is dan ook opvallend dat de Verenigde Staten geen lid van de Volkenbond werd. Het Covenant werd door de geallieerden aangenomen op 28 april 1919. Op 10 januari 1920 trad het in werking. Bij de oprichting bestond de Volkenbond uit 32 leden. Dit aantal groeide zich snel uit to 44. De Centrale Mogendheden werden later toegelaten. Bulgarije en Oostenrijk in 1920, Hongarije in 1922 en Duitsland in 1926. Het hoogtepunt in lidmaatschap speelde zich af in de winter van 1934 en 1935. De Volkenbond had toen 58 leden. Een zwakte van de Volkenbond was dat lidstaten hun lidmaatschap gemakkelijk weer konden opzeggen. Duitsland en Japan deden dit bijvoorbeeld in 1933.
Crises van de Volkenbond
De Volkenbond maakte verschillende crises mee. Hieronder staan er twee opgesomd.
1923, de Grieks-Italiaanse crisis. In Griekenland werden drie Italiaanse diplomaten vermoord. Als reactie hierop bezet Italië Corfu. De Raad van de Volkenbond oefent geen macht uit, doordat deze geen krachtige veroordeling doorzet. De reden hiervoor is dat Frankrijk het eigen belang zwaar laat meewegen, Frankrijk bezet namelijk het Ruhrgebied.
In 1935 viel Mussolini Abessinië binnen. De Raad van de Volkenbond was het hier niet mee eens en stelde economische sancties in. Deze sancties hadden echter geen effect. In 1935 stapte Italië uit de Volkenbond.
Hoorcollege 2,Donderdag 30 oktober 2014
De Verenigde Naties: Oprichting en ontwikkeling
Het Covenant van de Volkenbond
Het Covenant heeft 26 artikelen en bestaat uit bescheiden doelstellingen. Wat centraal staat is het handhaven van vrede en veiligheid. Er bestaat geen absoluut geweldsverbod, iets wat binnen de Verenigde Naties wel bestaat. Oorlog is namelijk toegestaan als de Raad van de Volkenbond geen unaniem besluit weet te nemen. In deze situatie mogen de conflicterende staten beslissen. Er worden vier maatregelen gesteld om de vrede mee te handhaven:
1) Ontwapening. Dit is een maatregel dat oorlog zou moeten voorkomen. Dit werd beslist omdat er gedacht werd dat de Eerste Wereldoorlog is ontstaan doordat de rivaliserende partijen zo goed bewapend waren. In de praktijk kwam er van deze maatregel weinig terecht.
2) Vreedzame oplossing van geschillen. Er werden verschillende methodes geïntroduceerd, zoals diplomatie, arbitrage, een afkoelperiode van 3 maanden, rechtspraak via het Permanente Hof van Justitie en het doel van onderzoek via de Raad. Arbitrage en rechtspraak zullen vooral gebruikt worden bij juridische verschillen. Staten moet zich aan de uitspraak houden.
3) Garanderen van de status quo in het internationale systeem. De Volkenbond zag ieder van zijn leden als een onafhankelijke staat. De Raad zal advies moeten geven als deze onafhankelijke staten in het geding komen. De Raad moet echter ook rekening houden met een verandering van de status quo in het internationale systeem. Eens in de zoveel tijd moet de Raad kritisch kijken naar verdragen en overeenkomsten die niet meer in overeenstemming zijn met de tegenwoordige politieke situatie.
4) Conflictpreventie. De Volkenbond wordt gezien als een centraal gezag waaraan alle staten, dus ook niet de niet-leden, zich aan moeten houden. Dit is nodig om conflicten te voorkomen.
Organen van de Volkenbond
- Raad
- Assemblee (Vergadering)
- Secretariaat
- Permanent Hof van Justitie
- Functionele Commissies
De oprichting van de Verenigde Naties, 1940-1945
Het opzetten van een organisatie als de Verenigde Naties begon toen duidelijk werd dat de Volkenbond niet goed werkte. Gedurende de jaren 1940 tot 1943 lag de nadruk op decentrale en regionale organisaties. Daarna kwam er steeds meer nadruk te liggen op organisaties op het internationale niveau. In juni 1941 stelden de geallieerden een verklaring op over samenwerking na de oorlog. Deze verklaring symboliseerde het ontstaan van een nieuwe politieke orde na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Het doel hiervan was het voorkomen van agressie. In augustus 1941 stelden Roosevelt en Churchill het Atlantisch Handvest op. In januari 1942 ondertekenden de geallieerden, dit waren 26 staten, de Declaration by the United Nations. In oktober 1943 stellen de Verenigde Staten, USSR, Groot-Brittannië en China dat ze na afloop van de oorlog een ‘general international organization’ gaan opzetten. In november van dat jaar spreken de Verenigde Staten, USSR en Groot-Brittannië over een ‘world family of democratic nations’. Er wordt nu gezegd dat democratieën samen een organisatie moeten beginnen om vrede en veiligheid te handhaven. Er wordt niet gezegd of niet-democratieën ook mogen deelnemen. Dit laat zien dat de VN een ‘club van overwinnaars’ van de oorlog zou moeten worden.
In de Dumberton Oaks gesprekken wordt beslist dat een internationale organisatie opgericht moet worden volgens een twee-stappen-benadering. Ten eerste moeten de grootmachten het met elkaar eens zijn. Als tweede stap wordt het plan aan de rest voorgelegd. Deze andere staten moeten in de praktijk maar akkoord gaan met wat de grootmachten hebben beslist.
In oktober 1944 werd het fundament van de toekomstige Verenigde Naties gepresenteerd. Ook toen lag de nadruk op collectieve internationale veiligheid. In februari 1945 vond de Conferentie van Yalta plaats. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de USSR worden het met elkaar eens over de manier van stemmen in de Veiligheidsraad. In april vond the United Nations Conference on International Organization plaats. Dit betekent de oprichting van de Verenigde Naties. Kleinere landen proberen het dictaat van de grootmachten aan te passen, dit is echter tevergeefs. De vijf grootmachten behouden hun vetorecht in de Veiligheidsraad.
Hoofdorganen van de Verenigde Naties
- Algemene Vergadering
- Veiligheidsraad
- Secretariaat
- Economische en Sociale Raad (ECOSOC)
- Internationaal Gerechtshof
- Beheerschapsraad (Trusteeshipcouncil)
1. Algemene Vergadering (AV)
Alle lidstaten van de Verenigde Naties maken deel uit van de Algemene Vergadering. Hierdoor is de Algemene Vergadering het plenaire orgaan van de VN. Het plenaire orgaan van een organisatie is het hoogste besluitvormingsorgaan en het vertegenwoordigt alle lidstaten. De AV komt jaarlijks bijeen vanaf de derde dinsdag van september tot december. Indien nodig komt de AV in januari van het nieuwe jaar weer bijeen. Besluiten van de AV zijn niet juridisch bindend. Alle thema’s die voorkomen in de doelstellingen van de VN mogen door de AV besproken worden. De AV kan dus ook aanbevelingen doen met betrekking tot vrede en veiligheid en oorlog. Een voorbeeld hiervan is de Uniting for Peace Resolution. In 1950 voerde de Sovjet Unie (SU) de ‘lege stoelpolitiek. Dit was een manier van de SU om de Veiligheidsraad te boycotten. De SU deed dit omdat communistisch China niet als officiële vertegenwoordiger van China in de Veiligheidsraad zat, maar nationalistisch China, oftewel Taiwan. De SU was het hier niet mee eens. De ‘lege stoelpolitiek’ veroorzaakte een ‘verlamde’ Veiligheidsraad die niets kon beslissen. De resolutie die toen genomen werd besliste dat indien de Veiligheidsraad verlamd is, de AV actie mag ondernemen. Op basis van deze resolutie werd beslist dat binnen 24 uur een speciale crisisbijeenkomst van de AV georganiseerd kan worden indien 9 Veiligheidsraadleden daar voorstander kan zijn, of als de helft van de leden van de AV daar voorstander van is. Er hebben gedurende de jaren 10 van die speciale crisisbijeenkomsten plaatsgevonden.
Besluitvorming:
Belangrijke kwesties worden besloten met een 2/3e meerderheid van de aanwezige lidstaten. Onderwerpen die onder belangrijke kwesties vallen zijn vrede en veiligheid, leden van de Veiligheidsraad, ECOSOC en de Beheerschapsraad, nieuwe leden van de VN, schorsingen en zaken met betrekking tot het budget. Andere kwesties worden met een simpele meerderheid van de aanwezige lidstaten beslist.
Voorzitterschap:
Jaarlijks wordt er een voorzitter gekozen. In 2014 is dat Sam Kutesa uit Uganda. De voorzitter wordt bijgestaan door 21 vice-voorzitters die worden gekozen op basis van regionale spreiding. De voorzitter heeft geen grote inhoudelijke bevoegdheden, maar is vooral van belang voor het proces van de vergadering.
Commissies:
De taken van de AV zijn onderverdeeld in 6 commissies:
- Disarmament and International Security Committee
- Economic and Financial Committee
- Social, Humanitarian and Cultural Committee
- Special Political and Decolonization Committee
- Administrative and Budgetary Committee
- Legal Committee
Begroting:
De Algemene Vergadering bepaalt de begroting van de VN. Deze begroting wordt vastgesteld voor een periode van 2 jaar. Er bestaat een vast proces voor het bepalen van de begroting:
1) Voorstel door de Secretaris-Generaal
2) Bespreking door een suborgaan van de AV, namelijk het Advisory Committee on Administrative & Budgetary question.s
3) ACABQ doet aanbeveling aan het Administrative and Budgetary Committee .
4) Plenair besluit wordt gemaakt door de AV. Formeel moet dit gebeuren met 2/3e meerderheid , maar sinds 1986 is er een afspraak dat het budget met consensus wordt aangenomen.
De VN heeft drie begrotingen. Alle drie worden de begrotingen via bovengenoemd proces vastgesteld. De drie begrotingen zijn:
- Reguliere begroting
- Begroting voor vredesmissies
- Begroting voor de gespecialiseerde organisaties
1. Reguliere begroting
Dit houdt de financiering van kernactiviteiten in. Deze kernactiviteiten bevatten de zes hoofdorganen, de acht hoofdkwartieren, internationale conferenties en politieke missies.
De bijdrage van de lidstaten bestaat uit maximaal 22% en minimaal 0.001% van de totale uitgaven. Het grote deel van de lidstaten betaalt te laat. De deadline staat jaarlijks op 31 januari. De VS staat berucht als erg late betaler. Echter, als een land het echt te bont maakt en te veel achterloopt met betalen, kan dat land het stemrecht in de AV verliezen.
2. Begroting voor vredesmissies
Ook dit aandeel per land is naar draagkracht verdeeld. Er zijn wat verschillen met de reguliere begroting:
- De P5 in de Veiligheidsraad betalen een extra bedrag, naast hun standaardbijdrage.
- Ontwikkelingslanden krijgen een korting. Zij betalen slechts 0.0001% van de totale begroting voor de vredesmissies.
- Deze begroting is vastgesteld voor 1 jaar die loopt van juli t/m juni.
3. Begroting voor de gespecialiseerde organisaties.
Onder deze gespecialiseerde organisaties vallen de FAO, WHO, ILO, UNESCO en IAEA. De Bretton-Woods instituties vallen hier echter niet onder. De contributie per land is ook bij deze begroting naar draagkracht verdeeld. Daarnaast zijner erg veel vrijwillige bijdragen.
Besluit over lidmaatschap VN:
De AV is het orgaan dat besluit over het VN-lidmaatschap. De AV volgt de volgende procedure:
- Land doet een verzoek aan de Secretariaat-generaal
- Secretariaat-generaal stuurt de aanvraag naar Veiligheidsraad
- De Veiligheidsraad bespreekt dit in het Committee on the Admission of New Members
- Er wordt in de Veiligheidsraad een plenair besluit genomen over een aanbeveling aan de AV. Deze wordt aangenomen indien er 9 stemmen voor zijn en er geen vetorecht is ingezet.
- De AV besluit met 2/3e meerderheid over een resolutie, waarna het land wel of niet wordt toegelaten.
