Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Hoofdstuk 17 Sociale verandering
In de afgelopen eeuw zijn er veel sociale veranderingen geweest. Veranderingen in positieve zin, maar ook veranderingen met negatieve gevolgen. Sociologen hebben verschillen van mening over deze veranderingen.
Sociale verandering
Het proces van sociale verandering, de gedaanteveranderingen die de cultuur en sociale instituties in de loop der tijd ondergaan, heeft een aantal belangrijke kenmerken:
1. Er zijn constant sociale veranderingen. Hoewel sommige samenlevingen sneller veranderen dan andere samenlevingen en bepaalde cultuurelementen sneller veranderen dan andere cultuurelementen, vinden er altijd sociale veranderingen plaats.
2. Sociale veranderingen zijn vaak ongepland, maar soms bewust. Zoals de komst van motorvoertuigen. Men kon in een dag een grote afstand afleggen in plaats van een tocht van lange duur met bijvoorbeeld een paardenvoertuig. De gevolgen hiervan waren echter onvoorzien; dodelijke auto-ongelukken, families en vrienden die ver uit elkaar gaan wonen.
3. Sociale veranderingen zijn vaak omstreden. Veranderingen in bijvoorbeeld de verhoudingen tussen man en vrouw roepen verschillende reacties op.
4. Sommige veranderingen zijn meer significant dan andere veranderingen. Sommige veranderingen zijn al gauw niet belangrijk meer, terwijl andere veranderingen een blijvend effect hebben.
Aanleidingen van sociale veranderingen
Er zijn drie belangrijke aanleidingen van sociale verandering te onderscheiden.
- Uitvindingen, nieuwe dingen die de mens bedenkt
- Ontdekkingen, reeds bestaande dingen die de mens ontdekt
- Spreiding, sociale veranderingen als gevolg van spreiding van artikelen, mensen of data.
Filosofen en veranderingen
Volgens Karl Marx brengen ongelijkheid en conflicten veranderingen met zich mee. Max Weber zag in dat conflicten weliswaar veranderingen kunnen beginnen, maar dat de meeste veranderingen voortkomen uit ideeën.
Samenstelling van de bevolking en veranderingen
Rond 2050 zal 24 procent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder zijn. Dit brengt veel veranderingen teweeg, onder andere in de gezondheidszorg en woningbouw. Ook migratie (bijvoorbeeld van het platteland naar de stad, maar ook tussen verschillende samenlevingen) veroorzaakt veranderingen.
Sociale organisaties en veranderingen
Sociale bewegingen, georganiseerde activiteiten die sociale verandering beogen of willen tegenhouden, hebben voor veel sociale verandering gezorgd en doen dat vandaag de dag nog steeds. Denk aan organisaties voor stemrecht voor vrouwen, of wat meer recentelijk, organisaties die strijden voor mensenrechten. Sociale bewegingen hebben twee variabelen; wie er wordt veranderd en in welke mate er wordt veranderd. Aan de hand van deze twee variabelen kan er onderscheid worden gemaakt tussen vier typen sociale bewegingen.
- Helende sociale bewegingen zijn weinig bedreigend en zijn gericht op specifieke individuen. Zij willen mensen helpen hun leven een andere invulling te geven.
- Bevrijdende sociale bewegingen zijn ook gericht op slechts een deel van de bevolking, maar willen radicale veranderingen.
- Hervormende sociale bewegingen richten zich op de gehele bevolking, maar beogen gelimiteerde veranderingen.
- Revolutionaire sociale bewegingen zijn gericht op de gehele bevolking en willen radicale veranderingen. Dit zijn meestal extreem linkse of rechtse groeperingen.
Het zoeken van de publiciteit zorgt dat sociale bewegingen sociale veranderingen teweeg kunnen brengen. Een sociale beweging ontstaat pas als iets als probleem is gedefinieerd en dit probleem om publieke aandacht eist. Het begint met een klein groepje, de beweging wordt sterker zodra media en overheidsfunctionarissen er aandacht aan besteden.
Er zijn verschillende verklaringen met betrekking tot het ontstaan van sociale bewegingen.
