Collegeaantekeningen deel 2 rechten - bezit

Week 4 WG

Bezitsverschaffing

 

Door een ander bezit te verschaffen, kun je eigendom overdragen. Hiervoor moet je de wil wel over willen dragen. Deze wil wordt getoetst tijdens het sluiten van de overeenkomst of bij de levering. Dit kan maar een keer getoetst worden, omdat anders de overeenkomst niet duidelijk is. Zonder overeenstemmende wil geen overeenkomst. Om te bepalen wanneer er getoetst wordt, zijn er twee civielrechtelijke scholen.

Deze scholen zijn verschillend in het moment van toetsen waarop de titel geldig is en of vernietiging achteraf mogelijk is.

Res mancipi en res nec mancipi

 

Alvorens de verschillende methoden van eigendomsoverdracht en bezitsverschaffing aan bod komen, moet het verschil tussen res mancipi en res nec mancipi uitgelegd worden.

Res mancipi zijn goederen die alleen overgedragen kunnen worden door mancipatio. Hieronder vallen alle goederen die voor de alleroudste Romeinen van belang waren, dus toen Rome nog een kleine stadsstaat was. De res mancipi staan in een limitatieve lijst. Het is grond (alleen grond binnen Italië), erfdienstbaarheden op die grond, slaven en vee.

Res nec mancipi is de restcategorie, waaronder alles valt wat niet valt onder res mancipi. De res mancipi zijn alleen overdraagbaar via traditio.

Abstract of causaal?

 

In het abstracte stelsel wordt er getoetst tijdens de levering. Hierdoor wordt verbintenissenrecht strikt van het goederenrecht gescheiden. In dit stelsel krijgt de levering dus duidelijk het accent. Om te toetsen of de levering op een degelijke manier is geschied, wordt er getoetst op de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder, de levering en de titel ten tijde van de levering. Ben je bedrogen bedreigd of gedwaald, dan kun je niet vernietigen, maar dan kun je je goederen terugvorderen op grond van een onverschuldigde betaling. Revindicatie kan niet in het abstracte stelsel. Een typerend land voor het abstracte stelsel is Duitsland.

In het causale stelsel (het komt van causa, titel, niet van causaal verband) wordt de geldigheid van de titel tijdens het sluiten van de overeenkomst getoetst. De scheiding tussen verbintenissenrecht en goederenrecht is hierdoor niet zo heel strikt. In dit stelsel ligt het accent op de titel. Om te toetsen of de levering op een degelijke manier is geschied, wordt er getoetst op de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder, de levering en de titel ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Ben je bedrogen, bedreigd of gedwaald, dan staat de optie van vernietiging open. Na vernietiging ben je weer eigenaar van je goederen, waardoor ook revindicatie mogelijk is. Een typerend land voor het causale stelsel is Frankrijk.

Ongeacht het stelsel, kan traditio alleen plaats vinden voor goederen die vallen onder de res nec mancipi.

Traditio

 

Traditio vereist levering (1) krachtens geldige titel (2) van een beschikkingsbevoegde vervreemder (3). Dit lijkt dus heel veel op ons huidige burgerlijke recht. Ook bij de Romeinen Werd dit al vereist. Het stelsel is causaal van aard.

Mancipatio

 

Goederen die geen res mancipi zijn, kunnen nooit onder mancipatio vallen. De res mancipi zijn goederen die extra belangrijk geacht worden, dus die vereisen ook extra rituelen, naast beschikkingsbevoegdheid en levering. De rituelen maken de titel geldig.

Het ritueel vereist een Romein die zich tot de lendendoek uitkleedt en op een weegschaal gaat staan. De koper moet dan met een stukje brons op de weegschaal tikken en zeggen dat hij de betreffende res mancipi gekocht heeft voor dit stukje brons (en hetgeen hij allemaal achter de schermen betaalt). Hierbij bevestigt de koper en vijf getuigen knikken. Dan is de koop gesloten.

Omdat dit ritueel met getuigen bevestigt word, kan er niet vernietigd worden. De rituelen hebben immers plaatsgevonden en de getuigen hebben dit bevestigd. Daarom is het stelsel van de mancipatio abstract.