Regionale blokken in de VN:
De VN is verdeeld in vijf regionale groepen:
1) Afrika
2) Azië
3) Oost-Europa
4) Latijns-Amerika en de Caraïben (GRULAC)
5) West-Europa en anderen (WEOG)
Het doel van deze verdeling was om de landen geografisch gezien eerlijk onder te delen binnen de commissies in de AV. Dit wordt gedaan per cijfer waarop een jaar eindigt:
- Afrikaanse Groep: 4 en 9
- Aziatische Groep: 1 en 6
- Oost-Europese Groep: 2 en 7
- Latijns-Amerika en Caribisch gebied: 3 en 8
- West-Europa en anderen: 0 en 5
Deze manier van verdelen is inmiddels verspreid over de gehele VN. De groepen blijven echter wel informele groepen. Er is dus geen juridische verplichting van individuele staten om zich aan te sluiten bij het standpunt van de rest van de groep. Vanwege regionale diversiteit binnen een groep is er soms geen of weinig sprake van cohesie binnen de groep. Vooral na de Koude Oorlog kwam de sociale cohesie vaak onder druk te staan. De verdelingen blijken wel succesvol te zijn.
Hervorming:
Er bestaan al jaren discussies over het al dan niet hervormen van de AV. Een voorbeeld hiervan is het verbeteren van de formele procedures. Een aantal voorstellen die nu onder de aandacht staan zijn: het terugbrengen van het aantal agendapunten, het aannemen van minder resoluties en het juridisch bindend maken van de besluiten van de AV.
De Groep van Niet-Gebonden Landen (NGL)
Deze groep bestaat naast de regionale blokken en is een voortvloeisel van de Koude Oorlog. Deze groep bestaat uit landen van de Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse en Aziatische groep. De NGL komt regelmatig bijeen tijdens de Conference of Heads of State or Government of Non-Aligned Countries en heeft wisselend voorzitterschap. Tijdens deze conferentie worden er afspraken gemaakt voor het komende jaar. Ook wordt er voor dat jaar een Secretaris-generaal gekozen.
G77
De G77 is een groep van 77 ontwikkelingslanden die vaak een onderhandelingscoalitie vormen in de AV. Een aantal leden van de G77 zijn ook leden van de NGL. De G77 is opgericht in 1964. Iets wat zij bereikt hebben is het doorbreken van de Amerikaanse dominantie in de AV. Dit gebeurde vanaf 1967. De leden zijn vooral zuidelijke landen die samen een blok vormen tegen het Noorden. Het richt zich dan ook voornamelijk op economische (ontwikklings)vraagstukken.
Hoorcollege 3,Dinsdag 4 november 2014
De Verenigde Naties in de 21e eeuw
Internationaal Gerechtshof (IGH)
Het Internationaal Gerechtshof is het justitieel orgaan van de VN. De taak van het IGH is het behandelen van geschillen tussen lidstaten. Het justitieel orgaan is meestal een bemiddelingsorgaan. Het IGH is de opvolger van het Permanente Hof van Justitie van de Volkenbond. Het bevat 15 rechters die door de Algemene Vergadering en Veiligheidsraad voor 9 jaar gekozen worden. Dit gebeurt door middel van een gewone meerderheid van stemmen. De lidstaten van de VN zijn automatisch lid, dit wil echter niet zeggen dat zij ook automatisch onder de rechtsmacht vallen. De lidstaten moeten de rechtsmacht van het IGH expliciet erkennen. De Veiligheidsraad en de AV mogen het IGH om een advies vragen. Dit advies is niet-bindend.
Secretariaat
Het Secretariaat is het administratieve orgaan van de VN. Het biedt ambtelijke ondersteuning. De diplomaten zijn namelijk internationale ambtenaren. Het Secretariaat is onderverdeeld in bureaus en departementen, zoals bijvoorbeeld The Department of Peacekeeping Operations. Aan het hoofd staat de Secretaris-generaal, die wordt benoemd door de AV op aanbeveling van de Veiligheidsraad. De Secretaris-generaal mag iedere kwestie met betrekking tot vrede en veiligheid aankaarten bij de Veiligheidsraad.
Trusteeship Council en ECOSOC
Naast het Trusteeship Council zijn ook de Veiligheidsraad en de ECOSOC uitvoerende organen binnen de Verenigde Naties. Uitoverende organen zijn verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van een internationale organisatie en bestaan uit vertegenwoordigers van lidstaten. Het zijn dus intergouvernementele organen. Echter zijn niet alle lidstaten vertegenwoordigd. Uitvoerende organen komen vaker dan plenaire organen bijeen.
De Trusteeship Council is sinds 1994 niet meer actief. Het heeft het mandaatsysteem van de Volkenbond overgenomen. Vele mandaatgebieden van de Volkenbond werden dan ook door de VN beheerde gebieden. Echter was er wel een groot verschil: de gebieden werden nu voorbereid op onafhankelijkheid en zelfbestuur.
ECOSOC bevordert internationale samenwerking op economisch, sociaal en humanitair gebied. Het richt zich vooral erg op ontwikkelingsvraagstukken. De ECOSOC heeft een coördinerende rol. Het bestaat uit 54 leden. Per jaar wordt 1/3e deel van de leden gekozen door de leden van de AV. ECOSOC verbindt de gespecialiseerde organisaties en non-gouvernementele organisaties met de VN.
Gespecialiseerde organisaties
Er bestaan 16 gespecialiseerde organisaties binnen de VN. Het werk wordt gecoördineerd door ECOSOC. Deze organisaties zijn geen organen van de VN, maar zelfstandige IGO’s die een samenwerkingsverband zijn aangegaan met de VN. Gespecialiseerde organisaties zijn belangrijk omdat het functionele organisaties zijn die zich bezighouden met een specifiek thema waarover zij veel expertise in huis hebben. De organisaties zijn van origine niet politiek ingesteld.
Veiligheidsraad (VR)
De VR bestaat uit vijftien leden, namelijk de permanente vijf en tien niet-permanente leden. Laatstgenoemde nemen zitting voor een periode van twee jaar. Jaarlijks worden vijf van hen vervangen door de AV, dit gebeurt met een 2/3e meerderheid. De tien zetels worden weer verdeeld over de regionale groepen: Azië 2, Afrika 3, Oost-Europa 1, Latijns-Amerika 1, Westen 2. De VR is verantwoordelijk voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Besluiten zijn juridisch bindend. Procedurele besluiten worden genomen met 9 stemmen. Niet-procedurele besluiten worden genomen met 9 stemmen inclusief de stemmen van de permanente vijf.
Officieel was er sprake van een ‘affirmative vote’. Dit betekende dat onthouding van het uitbrengen van een stem door een lid van de permanente vijf een veto zou betekenen. In de praktijk wordt dit niet toegepast: voor een veto moet er expliciet tegen gestemd worden. Het voorzitterschap van de VR wisselt maandelijks op alfabetische volgorde.
Policy (beleid)
Rittberger, Zangl en Kruck (2012) maken een onderscheid tussen drie vormen van beleid:
1) Beleidsprogramma’s (policy programmes)
2) Operationele activiteiten (operational activities)
3) Informatie activiteiten (information activities)
1) Beleidsprogramma’s
Dit heeft te maken met normen die het gedrag van staten en niet-statelijke actoren beïnvloeden. Beleid kan gemaakt worden op verschillende manieren:
- Regulatief. Dit heeft te maken met het voorkomen van ongewenst gedrag en het stimuleren van gewenst gedrag.
- Distributief. Dit gaat gepaard met het verdelen van goederen en diensten.
- Redistributief. Dit gaat gepaard met het herverdelen van goederen en diensten ten gunste van specifieke actoren.
- Dit kan zowel bindend als niet-bindend als een combinatie van beiden zijn.
2) Operationele activiteiten
In dit geval vinden er een aantal stappen plaats:
- Specificatie van beleid. Dit wil zeggen dat beleid o. a. meetbaar gemaakt moet kunnen worden.
- Implementatie van beleid. Oftewel de uitvoering.
- Monitoring van beleid. Het beleid wordt bekeken en verantwoord. Is het wel doelmatig/doeltreffend genoeg?
- Beoordeling van beleid. Het gestelde doel en de gebruikte middelen worden bekeken. Is het doel behaald?
- Sancties. Er worden maatregelen getroffen om ongewenste zaken in de toekomst te voorkomen. Dit kan zowel negatief als positief zijn.
3) Informatie activiteiten
Informatie wordt verzameld, gepubliceerd en uitgewisseld. Hierna wordt de informatie verder onderzocht en uitgewerkt.
Collectieve veiligheid
Collectieve veiligheid wordt bekeken volgens de drie verschillende vormen.
1) Regulatief wordt gesteld dat het verboden is om nucleaire wapens te hebben. Ook het
gebruik van geweld is verboden, met uit zondering van zelfverdediging en militaire actie door de Veiligheidsraad. De VR moet ingrijpen als de vrede en veiligheid in het geding komt. Dan kan het gaan om:
- Agressie. Bijvoorbeeld gewapende aanvallen en blokkades.
- Intrastatelijke oorlogen
- Grove mensenrechtenschendingen
2) De aanwezigheid van middelen om zaken af te dwingen geeft garanties aan staten. De VN
stelt dan eerst vast dat er sprake is van een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid. Vervolgens onderneemt de VR actie.
3) De VN wisselt veel informatie uit over collectieve veiligheid. De Secretaris-generaal schrijft
bijvoorbeeld rapporten over beleidsplannen, evaluaties en vredesmissies.
Hervorming binnen de Verenigde Naties
Er zijn voor- en tegenstanders van hervormingen binnen de VN. Het doel van eventuele hervormingen is het creëren van een effectievere en meer legitieme organisatie en het voorkomen van institutioneel falen. Hervorming vindt plaats volgens een bepaald proces:
- De Secretaris-generaal en landen laten merken dat zij niet tevreden zijn met de huidige situatie.
- Een commissie doet hier onderzoek naar.
- De Secretaris-generaal zet dat onderzoek om in beleidsadvies.
- De lidstaten raken betrokken. De lidstaten zijn vaak niet enthousiast over hervormingen, omdat zij niet weten wat er voor hen zal veranderen.
- Een bijeenkomst wordt georganiseerd.
- De resultaten worden geëvalueerd en er komt een oproep tot nieuwe initiatieven.
De hervormingen zijn vaak erg beperkt. De status quo domineert namelijk: om stabiliteit te waarborgen zijn sterkte instituties over het algemeen erg moeilijk te veranderen.
Hervorming van de Veiligheidsraad
In 1965 is de Veiligheidsraad hervormd. Het aantal lidstaten werd uitgebreid van 11 tot 15. Vanaf 2005 is het debat over de hervorming van de VR weer aangewakkerd tijdens de viering van 60 jaar VN en naar aanleiding van het rapport van High Level Panel (HLP). Belangrijke kwesties waarover gesproken wordt zijn:
- De omvang van de VR
- De regionale spreiding
- Het lidmaatschap van de permanente vijf
- Het vetomacht van de permanente vijf
Het HLP heeft vier richtlijnen opgesteld voor de hervormingen. Deze zouden uiteindelijk moeten leiden tot:
- Meer betrokkenheid van financierende of troepenleverende landen
- Betere afspiegeling van de VN. Er moeten dus meer ontwikkelingslanden zitting nemen.
- Effectievere VR
- Meer democratische VR. Ook zal de VR meer verantwoording moeten afleggen.
Opvallend was dat het HLP het vetorecht van de permanente vijf liet bestaan. Wel riep het op tot spaarzaam gebruik van dit vetorecht, dit wil zeggen dat het vetorecht alleen gebruikt mag worden in geval van vitale belangen. Het vetorecht mag dus alleen gebruikt worden als dat land zelf direct geraakt zal worden door een activiteit.
De G4 wil permanent lidmaatschap, al dan niet met vetorecht, en uitbreiding van het aantal niet-permanente leden Afrikaanse staten. De G4 bestaat uit Duitsland, Japan, India en Brazilië.
De Afrika groep wil hetzelfde als de G4. De Afrika groep eist echter wel expliciet vetomacht voor de nieuwe permanente leden en het wil meer zetels voor Afrikaanse landen.
Uniting For Consensus voer juist actie tegen de voorstellen van de G4. Deze groep wil geen uitbreiding van het aantal permanente leden.
De S5 is een groep van kleine landen en bestaat uit Costa Rica, Liechtenstein, Joradanië, Zwitserland en Singapore. De S5 vindt dat de werkmethode van de VR transparanter moet worden.
Om een hervorming door te kunnen voeren is een 2/3e meerderheid in de AV nodig. Alle landen van deze meerderheid moeten het amendement van het Handvest geratificeerd hebben. Bij die 2/3e meerderheid moeten ook de permanente vijf zitten.
Uitdagingen voor de VN
- De effectiviteit van het gevoerde beleid
- De verschuivende machtsverhoudingen
- De opkomst van het Gx-systeem
- De toenemende invloed van regionale organisaties
Hoorcollege 4, Dinsdag 11 november 2014
Internationale Non-Gouvernementele Organisaties (INGO’s)
Er zijn verschillende typen NGO’s, bijvoorbeeld de Government Organized NGO (GONGO), Business and Industry NGO (BINGO) en de Religious International NGO (RINGO). De term NGO is vrij recent ontstaan. In het Handvest van de VN in 1945 werd de term voor het eerst gebruikt. Voor die tijd bestonden er wel andere benamingen voor de organisaties. De Volkenbond noemde deze organisaties onder andere international associations, private national and international organizations, private and semi-official international organizations etc. Het Handvest geeft echter geen definitie van de term NGO.