- Deprivatietheorie stelt dat mensen die zich achtergesteld voelen (bijvoorbeeld qua inkomen) een sociale beweging beginnen
- Massamaatschappijtheorie stelt dat sociale bewegingen mensen aantrekken die zich afgesloten voelen van de maatschappij
- Middelen-mobilisatietheorie stelt dat of een sociale beweging succes heeft afhankelijk is van de middelen die een beweging heeft
- Cultuurtheorie wijst er juist op dat een sociale beweging niet alleen middelen zoals geld nodig heeft om succes te hebben, maar ook afhangt van culturele symbolen
- De theorie van nieuwe sociale bewegingen stelt dat de hedendaagse sociale bewegingen zich niet op lokaal niveau richten, maar op nationaal of internationaal niveau
- De politieke-economietheorie is een marxistische theorie die stelt dat sociale bewegingen ontstaan doordat men het niet eens is met het kapitalistische systeem.
Sociale bewegingen beginnen klein, maar zodra ze groeien en over meer middelen beschikken kunnen ze bureaucratiseren. Ze verdwijnen weer zodra de bronnen waaruit ze zijn ontstaan opdrogen of als ze hun doel hebben bereikt.
Onverwachte veranderingen
Er zijn ook sociale veranderingen van onverwachte aard, zoals bij rampen. We kennen natuurrampen, technologische rampen en intentionele rampen. Natuurrampen als bijvoorbeeld orkanen brengen veel schade teweeg. Technologische rampen worden vaak bestempeld als ongeluk, terwijl zulke rampen meestal voortkomen uit het onvermogen van mensen om de technologie in de hand te houden. Intentionele rampen zijn rampen die men elkaar bewust aandoet, bijvoorbeeld oorlogen.
Behalve materiële schade brengen rampen ook immateriële schade toe. Zowel op een specifiek individu als op een hele gemeenschap.
Heden, verleden en sociale verandering
Moderniteit verwijst naar de relatie tussen heden en verleden. Modernisering is het sociale veranderingsproces dat in gang is gezet door de industrialisering.
De vier belangrijke kenmerken van modernisering zijn:
1. Het verdwijnen van hechte, traditionele gemeenschappen
2. Meer mogelijkheid tot het maken van eigen keuzes (bijvoorbeeld de keuze voor een bepaalde levenswijze)
3. Meer sociale diversiteit
4. Oriëntatie op de toekomst
De Duitse socioloog Ferdinand Tönnies heeft in zijn theorie van Gemeinschaft en Gesellschaft gesteld dat de Gemeinschaft steeds meer verdween. De Gemeinschaft is de kleine menselijke gemeenschap. Een Gesellschaft is een samenleving waarin de meeste sociale betrekkingen tussen mensen op eigenbelang zijn gebaseerd, iets wat we vandaag de dag veel zien.
Emile Durkheim, een Franse socioloog, hield zich ook bezig met de sociale veranderingen door de industriële revolutie. Volgens hem worden pre-industriële samenlevingen bijeen gehouden door overeenkomsten en moderne samenlevingen juist door verschillen.
Volgens Max Weber maakt denkwijze het verschil tussen moderne en pre-industriële samenlevingen. Modernisering zorgt voor een rationelere denkwijze in plaats van het traditionele wereldbeeld. Mensen gaan twijfelen over waarheden die in het verleden vaststonden.
Karl Marx beschouwt de industriële revolutie als de kapitalistische revolutie. Hij stelt dan ook dat de moderne samenleving gelijk staat aan kapitalisme.
De massamaatschappij
Een sociologische benadering die de moderne samenleving verklaart is het structureel-functionalisme. Deze benadering hanteert de opkomst van de massamaatschappij als verklaring voor moderniteit. Een massamaatschappij ontstaat door welvaart en bureaucratie, waardoor de traditionele sociale banden losser zijn geworden in een samenleving. Er is meer voorspoed, maar tegelijkertijd ook meer individualisering.
