Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Inleiding Internationaal Publiekrecht - B1 - Rechten - UL Oefententamen 2016

Open vraag

Op 15 december 2015 informeerde Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, de Tweede Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko. Volgens Asscher is Marokko met nieuwe eisen gekomen waar Nederland niet aan kan voldoen.

Stel dat Nederland overweegt om dit geschil met Marokko over aanpassing van het verdrag voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof.

In 1956 heeft Nederland deze verklaring afgelegd met betrekking tot de bevoegdheid van het Internationaal Gerechtshof:

“I hereby declare that the Government of the Kingdom of the Netherlands recognizes, in accordance with Article 36, paragraph 2, of the Statute of the International Court of Justice, with effect from 6 August 1956, as compulsory ipso facto and without special agreement, in relation to any other State accepting the same obligation, that is on condition of reciprocity, the jurisdiction of said Court in all disputes arising or which may arise after 5 August 1921, with the exception of disputes in respect of which the parties, excluding the jurisdiction of the International Court of Justice, may have agreed to have recourse to some other method of pacific settlement.”

U werkt op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken. De leidinggevende vraagt u een notitie te schrijven over de voorwaarden waaronder Nederland dit geschil met Marokko aan het Internationaal Gerechtshof voor kan leggen.

Opdracht

Schrijf een advies in maximaal 450 woorden, let hierbij op zinsbouw en taalgebruik (hier kan maximaal 2 punten voor worden afgetrokken).

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Stelling: Als een staat zijn verplichtingen onder een vonnis van het Internationaal Gerechtshof niet nakomt kan de wederpartij een beroep doen op de Veiligheidsraad om maatregelen te nemen om naleving af te dwingen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

In oktober 2015 berichtte de krant:

“De Amerikaanse regering is blij met een besluit van het Permanente Hof van Arbitrage over gebieden in de Zuid-Chinese Zee. Het arbitragehof verwierp donderdag de bezwaren van China, dat betoogde dat het in Den Haag gevestigde hof geen rechtsmacht in deze kwestie had. (…) Het kan nog een jaar duren voordat er een (inhoudelijke) uitspraak komt in de zaak. De Filipijnen waren begin 2013 naar het hof gestapt. China kan een uitspraak van het hof terzijde schuiven, maar dat zou het aanzien van de opkomende wereldmacht geen goed doen.”

Het bovenstaande nieuwsbericht is niet juist. Waarom niet?

  1. Het Permanente Hof van Arbitrage voorziet alleen in geschillen tussen private partijen en staten. De auteur bedoelde het Internationaal Strafhof.
  2. Het Permanente Hof van Arbitrage is niet in Den Haag gevestigd maar in Genève. De auteur bedoelde het Internationaal Gerechtshof.
  3. Het Permanente Hof van Arbitrage neemt zelf geen besluiten maar faciliteert slechts geschillenbeslechting. Bovendien is een uitspraak van een arbitragehof bindend en kan niet terzijde worden geschoven.
  4. Het Permanente Hof van Arbitrage neemt weliswaar besluiten maar diens besluiten kunnen alleen terzijde worden geschoven als de Veiligheidsraad daartoe besluit.

Vraag 3

Welk wilsgebrek is onder het Weens Verdragenverdrag een nietigheidsgrond?

  1. Dwang, uitgeoefend op een staat door bedreiging met of gebruik van geweld (‘coercion’).
  2. Bedrog (‘fraud’).
  3. Dwaling (‘error’).
  4. Corruptie van een vertegenwoordiger van een staat (‘corruption’).

Vraag 4

In augustus 2015 tekende de Zuid-Soedanese regering een overeenkomst met de gewapende oppositie in Zuid-Soedan teneinde een lang conflict op te lossen en vrede en stabiliteit te bewerkstelligen.

Stelling: Deze overeenkomst kwalificeert als een verdrag in de zin van het Weens Verdragenverdrag.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 5

Welk alternatief is onjuist ten aanzien van verdragen?