In iure cessio

 

Er is een derde manier van eigendomsoverdracht, namelijk de in iure cessio. Dit is mogelijk voor zowel res mancipi als de res nec mancipi.

Het houdt in dat koper en verkoper naar de praetor gaan en de koper beweert dat het betreffende goed van hem is. De verkoper verweert zich niet, waardoor het woord van de praetor de eigendomsoverdracht bevestigt. Het is dus eigenlijk een schijnproces.

Alleen de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder is vereist. Het machtswoord van de praetor vervangt de geldige titel en de levering.

Omdat dit hulp van de praetor vereist, was de in iure cessio een omslachtig proces wat zelden toegepast werd.

Uitzonderingen

Traditio is causaal en mancipatio is abstract. Toch zijn er twee uitzonderingen op deze regel, waarin een abstracte traditio geformuleerd wordt. Door het bestaan van deze twee uitzonderingen is er alleen nog maar meer verwarring is over wat nu de Romeinse traditie is.

Stipulatio

 

Stipulatio, zoals al eerder vermeld, roept een eenzijdige verbintenis in het leven. Een wederkerige verbintenis via stipulatio geregeld, vereist dus twee stipulaties. De geldigheid van de titel wordt door de uitvoering van de stipulatie bewezen, niet door de totstandkoming daarvan. Binnen de stipulatio is de levering gelijk aan de geldige titel. De geldigheid van de stipulatio heeft in het goederenrecht geen betekenis, waaruit het abstracte karakter blijkt.

Een stipulatie die verkeerd tot stand gekomen is, maar wel correct wordt nagekomen, heeft dus toch een geldige titel. Dit heet een putatieve titel.

Damnatio

 

Een damnatio is erfrecht. In het Romeinse recht volgt een persoon op in algemene titel, maar om een bepaald goed aan een bepaald persoon te geven, is een legaat mogelijk. Dat is opvolging in bijzondere titel en is dus hoger dan de algemene.

Een legaat kan direct naar de legataris of indirect, namelijk via de opvolger in algemene titel. Een direct legaat heet een indicatielegaat. Een indirect legaat gaat via de opvolger in algemene titel naar de legataris. Deze is interessanter, omdat je als erflater hier voorwaarden kan stellen aan de legataris.

Nu pas komt de damnatio aan bod. In principe is een jonger testament hoger in rang dan een ouder testament, net als dat een latere wet voor een eerdere gaat. Maar ook in de damnatio staat de levering gelijk aan de geldige titel.

Voer je dus een testament uit wat overruled wordt door een nieuwer testament, dan creëer je door te leveren een nog nieuwere titel, die niet vernietigd kan worden door de oude. Dat leidt tot een abstract karakter van de damnatio, het indirecte legaat.

 

Causaal of abstract?

Om de vraag te beantwoorden of Nederland nu causaal of abstract is, is het arrest Damhof tegen de Staat der Nederlanden uit 1950.

Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog vaardigde de Nederlandse regering een besluit uit dat handel met de Duitsers verbood, op straffe van de nietigheid. Dat betekent dat de titel niet geldig is.

Damhof, potentieel NSB-er, verkocht meubels aan de Duitsers en wist niet van deze regel. Toen de oorlog afgelopen was en de regering weer terugkwam, wilden ze deze meubels terugvorderen, omdat ze van de vijand waren omdat de koopovereenkomst nietig was.

Damhof verdedigde het abstracte stelsel en de Staat het causale. Mede omdat Damhof een potentieel NSB-er was, wilde de rechterlijke macht hem te pakken nemen door te kiezen voor het causale stelsel en dus de koopovereenkomst nietig te verklaren, waardoor de goederen van de Duitsers waren en door de staat in beslag kon worden genomen.

Fun fact: deze uitspraak is op 5 mei 1950 uitgesproken. Dit was geen toeval.

Week 5 HC

Commerciële rechtspersoonlijkheid

 

Rechtspersoonlijkheid was bij de Romeinen gereserveerd voor publiekrechtelijke rechtspersonen en goden. Privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid kenden de Romeinen niet.