De klassenmaatschappij
Een andere benadering is de conflictsociologie. Deze theorie is voornamelijk gebaseerd op de ideeën van Karl Marx. De conflictsociologie stelt dat moderne samenlevingen de vorm aannemen van een klassenmaatschappij. Een klassenmaatschappij is een samenleving met een duidelijke sociale stratificatie, ontstaan door het kapitalisme.
Het structureel-functionalisme, de conflictsociologie en het individu
In een massamaatschappij is het moeilijker om je ‘ware zelf’ te vinden, doordat men tegenwoordig niet meer de zekerheid van tradities heeft. De Amerikaanse socioloog David Riesman stelt dat de modernisering zorgt voor veranderingen in het sociale karakter. Pre-industriële samenlevingen bevorderen volgens hem traditie-gerichtheid. Tegenwoordig beschouwt men personen in een gesloten samenleving, zoals in Urk of Staphorst of in extremere vorm de Amishcultuur, als deviant.
De klassenmaatschappijtheorie stelt dat ongelijkheid de individuele vrijheid benadeelt. Hoewel de moderne samenleving voor sommigen veel privileges oplevert, kampen de meeste mensen met economische onzekerheid en een gevoel van machteloosheid.
Progressie
De moderne mens verwacht en verwelkomt sociale veranderingen. Maar aan sociale veranderingen zitten voor- en nadelen. Of een verandering een voor- of nadeel is hangt meestal af van de sociale klasse waarin iemand verkeert.
Postindustriële samenlevingen
Een aantal wetenschappers gebruikt de term postmoderniteit, sociale patronen die kenmerkend zijn voor postindustriële samenlevingen. Postmoderniteit kent vijf gemeenschappelijke thema’s.
- Moderniteit heeft niet, zoals beloofd, gezorgd dat men aan niets gebrek heeft
- Er wordt minder vooruitgang geboekt
- De wetenschap heeft niet een antwoord op alles
- Discussies over cultuur worden heftiger
- Sociale instituties veranderen
Artikel ‘Veiligheid in veelvoud: beeld, beleid en realiteit in Rotterdams Oude Westen.’ Tom de Leeuw & René van Swaaningen
Een integrale aanpak duidt op een multidisciplinaire benadering en organisatie van veiligheid, wat kenmerkend is voor het hedendaagse lokale veiligheidsbeleid. Er is steeds meer samenwerking tussen diverse veiligheidspartners en het veiligheidsbeleid moet sinds 2002 van het Rotterdams stadsbestuur steeds effectiever en transparanter. Om dit te realiseren, is dan ook de veiligheidsindex geïntroduceerd, waarmee cijfermatige ontwikkelingen in kaart worden gebracht, de inzet van veiligheidspartners beoordeeld en waarmee toekomstig beleid wordt geprioriteerd. Met deze veiligheidsindex wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen de uiteenlopende wijken en verschillende karakters van deze wijken in Rotterdam. Dit artikel laat zien dat kwalitatief onderzoek bijdraagt aan aanvullende, verschillende en diepgaandere inzichten omtrent wijkveiligheid. Volgens dit artikel biedt de veiligheidsindex als kwantitatief meetinstrument minder aanknopingspunten voor beleid dan kwalitatief onderzoek.
Veiligheidsindex
Deze veiligheidsindex bestaat voor één derde uit ‘objectieve’ gegevens, namelijk de geregistreerde meldingen en aangiften, en voor twee derde uit onveiligheidsgevoelens zoals deze gerapporteerd zijn door geënquêteerde burgers in een jaarlijkse steekproef. Deze kwantitatieve benadering komt voort uit de historische context van het Rotterdamse veiligheidsbeleid; namelijk de Rotterdammer die eind jaren negentig meer aandacht eist van het stadsbestuur voor veiligheid. Het bestuur antwoordde hierop met meer daadkracht, wat resulteerde in meetbare, dus cijfermatige, beloften voor verbeteringen van de veiligheid. Het doel van de Rotterdamse vijfjarenactieprogramma’s was dat er geen onveilige wijken (veiligheidsindex lager dan 3.9 op een schaal van 1 tot 10) en geen ‘probleemwijken’ (veiligheidsindex tussen de 3.9 en 5) meer zijn. In 2010 blijkt de wijk Oude Westen met een score van 4.1 een van die probleemwijken te zijn. Volgens de schrijvers van dit artikel is het eenvoudige beeld dat uit deze veiligheidsindex naar voren komt, problematisch en biedt kwalitatief onderzoek meer mogelijkheden voor het begrijpen van veiligheid als lokaal fenomeen en voor het succesvol beïnvloeden hier van. Dit gebeurt in dit artikel op basis van interview- en observatiemateriaal.