NGO’s kunnen op verschillende manieren gedefinieerd worden. Een algemene definitie luidt dat NGO’s door private partijen of op vrijwillige basis opgericht zijn met een bepaald doel. Zo’n doel kan bijvoorbeeld het bewerkstelligen van een schoner milieu zijn. NGO’s kunnen zowel lokaal, als regionaal als (inter)nationaal georganiseerd zijn. Er wordt nu gefocust op de internationale variant. NGO’s worden al dan niet door overheden gefinancierd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mass membership en closed membership. Mass membership wil zeggen dat iedereen onderdeel van de NGO kan uitmaken. Closed membership wil zeggen dat deelname slechts voor een specifieke doelgroep is.
Een NGO is officieel pas een NGO als het een consultatieve status van de ECOSOC heeft ontvangen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen grassroots NGO’s, nationale NGO’s en INGO’s. Grassroots NGO’s behoren tot het laagste niveau waarin de gemeenschappen nauw met elkaar verbonden zijn. Het lokaal niveau speelt hierin ook een rol. Naar schatting zijn er ongeveer 26.000 NGO’s en 7.500 INGO’s. INGO’s zijn internationaal vanwege het internationale lidmaatschap en vanwege de activiteiten die vaak in verschillende landen worden uitgevoerd.
Civil societies en social movements
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen NGO’s aan de ene kant en de begrippen global civil society en social movements aan de andere kant. Vanaf 2000 werd de term civil society gebruikt binnen de Verenigde Naties. Het begrip verwijst naar brede maatschappelijke participatie in de besluitvorming. Het kan ook wel gedefinieerd worden als het maatschappelijk middelveld en het fungeert als contactpersoon tussen bedrijven en de overheid. Iedereen die een rol inneemt in het publieke debat over mondiale normen en beleidsvorming is onderdeel van de global civil society. Om werkelijk invloed uit te kunnen oefenen heeft deze civil society vaak NGO’s nodig. Dit zijn de vaste structuren waardoor de burgers hun stem kunnen laten horen. Dit gebeurt meestal via social movements / transnational advocacy networks. Social movements zijn over het algemeen breder dan NGO’s, omdat NGO’s vaak meer gespecialiseerd zijn. Een voorbeeld van een social movement is de milieubeweging. De specifieke NGO’s zoals Greanpeace en het WNF maken dan onderdeel uit van deze social movement. Een alternatieve benaming voor social movement is
Transnational Advocacy Network. Hieronder volgt de algemene definitie van een social movement:
‘A social movement consists of a network of NGO employees and activists, who articulate a set of common values and common policies that challenge the dominant social norms and/or official policy in a particular issue-area, plus the members or active supporters of those NGOs, plus members of the general public who to some extent identify with those NGOs and take some form of personal action to generate social change.’ (Willets 2011: 25)
INGO’s en de VN
Artikel 71 van het Handvest van de VN stelt dat de ECOSOC in overleg zou kunnen gaan met NGO’s over zaken die onder de NGO’s bevoegdheid vallen. Er wordt een strikt onderscheid gemaakt tussen participation without vote en consultation in de ECOSOC. Eerstgenoemde heeft betrekking tot staten en gespecialiseerde gouvernementele organisaties die niet lid zijn van de ECOSOC en deze deelname is krachtiger dan consultation. Consultatie heeft twee doelen. Ten eerste moet het expertise opleveren voor de ECOSOC. Ten tweede moeten NGO’s de kans krijgen om hun standpunten, die vaak overeenkomen met de publieke opinie, naar voren te brengen. Er staan op dit moment 3.900 NGO’s geregistreerd. Twee keer per jaar kunnen aanvragen gehonoreerd worden. Er zijn drie categorieën van registraties: general, special en roster. Daarnaast is er nog een extra categorie, namelijk commission on sustainable development. Deze categorieën genieten allemaal van dezelfde rechten.
De eisen voor registratie zijn:
De NGO moet internationaal, (sub)regionaal, of nationaal georganiseerd zijn
De NGO moet minstens 2 jaar bestaan
Er moet een hoofdkwartier zijn
Er mot een democratisch aangenomen oprichtingsakte zijn
Er moet een representatief bestuur met mandaat zijn
Er moet sprake zijn van democratische besluitvorming en accountability
Deze eisen bestaan wel uit rekbare begrippen. Bedrijven kunnen niet geregistreerd worden, belangenbehartigende organisaties van bedrijven wel. Dit worden BONGO’s genoemd. Via de consultatieve status die NGO’s ontvangen van de ECOSOC kunnen deze NGO’s ook meedoen met andere processen van de VN. Deze deelname is dan ook een grote stimulans voor NGO’s voor het ontvangen van de consultatieve status.
Het nut van INGO’s voor IGO’s
INGO’s leveren IGO’s kennis, expertise, legitimiteit en financiële middelen. De resource exchange theory luidt dat IGO’s open staan voor NGO’s op het moment dat hun beleidsdoelen overeenkomen en op het moment dat ze afhankelijk zijn van NGO’s.
Transnational Advocacy Networks
Transnationale netwerken bestaan al sinds de campagne tegen slavernij in de 18e eeuw. Sinds de jaren 90 van de vorige eeuw neemt het aantal snel toe. Het doel van transnationale netwerken is invloed uitoefenen op het gedrag van staten en internationale organisaties. Transnationale netwerken bezetten een eigen ‘politieke ruimte’ die losstaan van staten en internationale organisaties. De netwerken zijn zowel op binnenlands als internationaal niveau actief. Via boomerang effect geven transnationale netwerken actoren meer toegang tot het internatonale systeem. Dit werkt als volgt: Als groepen binnen staat A niet gehoord worden, gaan zij een alternatieve manier zoeken om binnen staat A hun stem te laten horen. Ze proberen dan via een netwerk invloed uit te oefenen op staten B, C, D etc en op IGO’s zodat deze actoren op hun beurt staat A aanspreken. Op deze manier kunnen de groepen toch hun stem laten horen binnen staat A. Transnationale netwerken zijn onder andere actief binnen de mensenrechten, ontwikkeling en het internationaal recht. Voorbeelden van actoren die deel kunnen uitmaken van een netwerk zijn INGO’s, stichtingen, vakbonden en kerken. Netwerken bestaan meestal uit een kern die anderen mobiliseert. Samenwerking met NGO’s is van groot belang. Omdat de netwerken transnationaal zijn is er veel sprake van culturele diversiteit. Hierdoor kan het soms erg moeilijk zijn om het eens te worden over de aard van het probleem en de eventuele oplossing. Echter geldt ook dat veel transnationale netwerken gedomineerd worden door Westerse organisaties. Deze delen veel gemeenschappelijke normen en waarden. Het kan hierdoor dus makkelijk zijn om tot overeenstemming te komen.
Transnationale netwerken handelen volgens vier strategieën: :
Information politics
2) Symbolic politics
3) Leverage politics
4) Accountability politics
Information politics
Overheden hebben geen natuurlijke voorsprong tot netwerken als het gaat om informatie. Netwerken gebruiken de beschikbare informatie als middel om staten en NGO’s mee te overtuigen dat een bepaalde status quo niet meer houdbaar is. Soms is enkel dit tonen van feitelijke informatie voldoende. Dit wordt de mensenrechtenmethode genoemd. Netwerken maken gebruik van framing om mensen te overtuigen en daardoor een kritieke publieke massa achter zich te krijgen.
Symbolic politics
Netwerken zoeken aar symbolen van de problemen die ze willen aanpakken. Dit maakt deel uit van de overtuigingskracht van de netwerken.
Leverage politics
Netwerken beschikken niet over de klassieke machtsbronnen van een staat. Hierdoor zijn zij ‘zwakker’ dan staten. Hierom zijn zij altijd op zoek naar leverage, oftewel mogelijkheden om invloed uit te kunnen oefenen. Dit kan gaan om zowel materiële invloed als immateriële invloed. Leverage gaat ook over het mobiliseren van de achterban om die als drukmiddel te gebruiken.
Accountability politics
Netwerken proberen ervoor te zorgen dat staten en internationale organisaties zich aan eerder gemaakte afspraken en beleidslijnen houden. Netwerken kunnen een staat er bijvoorbeeld constant aan herinneren dat het heeft gezegd een schoon milieu belangrijk te vinden.
Het Oslo-proces
In 2002 kwam er een protocol bij het CCW Verdrag. Het CCW verdrag de afkorting van: Convention on Prohibitions or Restrictions on the Use of Certain Conventional Weapons Which May Be Deemed to Be Excessively Injurious or to Have Indiscriminate Effects. Het protocol ging over het beperken van Explosive Remnants of War (ERW). Het verbood echter geen veroorzakers van ERW, zoals clustermunitie. In 2006 mislukte een poging om binnen de CCW tot zo’n verbod te komen. Deze gebeurtenis en de oorlog in Libanon leidden tot het ontstaan van een initiatief van middelgrote landen en NGO’s om buiten de VN om onderhandelingen over zo’n verbod te starten. De NGO’s verenigden zich in de Cluster Munition Coalition. De achterliggende gedacht hield in dat een compleet verbod alleen bereikbaar zou kunnen zijn als er onderhandeld zou worden met like minded countries. De dwarsliggers zouden binnengehaald worden als het verdrag was gesloten. Op 3 december 2008 werd in Oslo de ‘Convention on Cluster Munitions’ ondertekend. Op 1 augustus 2010 treedde het verdrag in werking. In februari 2011 heeft Nederland het verdrag geratificeerd.
De rol van het transnationaal netwerk
Het transnationale netwerk heeft de kwestie rondom clustermunitie op de agenda gezet en ervoor gezorgd dat het op de agenda bleef. Het netwerk heeft dit bereikt door middel van zowel nationale als internationale lobby. Ook is het netwerk een coalitie aangegaan met middelgrote en kleine landen waaronder onder andere Noorwegen, Canada en Nederland. Door deze coalitie heeft het netwerk traditionele onderhandelingsfora, zoals de ontwapeningsconferentie van de VN, buitenspel gezegd. Tijdens de onderhandelingen had het transnationale netwerk een gezaghebbende informele stem. Met behulp van framing werden staten gedwongen om te bewijzen dat clustermunitie ongevaarlijk is voor burgers. Dit lukte de staten niet. Ten slotte ziet het netwerk toe op de naleving van de verdragen.
Hoorcollege 5, Donderdag 13 november 2014
Economische en financiële organisaties
De Bretton Woods Conferentie
De Bretton Woods Conferentie vond plaats in 1944. 44 landen namen deel. De twee belangrijkste van deze 44 waren de VS en het VK. Het doel van de Conferentie was het oprichten van internationale instituties die een crisis kunnen verzachten en mogelijk zelfs voorkomen. De crisis van de jaren ’30 werd hierbij als voorbeeld genomen. Er werd gesteld dat economische en financiële stabiliteit gebaat is bij een vrije markt. Hierom werd dan ook de nadruk gelegd op het commercieel liberalisme. Als resultaat van de Conferentie werden de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) opgericht. Deze werden de ‘zuster van de VN’ genoemd en werden via de ECOSOC verbonden aan de VN als speciale organisaties. Ook werd er geprobeerd om een Internationale Trade Organization op te richten, maar dit lukte niet.
De Wereldbank
Bij oprichting heette de Wereldbank de International Bank for Reconstruction and Development (IRBD). De Wereldbank heeft 185 lidstaten. Alle leden van de Wereldbank zijn ook leden van het IMF. De organisatie had twee doelen:
Armoedebestrijding
Economische ontwikkeling
De Wereldbank richtte zich voornamelijk op Europa en met name op de Europese wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Later richtte de organisatie zich voornamelijk op de Derde Wereld. Vanaf 2000 richtte het zich ook op het behalen van de VN-millenniumdoelen. Tegenwoordig verstrekt de Wereldbank leningen aan midden inkomenslanden en kredietwaardige lage inkomenslanden. Met behulp van dit geld kunnen economische activiteiten die private banken niet financieren gefinancierd worden. De Wereldbank stelt echter wel voorwaarden voor het verlenen van een lening, zoals bijvoorbeeld een goed bestuur van het land. Daarnaast doet de Wereldbank onderzoek naar ontwikkelingsvraagstukken en geeft het adviezen. Officieel gezien bestaat de Wereldbank uit bijf organisaties en dan wordt het de Wereldbankgroep genoemd. De term ‘Werelbank’ verwijst eigenlijk naar de IBRD. De vijf organisaties van de Wereldbankgroep zijn de International Development Association, International Finance Corporation, Multilateral Investment Guarantee Agency, International Centre for Settlement of Investment Disputes en de Werelbank zelf:
International Development Association
Deze organisatie is opgericht in 1960 en leent geld aan de lage-inkomenslanden tegen gunstigere voorwaarden dan de Wereldbank. De leningen zijn rentevrij en voor langere termijnen. De IDA is afhankelijk van vrijwillige donoren.