  1. De inhoud van verdragen is niet aan beperkingen onderhevig.
  2. Een traité-constitution, oftewel constitutioneel verdrag, regelt de oprichting van een internationale organisatie.
  3. De materiële reikwijdte van een verdrag geeft aan welke onderwerpen in het verdrag geregeld worden.
  4. Een regel van verdragsrecht en een gewoonterechtelijke regel met dezelfde inhoud kunnen naast elkaar bestaan.

Vraag 6

Naar aanleiding van de recente aanslagen in Parijs in november 2015 heeft de Franse president Hollande een toespraak gehouden voor het Franse congres. In deze toespraak verklaarde hij dat de aanslagen zijn “bedacht en gepland in Syrië, georganiseerd in België en uitgevoerd met behulp van Franse medeplichtigen.” Volgens recente berichtgeving hadden de daders onder meer de Belgische en Franse nationaliteit. Onder de slachtoffers bevonden zich Fransen, Algerijnen, Belgen, Tunesiërs, Roemenen, Spanjaarden en Portugezen.

Welke andere mogelijkheid is juist ten aanzien van de potentiële rechtsmacht van staten met betrekking tot de aanslagen in Parijs?

  1. Frankrijk heeft rechtsmacht op grond van het subjectieve territorialiteitsbeginsel en Tunesië op grond van het beschermingsbeginsel.
  2. De Verenigde Staten heeft rechtsmacht op grond van het universaliteitsbeginsel en Roemenië op grond van het actieve nationaliteitsbeginsel.
  3. Frankrijk heeft rechtsmacht op grond van het actieve en passieve nationaliteitsbeginsel en Syrië op grond van het objectieve territorialiteitsbeginsel.
  4. België heeft rechtsmacht op grond van het actieve nationaliteitsbeginsel en Algerije op grond van het passieve nationaliteitsbeginsel.

Vraag 7

Wat is geen rechtsgevolg van staatsaansprakelijkheid?

  1. De verplichting tot nakoming van de geschonden norm.
  2. De verplichting te voorzien in rechtsherstel.
  3. De verplichting om tegenmaatregelen te nemen.
  4. De verplichting tot beëindiging van de onrechtmatige daad.

Vraag 8

De periode na 1945 wordt door volkenrechtshistorici aangeduid als de Fase van de Vredelievende Naties.

Stelling: Een belangrijk kenmerk van de Fase van de Vredelievende Naties is dat het gemeenschappelijk uitgangspunt voor de grondslag van de rechtsontwikkeling het natuurrecht is.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 9

Oktober 2015 publiceerde de NOS:

“Bewerkt vlees zoals hamburgers, worstjes, ham, bacon en spek kan kanker veroorzaken. Dat zegt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in een vanochtend verschenen rapport. (…) Volgens de WHO verhoogt het dagelijks eten van 50 gram bewerkt vlees de kans op het ontwikkelen van darmkanker met 18 procent ten opzichte van mensen die niet zo veel bewerkt vlees eten.”

De WHO werd opgericht op 7 april 1948 met het doel de gezondheid van de wereldbevolking te verbeteren. Het oprichtingsverdrag van de WHO bepaalt dat de WHO medisch onderzoek coördineert en de resultaten van dit onderzoek deelt met de buitenwereld.

Is het genoemde rapport van de WHO opgesteld en gedeeld met de buitenwereld op basis van een expliciete of een impliciete bevoegdheid van de WHO?

  1. Een expliciete bevoegdheid.
  2. Een impliciete bevoegdheid.

Vraag 10

Stelling: Een belangrijk uitgangspunt in de internationale rechtsorde is dat beperkingen op de onafhankelijkheid van staten niet voorondersteld worden.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 11

Wat was de conclusie van het Internationaal Gerechtshof in de North Sea Continental Shelf cases ten aanzien van de equidistantieregel in artikel 6 van de 1958 Geneva Continental Shelf Convention?