Rotterdam
In de jaren negentig is het Rotterdamse stadsbestuur steeds minder onveiligheid en overlast gaan gedogen, naar aanleiding van drugsoverlast en overlast van verslaafden. Burgers maakten hun onvrede bekend door middel van protesten aan het adres van het stadhuis, wat gekanaliseerd werd door de verkiezingswinst van Leefbaar Rotterdam in 2002. Hierdoor ontstond er ook meer behoefte aan het beleidsinstrument waarmee deze veiligheid gemeten kon worden, en zo is in 2002 de veiligheidsindex geïntroduceerd. Hierbij is de burger de graadmeter, zoals blijkt uit het feit dat de index voor twee derde bestaat uit subjectieve onveiligheidsgevoelens, gemeten door enquêtes. Door deze zogenaamde samenwerking met de burger is de overheid haar positie beter kunnen legitimeren, zonder dat deze burger daadwerkelijk meer zeggenschap heeft kunnen krijgen over het te voeren beleid.
Als gevolg van dit vermeende succes van het veiligheidsbeleid, is het een van de politieke speerpunten gebleven tot na 2006. Dit heeft professionalisering van de veiligheidsorganisatie tot gevolg gehad, wat onder andere blijkt uit integrale overleggen, meer betrokkenheid van actoren en integrale wijkactieprogramma’s. Rotterdam heeft zich door het zero tolerance beleid laten inspireren, maar is zelf ook een inspiratiebron geweest voor steden zoals Antwerpen. Er wordt echter nog steeds veel geklaagd over onveiligheid in Rotterdam; ondanks stijgende objectieve veiligheid, klagen burgers in Oude Westen bijvoorbeeld nog steeds over de onveiligheid.
Oude Westen
Door middel van twee jaar veldonderzoek in het Oude Westen, is getracht het containerbegrip veiligheid op te delen in concretere en kleinere elementen in een specifieke context. Er is gebruik gemaakt van interviews, participatie en observaties in de wijk met een groot aantal actoren die werken met veiligheid en burgers, tussen september 2008 en september 2010. Er is gekozen voor drie perspectieven, namelijk bewoners, jongeren en professionals en het onderzoek heeft geresulteerd in 40 interviews en observaties in de wijk. Deze data is gecodeerd en ondergebracht in thematische groepen. Respondenten zijn geselecteerd middels de sneeuwbalmethode, respondenten hebben zich spontaan aangediend en respondenten die nog weinig aanwezig waren in de steekproef, zijn benaderd.
Het Oude Vesten heeft twee gezichten, namelijk aan de ene kant wordt het gezien als een wijk met een multicultureel en exotisch karakter, maar aan de andere kant heeft het een negatieve reputatie vanwege drugscriminaliteit, prostitutie en overlast van jongeren. Voor de meeste bewoners is de wijk echter wel leefbaar. De achteruitgang van de wijk wordt in verband gebracht met de komst van etnische minderheden vanaf de jaren zeventig, maar hier is niet iedereen het mee eens. Sommigen achten de problematisering van de wijk door de komst van etnische, niet-Westerse bewoners van ook onjuist en wijzen erop dat de wijk voor de komst van deze bewoners al een onrustige plek om te wonen was.