International Finance Corporation
Deze organisatie is in 1956 opgericht, als eerste na de oprichting van de IBRD. Het heeft 179 en verstrekt leningen aan bedrijven in ontwikkelingslanden, en dus niet aan de overheden zoals de IDA en IBRD wel doen. Het doel van de leningen is het bevorderen van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden.
Multilateral Investment Guarantee Agency
De organisatie is opgericht in 1988. Het doel is het bevorderen van internationale private investeringen in ontwikkelingslanden. De MIGA biedt verzekeringen tegen politieke risico’s, zoals burgeroorlogen, aan de investeerders.
International Centre for Settlement of Investment Disputes
De organisatie is opgericht in 1966 en bemiddelt in conflicten over investeringen tussen lidstaten en private investeerders.
Organen van de Wereldbank:
Secretariaat
Het Secretariaat bestaat uit 10.000 medewerkers. Dit aantal wordt gedomineerd door rijke landen. Het is gevestigd in Washington en de organisatorische kosten worden gefinancierd uit inkomsten van de rente op de leningen. Het wordt geleid door de president die een zittingstermijn van vijf jaar bezit. Dit termijn kan verlengd worden. Deze directeur is niet slechts de directeur van de IBRD, maar van de hele Wereldgroepbank. De directeur is altijd een Amerikaan.
Raad van Gouverneurs
De Raad van Gouverneurs vormt het hoogste besluitvormingsorgaan van de Wereldbank. De Raad van Gouverneurs komt jaarlijks bijeen. En bestaat uit de 185 vertegenwoordigers van de lidstaten. Er zijn per land twee vertegenwoordigers, namelijk de gouverneur en de plaatsvervangende gouverneur. De voorzitter wordt door de Raad van Gouverneurs zelf gekozen en is een vertegenwoordiger van een van de lidstaten. De bevoegdheden bestaan uit:
1) Toelaten nieuwe leden
2) Bepalen van de hoogte van de kapitaalvoorraden
3) Het royeren van een lidstaat
4) Oplossen van interpretatiegeschillen over de Articles of Agreement binnen de Executive Board
5) Samenwerkingsverbanden opzetten met andere IGO’s
6)Het stopzetten van de activiteiten van de bank
7)Het verdelen van de nettowinsten van de bank
Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur gaat over het dagelijks bestuur van de Wereldbank en komt dan ook twee keer per week bijeen. De Raad van Bestuur wordt voorgezeten door de directeur en voert het beleidsprogramma uit, oftwel het beslist over de leningen. De Raad van Bestuur moet verantwoording afleggen aan de Raad van Gouverneurs en bestaat uit 25 executive directors (bewindvoerders). De vijf landen met het grootste aandeel in de Werelbank mogen een eigen bewindvoerder aanstellen. Dit zijn de VS, Duitsland, Japan, Frankrijk en het VK. Ook China, Rusland en Saoedie-Arabië mogen dit doen. De overage landen zijn verzameld in kiesgroepen waaruit de bewindvoerder wordt gekozen.
Besluitvorming in de Wereldbank
Er bestaat een combinatie van een basisstem en een gewogen stem. De basisstemmen vormen 5,55 procent van het totaal aantal stemmen. Het gewone deel, 94,45 procent, wordt bepaald op basis van de hoeveelheid aandelen dat een lidstaat bezit.
Besluiten kunnen genomen worden op basis van consensus, met een eenvoudige meerderheid of met een supermeerderheid van 85 procent van de stemmen.
Internationaal Monetair Fonds
De doelstellingen van het IMF zijn:
Internationale monetaire samenwerking
Wisselkoersstabiliteit
Het IMF verleent leningen aan landen die met financiële problemen zitten. Ook geeft het technische assistentie. Daarnaast doet het IMF onderzoek en geeft het adviezen.
Organen van het IMF:
Secretariaat:
Het Secretariaat bestaat uit ongeveer 2.500 medewerkers. Dit aantal wordt gedomineerd door rijke landen. Het is gevestigd in Washington en de organisatorische kosten worden gefinancierd uit de binnenkomende rente over de leningen. Het Secretariaat wordt geleid door de managing director die een zittingstermijn van 5 jaar heeft. Dit termijn kan verlengd worden. De directeur is altijd en Europeaan.
Raad van Gouverneurs
De Raad van Gouverneurs vormt het hoogste besluitvormingsorgaan van het IMF. Het komt jaarlijks bijeen en bestaat uit de 188 vertegenwoordigers van de lidstaten. Ieder land heeft twee vertegenwoordigers, namelijk de gouverneur en plaatsvervangende gouverneur. De Raad van Gouverneurs wordt voorgezeten door een door de Raad van Gouverneurs gekozen voorzitters, dit is dus een vertegenwoordiger van een van de lidstaten.
Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur gaat over het dagelijks bestuur van het IMF en komt dan ook twee keer per week bijeen. Het wordt voorgezeten door de managing director en beslist over de leningen. De Raad van Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Gouverneurs en het bestaat uit 24 executive directors (bewindvoerders). De vijf landen met het grootste aandeel in het IMF mogen een eigen bewindvoerder aanstellen. Dit zijn de VS, Duitsland, Japan, Frankrijk en het VK. Ook China, Rusland en Saoedie-Arabië mogen dit.
Een keer per jaar komen de Raad van Gouverneurs van beiden organisaties bijeen. Het doel hiervan is het afstemmen van beleid op politiek strategisch niveau. De stemverhoudingen in de Wereldbank en het IMF worden bepaald door:
1) Omvang economie
2) Omvang handel
3) Omvang reserves
4) Kwetsbaarheid economie
Rijke landen hebben ongeveer 60 procent van de stemmen.
Hervormingen
Volgens sommigen moeten er hervormingen binnen de twee organisaties doorgevoerd worden. Hier worden verschillende redenen voor gegeven, waaronder:
Er is sprake van verschuivende machtsverhoudingen in de wereld
Het aandeel Europa en VS in de wereldeconomie neemt af
Het aandeel Azië neemt toe
Opkomende economieën eisen hun plek op. Dit zie je terug in de nieuwe stemverhoudingen.
In 2010 werd er een deal gesloten met betrekking tot een hervorming binnen het IMF. Dit hield in:
Herziening van quota’s en daarmee weging van de stemmen: 6 procent ging naar opkomende economieën.
Hervorming executive council: 9 van de 24 zetels waren Europees, 2 gingen naar opkomende economieën. Polen en Zwitserland leiden nu samen een kiesgroep, evenals Nederland en België.
De Wereldhandelsorganisatie (WTO)
Deze organisatie begon in 1948, toen de General Agreement on Tarrifs and Trade (GATT) werd begonnen. In 1993 werd dit geïnstitutionaliseerd als de WTO. De doelen zijn:
Het bieden van een forum om vrijhandelsovereenkomsten uit te onderhandelen
Het stellen van regels omtrent de vrije markt
Organisatorische structuur
In tegenstelling tot het IMF en de Wereldbank is de WTO member-driven. Het heeft een klein Secretariaat dat bestaat uit 600 medewerkers en slechts een ondersteunend doel dient. De General Council is het uitvoerend orgaan van de organisatie. Het hoogste besluitvormingsorgaan is de Ministeriële Conferentie.
Stemprocedures
Anders dan bij het IMF en de Wereldbank is er geen sprake van gewogen stem. Ieder land heeft een stem bij de WTO. Er kan besloten worden met een simpele meerderheid. De regel is echter dat besluiten geworden nomen op basis van consensus.
Uitgangspunten en instrumenten
Principle of Non-Discrimination
Most Favored Nation regel. Dit houdt in dat iedere bilaterale concessie voor ieder lidstaat moet gelden.
National Treatment. Als een binnenlandse maatregel genomen wordt voor een bepaald lokaal geproduceerd product, moet die maatregel ook gelden voor geïmporteerde producten.
Principe of Reciprocity. Als een land een verlaging van de tarieven doorvoert, moeten andere landen dat ook dit. Dit ter voorkomen van freeriders gedrag.
Er is echter tijdelijke uitzondering voor ontwikkelingslanden mogelijk.
De Dispute Settlement Understanding van de WTO is een middel om afspraken mee af te dwingen. In geval van een klacht maakt een panel van experts een bindend besluit over de kwestie.
Hoorcollege 6, Donderdag 20 november 2014 (verplaatst i.v.m. ziekte)
Regionale organisaties
De oudste IGO is een regionale IO, namelijk de Central Commission for Navigation on the Rhine. Het idee achter het ontstaan van deze IGO is dat er een organisatie moest komen om de Rijn goed te beheren. Het is een functionele organisatie en erg klein. De IGO heeft slechts vijf lidstaten en een klein secretariaat met 20 medewerkers.
Volgens Karns en Mingst zijn regionale organisaties van belang, omdat zij zich dichterbij de problemen bevinden dan organisaties op het mondiale niveau. Ook delen de lidstaten vaak culturele en sociale achtergronden.
- Amerikaanse regionale organisaties
Regionale organisaties in de Amerika’s richten zich op twee benaderingen:
- Pan-Amerikanisme: regionale samenwerking in Noord- en Zuid-Amerika
- Sub-regionalisme: samenwerking tussen specifieke regio’s in Noord- en Zuid-Amerika
De aanwezigheid van de grootmacht de VS staat centraal.
Organization of American States (OAS)
Deze organisatie werd opgericht in 1948 in Colombia door middel van het Handvest van de OAS. Ook voor de oprichting ontstond er al een samenwerkingsverband. Deze organisatie is gebaseerd op de Pan-Amerikaanse benadering. Het is dan ook de enige organisatie die Noord- en Zuid-Amerika sterk met elkaar verbind. Er zijn 35 staten lid van deze organisatie. De taken zijn:
- Handhaven vrede en veiligheid,
- Bevorderen democratie
- Oplossen politieke, juridische en economische problemen
- Bevorderen samenwerking op deze terreinen
- Bestrijden extreme armoede
Wat bijzonder is aan de organisatie is dat het zich zowel richt op collectieve veiligheid als collectieve verdediging. Er wordt dus gewerkt aan vrede en veiligheid binnen de groep staten, en de groep staten wordt beschermd tegen gevaar van buitenaf.
Er zijn verschillende kritiekpunten:
- Weinig politieke macht
- Ineffectieve besluitvorming. De besluitvorming is gebaseerd op consensus
- Inconsistent in toepassen democratische principes
- Gekenmerkt door ideologische polarisatie
Subregionale Amerikaanse organisaties
Er bestaan twee ‘golven’ waarin organisaties opkwamen. De eerste golf vond plaats in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw en er ontstonden toen slechts zwakke samenwerkingsverbanden. De tweede golf vond plaats in de jaren ’90 van de vorige eeuw en er ontstonden toen versterkte en meer succesvolle samenwerkingsverbanden.
- Aziatische regionale organisaties
Vanwege concurrerende en conflicterende nationale en regionale identiteiten bestaat er geen pan-Aziatische organisatie, zoals de OAS de pan-Amerikaanse organisatie is.
Subregionale Aziatische organisaties
Er bestaan echter wel meerdere succesvolle subregionale organisaties, zoals de ASEAN, ASEAN Regional Forum (ARF) en Shanghai Cooperation Organization (SCO).
Association of South East Asian Nations (ASEAN)
Deze subregionale Aziatische organisatie is opgericht in 1967 door Indonesië, Singapore, Maleisië, Fillipijnen, en Thailand. Later zijn daar nog Brunei (1984), Vietnam (1995), Laos, Myanmar (1997) en Cambodja (1999) aan toegevoegd. De doelen van de organisatie zijn het bereiken en bevorderen van regionale veiligheid en economische ontwikkeling. Er zijn vele verschillen tussen de lidstaten, maar toch is er samenwerking ontstaan. Dit is ontstaan door de dreiging van het communisme, de onzekerheid over de uitkomst van de Vietnamoorlog en de onzekerheid over toekomstige veiligheidsgaranties door de VS. De organisatie baseert zich op het principe van non-interventie. De ASEAN concentreert zich wel op onder andere vreedzame geschillenbeslechting en het zoeken naar oplossingen voor gemeenschappelijke kwesties. De ASEAN handelt volgens de zogenaamde ‘ASEAN’-methode. Dit houdt in dat er informeel overleg plaatsvindt waarin er gezocht wordt naar een consensus en waarin de nadruk ligt op het ‘proces’, en niet op het ‘resultaat’ dat uiteindelijk bereikt wordt. Echter is het wel zo dat, vanwege de culturele, sociale en politieke diversiteit van leden, het bereiken van een consensus moeilijker is geworden. Hierdoor worden er binnen de ASEAN groepen gevormd van landen die het over het algemeen met elkaar eens zijn.