  1. De equidistantieregel had zich niet tot een regel van internationaal gewoonterecht ontwikkeld omdat de statenpraktijk waar Nederland en Denemarken zich op beriepen gebaseerd was op hoffelijkheid.
  2. De equidistantieregel had zich niet tot een regel van internationaal gewoonterecht ontwikkeld omdat onvoldoende duidelijk was of de staten die de equidistantieregel toepasten wel handelden uit rechtsovertuiging.
  3. De equidistantieregel had zich tot een regel van internationaal gewoonterecht ontwikkeld omdat langdurig tijdsverloop geen voorwaarde was voor het ontstaan van een nieuwe regel van internationaal gewoonterecht.
  4. De equidistantieregel had zich tot een regel van internationaal gewoonterecht ontwikkeld omdat de staten die een bijzonder belang hadden bij de equidistantieregel deze wijdverspreid en bijna uniform toepasten.

Vraag 12

Welk alternatief ten aanzien van de eisen voor ‘staat-zijn’ is juist?

  1. Een nieuw te vormen staat mag geen totalitaire regeringsvorm hebben.
  2. De capaciteit om internationale relaties aan te gaan betekent dat erkenning vereist is voor het ontstaan van een staat.
  3. Een staat kan niet ontstaan als er nog een grensgeschil bestaat met het buurland.
  4. Een staat moet een permanente bevolking hebben en bepaalt zelf welke personen hij rekent tot zijn bevolking.

Vraag 13

Stel: bij het sluiten van een verdrag over de levering van tanks spreken de ministers van Defensie van Nederland en Duitsland af dat het verdrag in werking treedt na het ceremonieel afvuren van twee kanonnen.

Welke stelling is in het licht van het Weens Verdragenverdrag juist?

  1. Het Weens Verdragenverdrag regelt niets over kanonschoten. Na het afvuren van de kanonnen is er dus tussen Nederland en Duitsland geen wilsovereenstemming bereikt.
  2. Als de procedure van bekrachtiging van het verdrag in strijd is met Nederlands recht is er geen rechtsgeldig verdrag gesloten.
  3. Omdat vakministers per definitie bevoegd zijn om verdragen te sluiten is er wilsovereenstemming bereikt.
  4. Staten bepalen in beginsel zelf de manier waarop zij hun instemming om gebonden te worden uitdrukken. Na het afvuren van de kanonnen is er dus wilsovereenstemming tussen Nederland en Duitsland bereikt.

Vraag 14

De ondergrond van een ambassade maakt onderdeel uit van het grondgebied van de zendstaat.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 15

Welke stelling ten aanzien van het Mensenrechtencomité is onjuist?

  1. Hoewel gezichtspunten (‘views’) van het Mensenrechtencomité zeer gezaghebbend zijn, zijn zij formeel niet bindend.
  2. Het Mensenrechtencomité bestaat uit 47 leden, die worden gekozen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
  3. Een individuele klacht die anoniem wordt ingediend, zal door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk worden verklaard.
  4. Het Mensenrechtencomité is, onder meer, verantwoordelijk voor het beoordelen van klachten van individuen en van staten.

Vraag 16

In april 2011 bracht de NOS uit:

“Negen Somalische piraten die begin deze maand door de Nederlandse marine werden opgepakt, worden in Nederland vervolgd. Ze worden beschuldigd van zeeroof, ofwel piraterij]\. De negen Somaliërs maakten deel uit van een groep van zestien piraten die al twee weken vastzitten op het marineschip Hr. Ms. Tromp. Ze werden opgepakt toen de Nederlanders een eind maakten aan de kaping van een Iraans vissersschip. Bij een schotenwisseling kwamen twee piraten om het leven.”

De Nederlandse marine heeft de negen Somalische piraten gearresteerd op grond van __________. Zij worden beschuldigd van zeeroof ofwel piraterij (artikel 381 Wetboek van Strafrecht). Nederland is bevoegd om de Somaliërs te berechten op grond van __________.

Welke woorden ontbreken in deze zin?

  1. Artikel 92 VN Zeerechtverdrag; het beschermingsbeginsel.
  2. Artikel 92 VN Zeerechtverdrag; het universaliteitsbeginsel.
  3. Artikel 105 VN Zeerechtverdrag; het beschermingsbeginsel.
  4. Artikel 105 VN Zeerechtverdrag; het universaliteitsbeginsel.