Armoede en drugsoverlast
In het Oude Westen ligt de armoede ruim boven het gemiddelde van Rotterdam, en de wijk is voor sociaaleconomische zwakkeren een plek waar ze goedkoop, dichtbij sociale voorzieningen en onder lotgenoten kunnen wonen. Er zijn veel mogelijkheden tot informaliteit: illegale overbewoning en andere illegale huisvesting, en wordt door de bewoners minder geproblematiseerd dan door de lokale overheid. Het stadsbestuur probeert etnische en sociaaleconomische concentraties tegen te gaan en probeert de wijk sociaal en fysiek op te krikken in samenwerking met de woningbouwcorporatie. De sociale verbondenheid en solidariteit is, ondanks de lage sociaaleconomische status van het Oude Westen, echter sterk en er wordt dan ook hoog gescoord op de sociale index. De bewoners zijn het dan ook lang niet altijd eens met de grote fysieke en sociale ingrepen in hun wijk, die top-down worden ontwikkeld en ingezet. Hetzelfde gebeurd bij de sluiting van meerdere horecagelegenheden. Hierbij blijven vaak de perspectieven van de niet-westerse ondernemers en hun publiek onderbelicht, omdat ze zichzelf nauwelijks laten horen en nauwelijks gebruik maken van procedurele middelen.
In de veiligheidsindex wordt een hoge wegingsfactor toegekend aan drugsoverlast, wat volgens professionals de verklaring kan zijn voor de lage score op de veiligheidsindex van het Oude Westen. Drugsoverlast heeft in deze wijk een lange geschiedenis, al in de jaren zeventig was er sprake van veel heroïneoverlast en in de jaren negentig was er een toename van problemen met drugspanden, wat geleid heeft tot wetgeving om deze te kunnen sluiten. Volgens bewoners en professionals zijn de problemen nu minder zichtbaar en erkennen ze de effecten van deze maatregelen tegen drugsoverlast, maar blijven de meeste bewoners wel de problemen signaleren. Overlastmeldingen worden vaak niet meer gedaan vanwege de teleurstelling over wat er met meldingen gebeurd. Dealers en gebruikers bemoeien zich zo min mogelijk met willekeurige bewoners, omdat ze niet opgemerkt willen worden door politie en toezichthouders van de gemeente. Maatregelen die genomen worden, zoals het sluiten van panden, zien de bewoners niet als oplossing, maar zij zien het probleem zich vooral verplaatsen. Bewoners ontwikkelen eigen manier om met de overlast om te gaan; sommige ondersteunen de politie met wijkpatrouilles, andere ondergaan de aanwezigheid en sommige verwijten de vergroting van het probleem door de overheid die het wil uitroeien.
Jongeren
Jongeren van Marokkaanse afkomst worden vaak geassocieerd met de drugsoverlast in de wijk, waarbij de beeldvorming over deze jongeren vooral blijkt te zijn gebaseerd op hun aanwezigheid bij bepaalde horeca en op straat. Insidersinformatie over opleiding, stage en bijbaan ontbreekt vaak bij bewoners en toezichthouders, waardoor deze jongeren (zeker in groepsverband) worden gezien als risicogroep. Negatieve interacties met jongeren beïnvloeden de percepties die toezichthouders van jongeren hebben, wat vaak een uitvloeisel is van hun controlerende taak. Bij bewoners blijkt er vooral sprake te zijn van irritatie en ze voelen zich niet direct onveilig door de groepen jongeren op straat. Bewoners die direct in contact staan met jongeren en jongerenmedewerkers relativeren de problemen en plaatsen deze in het kader van persoonlijke, maatschappelijke en familiale tekortkomingen, terwijl de jongeren zelf zich meestal niet verdedigen tegen de negatieve beeldvorming.
De veiligheidsindex maakt ontwikkelingen zichtbaar, maar geeft wel een eenzijdig beeld van de onveilige wijk volgens de streetlevel bureaucrats. Toch wordt tussentijdse aanpassing van het meetinstrument onmogelijk gevonden, omdat tijdens het spel de spelregels veranderen niet kan. Ook zijn ambtenaren afhankelijk van de index: ze worden er op afgerekend, mogen op basis van het indexcijfer optreden en hun baan is ervan afhankelijk.