De ASEAN werkt samen met Japan, Zuid-Korea en China op economisch gebied. Deze combinatie wordt de ASEAN plus 3 genoemd. Er zijn ook dialogen met andere landen, namelijk India, Nieuw Zeeland en Australië. Dit wordt dan weer de East Asia Summit genoemd en dit bestaat uit de ASEAN plus 3.
Sinds 2003 wordt er binnen de ASEAN gewerkt aan een ASEAN Economic Community aan de hand van drie pijlers:
- ASEAN Security Community
- ASEAN Economic Community
- ASEAN Socio-Cultural Community
In 2007 werd het ASEAN Handvest opgesteld. Hiermee kreeg de organisatie een internationale juridische status. Ook werd het doel vastgesteld om binnen de lidstaten een gemeenschappelijke markt te vormen. Hiermee kan de ASEAN een groot handelsblok gaan vormen, en zal het dus een rivaal voor de BRIC-landen kunnen worden. Doordat de organisatie uitgaat van non-interventie kunnen lidstaten die mensenrechten schenden vrijuit gaan. De organisatie heeft geschillen met China over maritieme soevereiniteit in de Zuid-Chinese Zee. Deze geschillen hebben voornamelijk betrekking op Vietnam, Brunei, Maleisië en de Filippijnen. De ASEAN geniet van een versterkte relatie met de VS, onder andere veroorzaakt door een jaarlijks onderling topoverleg.
- Afrikaanse regionale organisaties
Er bestaat één pan-Afrikaanse organisatie en er bestaan verschillen subregionale organisaties, zoals the Economic Community of West African States (ECOWAS) en Southern African Development Community (SADC). De oprichting van de pan-Afrikaanse oprichting werd gemotiveerd door de dekolonisatie. In 1964 werd dan ook de Organization of African Unity (OAU) opgericht. Deze organisatie streefde naar soevereine gelijkheid, een principe van non-interventie in interne kwesties en het principe dat territoriale grenzen ‘heilig’ zijn. In 2002 werd de African Union (AU) als opvolger van de OAU opgericht.
African Union (AU)
Ook bij deze organisatie waren soevereine gelijkheid en het behouden van territoriale grenzen belangrijk. Echter was interventie in extreme gevallen wel mogelijk. Er was sprakje van vreedzame geschillenbeslechting. De structuur van deze organisatie lijkt op de structuur van de EU; ook hier is er een jaarlijkse vergadering van staatshoofden, een Uitvoerende Raad, een Parlement, en een Secretariaat geleid door een voorzitter.
- Regionale organisaties in het Midden- Oosten
De belangrijkste organisatie is de Arabische Liga, opgericht in 1945. Deze organisatie is tegen buitenlandse inmenging. Het probeert een Arabische eenheid te stichten. Echter zijn hiervoor de interne verschillen te groot.
Hoorcollege 7, Donderdag 20 november 2014 (samen met hc 6 gegeven i.v.m. ziekte)
De Raad van Europa
In 1948 vond er een Congres plaats in Den Haag. Er waren 700 deelnemers uit zeventien Europese landen aanwezig, die samen de ‘Europese Beweging’ vormden. Zij vertegenwoordigden dan ook de burgers, de civil society, en niet de regeringen. De wenst werd uitgesproken om een Europees Handvest voor de rechten van de mens te stichten. Naar aanleiding van deze Europese Beweging richtten in 1949 tien staten de Raad van Europa (RvE) op. Het belangrijkste doel van deze groepering was het beschermen van de rechten van de mens. Al in 1950 sloot de RvE het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Europese Beweging heeft hiervoor druk op de RvE uitgeoefend. Het beleidsprogramma met betrekking tot de Rechten van de Mens verschilt niet veel met het beleidsprogramma van de VN. Wel is het zo dat de RvE operationeel sterker is. Dit komt doordat er een individueel klachtrecht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bestaat. Ter illustratie: er komen nu ongeveer 50.000 individuele klachten per jaar binnen, terwijl er in totaal slechts 20 statenklachten zijn ingediend. Sinds het ontstaan van het Europees Hof voor de RvdM zijn er 10.000 uitspraken gedaan, die vrijwel allemaal zijn opgevolgd.
De structuur en organen
- Comité van Ministers
- Parlementaire Assemblee
- Secretariaat
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Comité van Ministers
Dit is het hoogste besluitvormend orgaan van de Raad van Europa. Het bestaat uit afgevaardigden van de lidstaten, namelijk de minister van Buitenlandse Zaken of diens plaatsvervanger. Eenmalig kom het in mei over november in Straatsburg op ministersniveau bij elkaar. Op het niveau van de ministeriële plaatsvervanger gebeurt dit wekelijks. Het Comité van Ministers wordt halfjaarlijks voorgezeten door een van de lidstaten. De wisseling is gebaseerd op alfabetische volgorde. Het Comité van Ministers heeft een hele boel taken, waaronder het aannamen van het beleidsplan en het budget en toezicht houden op de naleving door lidstaten van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Er zijn verschillende typen besluitvorming. Welke gebruikt wordt hangt af van het specifieke onderwerk. De typen van besluitvorming zijn:
- Unanimiteit
- Gewone meerderheid
- 2/3e meerderheid
- Combinaties
- Parlementaire Assemblee
Het parlementaire assemblee bestaat uit 642 afgevaardigden van de lidstaten. Dit zijn nationale parlementariërs of vertegenwoordigers aangesteld door nationale parlementen. De grootte van de lidstaat bepaalt het aantal zetels. Het Parlementaire Assemblee doet onderzoek en geeft adviezen. Ook benoemt het, na aanbeveling van het Comité van Ministers, de Secretaris-Generaal en kiest het de rechters van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
- Secretariaat
Dit Secretariaat bestaat uit verschillende delen, zoals:
- Het Secretariaat van de Secretaris-Generaal
- Het Secretariaat van het Comité van Ministers
- Het Secretariaat van de Parlementaire Assemblée
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dit is opgericht in 1959 en het ziet toe op de uitvoering en naleving van het EVRM.
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) / Organization for Security and Cooperation in Europe (OSCE)
Dit is de grootste regionale veiligheidsorganisatie. De OVSE heeft 57 lidstaten uit Europa, Noord-Amerika en Centraal-Azië. In 1954 kwam de USSR met een voorstel voor een 50-jarig verdrag. Een aantal jaar later, in 1969, kwam de USSR met een voorstel voor een Europees veiligheidsconferentie. Van 1972 tot 1975 vonden er onderhandelingen plaats, totdat in 1975 de Helsinki Slotakte werd opgesteld. In 1994 werd uiteindelijk de OVSE opgericht. De Helsinki Slotakte uit 1975 richtte zich op drie benaderingen:
- Politiek-militair.
- Economisch-ecologisch. Oftewel commerciële, wetenschappelijke en industriële samenwerking.
- Humanitair. Oftewel het bevorderen van contacten en het uitbreiden van de toegang tot informatie.
Het nut van de OVSE is te zien op verschillende aspecten:
- De OVSE werkt als een communicatiekanaal tussen het Oosten en het Westen van de wereld. Het bevordert dus de samenwerking.
- Het dient als een bron voor gedragcodes voor interstatelijke en intastatelijke betrekkingen. Het dient dus als decaloog. Een paar voorbeelden van gedragcodes zijn:
-Grenzen zijn onschendbaar
-Respect voor rechten van de mens en zijn fundamentele vrijheden
De structuur en organen
De toppen, summits, van de OVSE komen onregelmatig bijeen. Deelnemers bestaan uit staatshoofden en regeringsleiders.
De Ministeriële Raad komt jaarlijks in december bijeen.
De Permanente Raad komt wekelijks bijeen in Wenen. Dit orgaan gaat dan ook over het dagelijks bestuur en het bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten.
Besluitvorming
De besluitvorming is gebaseerd op consensus door stilteprocedure. Als er geen protest is, is er dus sprake van toestemming. Beslissingen van de OVSE hebben zijn politiek bindend. Er zijn echter uitzonderingen op de consensusregel:
1) Consensus minus one (toegepast op Joegoslavië in 1992)
2) Consensus minus two (nog niet toegepast)
3) Parlementaire Assemblee: besluit bij meerderheid
Kritiekpunten op de OVSE
- De uitbreidingen van de EU en de NAVO verzwakken de politieke rol van de OVSE
- Functionele problemen
- Gebrek aan effectiviteit
- Russisch hinderen
Hoorcollege 8, Dinsdag 25 november 2014
De Europese Unie
Integratietheorieën
- Federalisme
Dit is de oudste theorie van regionale en mondiale integratie. Bijbehorende filosofen zijn Hegel en Rousseau. Deze theorie neemt federale modellen op statelijk niveau als model en is gebaseerd op pooled sovereignty (gedeelde soevereiniteit). Dit houdt in dat bepaalde aspecten van de staatssoevereiniteit worden afgestaan aan centrale besluitvormingsorganen.
- Functionalisme
Deze theorie stelt dat samenwerking op het gebied van bepaalde beleidsterreinen (function) leidt tot de behoefte aan institutionele structuren (form) die meer samenwerking bevorderen. De nadruk ligt op de bereidwilligheid van staten om verantwoordelijkheden en zeggenschap over te hevelen naar internationale instituties en organisaties. Staten gaan echter niet op in een federatie.
- Neo-functionalisme
Haas is een neo-functionalist. Hij benadrukte de invloed die economische (functionele) samenwerking heeft op politieke samenwerking. Dit staat ook wel bekend als spillover. Het neo-functionalisme verklaart het ontstaan van integratie dus door middel van spillover.
- Intergouvernmentalisme
Het intergouvernementalisme is de tegenhanger van het neo-functionalisme. Het is geïnspireerd door het realisme. De bijbehorende filosoof is Hofman. Het intergouvernementalisme legt de nadruk op het belang van politieke overeenkomsten tussen de belangrijke EU-lidstaten. Er is dan ook alleen integratie op die terreinen waar de belangen van staten overeenkomen. Dit gaat om een zero sum game. De soevereiniteit van lidstaten wordt niet aangetast.
- Liberaal intergouvernementalisme
De bedenker van deze theorie is Moravcsik en deze theorie is de moderne variant van het gouvernmentalisme. Het is liberaal, omdat de staat als pluriforme actor gezien wordt. De binnenlandse politiek heeft invloed op de buitenlandse politiek. De theorie is intergouvernementeel, omdat op Europees niveau de staten en hun belangen domineren, en niet de EU-instituties. Deze thoerie past binnen het idee van two level games van Putnam. Staten onderhandelen op twee niveaus, binnenland en buitenland, over het buitenlandbeleid.
Wat is de EU?
Er zijn twee manieren waarop de EU bekeken kan worden:
1)De EU als een vorm van samenwerking tussen staten. De EU als een IGO.
2)De EU is meer dan een IGO en zou bestudeerd moeten worden als een uniek politiek systeem (sui generis).
Het begin van Europese integratie
Na de Tweede Wereldoorlog was het van belang om een nieuwe oorlog te voorkomen en Europa moest heropgebouwd worden. In 1942 en 1943 had Churchill al gepraat over een ‘Verenigde Staten van Europa’. De VS wilden graag dat er meer Europese samenwerking zou ontstaan. In 1948 vond dan ook het Congress of Europe plaats. In 1949 werd de Raad van Europa opgericht.
- Brusselse Verdragsorganisatie (Westerse Unie), 1948
In 1948 sloten de Beneluxlanden, Frankrijk en het VK het Verdrag van Brussel. Dit ging over defensiesamenwerking. De Westerse Unie bleef formeel wel bestaan na de oprichting van de NAVO in 1949. In 1954 werd de Westerse Unie omgezet in de West-Europese Unie (WEU). Ook de BDR en Italië werden hiervan lid. Echter werd de WEU overschaduwd door de NAVO en later ook het EU-veiligheidsbeleid. Vanwege de grotere rol die de EU is gaan spelen met betrekking tot veiligheid is de WEU dan ook opgeheven in 2011.