Vraag 17

Artikel 23 lid 1 VN-Handvest noemt de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, de Sovjet-Unie, als één van de permanente leden van de Veiligheidsraad. Tegenwoordig wordt deze zetel in de Veiligheidsraad bezet door Rusland. Alle rechten en plichten van de USSR zijn overgegaan op Rusland.

Hoe kwalificeert u de opvolging van de USSR door Rusland onder internationaal publiekrecht?

  1. Splitsing.
  2. Voortzetting.

Vraag 18

In 2015 kwam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voor de 70e keer bijeen. Van september tot en met december 2015 vergaderde de Algemene Vergadering over een breed scala aan onderwerpen, waaronder duurzame ontwikkeling, de internationale vrede en veiligheid, het budget van de VN en de vacatures in de Veiligheidsraad. Ook nam de Algemene Vergadering een groot aantal resoluties aan.

Welke resolutie heeft de Algemene Vergadering niet aan kunnen nemen?

  1. Een resolutie met aanbevelingen ten aanzien van de wereldwijde bestrijding van terrorisme.
  2. Een resolutie met een bindend besluit ten aanzien van het budget van de Verenigde Naties.
  3. Een resolutie met een bindend besluit over het tegengaan van klimaatverandering.
  4. Een resolutie met een bindend besluit ten aanzien van de verkiezing van de niet-permanente leden van de Veiligheidsraad.

Vraag 19

Welk alternatief is juist ten aanzien van de immuniteit van internationale organisaties?

  1. Internationale organisaties genieten veelal absolute immuniteit van de rechtsprekende rechtsmacht van staten. De VN geniet echter functionele immuniteit.
  2. Internationale organisaties genieten veelal functionele immuniteit van de rechtsprekende rechtsmacht van staten. De VN geniet echter absolute immuniteit.
  3. Internationale organisaties genieten veelal geen immuniteit van de rechtsprekende rechtsmacht van staten. De VN geniet echter wel immuniteit.
  4. Internationale organisaties genieten veelal absolute immuniteit van de rechtsprekende rechtsmacht van staten, net als de VN.

Vraag 20

In het Spoorwegstakingsarrest beoordeelde de Hoge Raad de vraag of artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) direct doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde. Welk alternatief is juist?

  1. Artikel 6 lid 4 ESH heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat in het ESH expliciet is bepaald dat deze werking beoogd is.
  2. Artikel 6 lid 4 ESH heeft geen directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat in het ESH expliciet is bepaald dat die werking niet beoogd is.
  3. Artikel 6 lid 4 ESH heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat deze bepaling zó geredigeerd is dat men zich op dit recht zonder meer kan beroepen.
  4. Artikel 6 lid 4 ESH heeft geen directe werking in de Nederlandse rechtsorde omdat deze bepaling zó geredigeerd is dat het de Nederlandse wetgever verplicht tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde inhoud of strekking.

Vraag 21

Het VN Zeerechtverdrag maakt onderscheid tussen verschillende zones waarin kuststaten rechtsmacht uit mogen oefenen. Welke zones zijn dit?

  1. De territoriale zee, kustwateren, exclusieve economische zone, aansluitende exclusieve economische zone en volle zee.
  2. De territoriale zee, archipelwateren, continentaal plat, exclusieve economische zone, beperkte economische zone en volle zee.
  3. De territoriale zee, havenwateren, archipelwateren, exclusieve visserijzone, exclusieve economische zone en volle zee.
  4. De territoriale zee, aansluitende zone, continentaal plat, exclusieve economische zone en volle zee.

Vraag 22

Stelling: In het Decembermoorden-arrest bepaalde de Hoge Raad dat regels van internationaal gewoonterecht geen voorrang hebben op wettelijke voorschriften van Nederlands recht.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 23

Welk alternatief is onder internationaal publiekrecht onjuist ten aanzien van handhaving?