Data
Er kleven dus een aantal beperkingen aan de veiligheidsindex als meetinstrument voor onveiligheid. Uit de data-analyse blijkt dat voor de verschillende actoren in de wijk, veiligheid verschillende betekenissen heeft, wat niet terug komt in het veiligheidsindexcijfer. Zo wordt etnische diversiteit, het grote aandeel van sociale woningbouw en een gemiddeld lage sociaaleconomische status negatief gewaardeerd, terwijl dit door bewoners lang niet altijd zo wordt ervaren. Ook wordt niet duidelijk waarom een bewoner zich onveilig voelt, waardoor het beleidsmatig onduidelijk blijft waarop ingegrepen moet worden. Ook de verschillende professionals erkennen deze gelaagdheid van percepties: zo bestaat er veel verschil tussen hoe het informele karakter beoordeeld wordt door bijvoorbeeld welzijnsmedewerkers (positiever) en ambtenaren. Ook de perspectieven van jongeren weerspiegelen verschillende percepties van veiligheid; zo worden jongeren vaak als risicogroep beschouwd, terwijl ze zichzelf eerder als slachtoffer van de veiligheidsmaatregelen zien.
Conclusie
In de veiligheidsindex worden onveiligheidsgevoelens weinig geïnterpreteerd en vooraf ingekaderd waardoor een eenduidig beeld geschetst wordt waarop beleidskeuzes gebaseerd worden. Het is niet alleen een meetinstrument, maar ook een politiek sturingsinstrument geworden. Er wordt niet afgestemd op de diversiteit van betekenissen van veiligheid en er is geen ruimte voor interpretatie. De vooruitgang van de veiligheid in de wijk komt niet naar voren in het indexcijfer, en de veiligheidsrisico’s worden dan ook volgens een heel specifiek ambtelijk perspectief op veiligheid in kaart gebracht. In dit artikel zijn de perspectieven van bewoners, professionals en jongeren onderscheiden, waaruit blijkt dat er zeer verschillend gedacht wordt over veiligheid en de maatregelen die genomen worden tegen onveiligheid. Het lijkt erop dat de wijk sociaaleconomisch getransformeerd wordt door bestuurders en makers van beleid die deze wijk onveilig achten, wat oneerlijk is en geen recht doet aan culturele, sociale, economische en historische kenmerken van een wijk als het Oude Westen.
Artikel ‘Geheimen van jongeren. De Antwerpse jeugd en haar nachtleven in de vroege twintigste eeuw.’ Margo de Koster & Herbert Reinke
In de vroege twintigste eeuw baarde de toegang tot het nachtleven van jeugd in steden grote zorgen voor sociale hervormers en overheden. In dit artikel wordt nagegaan of zich een vergelijkbare situatie voordeed in Antwerpen in de vroege twintigste eeuw. Hierbij speelt het achterliggende conflict tussen regulerende instanties en jeugdigen over wat wel en niet mag op bepaalde tijden in de nacht een belangrijke rol. Het concept ‘transgressie’ (Ferel, 2011) is bruikbaar om de betekenis van anders, non-conformistisch handelen te kunnen vatten; het verbreedt de blik van normovertreding en verstoring naar gedragingen die hooguit ‘ongehoorzaam’ zijn door een andere opvatting over normaliteit en conventioneel gedrag.
Gebruikte bronnen
De auteurs van dit artikel hebben de beschikking tot persoonsdossiers van berechte en geplaatste jongeren uit het Belgische jeugdrechtssysteem, waardoor ze zicht kunnen krijgen op het dagelijks leven, persoonlijke leefwereld, geheimen en de stem van jongeren uit lagere klassen. Deze persoonsdossiers bevatten rapporten van maatschappelijke werkers, opvoeders, psychiaters en verhoren door politie en jeugdrechters. Aan jongens is zelden gevraagd om hun nachtleven toe te lichten, daarom is er voor jongens ook gekeken naar dossiers van de staatsobservatie-instelling van Mol. Gesteld kan worden dat deze dossiers van ‘justitiejongeren’ een deviant beeld geven van de Antwerpse arbeidersjeugd. Het klopt dat deze jongeren overwegend afkomstig waren uit de minst welvarende en kwetsbare gezinnen van de arbeidsklasse, maar dit was ook precies de doelgroep waarover de ‘moral panic’ bestond omtrent het nachtleven. Deze ‘justitiejongeren’ pleegden echter zelden ernstige misdrijven, maar het ging vooral om kleine vermogensdelicten en probleemgedrag.