- De EDG en EPG
In 1952 werd het verdrag van de Europese Defensie Gemeenschap (EDG) opgesteld. Dit hield een plan in voor een Europees leger die onder supranationaal gezag zou komen te staan. De aanleiding van deze oprichting was de Amerikaanse druk om Duitsland weer te laten bewapenen, in verband met de dreiging van de Sovjet Unie. Echter werd dit verdrag in 1954 verworpen door het Franse parlement. In Korea was er op dat moment een wapenstilstand en Stalin was overleden. Hierdoor was er een minder grote druk om een op te richten. Ook was dit Franse parlement tegen het supranationale karakter.
- De EGKS
In 1950 komt de Franse Minister van Buitenlandse Zaken met het plan voor de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS). In 1951 werd met het Verdrag van Parijs de EGKS daadwerkelijk opgericht. De leden waren de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en Italië. De EGKS werd bestuurd door de Hoge Autoriteit en een Raad van Ministers. Ook was er een indirect gekozen parlement van 78 leden en een Gerechtshof. Het verdrag was voor 50 jaar gesloten, dus in 2002 is de EGKS opgeheven. De verdragsbepalingen werden overgeheveld naar de EU.
- De EEG
In 1955 accepteerde de Raad van Ministers van de EGKS een voorstel van de Beneluxlanden voor vorming van de Eeg. In 1957 werden dan ook daadwerkelijk de Verdragen van Rome ondertekend: Europese Economisch Gemeenschap (EEG) en Europese Atoomenergie Gemeenschap (Euratom). Het doel van de EEG was het vormen van een gemeenschappelijke markt. Dit zou moeten gebeuren door door handelsbarrières af te schaffen, gemeenschappelijk buitentarief voor goederen, bevorderen vrij verkeer van goederen, geld, mensen en diensten, en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook de EEG werd bestuurd door een supranationaal orgaan, de Commissie, en een Raad van Ministers. Daarnaast was er een Parlement en een Gerechtshof. De EEG onderging een aantal uitbreidingen. Namelijk die van het VK, Ierland en Denemarken (1973), Griekenland (1981) en Portugal en Spanje (1986).Vanaf 1986 werd de EEG de Europese Gemeenschap (EG), omdat het inmiddels meer terreinen bevatte dan slechts de economie.
- EURATOM
EURATOM werd in 1957 opgericht om kernenergie in Europa te bevorderen. Er werd onderzoek gedaan naar o.a. de ontwikkeling van kernenergie en de kosten hiervan werden verspreid over de deelnemende landen. Deze organisatie bestond uit dezelfde instituties als de EEG: de Commissie, Raad van Ministers, Parlement en Gerechtshof. De EURATOM is buiten de EU gebleven en is dus een aparte juridische entiteit. Wel zijn alle EU-leden automatisch lid van de EURATOM.
Belangrijke stappen in het integratieproces
- 1985: Schengen Akkoord
De Beneluxlanden, Frankrijk en Duitsland sloten dit akkoord, dat alle onderlinge grenscontroles afschafte.
- 1986: Europese Akte
Het doel hiervan was het vlottrekken van de vorming van een gemeenschappelijke markt. Op 31 december 1992 zou dit daadwerkelijk gebeurd moeten zijn. Dit voornemen is deels waargemaakt. De Europese Politieke Samenwerking (EPS) kreeg een juridische basis en de Europese Raad werd officieel erkend als een orgaan.
- 1992: Verdrag van Maastricht
De EU werd daadwerkelijk de EU. De organisatie berust op drie pijlers:
1) Economisch, sociaal en milieubeleid en asiel en migratie
2) Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
3) Politiële en justitiële samenwerking.
Er bestaat een Economische en Monetaire Unie sinds 1999. Er werd bepaald dat er meer beslissingen werden gemaakt op basis van een meerderheid in de Raad van Ministers. Ook werd de Europese Raad geformaliseerd.
- 1997: Verdrag van Amsterdam
De bevoegdheden van het Europees Parlement werden uitgebreid. Ook werd er beslist dat in de Raad van Ministers beslissingen gemaakt worden op basis van een gekwalificeerde meerderheid.
- 2001: Verdrag van Nice
De Commissie werd hervormd en de gekwalificeerde meerderheid in de Raad van Ministers werd uitgebruikt. Ook werd het Europees Handvest van de Grondrechten opgesteld en er werd beslist dat er meer samenwerking moest komen op het gebied van het GBVB.
- 2000-2004: Naar een Europese Grondwet
De weg naar een Europese Grondwet vond plaats door middel van 4 stappen:
- Vanwege de uitbreiding van de EU werd in 2000 de ‘Verklaring betreffende de Toekomst van de Unie’ opgesteld.
- In 2001 kwam de EU met de ‘Verklaring van Laeken’. Dit zou de politieke legitimiteit en efficiëntie van de EU moeten vergroten.
- Van februari 2002 tot 2003 waren er vergaderingen, de Europese Conventie. Degenen die deelnamen waren nationale parlementariërs, ook van kandidaatlidstaten, vertegenwoordigers van de Europese Commissie en waarnemers vanuit diverse EU-instituties.
- Van september 2003 tot oktober 2004 waren er onderhandelingen.
- Treaty Establishing a Constitution for Europe / Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa
Dit werd in 2004 voorgesteld en het was een voorstel voor een Grondwet. Wat dit voorstel inhield:
- Preambule
- Deel I: Het ‘constitutionele’ gedeelte met artikelen over bevoegdheden, instituties, lidmaatschap, doelstellingen en waarden.
- Deel II: Handvest van de Grondrechten
- Deel III: Bestaande verdragen
- Deel IV: Algemene Bepalingen
- Protocollen (36)
- Annexen (2)
- Slotakte
- Verklaringen (50)
Het ratificatieproces van de Grondwet liep niet zoals gepland. In mei 2005 stemden de Fransen in een referendum nee tegen de Grondwet. Vervolgens stemden de Nederlanders in juni van dat jaar ook nee. Als reactie hierop werd de ratificatie stopgezet in het VK, Tsjechië en Polen.
- Het Verdrag van Lissabon
In juni 2007 besloot de Europese Raad om opnieuw onderhandelingen te starten. In december 2007 werd dan ook het ‘Verdrag van Lissabon’ ondertekend. Dit verdrag trad in 2010 in werking. Dit was een wijzigingsverdrag, het bevatte geen grondwet. Het verving dus niet de oude verdragen. Het gingin feite om twee verdragen:
- Verdrag betreffende de werking van de EU. Dit verdrag legde uit wat de bevoegdheden van de EU zijn.
- Verdrag betreffende de EU. Dit verdrag bevat de waarden en doelstellingen van de EU.
Ook werd de pijlerstructuur, zoals die werd vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, afgeschaft. Ook werd er bepaald dat er een vaste voorzitter van de Europese Raad zou zijn, die door de Europese Raad voor 2,5 jaar gekozen zou worden. Ook zou er vanaf 2013 een kleinere Commissie zijn.
EU kreeg als geheel een rechtspersoonlijkheid. Er werd bepaald dat de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken zal gaan voorzitter en de vice-voorzitter van de Europese Commissie zal gaan worden. Ten slotte werden de wetgevende rollen van het Europees Parlement en van de nationale parlementen versterkt.
De belangrijkste EU-instituties
Europese Commissie
Dit is een supranationaal en het uitvoerend orgaan van de EU. De EC doet voorstellen over nieuwe wetgevingen en ziet toe op de uitvoering van het beleid. Het bestaat uit 28 commissarissen, 1 per lidstaat, inclusief voorzitter die gekozen worden voor een termijn van vijf jaar. Commissarissen worden voorgedragen door lidstaten. De voorzitter mag kandidaten weigeren en bepaalt hoe de portefeuilles worden verdeeld. Deze voorzitter wordt gekozen door de lidstaten, maar moet wel worden goedgekeurd door het Europees Parlement.
Europees Parlement
Dit is wederom een supranationaal orgaan. De EP vertegenwoordigd de bevolking van de lidstaten en wordt dan ook rechtstreeks gekozen. De EP voert politieke controle uit op de EC. Het EP beslist samen met de Raad van Ministers over wetten of geeft advies en beslist samen met de Raad over de begroting. Leden nemen plaats in het EP voor een termijn van vijf jaar, net als bij de EC. Meestal worden besluiten genomen op basis van een absolute meerderheden. Dit is op basis van de aanwezige parlementariërs. In het verdrag kan echter wat anders worden bepaald. Het Verdrag van Lissabon heeft het EP meer bevoegdheden gegeven.
Raad van Ministers / Raad van de EU
Deze Raad vertegenwoordigt de 28 lidstaten. Samen met het EP is het het besluitvormende orgaan van de EU. Er is een wisselend halfjaarlijks voorzitterschap. De samenstelling hangt af van het besproken onderwerp. Er bestaan 10 ‘raden’ van de Raad van Ministers:
- Raad Algemene Zaken
- Raad Buitenlandse Zaken
- Raad Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie, Onderzoek en Ruimtevaart)
- Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN)
- Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ)
- Raad Landbouw en Visserij
- Raad Milieu
- Raad Onderwijs, Cultuur en Sport
- Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie
- Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Raadsbesluiten worden voorbereid door vertegenwoordigers van de lidstaten in het Comité des Représentants Permanents (COREPER). Als het COREPER het eens is wordt een agendapunt afgehamerd op de Raadsvergadering. Als het COREPER van mening verschilt, moet er eerst nog in de Raad over worden gediscussieerd. De Raad wordt ondersteunt door het Raadssecretariaat die onder leiding staat van een Secretaris-Generaal.
Er wordt zo veel mogelijk gestreefd naar consensus. De stemverdeling is afhankelijk van het aantal inwoners dat een land heeft. Er zijn verschillende stemprocedures nodig, maar meestal gebeurt dit op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Belangrijke, politiek gevoelige onderwerpen kunnen genomen worden op basis van unanimiteit. Afwezigheid geldt als een stem tegen het voorstel. Onthouding van stemmen geldt niet als een stem tegen. In dat geval kan een voorstel dus worden aangenomen. Ten slotte kan er gestemd worden op basis van een gewone meerderheden. In dit geval is er geen sprake van gewogen stemmen, maar heeft ieder lidstaat één stem.
Er bestaat een noodremprocedure. Dit houdt in dat een lidstaat kan vragen het besluit voor te leggen aan de Europese Raad, als deze staat van mening is dat een besluit een aantasting vormt van een belangrijk aspect van het strafrecht of de sociale zekerheid of het nationaal belang in het
geval van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.
Europese Raad
De totstandkoming van de Europese Raad vond plaats op incidentele topconferenties. Sinds 1974 nam dit orgaan een vastere vorm aan. De ER is een Raad van staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten die regelmatig bijeen komen. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Raad een vast voorzitterschap, die wordt aangesteld voor een termijn van 2,5 jaar. Stemmen gebeurt op basis van consensus, unanimiteit, gekwalificeerde meerderheid of gewone meerderheid. De ER bepaalt de algemene beleidslijn voor de EU. De Commissie maakt vaak wetsvoorstellen naar aanleiding van besluiten van de ER en het is het enige orgaan dat mag besluiten dat EU-verdragen moeten worden gewijzigd.
Europees Hof van Justitie
Dit orgaan bestaat uit 28 rechters die door regeringen benoemd worden voor een termijn van 6 jaar. Het Europees Hof van Justitie moet het Europees recht bewaken.
Europese Rekenkamer
De Europese Rekenkamer bestaat ui 28 leden die door de raad worden benoemd voor een termijn van 6 jaar. Het orgaan controleert de inkomsten en uitgaven van de EU en analyseert dit. Daarna brengt het rapport uit aan het EP en aan de Raad.
Overige organen
- Europese Centrale Bank. Dit orgaan gaat over de handhaving van prijsstabiliteit en koopkracht.
- Economische en Sociaal Comité. Dit is een raadgevend orgaan van economische en sociale sectoren aan de Commissie of de Raad.
- Comité van de Regio’s. Dit is een raadgevend orgaan van vertegenwoordigers van regionale en lokale besturen aan de Commissie of Raad.
- Europese Investeringsbank. Het leent geld uit voor projecten die de doelstellingen van de Europese Unie bevorderen.
- Ombudsman: Dit orgaan behandelt klachten van Europese burgers, bedrijven of instellingen over wanbeheer door de EU.
- Tientallen agentschappen (Bijvoorbeeld Europol)
EU-Begroting
De begroting wordt vastgesteld door de Commissie, Raad van Ministers en het Parlement en is gebaseerd op:
- Contributie van de lidstaten (ongeveer 75 procent)
- Inkomsten uit douanetarieven van import uit en export naar derde landen
- Percentage van nationale BTW-opbrengsten.