 

Tweddle vs Atkinson

In een verbintenis is de grondslag zit in het offer. In het Romeinse recht kon er niets afgedwongen worden voordat er een offer gebracht is door een der partijen. Dat laatste, een der partijen, duidt erop dat derden niks kunnen afdwingen. Zij zijn geen partij bij de verbintenis. Een verbintenis roept geen ook verplichtingen voor derden in het leven.

Een verbintenis is heeft voor derden geen verplichtingen en geen rechten.

In de Engelse zaak Tweddle vs Atkinson werd dit in Engeland bepaald. Tweddle en Guy hadden overeengekomen om de zoon van Tweddle een schenking te doen, zodat het huwelijk tussen Tweddle en de dochter van Guy voltrokken kan worden.

Vader Guy is overleden en testamentsexecuteur Atkinson weigert de schenking te voldoen. Kan vader Tweddle zich beroepen op wanprestatie? Nee, want vader Tweddle had geen belang bij deze overeenkomst. Nakoming veranderde niks aan zijn rechtstoestand.

Zoon Tweddle was derde bij de overeenkomst en had dus ook geen recht om nakoming te vorderen.

Eigen belang

 

Het eigen belang was dus een criterium die bepaalt of iemand een derde is bij een verbintenis of niet. Dit eigen belang was bij de Romeinen een eigen geldelijk belang.

Vertegenwoordiging

 

Een vertegenwoordiger is een andere kwestie. In het Romeins recht was de vertegenwoordiger altijd gebonden. Je was er, je wilde, dus achteraf kun je niet het tegenovergestelde beweren. Dit staat haakt op het Nederlandse recht, waar de vertegenwoordiger de achterman bindt. De handelende partij is in Romeins recht altijd gebonden.

 

Uitzonderingen

De handelingen treffen altijd de vertegenwoordiger, maar er zijn enkele uitzonderingen waar zowel de vertegenwoordiger als de achterman getroffen worden. Hieronder volgt de limitatieve lijst.

Slaaf en eigenaar zijn beide gebonden voor de handelingen van de slaaf, omdat de slaaf geen rechtspersoonlijkheid bezit.

Huiszoon en huisvader zijn beide gebonden voor het handelen van de huiszoon, omdat in het Romeins recht alleen de huisvader verantwoordelijk is voor het handelen in dat huis. Een handelingsbekwame huiszoon kan dus wel handelen, maar neemt dus ook de huisvader mee.

Een kapitein kan de reder achter hem treffen, omdat een kapitein soms niet de middelen heeft om een gebroken mast te kunnen betalen. Een reder wordt dus ook gebonden, omdat de kapitein in een dergelijke situatie in een beknellende situatie zit met beperkte opties. Om hieraan tegemoet te komen, biedt het Romeinse recht bij uitzondering een aansprakelijkheid voor de reder.

Een later toegevoegde uitzondering is de procurator. Dit is een persoonlijk ambtenaar van de keizer, die de keizer dus kan binden voor hun rechtshandelingen.

Deze uitzonderingen leiden tot hoofdelijkheid. Naast de achterman zijn ook de slaaf, huiszoon, kapitein en procurator zijn ook gebonden.

 

Belang creëren

Het eigen belang is dus het enige criterium. Maar belang kun je creëren door een boete te bedingen. Als in de zaak Tweddle vs Atkinson een boete bedongen is door vader Tweddle, dan zal de navordering wel slagen, want Tweddle heeft belang gecreëerd door een boete te bedingen. De zoon van de familie Tweddle is nog steeds geen partij bij de verbintenis en zijn situatie blijft dus onveranderd.

 

Arbeidsovereenkomst

Een arbeidsovereenkomst was een gewone overeenkomst en had dus geen uitzondering. Je kon net zo goed je arbeid verhuren als een dagloner.

 

Lastgeving

Een lastgeving kende deze uitzondering wel, omdat er altijd binnen lastgeving sprake is van een bijzondere (vriendschappelijke) relatie tussen lastgever en lastnemer. Wel geldt hier, net als in het verbintenissenrecht, dat een partij niets kan vorderen als hij zelf nog geen offer gebracht heeft.