Daarnaast is gebruik gemaakt van processen-verbaal die de politie opstelde bij overtredingen en zogenoemde ‘gebeurtenisboeken’ waarin overige incidenten genoteerd werden.
Jonge nachtraven
Er was dus sprake van een toenemende bezorgdheid over de toegang van jongeren tot het nachtleven, wat in de eerste plaats voortvloeide uit de veranderende nachtpatronen van het stadsleven zelf. Door een groei van de economie, consumptie en commerciële vermaakindustrie ontstond een toenemend nachtelijk gebruik van de openbare ruimte. Door ingrijpende veranderingen die de versnelde verstedelijking, verhoogde migratie en uitbreiding van de loonarbeidereconomie teweegbracht in de sociale positie van westerse arbeidsjongeren, spitste de ongerustheid zich vooral toe op het nachtleven van de jeugd. Zo hadden jongeren een grotere bewegingsvrijheid, al gold dit in veel mindere mate voor meisjes. Daarnaast waren er fundamenteel nieuwe leefomstandigheden- en stijlen werkende jongeren; zo werd er veel geld besteed aan consumptiegoederen. Voor jonge vrouwen werd dit in verband gebracht met algehele normvervaging en zedenverwildering. Er ontstonden allerlei initiatieven om de vrijetijdsbesteding te laten plaatsvinden in kaders van jeugdclubs, patronaten en andere verenigingen, dat weinig succes had. Daarnaast werden wettelijke maatregelen genomen om ‘immoreel’ gedrag van jongeren aan te pakken; door middel van ‘niet delinquente’ interventiegronden kon opgetreden worden tegen de meest uiteenlopende vormen van jeugdig probleemgedrag, met name uitgaansactiviteiten en ongeoorloofd seksueel gedrag van meisjes.
Soorten vermaak en politiecontrole
Openbare stedelijke ruimte, in het bijzonder de straten, vormden belangrijke ontmoetingsplekken voor de arbeidersklasse. Daarnaast werd vaak met ouders en andere familie een bezoek gebracht aan markten en winkelstraten op zaterdagavond. Kenmerken waren jongeren en volwassenen die dansten in de straten, wat tot vrij laat in de twintigste eeuw gebeurde. Het caféleven was vooral van belang voor het netwerk van mannen voor het onderhouden van relaties met buren, verwanten of collega’s. Vrouwen bleven hier echter vaak weg vanwege angst om aangezien te worden als prostituee. In de vroege twintigste eeuw ging het bezoek aan de bioscoop en de danszaal deel uitmaken van het nachtleven van jongeren. Dit was vanwege de sfeer, schaarse verlichting in de danszalen en veelal Amerikaanse, erotische films in de bioscopen zeer tegen de zin van morele hervormers in.
Voor de Tweede Wereldoorlog bestond er geen aparte jeugdpolitie, maar maakte toezicht over jeugdigen onderdeel uit van het normale politieoptreden. Een derde van alle processen-verbaal die uitgeschreven werden door Antwerpse agenten, stond in relatie tot openbare orde en rust. Formele politie-interventie was echter niet de regel; de politie verkoos toezicht boven interventie. Jongeren kwamen slechts zelden voor in een officieel proces-verbaal. De politie gaf hiermee geen gehoor aan de oproep van burgerlijke elites om via het nieuw jeugdrecht op te treden tegen het losbandige (uitgaans)gedrag van jeugdigen. Naast de eigen prioriteiten van de politie, hadden ze ook eigen specifieke definities van jeugdcriminaliteit. Zo was de politie wel bezorgd over jonge vrouwen en seksuele gevaren en prostitutie praktijken en dit werd ook afgekeurd, maar meer vanuit een beschermende houding ten opzichte van deze vrouwen. De politie trad vaak pas op als de jongeren zich in de ‘nette’ straten begaven en zich hier te rumoerig of verdacht gedroegen.