Hoorcollege 9, Donderdag 27 november 2014
De Europese Unie op het wereldtoneel
Uitbreiding van de EU
Uitbreiding van de EU wordt gebruikt als een middel om welvaart en stabiliteit te creëren. In 2004 werden de Oostbloklanden, Cyprus en Malta toegevoegd. In 2007 werden Bulgarije en Roemenië toegevoegd en in 2013 Kroatië. Kandidaatlanden voor toetreding van de EU zijn IJsland, Macedonië, Montenegro, Turkije. Mogelijke kandidaatlanden zijn Albanië, Servië, Bosnië-Herzegovina, en Kosovo
Nabuurschapsbeleid
De EU voert een nabuurschapsbeleid uit met landen die geen lid van de EU kunnen of willen worden. Er worden dan handels- en samenwerkingsovereenkomsten gesloten met bijvoorbeeld omringeende landen. Deze landen krijgen voordelen, maar daar zitten wel voorwaarden aan verbonden.
Gemeenschappelijk Buitenlands-en Veiligheidsbeleid (GBVB)
- Waarom een Europees buitenlandbeleid?
- Het ontstaan van het Europees buitenlandbeleid
- De organisatie van het Europees buitenlandbeleid
- Inhoud van het buitenlandbeleid
- Waarom een Europees buitenlandbeleid?
De EU heeft economisch veel invloed, maar heeft weinig politiek gewicht. In politieke zin wordt de EU steeds zwakker door bijvoorbeeld de opkomst van andere landen, zoals de BRIC-landen. Het is urgent voor het succes van de EU om toch sterk te staan. Hierom is een buitenlandbeleid van de EU nodig.
- Het ontstaan van het Europees buitenlandbeleid
In de jaren 70 kwam er steeds meer Europese politieke samenwerking. Met het Verdrag van Maastricht werd het GBVB opgericht. Er werd een Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenland beleid bepaald met het Verdrag van Amsterdam. Met het Verdrag van Nice werd het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) opgericht. Dit is dus een onderdeel van het GBVB. Met het Verdrag van Lissabon werd het GBVB verder versterkt en werd het EVDB officieel omgedoopt tot het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB).
- De organisatie van het Europees buitenlandbeleid
Met het Verdrag van Lissabon werden de relevante spelers vastgesteld:
- Europese Raad
De Europese Raad bepaalt de brede lijnen, oftewel de algemene koers van het gevoerde beleid. Ook komt het bijeen in een crisissituatie.
- Vaste Voorzitter Europese Raad
De Vaste Voorzitter wordt gekozen door de Europese Raad op basis van gekwalificeerde meerderheid. De termijn is 2,5 jaar en kan eenmalig verlengd worden. De Vaste Voorzitter is samen met de Hoge Vertegenwoordiger het gezicht van de EU naar buiten toe.
- Raad Buitenlandse Zaken (Foreign Affairs Council)
Deze Raad bestaat uit Ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie of Ontwikkelingssamenwerking en wordt voorgezeten door Hoge Vertegenwoordiger. De Raad Buitenlandse Zaken vergadert maandelijks. Tenzij er wat anders vermeld staat in het verdrag, worden besluiten genomen op basis van unanimiteit. Besluiten worden genomen op basis van een gekwalificeerde meerderheid wanneer:
1. Een besluit is gebaseerd op een eerder besluit van de Europese Raad.
2. Een besluit is gebaseerd op een voorstel van de Hoge Vertegewoordiger dat gebaseerd is op een besluit van de Europese Raad.
3. Het gaat om de uitvoering van een eerder genomen besluit.
4. Het gaat om de benoeming van een Speciale Vertegenwoordiger.
- Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid
De Hoge Vertegenwoordiger wordt benoemd door de Europese Rad op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Er is instemming van de voorzitter van de Europese Commissie nodig. De HV is de voorzitter en hoofdverantwoordelijke van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken. Samen met deze raad moet de HV toezien op de doeltreffendheid van het GBVB. Ook is de HV een van de vijf vicevoorzitters van de Europese Commissie. Daarnaast is de HV de vertegenwoordiger van de EU in het GBVB.
- Europese diplomatieke dienst (European External Action Service, EEAS)
De EEAS wordt aangestuurd door de Hoge Vertegenwoordiger en het bestaat uit functionarissen vanuit de lidstaten, het secretariaat van de Raad van Ministers en de Europese Commissie.
- Europese Commissie
De Europese Commissie heeft een leidende rol in de handelspolitiek, ontwikkelingssamenwerking, uitbreiden en nabuurschapsbeleid. De HV speelt hierin een coördinerende rol.
- Europees Parlement
Het Europees Parlement wordt geconsulteerd door de HV over het GBVB maar heeft verder weinig bevoegdheden.
- Inhoud van het buitenlandbeleid
- Europese Veiligheidsstrategie
In 2003 is er een overkoepelende strategie vastgelegd met betrekking tot de veiligheid: ‘Een veiliger Europa in een betere wereld’. De grootste dreigingen zijn terrorisme, verspreiding massavernietigingswapens, regionale conflicten, mislukte staten en de georganiseerde misdaad. De nadruk ligt op ‘veiligheid in eigen omgeving’ en goede internationale samenwerking.
- Instrumenten van het buitenlandbeleid
Politieke instrumenten zijn onder andere verklaringen, démarches en politieke dialogen. Economische instrumenten zijn onder andere handelsovereenkomsten, technische assistentie en economische sancties. Militaire instrumenten zijn vredesmissies.
- Common Positions
Deze zijn ontstaan in het Verdrag van Maastricht. Ze worden aangenomen door de Raad van Ministers op basis van unanimiteit. Ze zijn bindend voor alle lidstaten van de EU. Als een lidstaat zich niet aan de common positions houdt is er geen sprake van een sanctie, maar loopt deze staat wel politieke schade op.
- Joint Actions (sinds het Verdrag v. Maastricht)
Ze worden besloten door de Raad van Ministers op basis van unanimiteit. Er kan beslist worden om problemen op te lossen door middel van het uitvoeren van een joint action. Ze zijn bindend voor alle lidstaten van de EU.
- Common Strategies
Ze worden besloten door de Europese Raad, oftewel de regeringsleiders, op basis van een aanbeveling van de Raad van Ministers. Common Strategies worden niet vaak gebruikt. Ze worden uitgevoerd door middel van Common Positions en Joint Actions
- Effective Multilateralism
Het doel is het versterken van internationale organisaties. De EU is namelijk vaak een belangrijke actor in andere organisaties. Het is opgenomen in de veiligheidsstrategie van 2003 als een van de belangrijkste onderdelen.
- Strategic Partnerships
De EU heeft met 10 landen een strategisch partnerschap gesloten, namelijk Brazilië, Canada, China, India, Japan, Mexico, Rusland, Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. De achterliggende gedachte hiervan is dat de EU deze landen nodig heeft om welvaart en veiligheid te creëren (nabuurschapsbeleid).
Tekortkomingen van het Europees buitenlandbeleid
- Het Europese Hof van Justitie is niet bevoegd inzake schendingen van de EU-regels voor buitenlandbeleid door lidstaten. Er kunnen dus geen sancties opgelegd worden.
- Lidstaten kunnen een veto uitspreken over buitenlandpolitieke onderwerpen of het EU-standpunt verzwakken.
- Coördinatie en coherentie blijft een probleem.
Hoorcollege 10, Dinsdag 2 december 2014
De NAVO
De NAVO dient verschillende doelen. Het is een:
- Politiek-militair bondgenootschap voor collectieve zelfverdediging
- Crisismanagement organisatie
- Waardengemeenschap
- Coöperatieve veiligheidsorganisatie
De oprichting
De NAVO werd opgericht omdat er in de wereld behoefte was aan een militair bondgenootschap. Volgens Ismay werd de NAVO opgericht om de Russen buitenspel te zitten, de Amerikanen de invloed te laten hebben en de Duitsers minder machtig te maken.
In 1942 kwam de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken, van Kleffens, met een voorstel om na de Tweede Wereldoorlog een bondgenootschap op te richten. Dit was het eerste serieuze idee over de organisatie. In 1947 sloten Frankrijk en het VK een onderling verdrag, het Verdrag van Duinkerken. Het was een defensief verdrag tegen Duitsland en de Sovjet-Unie. In 1948 werd met het Verdrag van Brussel de Westerse Unie opgericht. In 1949 werd uiteindelijk de NAVO opgericht door de VS, Canada, de Benelux-landen, Frankrijk, het VK, IJsland, Denemarken, Noorwegen, Portugal en
Italië.
Het NAVO-verdrag
· Artikel 1: Vreedzame geschillenbeslechting binnen en buiten de NAVO.
Het verdrag stelde dus dat militair geweld op de laatste plaats kwam. Er zou eerst geprobeerd moeten worden om een kwestie op te lossen door middel van diplomatieke middelen.
· Artikel 2: Het bevorderen van vriendschappelijke betrekkingen, ook op economisch gebied.
Dit gaf een economische dimensie aan het militaire bondgenootschap. De organisatie richt zich op economische samenwerking in relatie tot de internationale veiligheid.
· Artikel 3: Iedere lidstaat heeft een adequate krijgsmacht ter verdediging van het bondgenootschap.
Ieder NAVO-lid is dus verantwoordelijk voor de collectieve defensie. De NAVO heeft geen eigen leger, maar wel enkele gezamenlijke capaciteiten zoals vliegtuigen. Alle lidstaten moeten instemmen voordat deze middelen ingezet mogen worden.
· Artikel 4: Als de territoriale integriteit van een lidstaat in het geding is zal er overleg plaatsvinden.
· Artikel 5: Een aanval op één is een aanval op allen.
Dit principe is slechts één keer gebruikt, namelijk na de aanslagen van 9/11. Dit wordt gezien als de kern van de NAVO. Dit artikel houdt niet in dat bondgenoten militaire hulp moeten bieden. In de praktijk gebeurt dit wel. Dit artikel staat in relatie met artikel 51 van het VN- Handvest: Recht op collectieve zelfverdediging. De VN-Veiligheidsraad dient te worden ingelicht als artikel 5 gebruikt zou kunnen worden. Vervolgens zal de NAVO gehoor geven aan het besluit van de VN-Veiligheidsraad.
· Artikel 6: ‘For the purpose of Article 5, an armed attack on one or more of the Parties is
deemed to include (geacht te bevatten) an armed attack:
1) on the territory of any of the Parties in Europe or North America, on the Algerian Departments of France (..), on the territory of or on the Islands under the jurisdiction of any of the Parties in the North Atlantic area north of the Tropic of Cancer;
2) on the forces, vessels, or aircraft of any of the Parties, when in or over these territories, or any other area in Europe in which occupation forces of any of the Parties were stationed on the date when the Treaty entered into force or the Mediterranean Sea or the North Atlantic area north of the Tropic of Cancer.’
· Artikel 7: ‘This Treaty does not affect, and shall not be interpreted as affecting in any way the
rights and obligations under the Charter of the Parties which are members of the United Nations, or the primary responsibility of the Security Council for the maintenance of international peace and security.’
Dit laat zien dat de VN-Veiligheidsraad de belangrijkste instantie is met betrekking tot vrede en veiligheid.
· Artikel 8: Er mogen geen verdragen worden gesloten die ingaan tegen geest en strekking van
het NAVO-verdrag.
· Artikel 9: Er moet een plenaire Raad worden opgericht. Deze plenaire Raad is uiteindelijk de
Noord-Atlantische Raad geworden.
· Artikel 10: Europese niet-leden mogen worden uitgenodigd om lid te worden.
· Artikel 11: Het verdrag treedt in werking als een meerderheid heeft geratificeerd waaronder
de Benelux-landen, Canada, Frankrijk, het VK en de VS.
· Artikel 12: Het verdrag moet regelmatig tegen het licht van de actuele veiligheidsomgeving
worden gehouden.
· Artikel 13: Na 20 jaar mogen staten hun lidmaatschap opzeggen.
· Artikel 14: De VS is depositaris van het verdrag
De structuur van de NAVO
De NAVO bestaat uit zowel een civiele als een militaire structuur.
De civiele structuur
De civiele structuur bestaat uit het hoofdkwartier, de permanente vertegenwoordigers van de
lidstaten, de internationale staf en diverse civiele agentschappen. De belangrijkste organen zijn:
- De Secretaris-Generaal
De Secretaris-Generaal wordt door de lidstaten benoemd voor een periode van 4 jaar. Deze persoon is de voorzitter van de Noord-Atlantische Raad en enkele andere organen zoals de Nuclear Planning Group. De Secretaris-Generaal mag voorstellen doen. Ook bemiddelt deze persoon bij conflicten tussen NAVO-lidstaten, is het de belangrijkste woordvoerder van de NAVO en is het het hoofd van de internationale staf in Brussel.