  1. Staten mogen zowel retorsies uitvoeren als tegenmaatregelen nemen om het internationaal publiekrecht te handhaven.
  2. Sancties hebben tot doel om staten te dwingen het internationaal publiekrecht na te leven en rechtsherstel te bewerkstelligen.
  3. Handhaving is onder internationaal publiekrecht primair de verantwoordelijkheid van staten.
  4. Handhaving in het internationaal publiekrecht is gebaseerd op het fundamentele beginsel dat staten moeten instemmen met handhavende rechtsmacht.

Vraag 24

Stelling: Welke geschillenbeslechtingsclausule kwalificeert als een voorbeeld van diplomatieke geschillenbeslechting?

  1. Artikel 41, lid 1, sub e van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).
  2. Artikel 27, lid 3, sub b van het Biodiversiteitsverdrag uit 1992 (pp. 323-324 EIR 2015).

Vraag 25

Stel dat het Internationaal Gerechtshof zich uit moet spreken over een geschil tussen twee staten over de interpretatie van een verdragsbepaling. Welke stappen moet het Hof volgens het (toepasselijke) Weens Verdragenverdrag ondernemen om de reikwijdte en betekenis van de bepaling uit dit verdrag vast te stellen?

  1. Het Hof kijkt allereerst naar de totstandkomingsgeschiedenis. Bij onduidelijkheid kan hij de context van de bepaling in overweging nemen.
  2. Het Hof kijkt allereerst naar de gewone betekenis van de bepaling. Bij onduidelijkheid kan hij de toepassing van het verdrag in overweging nemen.
  3. Het Hof kijkt allereerst naar het doel van het verdrag. Bij onduidelijkheid kan hij de gewone betekenis van de bepaling in overweging nemen.
  4. Het Hof kijkt allereerst naar latere overeenstemming met betrekking tot de uitlegging van een verdrag. Bij onduidelijkheid kan hij de context van de bepalingen in overweging nemen.

Vraag 26

De Verenigde Staten (VS) heeft het Kinderrechtenverdrag getekend, maar nog niet geratificeerd. Ratificatie is een vereiste om partij te worden bij het Kinderrechtenverdrag. Beoordeel de volgende stelling aan de hand van het Weens Verdragenverdrag.

De VS is niet gebonden aan de verplichtingen uit het Kinderrechtenverdrag, maar moet zich wel onthouden van handelingen die het Kinderrechtenverdrag zijn voorwerp en doel zouden ontnemen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 27

Stelling: In de procedure tussen de Democratische Republiek Congo en Rwanda aangaande gewapende activiteiten op het gebied van Congo oordeelde het Internationaal Gerechtshof dat het voorbehoud van Rwanda ten aanzien van het Genocideverdrag ongeldig was omdat het in strijd was met een norm van ius cogens.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 28

Welk alternatief over het Internationaal Strafhof is juist?

  1. Het Internationaal Strafhof is een orgaan van de Verenigde Naties.
  2. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties kan (alle) zaken naar het Internationaal Strafhof verwijzen, waardoor het Internationaal Strafhof rechtsmacht verkrijgt.
  3. Een zaak is ontvankelijk voor het Internationaal Strafhof indien een staat die rechtsmacht heeft ten aanzien van een bepaald misdrijf besloten heeft de verdachte van dat misdrijf zelf te vervolgen.
  4. De aanklager bij het Internationaal Strafhof kan uit eigen beweging besluiten om een onderzoek te starten naar staten en indien nodig een staat voor het Internationaal Strafhof te brengen teneinde deze te berechten.

Vraag 29

Een kenmerk van wereldrecht is dat regels van internationaal publiekrecht worden erkend en aanvaard door de (vrijwel) gehele internationale gemeenschap.

Welk alternatief kan op grond van deze definitie niet worden aangemerkt als wereldrecht?

  1. De verdragen van Genève inzake het internationaal humanitair recht.
  2. De fundamentele rechten van de mens.
  3. De doctrine van humanitaire interventie.
  4. Het recht van de zee.