Ouders en het nachtleven
Ouders vormden veel meer dan de politie een bron van regulering van de nachtelijke activiteiten van jongeren. Sinds 1912 ontstond de mogelijkheid van ouders om een klacht in te dienen tegen hun ontspoorde of onhandelbare zoon of dochter. Er verschenen dan ook veel minderjarigen voor de Belgische rechter op grond van dit ‘wangedrag’. De meeste klachten kwamen echter niet voort uit het nachtleven van deze jongeren, maar vormden een reactie op maatschappelijke, fundamentele veranderingen die de samenstelling van het gezinsinkomen en machtsbalans wijzigden. Zo verwierven jonge loonarbeiders meer autonomie en economische macht en gingen vaker tegen ouderlijke controle in. Ook werden ouders afhankelijk van hun verdienende kinderen en hadden ze meer moeite om de levens van hun kinderen te controleren.
Het nachtleven vormde voor jongeren een vlucht uit hun monotone baan en vaak ellendige en armoedig bestaan. Vooral voor meisjes was het contrast tussen hun dag- en nachtleven groot vanwege de uitzonderlijke vrijheid van toezicht van familie en andere controlerende kaders. Toch waren vrouwen erg op hun hoede voor roddels en schande, en waren ze zich bewust van gevaarlijke en ongeschikte tijdstippen, plaatsen en gedragscodes op straat. Zo liepen vrouwen niet ’s nachts alleen over straat, maar aan het begin van de twintigste eeuw wilden vrouwen hierbij niet meer vergezeld worden door een mannelijk familielid. Dit weerspiegelde de nieuwe autonomie en identiteit van jonge vrouwen in deze tijd. In plaats van een mannelijk familielid, begaven vrouwen zich liever in hechte kringen van vriendinnen.
De bioscopen en danszalen waren plekken waar geheime en andere, onconventionele ontmoetingen en ervaringen mogelijk waren; de plek waar ruimte was voor het geheime ‘tweede leven’ (Presdee, 2000). Danszalen waren de plek om voor langere tijd en ongezien te mengen met jongeren van het andere geslacht, wat deze plekken aantrekkelijk maakte. Het geheim van de nacht verschafte jongeren ook een belangrijk gevoel van verbondenheid en konden deel uitmaken van een eigen nieuwe jongerencultuur. Daarnaast waren deze arbeidsjongeren van mening dat ze recht hadden op hun nachtelijk vermaak en dit andere, geheime leven wat ze daar vonden.
Conclusie
Antwerpen faalde in de vroege twintigste eeuw, net als andere steden, om de ‘losgeslagen’ arbeidsjongeren onder controle te houden en te bannen uit het nachtleven. Regulering van nachtelijke activiteiten van jongeren door de politie was bijzonder zwak en maakte deel uit van hun algemene taak om orde en rust te bewaren. De meeste incidenten werden informeel afgehandeld, en voor jongeren was het vooral van belang om niet betrokken te raken bij grote vechtpartijen of overlast in ‘nette’ straten. Vandaag wordt in de Verenigde Staten getracht minderjarigen te weren uit het nachtleven, en ook in Europa is veel aandacht voor overlast door jongeren ’s nachts. In Antwerpen speelden ouders de meest actieve rol in de regulering van het nachtleven en zij schakelden vaak gerechtelijke autoriteiten in. Het was deze ouders er echter vooral om te doen een einde te maken aan gezinsconflicten en het in evenwicht houden van de gezinseconomie. Voor de jongeren zelf ging het niet om het schoppen van rebellie of protest, maar bood het nachtleven een plek voor het beleven van een geheim ‘tweede leven’. Hier konden ze ontsnappen aan de routine van alledag, traditionele controle en heersende normen. Daarnaast bood die nachtelijk vermaak een gevoel van verbondenheid en het gevoel van behoren tot de nieuwe generatie van de moderne jeugd, met bijbehorende geheime codes, rituelen, regels en taal.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
620 |
Add new contribution