Rechtseconomie - UL - B2 - Hoorcollegeaantekeningen 2019/2020
- 1481 reads
1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken, het gaat vooral over enkele klassieke principes van de rechtseconomie. Wel wordt aangegeven dat een rechtseconomische analyse ook op hedendaagse, alledaagse gevallen toegepast kan worden, bijvoorbeeld in het al dan niet handhaven van 'verboden fietsen te stallen'-borden.
4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Voor het tentamen is een juiste toepassing van de dikgedrukte begrippen belangrijk. Het is belanrijk te onthouden dat de economische analyse van het recht ervan uitgaat dat individuen nutsmaximaliserend handelen. Het uitgangspunt is dus dat individuen vooraf nadenken over de gevolgen van hun mogelijke keuzes, en vervolgens een afgewogen beslissing nemen.
5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
Zie bovenstaande.
Rechtseconomie wordt ook wel de economische analyse van het recht genoemd, omdat er inzichten uit de economie gebruikt worden om het recht en de (maatschappelijke) gevolgen ervan te analyseren. Een voorbeeld van zo'n inzicht is het idee dat individuen nutsmaximaliserend gedrag vertonen. Dit betekent dat ze, wanneer ze kunnen kiezen uit verschillende opties, altijd de optie zullen kiezen die voor hen het meeste 'nut' oplevert. Recht beïnvloedt het gedrag van mensen. Rechtsregels hebben echter niet altijd de beoogde gedragseffecten. Daarnaast is handhaving van het recht niet vanzelfsprekend. Daarom staan deze twee vragen centraal in de rechtseconomie:
1. Wat is de invloed van het recht op gedrag?
2. Wat is de invloed van het recht op de maatschappelijke welvaart (Het opgetelde nut van individuen in een maatschappij)?
Het perspectief van waaruit de rechtseconomie werkt, is allereerst dat van de kritische academicus. Het recht wordt niet beschouwd als een gegeven, maar het wordt kritisch bekeken. Daarnaast is er het perspectief van de wetgevingsjurist of beleidsadviseur. Het doel van wetgeving is immers om het gedrag van mensen te sturen, en zo maatschappelijke vraagstukken op te lossen.
Wat is nu de verhouding tussen recht en economie? Economen kijken doorgaans vanuit een ex ante-perspectief naar vraagstukken. Dit betekent dat ze vooraf de gedragseffecten van regels voorspellen en bestuderen. Verder zijn economen gericht op efficiëntie. Ze vragen zich af hoe efficiënt de gedragseffecten van regels zijn en willen een efficiënte oplossing van problemen.
Juristen kijken juist vanuit een ex post-perspectief. Ze kijken naar verschillende casus die ontstaan na invoering van een rechtsregel. Wat is de oplossing voor vraagstukken die ontstaan na invoering van een rechtsregel? Verder zijn juristen gericht op rechtvaardigheid. Ze vragen zich af of rechtsregels ook rechtvaardig zijn, en willen een rechtvaardige oplossing van problemen. Efficiëntie is dan niet van belang.
Indifferentiecurves zijn een weergave van de verschillende goederenpaketten waartegenover een persoon indifferent (onverschillig) is. Het zijn dus goederenpaketten die hem eenzelfde nutsniveau opleveren. In een zgn. Edgeworthbox zijn de indifferentiecurves van twee personen aangegeven. Het 'oog' wat tussen de verschillende curves ontstaat, is het 'oog van Pareto'. Volgens het Pareto-criterium is een verandering efficiënt als die ervoor zorgt dat er minstens één persoon op vooruit gaat, en niemand er op achteruit gaat. Een Pareto-optimum ontstaat wanneer er geen Pareto-verbetering meer mogelijk is. In zo'n situatie leidt elke verandering ertoe dat er minstens één iemand op achteruit gaat. Op die punten in de Edgeworthbox waar de indifferentiecurves elkaar raken, is er sprake van een Pareto-optimum. De contractcurve is de verzameling van de Pareto-optima in een Edgeworthbox. (Dit wordt schematisch uitgelegd in de paragrafen 2.2.1 t/m 2.3 van het boek).
Daarnaast is er ook nog het Hicks-Kaldorcriterium. Volgens dit criterium is een verandering efficiënt wanneer de winst van de 'winnaars' groter is dan het verlies van de 'verliezers'. Er bestaat dan immers de mogelijkheid dat de winnaars de verliezers voor hun verlies compenseren. Het is niet relevant of deze compensatie ook daadwerkelijk plaatsvindt. Dit principe wordt vaak toegepast in maatschappelijke kosten-batenanalyses.
Bij een markt met volledige mededinging zijn er veel vragers en veel aanbieders van een homogeen product (een product waarbij de verkoper niet uitmaakt, het is bij alle aanbieders hetzelfde).
Van alle verschillende kostenbegrippen, zijn de marginale kosten (MK) het belangrijkst. De MK zijn de extra kosten bij de productie van één extra eenheid van het product. Aan de hand van de MK-curve kan de aanbodcurve van een individuele aanbieder afgeleid worden. De marginale opbrengst (MO) is de extra opbrengst van een extra geproduceerde eenheid. Toepassing van deze beide begrippen leidt tot de conclusie dat bij een individuele aanbieder die naar winst streeft, het aanbod zal liggen op het punt MO=MK. Zolang de MK namelijk lager zijn dan de MO, is het rendabel om nog meer producten aan te bieden. Wanneer de MK echter hoger worden dan de MO is het niet meer rendabel, en zal het aanbod dalen. (Dit wordt schematisch uitgelegd in paragraaf 2.6.3 van het boek).