Vraag 30

Stelling: In geval van conflicterende rechtsmachtsclaims, waarbij meerdere staten rechtsmacht claimen, heeft de staat die rechtsmacht heeft op grond van het territorialiteitsbeginsel voorrang boven de staat die rechtsmacht heeft op grond van het nationaliteitsbeginsel.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 31

Het Katwijkse bedrijf Potje & Pasje (P&P) exploiteert een vissersvloot van 16 vissersschepen. Stel dat alle schepen van P&P onder Nederlandse vlag varen en dat P&P besluit om in 2016 enkel nog voor de kust van IJsland te vissen, namelijk in een gebied tussen 12 en 40 zeemijl van de kust van IJsland. IJsland heeft een exclusieve economische zone rond het eiland ingesteld.

Kan IJsland Nederland aansprakelijk stellen onder internationaal publiekrecht?

  1. Ja, het handelen van P&P is in beginsel aan Nederland toe te rekenen en kwalificeert als een inbreuk op de soevereine rechten van IJsland.
  2. Nee, het handelen van P&P is in beginsel aan Nederland toe te rekenen, maar kwalificeert niet als een inbreuk op de soevereine rechten van IJsland.
  3. Nee, het handelen van P&P kwalificeert weliswaar als een inbreuk op de soevereine rechten van IJsland, maar kan in beginsel niet aan Nederland worden toegerekend.
  4. Nee, het handelen van P&P kwalificeert niet als een inbreuk op de soevereine rechten van IJsland en kan ook niet aan Nederland worden toegerekend.

Vraag 32

In de exclusieve economische zone (EEZ) heeft de kuststaat het recht om handhavend op te treden ten aanzien van het exploreren, exploiteren, behouden en beheren van:

  1. Levende hulpbronnen.
  2. Natuurlijke hulpbronnen.

Vraag 33

Welk alternatief ten aanzien van de subjecten van het internationaal publiekrecht is juist?

  1. Het internationaal publiekrecht kent, in tegenstelling tot het nationaal recht, een limitatieve opsomming van rechtssubjecten.
  2. Internationale organisaties nemen als zelfstandige entiteiten deel aan het internationaal rechtsverkeer. Zij hebben zowel expliciete als impliciete bevoegdheden.
  3. Internationale organisaties bestonden al in de 19e eeuw. Internationale organisaties gelden daarom als de meest oorspronkelijke rechtssubjecten van internationaal publiekrecht.
  4. De subjecten van internationaal publiekrecht hebben alle gelijke rechten, plichten en bevoegdheden onder internationaal publiekrecht.

Vraag 34

Stelling: Het beginsel van soevereine gelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 2 lid 1 VN-Handvest, komt het meest tot uitdrukking in de samenstelling van de:

  1. Algemene Vergadering.
  2. Veiligheidsraad.

Vraag 35

In paragraaf 17 van Resolutie 1737 van 23 december 2006 roept de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) de lidstaten van de VN op waakzaamheid te betrachten bij het geven van onderwijs aan Iraanse onderdanen dat mogelijk bij zou kunnen dragen aan de nucleaire activiteiten van Iran. Nederland stelde ter uitvoering van deze Resolutie een Sanctieregeling op.

Was Nederland volgens de Hoge Raad verplicht om uitvoering te geven aan paragraaf 17 van Resolutie 1737?

  1. Ja, Veiligheidsraadresoluties leiden immers altijd tot verplichtingen voor de lidstaten van de VN.
  2. Ja, maar Nederland was niet verplicht om onderscheid te maken tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen en Nederland heeft niet alles gedaan om dit onderscheid te voorkomen.
  3. Nee, want de Veiligheidsraad roept de lidstaten slechts op (‘calls upon’) waakzaamheid te betrachten en deze oproep is niet bindend voor de lidstaten van de VN.
  4. Nee, want de verplichtingen van Nederland onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) hadden op grond van artikel 103 VN-Handvest voorrang op de verplichtingen die volgden uit paragraaf 17 van Resolutie 1737.