 

Cessie

Cessie kenden de Romeinen niet. Het idee van een vordering verkopen was niet mogelijk. Wel bestonden er trucs om dit te omzeilen. Een lastgeving kan inhouden dat je geld moet innen bij een debiteur van je lastgever. De lastgeving kan vervolgens ook inhouden dat de lastnemer het geld ook mag houden. Dit idee van geldvorderingen in mogen vorderen die eerst aan een ander toebehoren lijkt heel erg op een cessie, maar de verhouding lastgever en lastnemer zit heel anders in elkaar dan die van cedent en cessionaris.

 

Maatschap

Een maatschap is tegenwoordig een manier om privaatrechtelijk verenigd een gemeenschappelijk doel (doorgaans kapitaal verdienen uit handel) nastreven. Maar de Romeinen kenden geen privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid. Een maatschap werd dus bij de Romeinen gezien als een samenwerkingsverband.

Hier zaten wel eisen aan. Een roversmaatschap (een samenwerkingsverband om niet-wettelijke activiteiten te verrichten) of een leeuwenmaatschap (een maatschap waarin niet iedere maat in de winst kan meedelen) waren nietig.

Een ander aspect van een maatschap is het aan tijd gebonden karakter. Een maatschap wordt bij consensus van de maten opgericht en gaat teniet bij tenietgaan als deze consensus ontbreekt. Dit gaat van rechtswege.

Een maat van de maatschap handelt onder eigen verantwoordelijkheid. Een maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en kan dus geen verantwoordelijkheid opvangen. Een inkoop is ook eigendom van deze maat, en wat de maten ermee doen is een interne kwestie binnen de maatschap. De buitenwereld heeft daar niets mee van doen. Ook heeft een maatschap geen derdenwerking, net als een verbintenis.

 

Week 5 WG

Vereisten bij verkrijgende verjaringen

 

Verlopen termijn (tijd)

 

Naar klassiek Romeins recht is deze termijn 1 jaar voor roerende zaken en 2 voor onroerende zaken. Keizer Justitianus heeft deze termijnen aangepast van 3 jaar voor roerende zaken en 10 jaar voor onroerende zaken binnen Italië en 20 jaar voor onroerende zaken daarbuiten.

Bezit

De verjarende bezitter moet altijd in bezit geweest zijn van het goed. Storing hierin stuit de verjaring. Bescherming hiertegen is het bezitsinterdict. Een opvolger onder algemene titel (zoals een erfgenaam) stuit deze titel niet. Een opvolger onder bijzondere titel ook niet, mits de andere voorwaarden slagen.

Overigens mag het bezit ook middellijk zijn via een houder.

Goede trouw

 

Jegens de beschikkingsbevoegdheid van een vervreemder moet je te goeder trouw zijn, wil je verjarend bezit kunnen verkrijgen van deze vervreemder.

De goede trouw wordt getoetst op het moment van bezitsverschaffing. Wordt deze persoon later te kwader trouw, dan doet dat niets aan de geldigheid af.

Geldige titel

 

Verjaringsbezit gaat altijd over op dezelfde titel als de bezitsverschaffing. De enige keer dat niet kan is bij achterlating van een zaak. De geldige titel is dan gefingeerd. Er is dan geen titel aan te wijzen, maar deze wordt wel aanwezig geacht.

Res habius (geschikte zaak)

 

Een zaak moet voor verjaring vatbaar zijn.
Elke zaak is voor verjaring vatbaar, behalve zaken die nooit een eigendom kunnen krijgen, zoals stranden of tempels of gestolen / verduisterd goederen.

Verkrijgen van een dief is dus nooit mogelijk, want deze is nooit te goeder trouw, maar ook omdat een gestolen of verduisterde zaak nooit geschikt is voor de overdracht.

Uitzondering op deze uitzondering is als een de wil ontbrak van stelen. Een erfstuk verkopen wat eigenlijk gehuurd was, levert dus toch een geldige overdracht op. De koper is dus toch bezitter. De verkoper kan vanwege de nemo causamregel nooit bezitter worden.

Als de termijn verstreken is, dan is de verjarende bezitter eigenaar geworden.

Soorten verjaarde bezitsoverdrachten

 

Er zijn verschillende vormen om bezit over te dragen, die bepaalde eisen wel of niet stellen. Hieronder staan ze opgesomd.