De marktaanbodcurve wordt vervolgens afgeleid uit de aanbodcurve van de individuele aanbieders. In een markt met volledige mededinging is dit mogelijk. Uiteindelijk ontstaat een marktevenwicht tussen vraag en aanbod. Wanneer er op een markt met een kortetermijnevenwicht winst gemaakt wordt, leidt dit tot een toetreding van aanbieders. De marktaanbodcurve verschuift dan dus naar rechts, omdat het aanbod groter wordt. De evenwichtsprijs gaat daardoor dalen. Uiteindelijk leidt dit op de lange termijn tot een winst van 0 voor de aanbieders. Op dat punt is het voor potentiële nieuwe aanbieders namelijk niet meer interessant om nog toe te treden tot de markt. Zolang er een winst van meer dan 0 gemaakt wordt, is toetreding nog wel interessant.
De welvaart van consumenten wordt bepaald door het verschil tussen de waarde die zij aan een product toekennen en de daadwerkelijke prijs die zij ervoor moeten betalen (het consumentensurplus). Voor producenten wordt de welvaart (producentensurplus) bepaald door het verschil tussen de productiekosten en de prijs die zij voor het product ontvangen. Het geheel van het producenten- en consumentensurplus is de maatschappelijke welvaart.
Stof: Recht en Efficiëntie, hoofdstuk 1 + 2 t/m § 2.6
In dit vak staan twee vragen centraal:
1. Welke invloed heeft het recht op het gedrag?
2. Welke invloed heeft het recht op de maatschappelijke welvaart?
In de economische analyse van het recht wordt gekeken naar ex ante vs ex post, en efficiëntie zal tegenover rechtvaardigheid worden gezet.
Een voorbeeld: “De Hoge Raad aanvaardt proportionele aansprakelijkheid bij een onzeker causaal verband”. (Nefalit/Keramus arrest).
(zie bijlage figuur 1)
Er kunnen verschillende oorzaken van dit concrete geval zijn, waarbij te denken valt aan genetische aanleg, eigen handelen (roken), of het nalaten van Nefalit. De HR stelde hier vast dat de kosten in rekening worden gebracht naar rato van de bijdrage aan sterftekans; Karamus 45% en Nefalit 55%.
Proportionele aansprakelijkheid
De rechter zegt tegen de gedaagde: ik heb twee berichten, een goed en een slecht bericht.
Het slechte bericht luidt dat u wordt veroordeeld tot vergoeding van schade die met aanzienlijke waarschijnlijkheid, namelijk 45%, niet door u is veroorzaakt.
Het goede bericht is een aanzienlijke korting. U betaalt namelijk slechts 55%.
We bekijken de casus in het alles-of-niets geval. Dit werkt hier niet optimaal, omdat de partijen niet gedwongen worden om adequaat rekening te houden met de eigen bijdrage aan de verwachte schade, waardoor de een te veel en de ander te weinig zorg betracht.
Samenvattend kunnen we stellen dat de economie over gedrag gaat: welke invloed heeft het recht op het doen en laten van burgers? Economie beoordeelt tevens de effecten in termen van maatschappelijke welvaart.
Wat is efficiëntie?
Pareto-criterium
Hicks-Kaldor-criterium
Hoe werken markten?
gedrag van vragers en aanbieders
marktevenwicht op de korte en de lange termijn
efficiëntie van het marktevenwicht, in beginsel
(zie bijlage figuur 2)
De pareto-verbetering houdt in dat het een verandering is waarbij het nut van een of meer leden van de groep toeneemt, zonder dat het nut van enig ander lid afneemt. In bovenstaande grafiek is de pareto-verbetering de ovaal tussen A, B, C en D.
Het pareto optimum is de situatie waarin niemand er in welvaart op vooruit kan gaan, zonder dat iemand anders erop achteruit gaat. Kortom, dit criterium geeft geen uitsluitsel omdat er behalve winnaars ook verliezers zijn, en dit zal het geval zijn bij vrijwel elke verandering in wet- en regelgeving.
Het Hicks-Kaldor-criterium houdt de verandering in waarbij alle betrokkenen erop vooruit zouden kunnen gaan. Compensatie is hierbij denkbaar, als bijvoorbeeld de winst van de winnaars groter is dan het verlies van de verliezers.
In een markt met volledige mededinging zijn er veel vragers, veel aanbieders en is er sprake van een homogeen product. Markt: vraag, aanbod evenwicht > aanbod van een individuele aanbieder > marktwerking op korte en lange termijn > welvaart
Een individuele producent streeft altijd naar maximale winst. De winst is de totale opbrengst min de totale kosten.
Marginale opbrengst = extra opbrengst vanwege een extra eenheid product
Marginale kosten = extra kosten vanwege een extra eenheid product
Het moge duidelijk zijn dat wanneer de marginale opbrengsten groter zijn dan de marginale kosten, de winst bij het uitbreiden van de productie toeneemt. Wanneer de marginale opbrengsten lager zijn dan de marginale kosten, neemt bij het uitbreiden van de productie de winst af.
De winst is maximaal als marginale opbrengsten = marginale kosten
De totale kosten (TK) bestaan uit de constante kosten (CK) + variabele kosten (VK)
De markt kent twee partijen, namelijk consumenten en producten. Iedere verhandelde eenheid product levert een ruilvoordeel op.
Voor consumenten: het verschil tussen de waarde van het verkregen goed en de betaalde prijs
Voor producten: het verschil tussen de ontvangen prijs en de productiekosten
Hierbij is de driehoek L-M-K de consumenten surplus, en de driehoek L-M-N de producenten surplus.
(zie bijlage figuur 3)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1877 |
Add new contribution