Vraag 36

Stelling: De adviesprocedure voor het Internationaal Gerechtshof is een vorm van juridische geschillenbeslechting tussen staten.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 37

In april 2015 publiceerde Trouw:

“Griekenland was in de onderhandelingen met Brussel al bezig het Duitse oorlogsverleden op te rakelen, maar nu is ook het eigen oorlogspad bekend. Een speciale commissie berekende dat Duitsland de Griekse bevolking nog 279 miljard euro verschuldigd is als compensatie voor alle (emotionele) schade die in de Tweede Wereldoorlog is geleden, meldde de Griekse onderminister van Financiën Dimitris Mardas maandag in het Griekse parlement.”

Stel: Griekenland daagt Duitsland voor de Duitse rechter en vordert een schadevergoeding van 279 miljard euro. Is de Duitse rechter bevoegd om over dit geschil te oordelen?

  1. Ja, Duitsland kan zich, op grond van het internationaal publiekrecht, niet beroepen op staatsimmuniteit ongeacht de vraag of er sprake was van acta iure gestionis of acta iure imperii.
  2. Ja, Duitsland kan zich, op grond van het internationaal publiekrecht, niet beroepen op staatsimmuniteit aangezien hier sprake is van acta iure gestionis.
  3. Nee, Duitsland kan zich, op grond van het internationaal publiekrecht, beroepen op staatsimmuniteit ongeacht de vraag of er sprake was van acta iure gestionis of acta iure imperii.
  4. Nee, Duitsland kan zich, op grond van het internationaal publiekrecht, beroepen op staatsimmuniteit aangezien hier sprake is van acta iure imperii.

Vraag 38

Stelling: Als een staat een verplichting erga omnes (een verplichting jegens de internationale gemeenschap als geheel) schendt, mag elke andere staat de aansprakelijkheid van die staat inroepen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 39

Stel: de Belgische ambassadeur in Nederland wil na een gezellige avond in café de Gieter in Amsterdam naar huis. In beschonken toestand stapt hij in de auto en rijdt naar zijn ambtswoning in Den Haag. Onderweg schampt hij twee voorbijgangers die beiden ernstig gewond raken. Welk alternatief is juist?

  1. De ambassadeur kan enkel door België worden berecht, tenzij de ambassadeur zelf zijn immuniteit opheft.
  2. Omdat het strafbare feit niet in functie is gepleegd geniet de ambassadeur geen immuniteit.
  3. Ongeacht de ernst van de gedragingen mag de ambassadeur in beginsel niet in Nederland worden berecht.
  4. De ambassadeur kan door de rechtbank Den Haag veroordeeld worden tot betaling van een schadevergoeding aan de slachtoffers op grond van onrechtmatige daad.

Vraag 40

Welke stelling met betrekking tot de aansprakelijkheid van internationale organisaties onder internationaal publiekrecht is juist?

  1. Als een staat troepen ter beschikking stelt aan de Verenigde Naties (VN) voor vredesbewarende activiteiten dan is het niet uitgesloten dat het handelen van die troepen zowel aan de staat als aan de VN wordt toegerekend.
  2. In het Genocide arrest (Bosnië/Servië) overwoog het Internationaal Gerechtshof dat voor toerekening van handelingen van staatsorganen aan een internationale organisatie ‘effectieve controle’ van de internationale organisatie noodzakelijk is.
  3. In tegenstelling tot de regels inzake staatsaansprakelijkheid zijn de regels inzake aansprakelijkheid van internationale organisaties niet door de International Law Commission gecodificeerd.
  4. De regels inzake aansprakelijkheid van internationale organisaties zijn primair bedoeld om individuen een rechtsmiddel te geven tegen schendingen van regels van internationaal publiekrecht door internationale organisaties.

Antwoordindicatie open vraag

Aan: Directeur DJZ

Betreft: Geschil Nederland/Marokko en de bevoegdheid van het IGH

Geachte heer/mevrouw, beste (..)

In het antwoord op uw vraag onder welke voorwaarden Nederland het geschil met Marokko over aanpassing van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag tussen beide staten voor kan leggen aan het Internationaal Gerechtshof (IGH), schrijf ik u over het volgende.