Usucadio non a domino

 

Hierbij krijgt de verkrijger van iemand die niet de eigenaar is. Dit is als een houder of een bezitter een goed verkoopt.

Deze overdrachtsvorm vereist alle kenmerken, namelijk de verstrijking van de termijn, het bezit, de geldige titel, de goede trouw en een geschikte zaak. Omdat hier een eigenaar in zijn recht gehinderd wordt, wordt dit aan alle eisen onderworpen. Zonder te voldoen aan alle eisen verkrijgt de verjarend bezitter geen bezit en dus ook geen eigendom nadat de termijn verstreken is.

Usucadio a domino

 

Hierbij verkrijgt de verkrijger wel van een eigenaar, maar voldoe je niet aan de vereisten die bijvoorbeeld mancipatio vereisen.

Omdat hier door beide partijen willens en wetens voorwaarden geschonden worden (want dwalen kan alleen tegen feiten en niet tegen het recht), is goede trouw een onmogelijke eis.

De eisen van verlopen termijn, bezit geldige titel en res habius blijven wel van kracht.

Praetorisch eigendom

 

Omdat een eigendom in de eerder geschetste situatie niet overgedragen is, zijn er enkele middelen om de bezitter te beschermen.

  • Bezitter krijgt actio publiciana

  • Eigenaar krijgt exceptio iusti dominii

  • Bezitter krijgt exceptio rei venitae et traditae

  • Eigenaar krijgt revindicatie

  • Bezitter krijgt replicatio venditae et traditae (praetorisch eigendom)

Hierdoor is de bezitter in positie sterker dan de eigenaar. Praetorisch eigendom wordt doorgegeven tegelijkertijd met de levering.

Praescriptio Longissimi Temporis

 

Hierbij worden alleen goede trouw en bezit vereist, en een gewijzigde termijn van 30 jaar. Dit rechtsmiddel corrigeert als recht en feit heel lang uit elkaar lopen, zodat niet alle eisen vereist zijn. Een gestolen zaak kan niet worden overgedragen, want de vervreemder is, zelfs als deze aan alle feiten voldoet, niet te goeder trouw.

Het moderne recht, 3:105 BW

 

In het moderne recht, geen tentamenstof, wordt ook de goede trouw niet vereist, waardoor een dief na verlopen van de termijn, waarin deze al deze tijd bezitter is geweest, eigenaar worden.

Alle verjaringssoorten in tabel

 





Varianten

 

Vereisten

Usuado non a domino

Usuado a domino

Praescriptio longissimi temporis

3:105 BW (huidig recht)

Tijd

Ja

Ja

Ja

Ja

Bezit

Ja

Ja

Ja

Ja

Titel

Ja

Ja

Nee

Nee

Goede trouw

Ja

Nee

Ja

Nee

Res habius

Ja

Ja

Nee

Nee

 

Week 6 HC

Verbintenissen uit quasicontract en quasidelict

Verrijkingsrecht

 

Dit was de tussencategorie was Justitianus. Justitianus deelde verbintenisgronden in in verbintenis uit contract en uit delict. Het verrijkingsrecht was een quasicontract binnen het ius civile.

Zaakwaarneming

 

Zaakwaarneming is lastneming zonder dat de last gegeven wordt. In het moderne recht wordt dit genoemd als willens en wetens inlaten met andermans belangen. In het Romeins recht was dit net zo.

In Rome ontstond dan ook het probleem van de barmhartige Samaritaan: mag de zaakwaarnemer geld vorderen? In Nederland wel, in Engeland niet. In Rome is dit ook niet mogelijk. Er kan natuurlijk wel bekrachtigd worden, maar er is geen wettelijke grond voor betaling van de kosten die de zaakwaarnemer maakt.

Standaardregel in het Romeinse recht: voor een ander iets betalen is niet als zaakwaarneming aan te merken.

Terugvordering

 

Terugvordering of condictio is een algemene actie om een ongegronde vermogensverschuiving terug te draaien. Deze worden beoordeeld naar streng recht.