- De Noord-Atlantische Raad
Dit is het hoogste besluitvormingsorgaan van de NAVO. De Noord-Atlantische Raad komt dan ook minstens een keer per week bijeen. Deze Raad krijgt steun van commissies die gespecialiseerd zijn in een specifiek thema. Er worden beslissingen gemaakt op basis van consensus, zoals alle beslissingen binnen de NAVO, en alle 28 lidstaten hebben een even zware stem. De Noord-Atlantische Raad beslist over de begroting.
De begroting
De NAVO-missies worden niet betaald met het geld van de begroting, maar deze worden betaald door de deelnemende landen. Er bestaan twee verschillende soorten directe bijdragen van de lidstaten:
- Joint funding
Niet alle landen hoeven hieraan deel te nemen. Het bestaat uit de financiering van door lidstaten opgezette projecten. Dit zijn multilaterale projecten die passen binnen de doelstellingen van de NAVO. De NAVO zorgt voor politiek en financieel toezicht.
- Common funding
Dit is structureel van aard. Het gaat om een relatief klein gedeelte van de defensiebudgetten van de lidstaten. De verdeling vindt plaats via een verdeelsleutel o.a. gebaseerd is op het BNP. Er zijn drie verschillende soorten uitgaven:
1) Civiele uitgaven: Deze uitgaven ondersteunen de civiele organisatie van de NAVO. Het gaat
bijvoorbeeld om uitgaven ten bate van beleidsvorming. Het geld komt van de ministeries van Buitenlandse Zaken van de lidstaten.
2) Militaire uitgaven: Deze uitgaven ondersteunen de militaire structuur. Het geld komt van de
Ministeries van Defensie. Het NATO Security Investment Program ondersteunt grote investeringen die gedaan moeten worden om de militaire structuur draaiende te houden. Het geld komt van de Ministeries van Defensie.
Burdensharing
Burdensharing gaat over de verdeling van de NAVO-kosten tussen de VS en de Europese landen.
De VS betaalt ongeveer 21% van de common funding en ongeveer 75% van de defensie-uitgaven van de NAVO. In 1951 waarschuwde de Amerikaanse president Eisenhower de Europeanen al dat ze meer moesten gaan bijdragen. Deze waarschuwingen werden regelmatig herhaald. Na de Koude Oorlog stond burdensharing wat lager op de agenda. Alle NAVO-landen, dus ook de VS, verlaagden de defensie-uitgaven. Echter maakten de operaties in Bosnië en Kosovo duidelijk dat de NAVO een tekort aan middelen van Europese landen had. Dit werd versterkt toen de VS in 2002 het defensiebudget ging verhogen.
De militaire structuur
- Het Militair Comité
Dit is het hoogste militaire besluitvormingsorgaan van de NAVO en het bestaat uit de hoogste militaire vertegenwoordigers van de nationale krijgsmachten van de lidstaten. Het Militair Comité geeft advies aan de Noord-Atlantische Raad. Het wordt hierin ondersteund door de Militaire Staf. Het Militair Comité komt minstens een keer per week bijeen en drie keer per jaar komt het bijeen op topniveau.
- De Militaire Staf
Dit is het uitvoerend orgaan het Militair Comité. Het maakt beleidsvoorstellen en evaluaties over militaire zaken die als basis dienen voor discussie in het Militair Comité. De Militaire Staf wordt geleid door de directeur-generaal.
- Allied Command Operations (ACO)
Het hoofdkwartier van de ACO is gevestigd in Mons in België. De ACO wordt geleid door de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR). De SACEUR is ook wel het hoofd van het US European Command. Dit wil dus zeggen dat hij double hatted is. Deze ACO doet de operationele planning en ook overlegt het direct met de lidstaten. Het is de hoofdverantwoordelijke voor de militaire operaties en legt verantwoording af aan het Militair Comité.
Het hoofdkwartier in België is SHAPE. Daarnaast heeft de NAVO echter nog drie Joint Forces Commands in Brunssum, Napels en Lissabon. Joint Forces houdt in dat er een samenwerking is tussen de landmacht, luchtmacht en marine. Vanuit de JFC’s worden NAVO-operaties aangestuurd.
- Allied Command Transformation (ACT)
De ACT is gevestigd in Norfolk in de VS en wordt geleid door de Supreme Allied Commander Transformation (SACT). Het is het hoofd van het militaire transformatie proces en het houdt zich bezig met de defensieplanning. De ACT is ook verantwoordelijk voor trainings- en opleidingsprogramma’s van de NAVO. Het heeft direct overleg met de lidstaten en legt verantwoording af aan het Militair Comité.
Het Parlementaire Assemblee
Het Parlementaire Assemblee staat los van de NAVO, maar het zorgt ervoor dat parlementen van de lidstaten betrokken zijn bij de NAVO. Het bestaat dan ook uit vertegenwoordigers uit de nationale
parlementen.
Partnerschap voor de Vrede
Dit is in 1994 opgestart en het bestond uit dialogen met voormalige Oostbloklanden. Nationale afgevaardigden van de partnerlanden zijn ook in Brussel te vinden. Een aantal staten die deelnamen aan het programma zijn inmiddels NAVO-lidstaten.
Uitbreiding van de NAVO
Hieronder volgt een overzicht van de jaartallen wanneer staten zijn toegetreden tot de NAVO:
1952: Griekenland en Turkije
1955: Duitsland
1982: Spanje
1999: Tsjechië, Polen en Hongarije
2004: Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië,Slowakije en Slovenië
2009: Albanië en Kroatië
Relatie NAVO en Rusland
Door de uitbreiding van de NAVO ontstonden er spanningen met Rusland. Er was veel protest vanuit de Russische regering. Echter heeft Rusland vanaf de val van de Berlijnse Muur wel samengewerkt met de NAVO. In 1991 werd Rusland lid van de North Atlantic Cooperation Council. In 1994 deed Rusland mee aan het programma van de Partnerschap voor de Vrede. In mei 2002 werd de NAVO-Rusland Raad opgericht. Het doel hiervan was het verbeteren van de relatie met Rusland. De Raad is een overlegmiddel en het kan besluiten nemen. Op die manier is Rusland een gelijke van de NAVO-lidstaten. Rusland is vertegenwoordigt door een ambassadeur. De samenwerking ligt momenteel stil in verband met de crisis omtrent Oekraïne.
NAVO Strategisch Concept
De NAVO evalueert af en toe zijn veiligheidsdoctrine. In het Strategisch Concept van 1999 lag de nadruk op conflictpreventie en crisismanagement. Sinds dat Concept is de NAVO uitgebreid met de 9 lidstaten, zijn er nieuwe dreigingen ontstaan zoals cyberaanvallen, is er een financiële en economische crisis ontstaan waardoor defensiebudgetten zijn gekrompen en is publieke steun minder vanzelfsprekend geworden.
In 2009 werd er besloten om een nieuwe Strategisch Concept te maken. In augustus werd er Group of Experts gevormd. In mei 2010 werd het eindrapport gepresenteerd. In september 2010 werd de ontwerptekst geschreven door de Secretaris Generaal van de NAVO en in november van dat jaar werd het Strategisch Concept vastgesteld. Belangrijke elementen van dit Concept:
- Er werd gehandeld aan de hand van drie pijlers: collectieve verdediging, crisismanagement
en coöperatieve veiligheid.
- Transformatie, hervormingen en prioritaire capaciteiten stonden centraal.
- Raketverdediging, piraterijbestrijding en drugsbestrijding moesten gerealiseerd worden.
Smart Defence
Het idee hierachter was dat er meer gedaan moest worden met minder middelen. Dit was nodig door de dalende defensiebudgetten van de lidstaten. Er zou meer samenwerking moeten komen tussen de NAVO-krijgsmachten.
Global NATO
De NAVO is:
- Functioneel. De NAVO is actief over de gehele wereld.
- Institutioneel. De uitbreiding is gebeurd met lidstaten van buiten het klassieke NAVO
grondgebied. De NAVO wil zichzelf profileren als een liberaal-democratische
waardegemeenschap. Het idee is dat een Global NATO de wereld veiliger zou maken. Dit idee staat in verband met de Democratische Vrede.
Hoorcollege 11, Donderdag 4 december 2014
Global governance in de 21e eeuw
Realisme en internationale organisaties
De nadruk ligt op continuïteit en multipolariteit. IO’s worden gezien als instrumenten van de grootmachten in de wereld om hun invloeden mee uit te oefenen. Staten zijn dus de belangrijkste actoren. Volgens realisten weerspiegelen O’s de toekomstige machtsverhoudingen.
Liberalisme en internationale organisaties
De nadruk ligt op discontinuïteit en multilateralisme. Liberalisten gaan uit van een global society in plaats van een internationaal systeem. Dit komt doordat de mondialisering doorgaat. De global civil society heeft grote invloed.
Shanghai Cooperation Organization (SCO)
De SCO is een veiligheidsorganisatie die is opgericht in 2001 door de Shanghai 5: China, Rusland, Kirgizië, Tadzjikistan, en Kazachstan. Vanaf 1997 gingen zij samenwerken op het gebied van grensveiligheid. In 2001 sloot Oezbekistan zich hierbij aan.
Een aantal doelen van de SCO zijn: het versterken van de onderlinge banden tussen de lidstaten en het aanmoedigen van effectieve samenwerking op vele sectoren.
De laatste jaren is de SCO geïnstitutionaliseerd. In 2002 is het handvest aangenomen. In 2003 ontwikkelde de organisatie een vlag en embleem en in 2004 is er een secretariaat opgericht. De dreigingen waar de SCO zich op richt zijn: terrorisme, separatisme en extremisme. Deze dreigingen worden ‘de drie kwaden’ genoemd. Ook de NAVO en VS worden als een mogelijke dreiging gezien. Samenwerking tussen de SCO-lidstaten loopt niet altijd even soepel.
World Economic Forum
Het is een internationale institutie die probeert de toestand in de wereld probeert te verbeteren door publiek-private samenwerking. Het komt jaarlijks bijeen in Zwitserland. De institutie probeert nieuwe modellen van samenwerking in de wereld te integreren, waarbij er geen unanimiteit van alle landen nodig is voor besluitvorming. De instituties van de 20e eeuw moeten worden veranderd zodat zij passen in de 21e eeuw.
Het Gx systeem
In 1975 werd de G5 opgericht door Frankrijk, Duitsland, Japan, Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten. Dit gebeurde als reactie op het einde van het Bretton Woods systeem. Italië, Canada en Rusland kwamen erbij, dit werd de G8 genoemd. De G8 zonder Rusland is de G7. In 1999 werd naar aanleiding van de Aziatische crisis de G20 opgericht.
De G20
De G20 werd opgericht doordat de G8 een legitimiteits- en een effectiveitsprobleem had; Brazilië, India en China waren namelijk buitengesloten. Na de Aziatische crisis werd dan ook de G20 opgericht. Dit bestaat uit de de G8 plus Argentinië, Australië, Brazilië, China, India, Indonesië, Mexico, Saudi-Arabië, Zuid Afrika, Zuid Korea, Turkije en de EU. De G20 heeft informele bijeenkomsten met een wisselend voorzitterschap. Tot 2008 kwamen de Ministers van Financiën en directeuren Centrale Banken bijeen. Sinds de financiële crisis komt de G20 ook bijeen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders. De G20 managet de global economy. Er bestaan echter wel problemen ten aanzien van de legitimiteit van de G20:
- Er bestaan geen formele lidmaatschapscriteria.
- De meerderheid van de staten is buitengesloten, terwijl de G20 wel 88% van de wereldeconomie en 66% van de wereldbevolking vertegenwoordigt.
- De G20 kan zich ook met andere thema’s gaan bezighouden, zoals de G8 ook deed.
New Development Bank
Deze bank kan gezien worden als de Wereldbank van de BRIC-landen. Het is opgericht in 2014 tijdens de jaarlijkse BRICS top in Brazilië. De BRIC-landen zijn Brazilië, Rusland, India en China. De BRIC vormen samen 20% van de wereldeconomie en 40% van de wereldbevolking. De bank werd opgericht doordat er ontevredenheid bestond over de hervormingen binnen het IMF en de WB.
Het gemeenschappelijk doel is verdere economische ontwikkeling in de BRIC-landen. Ook lage- en middeninkomenslanden mogen verzoeken voor leningen indienen. De bank heeft een hoofdkwartier die is gevestigd in Shanghai, China. Er is een Indiase president met een termijn van zes jaar. De Board of Governors wordt voorgezeten door Rusland en de Board of Directors wordt voorgezeten door Brazilië.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1311 |
Add new contribution