Het IGH is alleen bevoegd om rechtsmacht uit te oefenen over een geschil tussen twee staten, als beide staten expliciet instemmen met beslechting van het geschil door het IGH. Immers, staten zijn soeverein en volgens artikel 36 lid 1 van het Statuut IGH strekt de rechtsmacht van het IGH zich uit tot alle zaken die staten aan het Hof voorleggen en tot alle kwesties die worden genoemd in van kracht zijnde verdragen en conventies. Staten kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een specifiek verdrag te sluiten waarbij zij het IGH verzoeken zich uit te spreken over een geschil (een zogenaamd compromis). Staten kunnen ook een clausule in een verdrag opnemen waarin zij overeenkomen eventuele geschillen die voortvloeien uit de uitleg of toepassing van dat verdrag aan het IGH voor te leggen (een zogenaamde compromissoire clausule).

Staten kunnen voorts de rechtsmacht van het IGH aanvaarden door simpelweg voor het IGH te verschijnen in een procedure zonder bezwaar te maken tegen de rechtsmacht van het IGH. Deze manier van erkenning van de rechtsmacht van het IGH is gebaseerd op de doctrine van forum prorogatum en werd door het IGH onder meer erkend in de uitspraak van het IGH ten aanzien van het geschil tussen de DRC en Rwanda (Armed Activities case, para. 22). Uit de houding van de desbetreffende staten moet ondubbelzinnig kunnen worden afgeleid dat de rechtsmacht van het IGH wordt aanvaard.

Staten kunnen tenslotte de rechtsmacht van het IGH aanvaarden door het afleggen van een verklaring in de zin van artikel 36 lid 2 Statuut IGH (de zogenaamde facultatieve clausule). Een dergelijk verklaring is eenzijdig en brengt mee dat de staat die de verklaring aflegt de rechtsmacht van het IGH op voorhand erkent voor alle mogelijke toekomstige geschillen met staten die eenzelfde verklaring hebben afgelegd.

Het is niet duidelijk of het sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko een compromissoire clausule bevat of dat Marokko instemt met beslechting van dit geschil door het IGH op basis van een compromis of op basis van de doctrine van forum prorogatum. Wel is gegeven dat Nederland een verklaring in de zin van artikel 36 lid 2 Statuut IGH heeft afgelegd. Nederland erkent de rechtsmacht van het IGH voor alle geschillen die zich voordoen na 5 augustus 1921 op voorwaarde dat de wederpartij eenzelfde verklaring heeft afgelegd (wederkerigheid) en partijen geen andere methode van vreedzame geschillenbeslechting overeen zijn gekomen. Het geschil met Marokko is van recente datum en past binnen de reikwijdte van bovengenoemde verklaring. De cruciale vraag is dus of Marokko eenzelfde verklaring onder artikel 36 lid 2 Statuut IGH heeft afgelegd en er dus sprake is van wederkerigheid.

Kortom, Nederland kan dit geschil met Marokko over aanpassing van het verdrag alleen aan het IGH voorleggen als het verdrag een compromissoire clausule bevat waarin de rechtsmacht van het IGH wordt aanvaard; als Marokko instemt met beslechting van het geschil door het IGH bij verdrag (compromis) of door te verschijnen (forum prorogatum); of als Marokko ook eenzelfde verklaring als Nederland overeenkomstig artikel 36 lid 2 Statuut IGH heeft afgelegd.

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. A
  2. C
  3. A
  4. B
  5. A
  6. D
  7. C
  8. B
  9. A
  10. A
  11. B
  12. D
  13. D
  14. B
  15. B
  16. D
  17. B
  18. C
  19. B
  20. C
  21. D
  22. A
  23. D
  24. A
  25. B
  26. A
  27. B
  28. B
  29. C
  30. B
  31. C
  32. A
  33. B
  34. A
  35. B
  36. B
  37. A
  38. A
  39. C
  40. A

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Follow the author: Law Supporter
More contributions of WorldSupporter author: Law Supporter:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
3081 1