 

Onverschuldigde betaling

 

Een onverschuldigde betaling is een betaling die gedaan is omdat de schuldenaar dacht een schuld af te lossen, maar die in werkelijkheid helemaal niet had. Romeins recht vereist naast deze eisen uit het moderne recht ook dwaling. De terugvordering op grond van onverschuldigde betaling is subsidiair aan revindicatie. Je moet dus eerst revindicatie proberen, dan daarna terugvordering op grond van onverschuldigde betaling.

Gebrek uit wederprestatie

 

Hierbij gaan twee partijen een wederkerige verbintenis aan met een geldige titel, maar na het sluiten van de overeenkomst en voor de nakoming daarvan, wil de wederpartij het goed niet meer hebben. De titel blijft nog steeds geldig, maar de terugvordering uit wederprestatie is het rechtsmiddel om de overeenkomst af te breken.

Voorbeeld hiervan is de zaak Cantiere San Rocco v Clyde Shipbuilding Company. In deze zaak bestelde het Habsburgse Rijk scheepsmotoren bij Clyde Shipbuilding Company. Toen gebeurde de Eerste Wereldoorlog en het Habsburgse Rijk was Oostenrijk geworden, een kleine bergstaat zonder kustlijn. De scheepsmotoren waren waardeloos geworden voor Oostenrijk en via dit rechtsmiddel (want deze zaak is in Schotland bepleit, waar nog veel Romeins recht gebruikt wordt) is de overeenkomst doorbroken.

Weggevallen oorzaak

 

Een weggevallen oorzaak is als de oorzaak voor een overeenkomst op een later moment, dus na de nakoming wegvalt. Een eigenaar van een toga brengt deze weg om te laten wassen, waar deze gestolen wordt. De wasserij stelt de eigenaar schadeloos, maar later revindiceert de eigenaar zijn toga bij de dief. In dit voorbeeld is de oorzaak van de schadeloosstelling weggevallen en dus kan de wasserij zijn schadeloosstelling, die nog steeds onder geldige titel geschied is, toch terugvorderen van de eigenaar van de toga.

Onzedelijke oorzaak

 

Hierbij staat in de overeenkomst iets wat de partijen toch al moeten doen, of wordt overeengekomen om iets niet te doen wat toch al verboden was. Een ontvoerder die losgeld vraagt, mag dit niet doen. Hij moet de ontvoerde per direct vrijlaten. De losgeldbetaler die betaalt de ontvoerder voor iets wat deze toch al moest doen, dus de oorzaak van deze overeenkomst is onzedelijk. Via dit rechtsmiddel kan dus ook het losgeld teruggevorderd worden. Dit kan alleen bij de onzedelijkheid van de ontvangende partij een grond zijn van terugvordering. De leverende partij kan zich niet op zijn eigen onzedelijkheid beroepen.

Nemo turpidudinemregel: zijn twee partijen onzedelijk, dan staat de ontvangende partij sterker in zijn rechten dan zijn wederpartij.

Delictrecht

 

Zoals verrijkingsrecht een quasicontract is in het ius civile, was delictrecht een quasidelict. Dit lijkt het meest op de onrechtmatige daad, waar ook de Romeinen een gesloten stelsel voor kenden. Romeins delictsrecht was meer gericht op vergelding, terwijl in het huidige rechtsstelsel de onrechtmatige daad meer als een vergoeding geldt.

Diefstal

 

Diefstal valt onder strafrecht, maar ook onder civiel recht. In het strafrecht wordt de verdachte bestraft voor zijn daden en in het civiele recht wordt er in de vorm van een boete aan de bestolene verrekend. Er zit ook een vergeldingselement in, want de waarde van het goed moet verdubbeld of verviervoudigd teruggegeven worden. In dit vak wordt alleen op het civiele recht ingegaan.

De actie is dus toch poenaal, waardoor er een privaat strafrecht ontstaat. Omdat het onwenselijk gevonden werd dat vanwege het vertoonde gedrag rechtsgevolgen berekend konden worden, werd er geen vaste boete opgelegd.

Daarom is in de VS aan McDonalds ooit opgelegd dat zij anderhalf miljoen schade moesten betalen, omdat de vrouw die zich aan de koffie verbrand had, kon aantonen dat deze op bijzonder hoge temperaturen geschonken werd, omdat het filiaal dan meer naar koffie rook, wat leidde tot hogere verkoopcijfers, zelfs nadat de schadeclaims van mensen die zich verbrand hadden afgetrokken waren. Omdat dit ook rechtsgevolgen berekenen was, werd de boete hoger vastgesteld dan door McDonalds UK geanticipeerd had.

Vanwege het poenale karakter wordt de boete gecumuleerd over meerdere plegers. Als tien man inbreekt om een vaas te stelen en een tiende van het bedrag moet vergoeden, is de boete niet erg hoog. Dan wordt de waarde van de vaas als boete voor elk van de tien inbrekers vastgesteld en had de bestolene dus winst.

Lex aquilia

 

Uitzondering op het zuiver poenale karakter is de lex aquilia, de zaaksbeschadiging. Deze kon alleen de eigenaar instellen, bestond uit de vereisten onrechtmatigheid, schuld en causaal verband, net als 6:162 BW (onrechtmatige daad).

Aansprakelijkheid voor slaven en dieren

 

Een slaaf, of dier kon ook schade veroorzaken. Omdat deze geen rechtspersoonlijkheid kenden, was de eigenaar verantwoordelijk. In het huidige recht is dat de bezitter van dat dier, niet de eigenaar. De Romeinen kenden hetzelfde onderscheid tussen eigenaar en bezitter als wij, maar zij hielden toch de eigenaar aansprakelijk.

Schade moet ontstaan zijn door de aard van het dier of de slaaf, niet door aansturen. Als het toch aangestuurd is, dan treedt de lex aquilia in werking.

Noxale actie

 

Een noxale actie is om in plaats van de schade te vergoeden, de slaaf of het dier af te staan aan de gelaedeerde, zodat deze zelf wraak kon nemen. Het is een actie die de eigenaar kan ondernemen om onder de betaling uit te komen. Een noxale actie is door niemand afdwingbaar.

 

Week 6 WG

Missio in bona en zekerheidsrechten

Afbetaling van schulden

 

In elk rechtssysteem moet een schuld afbetaald worden. Als dat niet meer mogelijk is, dan zijn er verschillende vergaande rechtsmiddelen. Voorbeelden zijn het faillissement in het moderne recht en de missio in bona in het Romeinse recht. Daarin is een ontwikkeling te vinden in de omgang daarmee.

Oud en nieuwer Romeins recht

 

In oud Romeins recht bestond er geen verschil tussen het vermogen van de persoon en de persoon zelf. In het nieuwere Romeinse recht bestond dit verschil wel. Dit had gevolgen bij de tenuitvoerlegging van het meest verregaande recht van de crediteur, namelijk de missio in bona.

Executie naar oud Romeins recht

 

In dit rechtssysteem werd de Romein letterlijk persoonlijk gebruikt om de schuld te voldoen. Aan de andere kant van de Tiber mocht de crediteur de debiteur als slaaf verkopen, de crediteur mocht aan gijzelneming doen, of de persoon mocht bij pluraliteit van schuldenaren vermoord en in stukken gehakt worden zodat iedereen een stukje van de schuldenaar had, als zijn vermogen onvoldoende bleek te zijn. Executie van de vordering betekende dus soms ook executie van de Romein.

Executie naar nieuwer Romeins recht

 

Op het onbekende tijdstip dat beslist werd dat er gemaakt werd een onderscheid bestond tussen het vermogen en de persoon in de lex poetelia. Hierin wordt geboden wie het hoogste percentage van de schuld wil voldoen op een veiling. Degene die de schuld wil voldoen is de bonorum emptor van alle goederen.

Overschot ging terug naar de schuldenaar en tekort was werkte als volgt: de schuldeiser mag nu niet meer zelf kiezen welke schulden hij voldoet, dus er treedt een stormloop op van crediteuren: concursus creditorum. Hierin valt het wordt concurrent. De vorderingen waren allemaal concurrent en omdat alle crediteuren hetzelfde wilden en de debiteur zijn keuzevrijheid kwijt was, waren ze allemaal concurrent van elkaar.

Toch waren er enkele voorrangen. Dit waren de curator, daarna de fiscus, vervolgens de anderen met privileges. Dit waren werknemers, pensioengenieters, doodgravers enzovoorts.

Zekerheidsrecht

 

De bank kreeg geen privilege, maar deze wilde dit wel, aangezien zij hun brood verdienden met geldleningen. Daarom vereisten zij zekerheidsrechten. De zekerheidsrechten werden zakelijk en persoonlijk, waarin de zakelijke rechten de zaken volgen en dus sterker zijn dan persoonlijke rechten, die derden nooit kunnen raken.

Zekerheidsrechten zijn accessoire rechten, dus ze zijn gekoppeld aan de overeenkomst tot bijvoorbeeld geldlening. Als de gekoppelde overeenkomst tenietgaat, dan gaat dit accessoire recht daarmee van rechtswege teniet.

Zakelijk zekerheidsrecht

 

Er zijn er twee, namelijk pand en hypotheek. Vereisten zijn beschikkingsbevoegdheid en bij pandrecht bezitsoverdracht (stil pandrecht kenden de Romeinen niet). Voor hypotheekrecht volstaat slechts de overeenkomst. Bezitsoverdracht kon ook constitutum possessorium, namelijk dat de bezitter houder wordt. Eigenaardig is dat de houder ook eigenaar is.

Kenmerkend van pand en hypotheek is dat de wanbetaler alleen executie op het overeengekomen goed mogelijk is. Bij de Romeinen kon overeengekomen worden dat het hele bezit in pand of in hypotheek gegeven worden, maar in het moderne recht is dat niet meer mogelijk.

Tenuitvoerlegging

 

Deze alinea is van toepassing op zowel pand als hypotheek.

De pandgever mag het in pand gegeven goed zichzelf niet toe-eigenen, maar parate executie mag wel. Dat betekent dat hij het goed op een veiling moet verkopen. Dit mag hij doen zonder toestemming van de eigenaar als bezitter middels pandrecht en dat is dus een uitzondering op de nemo plusregel. Wil de pandgever toch toe-eigenen, dan moet hij met zijn eigen vermogen meebieden op het goed dat hij zelf verkoopt.

Een overschot moet van de pandhouder naar de pandgever, want het was zijn eigendom. Daarmee is de schuld afbetaald.

Een tekort is pech voor de pandhouder, want hij mag de ring maar een keer verkopen. Voor de restschuld heeft de pandhouder een ongeseculariseerde vordering. Dit is een lening tussen dezelfde partijen, maar dan zonder het pandrecht. Dit is een persoonlijke vordering.

Pand en hypotheek zijn ondeelbare vorderingen.

Pand en hypotheek kunnen wel oneindig vaak op hetzelfde goed gevestigd worden. De oplossing voor dit probleem is dat de oudere vordering voorgaat op de nieuwere.

Zuivering

 

Hier komt zuivering aan de orde.

Executeert de crediteur met de oudste vordering, dan kan deze de actio Serviana instellen en dus zijn geld uit de goederen halen. De overige pand- of hypotheekrechten die op dit goed rusten zijn na de verkoop van de goederen gezuiverd. De crediteuren met nieuwere vorderingen kunnen dus geen actio Serviana meer instellen en blijven achter met een ongeseculariseerde vordering op de debiteur.

Executeert de crediteur die niet de oudste vordering heeft, dan mag gaat het recht op de actio Serviana van de eerste crediteur niet. Omdat pand en hypotheek zakelijke rechten zijn, mag de eerste crediteur ook tegen de nieuwe eigenaar procederen en aan iedereen aan wie deze het goed verkoopt.

Actio Serviana

 

De actio Serviana is het rechtsmiddel waarmee de pand- of hypotheekhouder mag executeren. Met dit rechtsmiddel kun je de executie uitvoerbaar maken.

Persoonlijk zekerheidsrecht

 

Het enige persoonlijke zekerheidsrecht wat tot de tentamenstof behoort naast de ongeseculariseerde vordering (waar een zakelijk zekerheidsrecht aan voorafgaat), is de borg. Borg is als er een derde partij bij de geldlening betrokken wordt. Nadeel is dat deze persoon ook failliet kan raken. Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk en de partij die borg heeft gestaan voor de geld lenende partij volgt de crediteur in al zijn rechten op met zijn regresrecht.

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
739
Search a summary, study help or student organization